Gepubliceerd op woensdag 17 december 2025
IEF 23173
Gerecht EU (voorheen GvEA) ||
19 nov 2025
Gerecht EU (voorheen GvEA) 19 nov 2025, IEF 23173; ECLI:EU:T:2025:1049 (Gürok Turizm ve Madencilik AŞ tegen EUIPO en Olav GmbH), https://www.ie-forum.nl/artikelen/lav-lav-eu-gerecht-corrigeert-te-strenge-eisen-aan-bewijs-van-normaal-gebruik

LAV/Làv: EU-Gerecht corrigeert te strenge eisen aan bewijs van normaal gebruik

Gerecht EU 19 november 2025, IEF 23173; ECLI:EU:T:2025:1049 (Gürok Turizm ve Madencilik AŞ tegen EUIPO en Olav GmbH). In deze zaak stond de vraag centraal of het Uniebeeldmerk LAV van Gürok normaal was gebruikt in de relevante vijfjaarsperiode. Nadat de Nietigheidsafdeling het merk deels in stand had gelaten (met name voor glas- en keukenwaren in klasse 21), vernietigde de Kamer van Beroep dat oordeel omdat volgens haar de omvang van het gebruik onvoldoende was aangetoond. Het EU-Gerecht fluit de Kamer van Beroep terug. Het benadrukt dat bewijs van normaal gebruik globaal en in onderlinge samenhang moet worden beoordeeld en dat geen buitensporige of onpraktische bewijslast mag worden opgelegd. Gürok had omvangrijk bewijs overgelegd (facturen, catalogi, productcodes en substantiële omzet in meerdere lidstaten), en het was onredelijk om te eisen dat duizenden factuurregels één-op-één aan catalogusproducten werden gekoppeld. Bovendien is het juridisch onjuist om bewijs van verkoop aan eindverbruikers te verlangen: ook B2B-gebruik kan normaal gebruik opleveren. Een te strenge bewijsstandaard kan bovendien strijd opleveren met het beginsel van behoorlijk bestuur (art. 41 Handvest). De beslissing van de Kamer van Beroep wordt vernietigd en EUIPO wordt in de kosten verwezen.

In de gelijktijdig gewezen zaak over het Uniebeeldmerk Làv [ECLI:EU:T:2025:1048] komt het Gerecht tot dezelfde kernconclusies. Ook hier had de Kamer van Beroep het bewijs van normaal gebruik te streng beoordeeld door onevenredige eisen te stellen aan de toelichting en kruisverwijzingen tussen facturen en catalogi. Het Gerecht herhaalt dat het bewijs niet elk element afzonderlijk hoeft te dekken en dat de omvang van het gebruik kan blijken uit een samenstel van consistente aanwijzingen. De beslissing wordt om dezelfde redenen vernietigd, met opnieuw de waarschuwing dat vervalprocedures niet mogen ontaarden in een onredelijke bewijslast voor de merkhouder.

75      In deze omstandigheden dient derhalve te worden geoordeeld dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting met betrekking tot de reikwijdte van het onderzoek naar de door verzoekster overgelegde bewijzen ter vaststelling van de omvang van het gebruik van het litigieuze merk, alsook dat de kamer van beroep heeft getracht verzoekster een buitensporige bewijsstandaard en een onredelijke bewijslast op te leggen in het kader van een procedure tot vervallenverklaring wegens het ontbreken van normaal gebruik.