Alle rechtspraak  

IEF 22771

Hongaarse rechter vraagt HvJEU om duidelijkheid over gebruik van perspublicaties door AI-chatbots

HvJ EU 10 mrt 2025, IEF 22771; C-250/25 (Like Company tegen Google Ireland Limited), https://www.ie-forum.nl/artikelen/hongaarse-rechter-vraagt-hvjeu-om-duidelijkheid-over-gebruik-van-perspublicaties-door-ai-chatbots

Budapest Környéki Törvényszék 10 maart 2025, IEF 22771, IT 4900; C-250/25 (Like Company tegen Google Ireland Limited). Like Company is een Hongaars persuitgever die online nieuwsartikelen publiceert. De artikelen worden beschermd door het auteursrecht en genereren advertentie-inkomsten. Google Ireland Limited exploiteert onder meer de generatieve AI-chatbot Gemini (voorheen Bard), die gebaseerd is op een groot taalmodel (LLM). Deze chatbot is interconnecteerbaar met de zoekmachine Google Search en geeft gebruikers tekstuele antwoorden, waaronder samenvattingen van nieuwsartikelen. Like Company stelt dat de chatbot van Google op verzoek een samenvatting gaf van een van haar artikelen over een bekende Hongaarse zanger. Volgens Like Company citeerde de chatbot uit haar beschermde content en maakte deze beschikbaar voor het publiek zonder toestemming of vergoeding. De centrale vraag is of de wijze waarop Gemini (Bard) perspublicaties verwerkt, samenvat en weergeeft, in strijd is met de auteursrechten en naburige rechten van persuitgevers zoals neergelegd in artikel 15 van de DSM-richtlijn en artikelen 2 en 3 lid 2 van de Infosamenlevingrichtlijn. Like Company stelt dat Google hiermee zonder toestemming gebruikmaakt van haar perspublicaties door reproductie en mededeling aan het publiek. Google betwist dat er sprake is van auteursrechtinbreuk. De Hongaarse rechter stelt prejudiciële vragen aan het HvJEU. Deze zijn, samengevat en vertaald, als volgt:

IEF 22768

Conclusie A-G Spielmann: Kritische publicatie van reeds bestaand werk kan auteursrechtelijk beschermd zijn

HvJ EU 26 jun 2025, IEF 22768; ECLI:EU:C:2025:488 (Călinescu‑instituut en FNSA tegen TB en VP), https://www.ie-forum.nl/artikelen/conclusie-a-g-spielmann-kritische-publicatie-van-reeds-bestaand-werk-kan-auteursrechtelijk-beschermd-zijn

Conclusie A-G 26 juni 2025, IEF 22768, IEFbe 3927; ECLI:EU:C:2025:488 (Călinescu‑instituut en FNSA tegen TB en VP). Professor Slușanschi heeft een kritische editie gepubliceerd van een oorspronkelijk Latijns werk van prins Cantemir over de geschiedenis van het Ottomaanse hof. Dit werk behoort tot het publiek domein en werd in het Latijn bewerkt. Het Latijnse manuscript van prins Cantemir, waarop de kritische editie van Slușanschi is gebaseerd, werd in 1984 ontdekt aan Harvard University. Naast de kritische publicatie van Slușanschi in het Latijn werd het werk van Cantemir ook in het Roemeens gepubliceerd, in een vertaling van professor Slușanschi. Na het overlijden van professor Slușanschi in 2013 droegen zijn erfgenamen, TB en VP, het gebruiksrecht van zijn transcripties en vertalingen over aan het Călinescu-instituut, dat deze vervolgens ter beschikking stelde aan de FNSA. In 2015 publiceerde de FNSA een tweetalige editie van Cantemirs werk, waarbij de Latijnse tekst was voorzien van kritische noten en waarbij de kritische editie van Slușanschi volledig was overgenomen, inclusief niet-gepubliceerde aanvullingen. TB en VP spanden hiertegen een rechtszaak aan en de rechter stelde een schending van het auteursrecht vast. In hoger beroep werd geoordeeld dat Slușanschi’s kritische editie een "afgeleid werk" is in de zin van de Roemeense auteurswet, aangezien het tot stand kwam door intellectuele inspanning en creatieve keuzes. Het Călinescu-instituut en de FNSA stelden cassatieberoep in. Zij betwisten dat een kritische publicatie als "afgeleid werk" kan worden aangemerkt, stellende dat bij wetenschappelijke teksten in een dode taal geen creatieve keuzes mogelijk zijn en de auteur slechts een technische, nauwkeurige reconstructie nastreeft. 

IEF 22766

Café-exploitant moet alsnog muziekvergoedingen en bijkomende kosten aan BUMA en SENA voldoen

Kantonrechter 11 jun 2025, IEF 22766; ECLI:NL:RBNHO:2025:6386 (SENA en BUMA tegen gedaagde), https://www.ie-forum.nl/artikelen/cafe-exploitant-moet-alsnog-muziekvergoedingen-en-bijkomende-kosten-aan-buma-en-sena-voldoen

Rb. Noord-Holland 11 juni 2025, IEF 22766, ECLI:NL:RBNHO:2025:6386 (SENA en BUMA tegen gedaagde). In deze zaak heeft een café-exploitant overeenkomsten gesloten met BUMA en SENA voor het openbaar maken van muziek in zijn horecagelegenheid. Op basis van deze overeenkomsten is de exploitant verplicht vergoedingen te betalen aan beide organisaties. Voor deze betalingen was een betalingsregeling getroffen, waarbij maandelijks een bedrag verschuldigd was. De exploitant heeft echter nagelaten om tijdig aan deze betalingsverplichting te voldoen. BUMA en SENA hebben daarop een procedure gestart bij de kantonrechter. Zij vorderen betaling van het resterende bedrag. Door deze wanprestatie is het volledige (restant)bedrag volgens hen opeisbaar geworden. Daarnaast maken zij aanspraak op wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en vergoeding van de proceskosten.

IEF 22763

Geen taakverwaarlozing bestuur Stichting die auteursrechten beheert, verzoek tot ontslag en benoeming nieuwe bestuurders afgewezen

Rechtbank Midden-Nederland 19 mrt 2025, IEF 22763; ECLI:NL:RBMNE:2025:1061 (Verzoeker tegen de Stichting), https://www.ie-forum.nl/artikelen/geen-taakverwaarlozing-bestuur-stichting-die-auteursrechten-beheert-verzoek-tot-ontslag-en-benoeming-nieuwe-bestuurders-afgewezen

Rb. Midden-Nederland 19 maart 2025, IEF 22763; ECLI:NL:RBMNE:2025:1061 (Verzoeker tegen de Stichting). Deze zaak betreft een geschil tussen kleinkinderen van een overleden schrijfster, wier auteursrechten ondergebracht zijn in een Stichting. Alle kleinkinderen zijn certificaathouders van de Stichting en hebben daarmee recht op een deel van de opbrengsten. Verzoeker vraagt de rechtbank om twee huidige bestuurders van de Stichting te ontslaan. Hij stelt dat zij hun taken ernstig hebben verwaarloosd door geen jaarvergaderingen bijeen te roepen en geen financiële overzichten op te stellen, zoals voorgeschreven in de statuten van de Stichting. Daarnaast verzoekt hij om zichzelf en twee andere familieleden als nieuwe bestuurders te benoemen. De rechtbank wijst beide verzoeken af. Hoewel in 2023 inderdaad geen jaarvergadering is gehouden, werd deze in 2024 wel georganiseerd. De uitnodiging is naar het bij de Stichting bekende e-mailadres van verzoeker gestuurd. Dat hij dit adres niet meer gebruikte zonder een nieuw adres door te geven, komt voor zijn eigen rekening. De vertraging bij het organiseren van de vergadering in 2024 acht de rechtbank bovendien begrijpelijk vanwege het overlijden van een medebestuurder in dat jaar.

IEF 22761

Conclusie van A-G in Pelham II: afbakening van het begrip ‘pastiche’ onder de InfoSoc-richtlijn

HvJ EU 17 jun 2025, IEF 22761; ECLI:EU:C:2025:452 (CG en YN tegen Pelham), https://www.ie-forum.nl/artikelen/conclusie-van-a-g-in-pelham-ii-afbakening-van-het-begrip-pastiche-onder-de-infosoc-richtlijn

HvJ EU Conclusie A-G 17 juni 2025, IEF 22761, IEFbe 3926; ECLI:EU:C:2025:452 (CG en YN tegen Pelham). In Pelham II vraagt het Bundesgerichtshof (BGH) opnieuw prejudiciële uitleg aan het Hof van Justitie in het langlopende geschil tussen Kraftwerk en de producers Pelham en Haas. Centraal staat een twee seconden durende sample uit Metall auf Metall, zonder toestemming verwerkt in het nummer Nur mir (1997). In Pelham I oordeelde het Hof dat dergelijke samples vallen onder het reproductierecht van artikel 2(c) InfoSoc-richtlijn. Nu vraagt het BGH of sampling toch toelaatbaar kan onder de pastiche-uitzondering van artikel 5(3)(k), mede gelet op artistieke vrijheid in artikel 13 EU-Handvest. Deze vraag raakt aan bredere thema’s rond artistiek hergebruik en het evenwicht op auteursrecht en expressievrijheid, zeker in het licht van gebruikerspraktijken op platforms als Youtube en TikTok. Artikel 17(7)(b) CDSM-richtlijn, dat bepaalde vormen van user-generated content (UGC) als “pastiche” toestaat, speelt hierbij ook een rol. De centrale vragen zijn of ‘pastiche’ een vangnet voor artistiek hergebruik vormt, en of een subjectieve bedoeling vereist is of een objectief herkenbaar karakter volstaat.

IEF 22758

Proceskostenveroordeling na ingetrokken kort geding tussen Stokke en Cybex

Rechtbank Den Haag 10 jun 2025, IEF 22758; ECLI:NL:RBDHA:2025:10217 (Stokke tegen Cybex), https://www.ie-forum.nl/artikelen/proceskostenveroordeling-na-ingetrokken-kort-geding-tussen-stokke-en-cybex

Vzr. Rechtbank Den Haag 10 juni 2025, IEF 22758; ECLI:NL:RBDHA:2025:10217 (Stokke tegen Cybex). Stokke is producent van de bekende Tripp Trapp-stoel, ontworpen door Peter Opsvik, en beschikt over de licentie op de bijbehorende intellectuele eigendomsrechten. Cybex heeft een kinderstoel ontwikkeld, de Iris Chair, die zij in Europa wil verhandelen, onder meer via het Nederlandse bedrijf Baby Jungle. Stokke startte daarop een kort geding tegen Cybex, Cybex Retail en Baby Jungle wegens vermeende auteursrechtinbreuk, maar trok deze procedure in nadat Baby Jungle vrijwillig aan de belangrijkste vorderingen had voldaan. Kort daarop startte Stokke een tweede kort geding tegen Cybex en twee andere retailers, Babypark en Baby-Dump, maar trok ook deze procedure in nadat Cybex verweer had gevoerd tegen de bevoegdheid van de Haagse voorzieningenrechter. Vervolgens startte Stokke een bodemprocedure bij de rechtbank Den Haag en een nieuw kort geding bij de rechtbank Gelderland. Cybex en Cybex Retail vorderen daarop in deze procedure een proceskostenveroordeling vanwege de ingetrokken kort gedingen, hetgeen door Stokke wordt betwist.

IEF 22755

Reclamebureau aansprakelijk voor auteursrechtinbreuk op foto

Rechtbank Limburg 4 sep 2024, IEF 22755; ECLI:NL:RBLIM:2024:5973 (Eiser tegen gedaagden), https://www.ie-forum.nl/artikelen/reclamebureau-aansprakelijk-voor-auteursrechtinbreuk-op-foto

Rechtbank Limburg 4 september 2024, IEF 22755; ECLI:NL:RBLIM:2024:5973 (Eiser tegen gedaagden). Eiser is professioneel fotograaf en houdt zich bezig met het in opdracht maken van foto’s en het beheren van een beeldbank waarvan foto’s tegen betaling mogen worden gepubliceerd. Gedaagde is een reclamebureau dat bedrijven adviseert over dagdeal-reclames op internet, onder meer via de website enkele-dagen-weg.nl. De vennoten van dit bedrijf hebben zonder toestemming en zonder naamsvermelding een foto van eiser op deze website geplaatst. Na ontvangst van een sommatie van eiser is de foto direct verwijderd. Eiser vordert €525 schadevergoeding wegens auteursrechtinbreuk. De kantonrechter stelt vast dat gedaagden niet betwisten dat de foto auteursrechtelijk beschermd is en dat het auteursrecht bij eiser berust. Ook erkennen zij dat de foto zonder toestemming en zonder naamsvermelding op hun website openbaar is gemaakt. Het verweer dat zij zich niet bewust waren van een inbreuk en niet te kwader trouw handelden, slaagt niet. Voor auteursrechtinbreuk is opzet of kwade trouw immers niet vereist. Van gedaagden mocht worden verwacht dat zij zouden onderzoeken of de foto beschermd was. De naamsvermelding van eiser had bovendien eenvoudig via internet achterhaald kunnen worden. Dat zij de foto zonder bronvermelding vonden, doet daar niet aan af.

IEF 22743

Afdeling bevestigt beperkte uitleg transparantieplicht collectieve beheersorganisaties

Raad van State 11 jun 2025, IEF 22743; ECLI:NL:RVS:2025:2618 (VCR en anderen), https://www.ie-forum.nl/artikelen/afdeling-bevestigt-beperkte-uitleg-transparantieplicht-collectieve-beheersorganisaties

Raad van State 11 juni 2025, IEF 22743; ECLI:NL:RVS:2025:2618 (VCR en anderen). De Nederlandse Vereniging van Commerciële Radio (hierna: VCR) had het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten (hierna: CvTA) verzocht handhavend op te treden tegen Sena wegens onvoldoende transparantie. Sena zou standaardlicentieovereenkomsten en tarieven (inclusief kortingen) niet openbaar maken, zoals verplicht onder artikel 2p lid 1 sub c van de Wet toezicht. Het CvTA gaf op 20 december 2018 een bindende aanwijzing aan Sena om deze informatie te publiceren. Sena en NPO maakten bezwaar; het CvTA verklaarde deze deels gegrond vanwege onduidelijke motivering, maar liet de aanwijzing grotendeels in stand. In 2021 oordeelde de rechtbank dat de betrokken overeenkomsten tussen Sena en NPO/RPO/NLPO geen standaardlicentieovereenkomsten zijn en geen normaal toepasselijke tarieven bevatten. Ze zijn individueel uitonderhandeld (bijv. ‘lump sum’-bedragen), wat buiten de reikwijdte van artikel 2p Wet toezicht valt. De aanwijzing werd daarom vernietigd en herroepen. VCR en anderen betogen dat de rechtbank artikel 2p van de Wet toezicht onjuist heeft geïnterpreteerd door ten onrechte de grammaticale uitleg voorop te stellen en de andere methoden hooguit als mogelijke grond om daarvan af te wijken.

IEF 22737

Uitspraak ingezonden door Anne Bekema en Julie Visser, AC&R

Ook in hoger beroep blijkt VAAAM niet te bevoegd om de auteursrechten van fotografen te handhaven

Hof Amsterdam 3 jun 2025, IEF 22737; ECLI:NL:GHAMS:2025:1442 (VAAAM tegen EEN Media c.s.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/ook-in-hoger-beroep-blijkt-vaaam-niet-te-bevoegd-om-de-auteursrechten-van-fotografen-te-handhaven

Hof Amsterdam 3 juni 2025, IEF 22737; ECLI:NL:GHAMS:2025:1442 (Vaaam tegen EEN Media c.s.). VAAAM vertegenwoordigt fotografen Tippetts, Blaublut, Instar en Avalon in het handhaven van hun auteursrechten, al dan niet als licentiehouder. De zaak gaat om plaatsen van foto’s op verschillende websites zonder toestemming door EEN Media c.s. In eerste aanleg heeft VAAAM onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat zij de rechthebbende is van de foto's van Blaublut, Instar en Avalon [zie IEF 21346]. Ten aanzien van Tippetts heeft een van de vennootschappen van EEN Media c.s. geen bewijs geleverd dat zij toestemming hadden voor gebruik van de foto, waardoor deze vordering tot schadevergoeding werd toegewezen. In hoger beroep komt VAAAM op tegen de afwijzing van de rest van de vorderingen. Het hof komt, net als de rechtbank, tot het oordeel dat VAAAM alleen voor de foto’s van de rechtstreeks bij haar aangesloten fotograaf Tippetts heeft aangetoond dat zij bevoegd is een gebod tot staking van inbreukmakend gebruik daarvan en/of schadevergoeding te vorderen. In het geval van Instar en Avalon heeft VAAAM nagelaten de procedure daadwerkelijk in naam van de client aanhangig te maken. Bij Blaublut heeft VAAAM niet nader toegelicht hoe het recht dat van toepassing is op de overeenkomst de kwestie regelt. Het Zwitserse recht laat deze constructie namelijk niet toe. Door VAAAM is, aldus het hof, onvoldoende onderbouwd gesteld dat zij de vorderingen tot handhaving heeft ingesteld namens de auteursrechthebbenden. Hierin is zij dus niet-ontvankelijk. 

IEF 22732

Verzoek om prejudiciële beslissing over overdracht gebruiksrecht foto's

Duitse Gerechten 24 feb 2025, IEF 22732; (Verzoekster tegen verweerster), https://www.ie-forum.nl/artikelen/verzoek-om-prejudiciele-beslissing-over-overdracht-gebruiksrecht-foto-s

Verzoek van Oberlandesgericht Düsseldorf 24 februari 2025, IEF 22732, IEFbe 3919; C-176/25-1 (Verzoekster tegen verweerster).  Verzoekster verkoopt online accessoires voor auto’s, waaronder automatten. Met een professioneel fotograaf heeft zij van 2014 tot 2018 een mondelinge overeenkomst gehad om foto’s te maken van deze automatten. Over het gebruik of de overdracht van de gebruiksrechten van de door de fotograaf vervaardigde foto’s aan verzoekster werd niets schriftelijk overeengekomen. Verweerster heeft in 2018 verschillende automatten aangeboden via eBay en hierbij de foto’s die in opdracht van verzoekster zijn gemaakt gebruikt ter illustratie. Verzoekster ziet in deze publicatie een inbreuk op haar rechten op het gebruik van de foto’s. Het Landgericht ging ervan uit dat de fotograaf de exclusieve rechten rechtsgeldig heeft overgedragen en heeft verweerster veroordeeld tot staking. Verweerster meent in hoger beroep dat verzoekster geen procesbevoegdheid heeft, omdat er geen sprake is van een geldige overdracht van de exclusieve rechten. Daarnaast betwist verweerster het toe te passen recht en stelt dat het Poolse recht van toepassing is volgens artikel 4 lid 2 van Rome I. Het Oberlandesgericht Düsseldorf stelt het Hof van Justitie van de Europese Unie de volgende vragen over de uitleg van artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen. De vragen zijn als volgt: