16 dec 2025
Uitlatingen van [gedaagde partij] richting werknemers van het COA zijn onrechtmatig
Rb. Den Haag 16 december 2025, IEF 23174; ECLI:NL:RBDHA:2025:24070 (COA tegen [gedaagde partij]). Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is op grond van de wet COA belast met de opvang en begeleiding van asielzoekers in Nederland. [gedaagde partij] heeft in 2022 asiel aangevraagd in Nederland. Hij verbleef eerst in Vlissingen en kreeg na het verkrijgen van een verblijfsvergunning reguliere huisvesting. In 2023 is [gedaagde partij] begonnen met het plaatsen van berichten op sociale media waarin hij zich op een negatieve en dreigende wijze uitliet over en richting het COA. Naar aanleiding van deze berichten is aangifte gedaan, de berichten stopten daarna. Vanaf februari 2025 is [gedaagde partij] opnieuw begonnen met het plaatsen van berichten. Nu richt hij zich ook op medewerkers van de COA-locatie in Vlissingen. In deze berichten worden de medewerkers publiekelijk bij naam genoemd en/of met foto herkenbaar in beeld gebracht, in combinatie met teksten waarin zij worden beschuldigd van onder meer racisme, discriminatie, moord en het veroorzaken van zelfdoding. Ook worden de medewerkers in verband gebracht met het naziregime en worden zij herhaaldelijk uitgescholden met het woord ‘kanker’ of wordt hun deze ziekte toegewenst. Het COA heeft [gedaagde partij] in augustus 2025 gesommeerd de berichten te verwijderen en verwijderd te houden. Hier heeft [gedaagde partij] tot op de zitting geen gevolg gegeven. Het COA vordert in kort geding dat de berichten verwijderd blijven, en dat [gedaagde partij] verboden wordt om in de toekomst soortgelijke uitlatingen te doen.
Een werkgever heeft de bevoegdheid een vordering in te stellen ter bescherming van de belangen van haar (oud-)werknemers die volgens de werkgever worden geschaad door een publicatie waarin de werknemers een rol spelen in verband met de werkzaamheden die zij verrichten, het COA is daardoor ontvankelijk. De voorzieningenrechter buigt zich daarna over de vraag of de uitlatingen onrechtmatig zijn. Er vindt een belangenafweging plaats tussen de vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Alle omstandigheden moeten daarbij worden meegenomen. [gedaagde partij] heeft ter zitting verklaard dat een aantal uitingen al heeft verwijderd en deze ook verwijderd zou houden. De misstanden die hij aan de kaak wil stellen kunnen ook zonder persoonsgegevens van de werknemers te publiceren. De uitlatingen zijn onrechtmatig. De vordering van het COA wordt grotendeels toegewezen. [gedaagde partij] wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.4 De stroom aan foto’s van COA-medewerkers met beschuldigingen en verwensingen aan hun adres zijn ernstig en bedreigend en aangenomen moet worden dat deze verstrekkende gevolgen hebben voor deze medewerkers. De beschuldigingen gingen immers vergezeld van foto’s, en waren online voor iedereen zichtbaar. Tussen partijen is niet in geschil dat de door [gedaagde partij] bij naam genoemde of afgebeelde medewerkers van de het COA niet zelf de publiciteit hebben gezocht en als zogenoemde niet-publieke personen moeten worden beschouwd, dat wil zeggen als personen die geen bestuurlijke functie hebben of woordvoerder zijn van het COA, maar die slechts het beleid van het COA uitvoeren. Alle gedragingen van deze personen moeten in beginsel, en mits deze passen in de normale taakuitoefening van deze personen, aan het COA worden toegerekend. Daarbij komt dat [gedaagde partij] in staat moet worden geacht de door hem gestelde misstanden bij het COA aan de orde te stellen zonder daarbij de namen, foto’s of andere persoonsgegevens van de door het COA genoemde medewerkers, dan wel van andere COA-medewerkers zonder hooggeplaatste of bestuurlijke functie, te gebruiken. Het publiceren van dergelijke persoonsgegevens in uitingen op sociale media of elders op internet vormt een niet-gerechtvaardigde inbreuk op hun recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en is daarom onrechtmatig. Daarmee ligt de vordering van het COA onder I in beginsel voor toewijzing gereed.