Alle rechtspraak  

IEF 15639

Geen auteurs- en modelrechthebbende, wel verbod 'Sneaker Snake' op grond van niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel

Vzr. Rechtbank Den Haag 26 januari 2016, IEF 15639 (Filling Pieces tegen De Schoenenfabriek)
Auteursrecht. Filling Pieces is de eenmanszaak van ontwerper [X Y], welke de ‘Low Top Black Phyton’ schoen heeft ontworpen. Ontwerper ontdekt later de ‘Sneaker Snake’ in het assortiment van De Schoenenfabriek en sommeert deze laatste te stoppen met dit vermeend inbreukmakend handelen. De Schoenenfabriek geeft hieraan geen gehoor. Filling Pieces kan niet als auteurs- en modelrechthebbende worden aangemerkt nu de overdracht niet voldoet aan de eisen uit 3:84 BW. Wel is er sprake van een geldig niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel. Het model van de sneakers wijkt voldoende af van het basismodel waardoor het als nieuw kan worden beschouwd en met een eigen karakter. Voorzieningenrechter gebiedt De Schoenenfabriek het gebruik van het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht te staken en gestaakt te houden.

4.15. Maar zelfs als met De Schoenenfabriek zou worden aangenomen dat op het moment van het voor het publiek beschikbaar stellen van de ‘Low Top Python’ sneakers een uit de door De Schoenenfabriek ingebrachte afbeeldingen af te leiden basismodel (een zwarte lage zwartlederen sportschoen met slangenprint, een verstevigde rand, zwart leer, grof stikwerk, veters en een taps toelopende tong) bestond, moet er naar voorlopig oordeel vanuit worden gegaan dat [Y] met het ontwerp van de ‘Low Top Python’ sneakers op voldoende eigen wijze daaraan uitdrukking heeft gegeven. Zo is - voor zover op te maken uit die afbeeldingen - in elk geval een in drie vlakken verdeeld, gevuld, taps naar boven toelopend hielstuk en een verlengde tong geen onderdeel van dat basismodel. Maar blijkens de afbeeldingen is bijvoorbeeld ook in het gebruik van het slangenleerpatroon (zoals in positie, eigenschappen van het patroon en verhouding tot andere materialen) nog voldoende ruimte geweest voor [Y] om verschil te maken. Gesteld noch gebleken is dat de combinatie van specifieke kenmerkende elementen van de ‘Low Top Python’ sneakers al tot het vormgevingserfgoed behoorde op het moment dat deze sneakers voor het eerst aan het publiek beschikbaar werden gesteld. Op grond van het voorgaande moet dan ook worden aangenomen dat met het op de markt brengen van de ‘Low Top Python’ sneakers een nieuw model is ontstaan met een eigen karakter.


4.18. De voorzieningenrechter verwerpt het betoog van De Schoenenfabriek dat de ‘Sneaker Snake’ sneakers bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekken dat de ‘Low Top Python’ snekaers. De twee modellen vertonen naar voorlopig oordeel te veel gelijkenis, in het bijzonder door de combinatie van de navolgende elementen. De ‘Sneaker Snake’ sneakers zijn net als de ‘Low Top Python’ sneakers een low top model sneakers, waarbij aan de buitenzijde een bovenwerk van slangenleerpatroon is afgezet tegen de lower strap en upper strap van een glad op leer gelijkend materiaal, die zijn voorzien van een rubberen zogenoemde ‘Margom’ zool met een geribbelde band om de schoenpunt en een golvend patroon aan de onderzijde. Net als bij de ‘Low Top Python’ sneakers is bij de ‘Sneaker Snake’ sneakers langs de gehele rand van de aanhechting van de zool aan de lower strap en het hielstuk grof enkel stiksel zichtbaar, heeft de lower strap nagenoeg dezelfde hoogte als de onderste laag van het hielstuk, eindigt de lower strap net iets onder de bovenkant van de onderste laag van het in drie vlakken verdeelde, taps naar boven toelopende hielstuk en is de bovenrand van de lower strap voorzien van fijn dubbel stiksel. Het hielstuk is met fijn dubbel stiksel bevestigd op het bovenwerk, zodanig dat het over de lower strap heen loopt vanaf de bovenkant van het hielstuk tot aan de zool, de kraag is gevuld en is van een glad op leer gelijkend materiaal, de upper strap is over de kraag en het bovenwerk met slangenleerpatroon gestikt met fijn enkel stiksel langs alle randen van de upper strap en onderaan de upper strap in de richting van de schoenpunt is ook een fijn enkel stiksel midden over de upper strap gestikt. Tot slot hebben de ‘Sneaker Snake’ sneakers net als de ‘Low Top Python’ sneakers zes in de kleur van de schoen afgewerkte ogen aan weerszijden in de upper strap en is de lip van de schoen verlengd. Zie in vergelijking met de ‘Low Top Python’ sneakers de hierna door Filling Pieces overgelegde foto’s van de ‘Sneaker Snake’ sneakers.

IEF 15636

Non-precedentbepaling in schikking pareert SEKAMs vordering tot respecteren contractuele geheimhouding

Vzr. Rechtbank Amsterdam 26 januari 2016, IEF 15636 (SEKAM tegen Stichting Lira e.a.)
Uitspraak ingezonden door Dylan Griffiths, Griffiths Advocaten. Auteursrecht. Kabeldoorgifte. SEKAM, Lira en VEVAM zijn collectieve beheersorganisaties. Kabeldoorgifte is een belangrijke bron van inkomsten voor hen. Het vroeger gebruikte Kabelcontract is per 1 oktober 2012 beëindigd. Sindsdien is er onderhandeld over de aan te houden verdelingenpercentages inzake kabelgelden. Eerder hadden partijen een schikking bereikt over de verdeling. SEKAM vordert dat gedaagden de schikking nakomen en het hen verboden wordt de inhoud met andere te delen. Op meerdere momenten is door Lira en VEVAM zonder toestemming van SEKAM (al dan niet juiste) verdelingspercentages met derden gedeeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat SEKAM geen belang heeft bij handhaving van een contractueel geheimhoudingsbeding omdat hetzelfde contract bepaalt dat de gemaakte afspraken geen precedentwerking hebben. Een verwijzing naar de verdelingspercentages ten aanzien waarvan geheimhouding was afgesproken kan dan ook eenvoudig gepareerd worden met een verwijzing naar die non-precedentbepaling. De gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

4.2. Partijen zijn overeengekomen dat zij geen informatie uit de Schikking aan derden bekend zullen maken zonder toestemming van de overige partijen bij de Schikking. Uit de feiten vloeit voort dat Lira en VEVAM op meerdere momenten zonder toesemming van SEKAM (al dan niet juiste) verdelingspercentages uit de Schikking met derden hebben gedeeld. Dit is in strijd met de hiervoor onder 2.4 weergegeven afspraken, en levert dus schending van de verplichting tot geheimhouding op.

4.3. De vordering van SEKAM komt neer op een verbod op (verdere) schending van geheimhouding met het oog op toekomstige onderhandelingen en procedures voer de nog te verdelen vergoedingen. SEKAM stelt dat zij bij dat verbod belang heeft om precedentwerking van de in de Schikking afgesproken percentages te voorkomen. De Schikking bevat echter al een in klip en klare bewoordingen vervatte bepaling waaruit blijkt dat de gemaakte afspraken geen precedentwerking hebben. Een verwijzing, door Lira en VEVAM, naar de verdelingspercentages uit de Schikking, kan SEKAM dan ook eenvoudig pareren met een verwijzing naar die bepaling. Het belang van SEKAM bij handhaving van het geheimhoudingsbeding in deze kwestie is dan ook onduidelijk. Desgevraagd, heeft SEKAM toegelicht dat de non-precedentbepaling niet afdoende bescherming biedt, omdat het enige aanknopingspunt dat de door Lira en VEVAM aangezochte rechter heeft, de eerder overeengekomen percentages zijn. Gevreesd moet worden, aldus SEKAM, dat de rechter - al dan niet onbewust - die percentages toch als ankerpunt zal hanteren bij de beslissing over verdeling van de vergoedingen. Die vrees is echter ongegrond. Dat de rechter de non-precedentbepaling onjuist of niet volledig zal toepassen valt niet in te zien. Nu SEKAM onvoldoende belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening zal deze worden afgewezen.

IEF 15630

Vergoeding voor overnemen foto Joods Kindermonument

Ktr. Rechtbank Limburg 20 januari 2016, IEF 15630 (Roel Dijkstra tegen Vennootschap Bremen Bouwadviseurs)
Uitspraak ingezonden door Kitty van Boven, I-ee.. Auteursrecht. In 2013 is een in opdracht van Stichting Joods Kindermonument vervaardigd monument onthuld, waar Bremen als consultant-adviseur aan heeft meegewerkt. Op haar website heeft zij een foto met naamsvermelding Roel Dijkstra geplaatst. De foto is gemaakt door Ineke Kamp, die bij Dijkstra in dienst was (als bedoeld in artikel 7 Aw). Bremen is schadevergoedingsplichtig. De kantonrechter kan billijken dat Dijkstra aansluiting heeft gezocht bij de AV van de Fotografenfederatie, er is goede reden om drie maal de vergoeding. De gevorderde schadevergoeding wegens auteursrechtinbreuk (door Dijkstra coulancehalve gematigd tot één maal de gederfde licentievergoeding) en persoonlijkheidsrecht (gematigd tot de helft), is toewijsbaar.

 

4.1. Bij dupliek heeft Bremen weliswaar betwist dat Ineke Kamp ten tijde van het nemen van de foto in dienst (als bedoeld in artikel 7 Aw) was van Dijkstra, doch bezien in het licht van het vaststaande feit dat Bremen de foto op haar eigen website heeft geplaatst met het onderschrift "foto: Roel Dijkstra" zal aan deze blote betwisting verder voorbijgegaan worden nu reeds daarmee - gelet op het bepaalde in artikel 4 lid 1 Aw - voldoende vaststaat dat Dijkstra auteursrechthebbende is ter zake van de foto. Dat, zoals Bremen stelt, de ontwerper van het monument ‘bij uitstek’ de auteursrechthebbende is op de afbeeldingen van dat kunstwerk, is een stelling die geen steun vindt in het recht, zodat dit verweer wordt zonder meer gepasseerd.

4.2 Daarmee staat tevens vast dat Bremen een inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Dijkstra en aldus onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Van een professioneel ondernemer zoals Bremen mag verwacht worden dat zij zich ervan gewist of de foto’s die zij op haar website wil plaatsen en aldus openbaar wil maken, auteursrechtelijk beschermd zijn en wie de maker is van de betreffende foto’s, aan welke onderzoekplicht zij niet heeft voldaan. In plaats daarvan is zij er onterecht en te gemakkelijk gewoon maar vanuit gegaan dat zij met de op het internet gevonden foto van het monument mocht doen wat zij gedaan heeft, namelijk openbaar maken op haar eigen website.

4.3. Bremen is dus schadevergoedingsplichtig [sic]. De kantonrechter kan billijken dat Dijkstra voor de bepaling van de omvang van de schade aansluiting heeft gezocht bij de AV van de Fotografenfederatie, zoals dat vaker gebeurt in de ook door Dijkstra aangehaalde jurisprudentie aangaande dit soort zaken. Dijkstra is de gebruikelijke licentievergoeding misgelopen die Bremen anders verschuldigd zou zijn geweest en er is goede reden om in dit geval van drie maal die vergoeding uit te gaan bij de begroting van de schade. Het moet immers niet aantrekkelijk gemaakt worden voor gebruikers van auteursrechtelijk beschermd werk door achteraf alsnog het gangbare tarief te betalen en dan niet slechter af te zijn dan als zij tevoren toestemming zou hebben gevraagd. In dat geval zou immers het systeem van bescherming van auteursrechten illusoir worden gemaakt.

4.4. De gevorderde schadevergoeding wegens inbreuk op auteursrecht (door Dijkstra coulancehalve gematigd tot één maal de gederfde licentievergoeding) en persoonlijkheidsrecht (gematigd tot de helft), is dan ook toewijsbaar, inclusief de daarover gevorderde wettelijk rente vanaf de dag van betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening.

IEF 15622

Boeiende rechtstrijd Pictoright vs Blendle en dagbladuitgevers

Bijdrage ingezonden door Kees Berendsen, CroonDavidovich. Boeiende rechtstrijd Pictoright vs Blendle en dagbladuitgevers. Zo luidt de kop van een persbericht van VOI(C)E, de Vereniging van Organisaties die Intellectueel eigendom Collectief Exploiteren. Als oud directeur van Beeldrecht (nu Pictoright) zal ik mij bij dit onderwerp terughoudend opstellen. Maar één opmerking moet mij van het hart. En die betreft dat 'boeiende' in de kwalificatie van de rechtstrijd waar het hier om gaat.

Blendle en Pictoright
In het kort de feiten: Krantenuitgevers leveren sinds kort krantenartikelen aan de digitale kiosk Blendle. Gebruikers kunnen op de website van Blendle artikelen kopen en op hun desktop, smartphone of tablet lezen. Van de opbrengst gaat 30% naar Blendle, de rest betaalt zij door aan de uitgevers. Pictoright is een auteursrechtorganisatie en regelt namens beeldauteurs de rechten met gebruikers. Pictoright klopt aan bij Blendle, maar Blendle wil geen zaken doen met Pictoright, althans wijst haar claim af.

Blendle als doorgeefluik van de uitgevers
De argumenten van Blendle vertonen een breed spectrum van het recht. Niet alleen het auteursrecht, maar bij voorbeeld ook het mededingingsrecht is inzet van dit geschil. Kan Pictoright wel een groepsactie als deze ondernemen? Is Blendle niet gewoon een doorgeefluik van de uitgevers en heeft zij daarom überhaupt een boodschap aan Pictoright? Doorkruist Pictoright niet (ongerechtvaardigd) het businessmodel van de uitgeverijbranche? Etc. Boeiend is die rechtstrijd zeker. Maar dan wel vooral voor juristen. En daar ben ik er een van, ja. Dus wat zeur ik. Ja, ik zeur even, heel kort dan.


Beeldrecht
Hoe boeiend ook, mijn eerste reactie is niet ''wat een interessante zaak', maar eerder: 'wat is er weinig veranderd sinds de beginjaren van Beeldrecht', toen het zichzelf en zijn rechtspositie (soms met hand en tand) moest verdedigen. De winst van een door De Volkskrant tegen Beeldrecht aangespannen procedure (voor de kenners: de Boogschutterzaak), beschouwde ik als verlies, want het verstoorde de beoogde goede relatie met uitgevers, die ik essentieel vond en vind voor een door alle partijen aanvaard beheer van auteursrechten.


Auteursrecht, een hinderlijk fenomeen
Ik had de hoop en verwachting, dat dit stadium zo langzamerhand achter de rug was. En dat het inmiddels algemeen geaccepteerd was, praktische oplossingen te vinden voor problemen die zich uit de aard der zaak aandienen. En ja, auteursrecht is soms een hinderlijk fenomeen. Dat verdient in de communicatie daarover begrip en dat krijgt het misschien niet altijd in voldoende mate. Anderzijds zou ik zeggen dat een organisatie als Pictoright (als centraal adres van rechthebbenden) de zaken er nu juist eenvoudiger op maakt in plaats van hinderlijker. Of zij daarvoor in haar relatie met de beeldauteurs nu het model gebruikt van 'overdracht van recht' of volstaat met een 'last en volmacht', doet niet eens zoveel terzake.


Economische belangen
Economische belangen spelen natuurlijk een belangrijke rol in de discussie. Wat kost het Blendle (en de uitgevers) om deze rechten met Pictoright te regelen en wat 'bespaart' het hen om de rechten niet te regelen en claims van rechthebbenden eenvoudig af te wachten. Om daarop een antwoord te krijgen moeten kennelijk eerst de messen geslepen worden. Want natuurlijk beinvloedt die scherpslijperij de uitkomst van deze rekensom. En niet alleen omdat procederen een uitermate kostbare aangelegenheid is, speciaal voor de verliezende partij, omdat die 'dubbel' betaalt.


Gemeenschappelijk belang
Een laatste hartekreet. Het bestaan van economisch gezonde uitgeverijen zijn in het belang van auteurs. Uitgevers hebben baat bij auteurs die van hun professionele producten kunnen leven en onafhankelijk kunnen blijven produceren. Het vergt niet veel makro-denken om te concluderen dat beide partijen goed beschouwd elkaar nodig hebben. Biedt dat perspectief?

IEF 15623

Duitse BGH doet binnenkort uitspraak inzake kleurmerken, verdeling van gelden door cbo's en aansprakelijkheid bij "file sharing"

BGH Verhandelungstermin in Sachen I ZB 52/15 (Farbmarke “Rot”), Sachen I ZR 198/13 (Verteilungsplan der VG Wort - Verlagsanteil) en Sachen I ZR 272/14, I ZR 1/15, I ZR 43/15, I ZR 48/15 en I ZR 86/15 (Haftung wegen Teilnahme an Internet-Tauschbörsen)
Uit het persbericht:
Zaak I ZB 52/15 inzake het kleurmerk “rood” zal worden behandeld op 21 april 2016. Zie IEF 13958 voor de uitspraak van het HvJ EU in deze zaak. Het kleurmerk is ingeschreven door de overkoepelende organisatie voor spaarbanken. Ondernemingen van een Spaanse bankroep, die de kleur rood gebruiken voor de aanduidingen van hun diensten op de Duitse  markt, verzoeken om annulering van het kleurmerk. Dit verzoek werd in eerste instantie afgewezen, maar het Bundespatentgericht oordeelt dat het kleurmerk onderscheidend vermogen mist. Merkhouder gaat in beroep en vordert nietig verklaring van het besluit.

Zaak I ZR 198/13 inzake de verdeling van gelden van VG Wort, de literaire collectieve beheersorganisatie in Duitsland, zal worden behandeld op 10 maart 2016. Klager is auteur van wetenschappelijke werken en had een uitvoeringsovereenkomst met VG Wort. Volgens klager worden de gelden op onjuiste wijze verdeeld en krijgt hij minder dan hem toekomt. Het Oberlandesgericht heeft het beroep grotendeels bevestigd. Verweerder heeft niet het recht om een uitgeversaandeel van de gelden die klager toekomen af te trekken. Dit kan alleen indien klager zijn rechten aan verweerder volledig had overgedragen. Collectieve beheersorganisatie kunnen echter wel deelnemen aan de inkomsten indien de maker de reeds gemaakte wettelijk voorgeschreven vergoeding had toegewezen. VG Wort heeft om herziening van het besluit gevraagd en streeft naar volledige verwerping. Eiser wilt zijn klacht volledig gegrond verklaard zien.

Zaken I ZR 272/14, I ZR 1/15, I ZR 43/15, I ZR 48/15 en I ZR 86/15 (Haftung wegen Teilnahme an Internet-Tauschbörsen) worden behandeld op 12 mei 2016. Centraal staat de aansprakelijkheid voor deelname aan file sharing. Verzoekers zijn rechthebbenden van de exploitatie rechten op diverse filmwerken. Volgens hen verschaffen de gedaagden toegang tot hun werken door middel van “sharing” via hun internetverbinding. Het Landsgericht wees in de zaken I ZR 272/14, I ZR 1/15 en I ZR 44/15 en I ZR 43/15 schadevergoeding toe. De klachten in zaken I ZR 48/15 en I ZR 86/15 werden afgewezen.

IEF 15619

Conclusie AG: Billijke compensatie thuiskopie uit staatskas mag, maar niet tevoren begroot

Conclusie AG HvJ EU 19 januari 2016, IEF 15619; C-470/14; ECLI:EU:C:2016:24 (EGEDA)
Auteursrecht. Naburige rechten. Billijke thuiskopiecompensatie gefinancieerd vanuit staatsbegroting. Zie eerder IEF 14401. Conclusie AG:

1) Artikel 5, lid 2, onder b), van [InfoSocRl] moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat de daarin vermelde billijke compensatie uit de algemene staatsbegroting wordt gefinancierd.
2)  Artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat het bedrag van de daarin vermelde compensatie wordt vastgesteld binnen de van tevoren per begrotingsjaar bepaalde grenzen zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met de geraamde omvang van het door de rechthebbenden ondervonden nadeel.

Gestelde vragen (zie eerder IEF 14401) :

1) Is een stelsel inzake billijke compensatie voor het maken van thuiskopieën dat is gebaseerd op een raming van het daadwerkelijk veroorzaakte nadeel en wordt gefinancierd uit de algemene staatsbegroting, zonder dat bijgevolg kan worden gegarandeerd dat de kosten van die compensatie worden gedragen door de gebruikers van thuiskopieën, verenigbaar met artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29?

2) Zo ja, is het verenigbaar met artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 dat het totale bedrag dat in de algemene staatsbegroting wordt bestemd voor de billijke compensatie voor het maken van thuiskopieën, ook al wordt het berekend op basis van het daadwerkelijk veroorzaakte nadeel, moet worden vastgesteld binnen de per begrotingsjaar bepaalde grenzen?

IEF 15618

Ex parte tegen beheerder Dropbox-account waarmee op grote schaal e-books werden aangeboden

Beschikking Vzr. Rechtbank Gelderland 11 december 2015, IEF 15618 (Stichting BREIN tegen X)
Beschikking ingezonden door Thomas Kriense en Eva Broekhuizen-van Heeringen, Stichting BREIN. Auteursrecht. Naburige rechten. Gerekwestreerde is beheerder van een Dropbox-account waarmee op grote schaal e-books en muziekwerken openbaar worden gemaakt. Hij is actief op verschillende internetfora waarop aan geïnteresseerden, op verzoek, toegang werd geboden tot de collectie e-books opgeslagen in het Dropbox-account. De rechter oordeelt dat het gaat om een niet goed te praten, grootschalige piraterij en dat Gerekwestreerde van de onrechtmatigheid van de activiteiten weet of behoort te weten. Gerekwestreerde wordt bevolen de inbreuk te staken op straffe van een dwangsom van €  2000 voor iedere dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat in strijd met het inbreukverbod wordt gehandeld, met een maximum van €  50.000. [red. inzender meldt: "Naar aanleiding van de ex parte heeft BREIN een schikking getroffen met de inbreukmaker.”]

IEF 15610

Vraag gesteld aan HvJ EU over 'betaling van toegangsprijs' via 'hotel room tv'

Prejudicieel vraag gesteld aan het HvJ EU, IEF 15610; C-641/15 (Verwertungsgesellschaft Rundfunk)
Verwertungsgesellschaft Rundfunk, een Oostenrijkse collectieve beheersorganisatie, in een zaak tegen een hotelketen voor de vergoeding voor de uitzending van televisie content op tv's in de hotelkamers. Vraag:

Is aan de voorwaarden 'tegen betaling van een toegangsprijs' uit artikel 8 lid 3 [Richtlijn betreft verhuur-,uitleen en bepaalde naburige rechten*] voldaan indien:
- via de tv set beschikbaar in iedere kamer van een hotel, de hoteluitbater toegang tot het signaal van verschillende tv- en radiokanalen (hotel room tv) wordt gegeven en
- voor het gebruik van de kamer (inclusief hotel room tv) de hoteluitbater een vergoeding in rekening brengt, waarin ook het gebruik van de tv set en de televisie- en radiokanalen is inbegrepen?

* Artikel 8 Richtlijn Uitzending en mededeling aan het publiek lid 3.   De lidstaten kennen omroeporganisaties het uitsluitende recht toe om heruitzending van hun uitzendingen via de ether en de mededeling aan het publiek van hun uitzendingen toe te staan of te verbieden, indien deze mededeling plaatsvindt op plaatsen die tegen betaling van een toegangsprijs voor het publiek toegankelijk zijn.

Via ipo.gov.uk:

Is the condition of ‘against [payment] of an entrance fee’ laid down in Article 8(3) of Directive 2006/115/EC of the European Parliament and of the Council of 12 December 2006 on rental right and lending right and on certain rights related to copyright in the field of intellectual property satisfied where,
•    through the TV set made available in each room of a hotel, the hotel operator provides access to the signal for various television and radio channels (‘hotel room TV’), and
•    for use of the room (including hotel room TV), the hotel operator charges a fee per room per night (room rate) which also includes use of the TV set and the television and radio channels to which access is thereby provided?

IEF 15599

Bewijsopdracht naamsvermelding en gestelde overdracht auteursrecht Citymarketing plannen

Rechtbank Rotterdam 23 december 2015, IEF 15599; ECLI:NL:RBROT:2015:9825 (Citymarketing plannen)
Auteursrecht. Beëindiging samenwerking. Eiseres claimt het auteursrecht op diverse plannen en teksten voor websites en dergelijke als vervaardigd ten behoeve van klanten van Interlynx, waaronder strategische communicatieplannen en Marketingstrategie en citymarketing Brielle. Op grond van artikel 8 stelt gedaagde Interlynx dat zij als maker is vermeld, dat zou zijn omdat het bedrijfsbelang dat voorop stelde, zo reageert eiser. Bewijsopdracht met betrekking tot naamsvermelding als maker respectievelijk gestelde overdracht auteursrechten.

3.2.5. [eiseres] is auteursrechthebbende op de door haar in het kader van de samenwerking geproduceerde stukken/documenten/publicaties/(concept)formules en bestanden als weergegeven in nummer 22 van de dagvaarding. Interlynx c.s. maakt zonder toestemming van [eiseres] gebruik van deze bestanden, zodat [eiseres] c.s. een verbod vordert van Interlynx c.s. om gebruik te maken van deze bestanden.

3.3.6. (...) [eiseres] heeft in opdracht en voor rekening van Interlynx werkzaamheden uitgevoerd met betrekking tot de betreffende bestanden en formules. Het auteursrecht van elke opdracht die door Interlynx is uitgevoerd, wordt na betaling van de factuur door de opdrachtgever aan de opdrachtgever overgedragen.

auteursrecht
5.25. [eiseres] c.s. claimt het auteursrecht op diverse plannen en teksten voor websites en dergelijke als vervaardigd ten behoeve van klanten van Interlynx. Ter nadere onderbouwing van het door haar gestelde auteursrecht heeft zij bescheiden in het geding gebracht bestaande uit e-mailberichten waaruit kan worden opgemaakt dat [eiseres] zich bezig hield met het opstellen van diverse communicatieplannen ten behoeve van opdrachtgevers, zoals bijvoorbeeld het ‘Strategisch communicatieplan’, ‘Gemeente Brielle’/PVA citymarketing Brielle, het ‘Strategisch Communicatieplan Secretarion 2010-2013’, het ‘Strategisch Marketingplan Arbo Resources’ en het ‘Marketingstrategie 12 Learn’.
Interlynx c.s. heeft niet betwist dat [eiseres] de auteur is van deze plannen. Wel heeft zij betwist dat dit betekent dat het auteursrecht aan [eiseres] toekomt. De auteursrechten ter zake zijn – naar zij stelt – steeds door Interlynx overgedragen aan de opdrachtgevers in gesprekken waarbij [eiseres] aanwezig was, zodat de vordering jegens Interlynx c.s. geen doel kan treffen. Interlynx c.s. heeft voorts in het kader van artikel 8 Auteurswet (Aw) nog gesteld dat Interlynx de genoemde bestanden en formules als van haar afkomstig openbaar heeft gemaakt en [eiseres] ook niet als maker is vermeld, maar Interlynx, en gepersisteerd bij haar stelling dat de auteursrechten zijn overgedragen aan de klanten. [eiseres] c.s. heeft in reactie hierop erkend dat soms Interlynx als maker staat vermeld, omdat zij het bedrijfsbelang voorop stelde, maar ontkend te hebben ingestemd met overdracht van rechten aan de klanten, met uitzondering van Brielle. Tegen gebruik door klanten stelt zij geen bezwaar te maken, enkel tegen het gebruik van haar formules en concepten door [gedaagde] /Interlynx.

5.28. Nu [eiseres] c.s. zich op het auteursrecht beroept van deze stukken en dit gemotiveerd door Interlynx c.s. is betwist, zal [eiseres] c.s. in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs te leveren van haar makerschap / naamsvermelding op de litigieuze stukken.

6.6. laat Interlynx c.s. toe tot het bewijs van de door haar gestelde overdracht van auteursrechten op de litigieuze stukken aan de betreffende klanten;

IEF 15598

Staking van schaatshulp Bobby en Belugga in Nederland

Rechtbank Den Haag 23 december 2015, IEF 15598; ECLI:NL:RBDHA:2015:15272 (Ice World tegen Am The Experience Group)
Modellenrecht. Merkenrecht. Auteursrecht. De recthbank is bevoegd om kennis te nemen, omdat het gestelde schadebrengende feit zich in Nederland voordoet. De bevoegdheid is beperkt tot Nederland (ex 83 lid 2 GModVo, 98 lid 2 GMVo en 7 lid 2 EEX-Vo jo Auteurswet). De rechtbank gebiedt gedaagden iedere inbreuk op het Gemeenschapsmodel, het Gemeenschapsmerk en het auteursrecht van Ice World met betrekking tot schaatshulp Bobby, waaronder het gebruik van schaatshulp Belugga, in Nederland te staken en gestaakt te houden;

De rechtbank
3.1. verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vorderingen onder I en II voor zover de gevorderde geboden zien op handelingen buiten Nederland;

3.2. gebiedt gedaagden ieder om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Gemeenschapsmodel van eiseres vermeld in de dagvaarding met betrekking tot schaatshulp Bobby, waaronder het gebruik van schaatshulp Belugga, in Nederland te staken en gestaakt te houden;

3.3. gebiedt gedaagden ieder om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Gemeenschapsmerk van eiseres vermeld in de dagvaarding met betrekking tot schaatshulp Bobby, waaronder het gebruik van schaatshulp Belugga ter onderscheiding van een ijsbaan, in Nederland te staken en gestaakt te houden;

3.4. gebiedt gedaagden ieder om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op de auteursrechten van eiseres vermeld in de dagvaarding met betrekking tot schaatshulp Bobby, waaronder het openbaarmaken en verveelvoudigen van schaatshulp Belugga, in Nederland te staken en gestaakt te houden;

3.5. veroordeelt gedaagden ieder afzonderlijk aan eiseres een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van de dag dat de betrokken gedaagde in strijd handelt met het onder 3.2, en/of 3.3, en/of 3.4 genoemde gebod dan wel, naar keuze van eiseres, aan eiseres een dwangsom te betalen van € 250,- per inbreukmakend product met een maximum van € 100.000,-;

3.6. veroordeelt gedaagden in de proceskosten aan de zijde van eiseres, tot op heden begroot op € 1.539,84;

3.7.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad met uitzondering van het onder 3.1 bepaalde;

3.8. wijst het meer of anders gevorderde af.