IEF 22592
10 maart 2025
Uitspraak

Hof wijst inzageverzoek toe in auteursrechtzaak over software tussen WFC c.s. en ECA c.s.

 
IEF 22591
10 maart 2025
Artikel

De beperkte betekenis van het ONB arrest voor de Nederlandse praktijk

 
IEF 22590
10 maart 2025
Uitspraak

Rechter bevestigt dat art. 30a Aw dwingend recht van openbare orde is in zaak PACE tegen MOJO

 
IEF 22592

Uitspraak ingezonden door Noa Naaman, DLA Piper.

Hof wijst inzageverzoek toe in auteursrechtzaak over software tussen WFC c.s. en ECA c.s.

Hof Amsterdam 18 feb 2025, IEF 22592; ECLI:NL:GHAMS:2025:447 (WFC c.s. tegen ECA c.s.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/hof-wijst-inzageverzoek-toe-in-auteursrechtzaak-over-software-tussen-wfc-c-s-en-eca-c-s

Hof Amsterdam 18 februari 2025, IEF 22592, IT 4807; ECLI:NL:GHAMS:2025:447 (WFC c.s. tegen ECA c.s.). World Freight Company, appellant 2 en appellant 3 (hierna samen: WFC c.s.) vorderen in dit kort geding op grond van art. 843a Rv inzage in en/of afgifte van in beslag genomen bescheiden. Zij willen hiermee onderbouwen dat Euro Cargo Aviation (hierna: ECA) en Take Off Aviation (hierna: TOA), met medewerking van Aviation IT Systems (hierna: AITS, hierna samen: ECA c.s.), auteursrechtinbreuk plegen door software te exploiteren die een bewerking is van software waarop WFC c.s. exclusieve rechten bezitten. De feiten zijn in het bestreden vonnis correct weergegeven [zie IEF 21494]. De voorzieningenrechter concludeerde in dit vonnis dat er geen grond was die het beslag rechtvaardigde en heeft het beslag daarom opgeheven. WFC c.s. hebben in principaal hoger beroep zes grieven aangevoerd en concluderen tot vernietiging van het bestreden vonnis. ECA c.s. hebben incidenteel hoger beroep ingesteld, onder de voorwaarde dat het hof een of meer grieven van WFC c.s. gegrond zal bevinden.

IEF 22591

Artikel ingezonden door Roland Wigman, Wigman Versteeg Sprey advocaten.

De beperkte betekenis van het ONB arrest voor de Nederlandse praktijk

Artikel geschreven door Roland Wigman. 

Inleiding
Op 6 maart 2025 heeft het Hof van Justitie arrest gewezen in een zaak over de toelaatbaarheid van een regeling waarbij rechten van een uitvoerend kunstenaar aan een andere partij toekomen. In dit artikel bespreek ik de gevolgen van dit arrest voor de Nederlandse praktijk. De auteurswet en de wet naburige rechten kennen bepalingen waarbij die rechten niet (of niet volledig) toekomen aan de feitelijke maker, maar aan een andere partij. Dit gebeurt vaak in situaties waarin de wetgever het praktisch of economisch wenselijk vindt dat een andere partij - zoals een werkgever of een filmproducent - de rechten verkrijgt. Dit wordt wel het fictief makerschap genoemd. Een voorbeeld is het auteursrecht van een werkgever: als je in dienst bent bij een werkgever en je regelt niet iets anders in je arbeidsovereenkomst dan komt het auteursrecht op jouw werk toe aan de werkgever (voor zover dat werk onder jouw taken viel, de rechten op een door een banketbakker in loondienst thuis of onder werktijd geschreven gedicht blijven ‘gewoon’ bij deze banketbakker).

IEF 22590

Uitspraak ingezonden door Joep Meddens, Höcker advocaten.

Rechter bevestigt dat art. 30a Aw dwingend recht van openbare orde is in zaak PACE tegen MOJO

Rechtbank Den Haag 5 mrt 2025, IEF 22590; (PACE tegen MOJO en BUMA), https://www.ie-forum.nl/artikelen/rechter-bevestigt-dat-art-30a-aw-dwingend-recht-van-openbare-orde-is-in-zaak-pace-tegen-mojo

Rb. Den Haag 5 maart 2025, IEF 22590 (PACE tegen MOJO en BUMA). PACE Rights Entertainment (hierna: PACE) is een Britse onderneming die auteursrechthebbenden ondersteunt bij het beheren van hun rechten op live uitgevoerde muziek, zoals bij concerten en festivals in Nederland. Daarom heeft zij MOJO Concerts (hierna: MOJO) meerdere keren facturen gestuurd voor de verschuldigde licentievergoeding voor de openbaarmaking van deze muziek. MOJO heeft PACE laten weten dat zij de auteursrechtlicenties die PACE verstrekt, of de facturen die zij verzendt, niet kan accepteren, omdat PACE niet beschikt over de wettelijk verplichte toestemming op grond van artikel 30a Aw. PACE stelt echter dat zij niet hoeft te voldoen aan dit artikel, omdat het Nederlandse recht niet op haar van toepassing is en zij individueel in plaats van collectief beheert. Deze zaak draait om een concert van de band Dream Theater, georganiseerd door MOJO. MOJO heeft de factuur van PACE hiervoor niet betaald. PACE stelt dat MOJO als organisator toestemming nodig had en een licentievergoeding verschuldigd is aan de auteursrechthebbenden van de uitgevoerde muziekwerken. Omdat MOJO deze toestemming niet had, zou zij volgens PACE inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht. PACE vordert bij de Nederlandse rechter een verklaring van recht over deze inbreuk, danwel een verklaring van onrechtmatig handelen. BUMA heeft zich in de zaak gevoegd aan de zijde van MOJO, omdat zij als enig vergunninghouder in Nederland belanghebbende is.

IEF 22587

Gerecht bevestigt weigering inschrijving merk 'EAST INDIES GIN'

Gerecht EU (voorheen GvEA) 5 mrt 2025, IEF 22587; ECLI:EU:T:2025:208 (Victor Waskito Purwana tegen EUIPO), https://www.ie-forum.nl/artikelen/gerecht-bevestigt-weigering-inschrijving-merk-east-indies-gin

Gerecht van de Europese Unie 5 maart 2025, IEF 22587; IEFbe 3885; ECLI:EU:T:2025:208 (Victor Waskito Purwana tegen EUIPO). Deze zaak betreft het beroep van Victor Waskito Purwana tegen de beslissing van de Kamer van Beroep van het EUIPO, waarbij de inschrijving van het beeldmerk "EAST INDIES GIN" als Uniemerk is geweigerd. De verzoeker vordert de nietigverklaring van deze beslissing. De verzoeker heeft een internationale registratie verkregen voor een merk dat betrekking heeft op waren zoals gedistilleerde alcoholische dranken, whisky, brandy, wodka, rum, gin, likeuren, wijn, sake en alcoholische cocktails. Het EUIPO ontving de kennisgeving van deze registratie en wees de aanvraag tot inschrijving af op grond van het ontbreken van onderscheidend vermogen en het misleidende karakter van het merk. De verzoeker stelde beroep in tegen deze beslissing. De Kamer verwierp het beroep en oordeelde dat er een voldoende directe en specifieke relatie bestond tussen het merk en de betrokken waren, waardoor het relevante publiek het merk zou opvatten als een beschrijving van de geografische herkomst. De Kamer oordeelde verder dat het merk gedeeltelijk misleidend was. De verzoeker vordert de nietigverklaring van de bestreden beslissing en voert twee middelen aan: ten eerste dat het merk niet beschrijvend is en ten tweede dat het niet misleidend is.

IEF 22586

Uitspraak ingezonden door Walter Blansjaar, Wildenberg Advocaten.

Hof stelt vast dat negatieve e-mails door appellante verzonden zijn, hoger beroep slaagt niet

Hof Arnhem-Leeuwarden 3 dec 2024, IEF 22586; ECLI:NL:GHARL:2024:7455 (Appellante tegen Arhanta c.s.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/hof-stelt-vast-dat-negatieve-e-mails-door-appellante-verzonden-zijn-hoger-beroep-slaagt-niet

Hof Arnhem-Leeuwarden 3 december 2024, IEF 22586, IT 4805; ECLI:NL:GHARL:2024:7455 (Appellante tegen Arhanta c.s.). Geïntimeerde 3 verzorgt via zijn ondernemingen Arhanta Yoga International en Arhanta Yoga Netherlands (hierna samen: Arhanta c.s.) een yogadocentenopleiding. In november 2020 is een e-mail verstuurd naar oud-cursisten van Arhanta c.s., waarin de afzender zich negatief uitlaat over Arhanta c.s. Volgens Arhanta c.s. heeft appellante, die in het verleden werkzaam was bij Arhanta c.s. en getrouwd was met de broer van geïntimeerde 3, deze mails verzonden. Arhanta c.s. stelt dat appellante daarnaast een e-mail aan geïntimeerde 3 heeft gestuurd, waarin zij zou hebben gedreigd belastende informatie te openbaren als zij geen geldbedrag zou ontvangen. Appellante betwist dat zij deze berichten heeft verzonden. In hoger beroep draait het om de vraag of er voldoende bewijs is dat appellante de mailberichten heeft verstuurd en of de mailberichten aan de oud-cursisten onrechtmatig zijn. In een tussenuitspraak in eerste aanleg, waarin de vorderingen deels op auteursrecht waren gebaseerd, oordeelde de rechtbank dat onvoldoende was bewezen van wie de e-mails afkomstig waren [zie IEF 22450].

IEF 22589

Online Update - Fictief makerschap na het ONB-arrest | dinsdag 13 mei 2025

In een ontbijtsessie van een uur neemt Peter Teunissen (Radboud Universiteit) ons mee in het leerstuk van fictief makerschap na het ONB-arrest. Op 6 maart 2025, heeft het Hof van Justitie antwoord gegeven op de prejudiciële vragen die gesteld werden in een zaak van drie musici tegen het Orchestre national de Belgique (ONB). Het Hof verklaarde de verplichte overdracht van rechten op grond van een wettelijke regeling (in dit geval een Koninklijk Besluit) onverenigbaar met het Unierecht. Dit arrest heeft verstrekkende implicaties voor de bescherming van uitvoerende kunstenaars en de manier waarop nationale rechtsstelsels invulling geven aan de allocatie van auteurs- en naburige rechten in arbeidsverhoudingen en andere gevallen.

Wat betekent dit voor uw praktijk? En hoe verhoudt dit arrest zich tot de fictieve makersregeling in Nederland en België? Dat behandelen we tijdens deze eerste online update.

IEF 22588

Het ONB-arrest: België moet wetgeving over overdracht van naburige rechten aan werkgever aanpassen

HvJ EU 6 mrt 2025, IEF 22588; ECLI:EU:C:2025:141 (Musici tegen de Belgische Staat), https://www.ie-forum.nl/artikelen/het-onb-arrest-belgie-moet-wetgeving-over-overdracht-van-naburige-rechten-aan-werkgever-aanpassen

HvJ EU 6 maart 2025, IEF 22588, IEFbe 3886; ECLI:EU:C:2025:141 (Musici tegen de Belgische Staat). De zaak betreft prejudiciële vragen over de interpretatie van de artikelen 18-23 en artikel 26(2) van Richtlijn (EU) 2019/790 (DSM-richtlijn) inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt. De prejudiciële verwijzing is ingediend in een procedure tussen drie musici (FT, AL en ON) die in dienst zijn bij het Orchestre National de Belgique (ONB) en de Belgische Staat. De musici betwisten de rechtmatigheid van het Koninklijk Besluit van 1 juni 2021 betreffende de overdracht van hun naburige rechten aan de werkgever, het ONB. Dit besluit bepaalt dat musici in dienst van het ONB automatisch hun naburige rechten aan hun werkgever overdragen voor exploitatie van hun optredens, zonder hun expliciete toestemming. De overdracht omvat rechten op reproductie, distributie en communicatie aan het publiek via radio, televisie en digitale platforms, wereldwijd en voor de gehele beschermingsduur. De musici verzetten zich tegen dit besluit en brachten hun zaak voor de Belgische Raad van State, die zich afvraagt of het Koninklijk Besluit in strijd is met de DSM-richtlijn en de eerdere EU-richtlijnen. De Raad van State heeft het Hof van Justitie van de EU (HvJ-EU) de volgende vragen gesteld:

IEF 22583

Gerecht verwerpt beroep tegen nietigverklaring van het merk AMBER

Gerecht EU (voorheen GvEA) 5 mrt 2025, IEF 22583; ECLI:EU:T:2025:203 (Summerbird A/S tegen EUIPO, Puratos), https://www.ie-forum.nl/artikelen/gerecht-verwerpt-beroep-tegen-nietigverklaring-van-het-merk-amber

Gerecht van de Europese Unie 5 maart 2025, IEF 22583; IEFbe 3884; ECLI:EU:T:2025:203 (Summerbird A/S tegen EUIPO, Puratos). Deze zaak betreft het door Summerbird geregistreerde woordmerk AMBER. Puratos heeft bij EUIPO een verzoek tot nietigverklaring ingediend, stellende dat het merk beschrijvend is voor de betrokken goederen en diensten. De Nietigheidsafdeling heeft dit verzoek afgewezen. Puratos heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. De Kamer van Beroep heeft het beroep gedeeltelijk toegewezen en de eerdere beslissing vernietigd. De Kamer verklaarde het merk AMBER ongeldig voor alle in het verzoek genoemde goederen en diensten, op basis van het beschrijvende karakter ervan. Summerbird vordert bij het Gerecht vernietiging van deze beslissing en stelt dat de Kamer ten onrechte heeft geconcludeerd dat het merk AMBER beschrijvend is. EUIPO en Puratos verzoeken om verwerping van het beroep en veroordeling van Summerbird in de proceskosten. Het Gerecht onderzoekt de vordering van Summerbird en de argumenten van de andere partijen. Summerbird voert drie klachten aan tegen de beslissing van de Kamer van Beroep. De eerste klacht is dat de Kamer onterecht bewijsstukken heeft meegenomen die dateren van na de indiening van de merkaanvraag. Het Gerecht verwerpt deze klacht en overweegt dat latere documenten in aanmerking mogen worden genomen, voor zover deze relevant zijn om de situatie op de datum van indiening te beoordelen.

IEF 22584

Inbreuk op auteursrechten Dassault vastgesteld, schadevergoeding toegewezen

Rechtbank Noord-Holland 19 feb 2025, IEF 22584; ECLI:NL:RBNHO:2025:1966 (Dassault Systèmes SolidWorks Corporation tegen Hooks Creative B.V., Soopl B.V. en Soohoo Beheer B.V.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/inbreuk-op-auteursrechten-dassault-vastgesteld-schadevergoeding-toegewezen

Rb. Noord-Holland, 19 februari 2025, IEF 22584, IT 4804; ECLI:NL:RBNHO:2025:1966 (Dassault Systèmes SolidWorks Corporation tegen Hooks Creative B.V., Soopl B.V. en Soohoo Beheer B.V.) Dassault Systèmes SolidWorks Corporation, een ontwikkelaar van 3D CAD-software, heeft Hooks Creative B.V., Soopl B.V. en Soohoo Beheer B.V. gedagvaard wegens inbreuk op haar auteursrechten en exclusieve licentierechten op het softwareprogramma "SolidWorks". Hooks Creative is een ontwerpstudio voor winkelinrichting en Soopl ontwerpt kledingtrolleys. Dassault stelt dat Hooks Creative en Soopl in de periode april 2019 tot en met november 2023 zonder de vereiste licentie gebruik hebben gemaakt van haar programmatuur. Uit meldingen van de ingebouwde beveiligingstool blijkt dat zij met behulp van twee niet-legale licentiesleutels toegang hebben verkregen tot de software op ten minste vijf computers, die via IP-adressen herleidbaar zijn naar hun bedrijfslocaties. Op 21 maart 2024 heeft Dassault verlof gekregen om beslag te leggen ter bescherming van bewijs en voor het veiligstellen van de software. Op 27 maart 2024 heeft de deurwaarder dit beslag gelegd. Partijen hebben vervolgens onderhandeld over een minnelijke regeling, maar geen overeenstemming bereikt over de hoogte van de schadevergoeding. Een proces-verbaal van 10 oktober 2024 bevestigt dat de inbreukmakende software is verwijderd.

IEF 22585

Uitspraak ingezonden door Jacqueline Schaap en Bram Bogaerts advocaat, Visser Schaap & Kreijger.

Uitlatingen over diefstal geld in uitzending Oplichters Aangepakt zijn niet onrechtmatig

Rechtbank Amsterdam 26 feb 2025, IEF 22585; ECLI:NL:RBAMS:2025:1222 (Albemarle tegen Van der Spek c.s.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/uitlatingen-over-diefstal-geld-in-uitzending-oplichters-aangepakt-zijn-niet-onrechtmatig

Rb. Amsterdam 26 februari 2025, IEF 22585, IT 4803; ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2025:1222 (Albemarle tegen Van der Spek c.s.). Deze zaak gaat over een aflevering van Oplichters Aangepakt, waarin Van der Spek een zaak onderzoekt tussen mevrouw Ponzoni en [naam 1]. [naam 1] is de (indirect) bestuurder van eiser, een bedrijf dat evenementenlocaties exploiteert. [naam 1] heeft aangeboden Ponzoni te helpen met het kopen van een huis in Spanje. Hiervoor moest Ponzoni haar geld vanuit Uruguay overmaken naar zijn Amerikaanse trust. Ze heeft dit geld nooit terug gekregen. In de uitzending van Oplichters Aangepakt is de confrontatie tussen Van der Spek, Ponzoni en [naam 1] te zien. Hierbij impliceert Van der Spek dat [naam 1] het geld gestolen heeft. eiser heeft Van der Spek gesommeerd de uitzending te verwijderen en de uitlatingen te rectificeren. eiser meent dat haar bestuurder, [naam 1], in de uitzending onterecht wordt afgeschilderd als dief en oplichter. Ook zou Van der Spek c.s. voldoende informatie hebben om de uitzending zoals deze is te maken en uit te zenden. Nadat de zaak bij de Spaanse rechter geseponeerd werd en het beroep werd verworpen, probeert eiser nu bij de Nederlandse rechtbank zijn gelijk te halen.