5 aug 2025
Gedaagde moet stoppen met merkinbreuk Bylima

Rb. Midden Nederland 5 augustus 2025, IEF 22883; ECLI:NL:RBMNE:2025:4185 (Bylima tegen Gedaagde). Bylima c.s. ontwerpt en vervaardigd kleding, waaronder sjaals. Via verschillende media worden sjaals verkocht die op die van Bylima lijken en ook dit logo dragen. Bylima stapt naar de rechter en vraagt om een verbod op verdere verkoop. Bylima heeft drie beeldmerken geregistreerd bij het BOIP en het woordmerk Bylima bij het EUIPO. Volgens de rechtbank heeft Bylima door het door haar overlegde bewijs aangetoond dat haar merkenrechten zijn geschonden. Daarnaast heeft Bylima ook voldoende aangetoond dat gedaagde betrokken is geweest bij de verkoop van deze namaakproducten, en dus ook bij de inbreuk op de merkenrechten van Bylima. Omdat er nog andere personen bij betrokken zijn, betekent dit niet dat gedaagde niet geheel verantwoordelijk gehouden kan worden voor de inbreuk.
Volgens Bylima schendt gedaagde ook haar auteursrechten. De webshop zou beeld- en videomateriaal hebben gekopieerd van Bylima’s website. Maar de rechtbank vindt dat Bylima niet duidelijk heeft gemaakt dat zij de maker is van dat materiaal. Oftewel, dat Bylima maker is van de website in de zin van de Auteurswet. Daarom wijst de rechter deze vordering af. Een andere vordering, dat gedaagde bekendmaakt wie de inbreukmakende producten maakt of verkoopt, wordt wél toegewezen. Bylima heeft inmiddels vaker geprocedeerd tegen verschillende partijen. Dit wijst erop dat er meerdere personen bij de verkoop van namaakproducten betrokken zijn. Verder vordert Bylima dat aan de veroordelingen een dwangsom wordt gekoppeld van € 10.000 per dag. De rechtbank gaat hier niet helemaal in mee en legt een dwangsom op van € 500 voor iedere dag dat gedaagde zich niet aan de veroordelingen houdt totdat een maximum is bereikt van € 25.000. Daarnaast wordt Bylima in het gelijk gesteld en moet gedaagde haar proceskosten betalen.
4.8 Deze vordering wordt toegewezen. Bylima c.s. heeft er belang bij om te weten wie de inbreukmakende producten produceert of verkoopt, zodat zij diegene daarop kan aanspreken en eventueel via een gerechtelijke procedure kan afdwingen om de inbreuk te staken. Op basis van de stukken en de toelichting tijdens de zitting is de voorzieningenrechter van oordeel dat Bylima c.s. er terecht van uitgaat dat er behalve [gedaagde] één of meerdere andere personen betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van de inbreukmakende producten. Het feit dat Bylima c.s. al meerdere keren procedures heeft gevoerd tegen steeds wisselende personen wijst erop dat er meer personen betrokken zijn bij de verkoop van namaak Bylima producten. Ook de verklaring van [gedaagde] tijdens de zitting dat hij door iemand is benaderd om zijn bankrekening ter beschikking te stellen voor aankopen via [webshop] wijst daarop.