Gepubliceerd op vrijdag 14 november 2025
IEF 23084
Hoge Raad ||
16 apr 1999
Hoge Raad 16 apr 1999, IEF 23084; ECLI:NL:HR:1999:ZC2889 (Bigott en Batco tegen Doucal ), https://www.ie-forum.nl/artikelen/ie-klassieker-bigott-en-batco-doucal

IE-Klassieker: Bigott en Batco/Doucal

HR 16 april 1999, IEF 23084; ECLI:NL:HR:1999:ZC2889 (Bigott en Batco/Doucal)

Onderwerp:
Samenloop en moment van beoordeling

Feiten:
Doucal heeft beslag gelegd op de goederen van Bigott en Batco wegens inbreuk op merkenrecht en auteursrecht. Bigott en Batco stellen dat dit beslag onrechtmatig is.

Rechtsregel (r.o. 3.7):
De totaalindruk die wordt opgeroepen; meer gewicht toekennen aan de punten van overeenstemming dan die van verschil.
 

3.7 Bij de beoordeling van deze klachten moet worden vooropgesteld dat - anders dan in subonderdeel b) wordt betoogd - het Hof ter beantwoording van de vraag of sprake is van inbreuk op het recht op voormeld beeldmerk, weliswaar eerst (het uiterlijk van) het DELTA-pakje had te vergelijken met (het uiterlijk van) het BELMONT-pakje (waarbij het Hof mocht afgaan op eigen waarneming en, anders dan subonderdeel a) onder aa) en bb) tot uitgangspunt neemt, niet was gebonden aan de stellingen van partijen), maar dat het vervolgens bij het waarderen van de uitkomst van deze vergelijking een aantal merkenrechtelijke, uit de beschermingsomvang van het merkrecht voortvloeiende regels had in acht te nemen. Van deze regels is hier vooreerst van belang de regel volgens welke de rechter, wanneer hij in het kader van de inbreukvraag de uitkomsten van een vergelijking als voormeld waardeert, daarbij meer gewicht behoort te hechten aan de punten van overeenstemming dan aan die van verschil. Voorts is van belang dat de rechter zich bij zijn waardering niet tot de uitkomsten van zijn vergelijking mag beperken, maar ook de andere relevante omstandigheden van het geval in zijn oordeel dient te betrekken. Daartoe behoren onder meer het onderscheidend vermogen en, in verband daarmee, de mate van bekendheid van het oudere merk en, in een geval als het onderhavige, waar het - mede gezien het hiervoor aan het slot van 3.7 vermelde uitgangspunt van het Hof - gaat om een begrensde markt, het uiterlijk van de overige op deze markt verkrijgbare soortgelijke waren. In dit een en ander ligt besloten dat het oordeel over de vraag of sprake is van inbreuk, niet van zuiver feitelijke aard is en daarom zodanig moet worden gemotiveerd dat partijen en de cassatierechter in staat zijn na te gaan of de rechter die over de feiten oordeelt, bij het vormen ervan vorenbedoelde merkenrechtelijke regels heeft nageleefd. Daarmee wil niet zijn gezegd dat de rechter steeds in zijn motivering tot uitdrukking moet brengen dat hij deze regels heeft in acht genomen, maar wel dat zijn motivering op dit stuk geen ruimte voor gerede twijfel behoort te laten.

De door het Hof in rov. 4.8 voor zijn oordeel bijgebrachte motivering voldoet in verschillende opzichten niet aan dit laatste vereiste. In de eerste plaats doet deze motivering immers, nu daarin slechts globaal wordt aangegeven waarin de beide verpakkingen overeenstemmen, maar minutieus wordt nagegaan in hoeverre zij verschillen, tenminste de vraag rijzen of het Hof deze verschillen niet zwaarwegender heeft geoordeeld dan de overeenkomsten. In de tweede plaats valt uit 's Hofs motivering niet met voldoende zekerheid op te maken met welke andere omstandigheden het rekening heeft gehouden. Het Hof verwijst weliswaar naar "de globale eenvormigheid van het merendeel van de sigarettenpakjes", maar nu het Hof niet rept van, laat staan ingaat op de stelling van Bigott en Batco dat het BELMONT-pakje op Aruba niet alleen zeer bekend is, maar zich bovendien sterk onderscheidt van het uiterlijk van alle andere daar verkrijgbare sigaretten, is onzeker of het Hof dusdoende nu al dan niet uitsluitend ziet op de op de Arubaanse markt gangbare verpakkingen. Dat klemt te meer nu bedoelde formulering het niet mogelijk maakt vast te stellen of het Hof hier al dan niet mede doelt op het viertal, volgens rov. 4.6 door Doucal overgelegde pakjes waarvan Bigott en Batco hadden gesteld dat ze niet op Aruba verkrijgbaar waren. Kortom, ook op dit stuk geven 's Hofs overwegingen onvoldoende inzicht in zijn gedachtengang, waardoor het Hof ook op dit stuk in zijn motiveringsplicht is tekortgeschoten. Een daarop gerichte klacht ligt in het onderdeel besloten en treft doel. De overige klachten van het onderdeel behoeven daarom geen behandeling.