IEF 22012
26 april 2024
Uitspraak

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt ongeldige octrooirechten

 
IEF 22013
26 april 2024
Uitspraak

Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit

 
IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 12499

Studie over beschermde geografische aanduidingen voor niet-landbouwproducten

Study on geographical indications protection for non-agricultural products in the internal market, Final report, 18 February 2013

Uit 't persbericht: Protecting products with a geographical indication: Commission publishes study on whether to extend the system to products other than food.

De studie heeft betrekking op de bescherming via geografische aanduidingen voor niet-landbouwproducten op de interne markt. De algemene doelstelling van het onderzoek was om de Europese Commissie te voorzien van informatie over beschermde en mogelijk te beschermen niet-agrarische producten. Er is momenteel geen systeem van bescherming via geografische aanduiding voor niet-agrarische producten op EU-niveau. Het gepubliceerde onderzoek wordt meegenomen in de analyse van de commissie, bij de analyse van het bestaande wettelijke kader en de economische gevolgen, alsmede de mogelijke oplossingen.

The overall objective of the study was to provide the European Commission with precise information on protected and potentially protected non-agricultural GI products in the 27 Member States of the EU to determine whether or not a unitary system of protection for non agricultural GI products at the EU level should be established. (...)

A consolidated list of 129 non-agricultural products that are protected or could be protected as a geographical indication was put together. Experts then undertook to collect as much information as possible on these products using legal and economic questionnaires to gather the relevant data. Based on their findings, a detailed legal analysis was carried out. It focused on the protection available at the national and international levels. (...)

In the 31 countries, there is no harmonised approach when it comes to the legal instruments available for the protection of non agricultural GI products. The legal frameworks differ quite significantly in terms of scope, effect and cost of protection. (...)

Trade marks offer the right holder with a positive and exclusive right on the use of the name. However, on the one hand, there is a limitation of rights conferred by a mark, notably the impossibility to prevent a third party to use the name in accordance with honest practices. On the other hand, it is extremely difficult to secure word trade mark registration and the need to rely on figurative trade marks to protect the name of non agricultural products bearing a geographical indication. (...)

In parallel, we undertook an economic analysis of the economic data gathered with a view to measure the economic impact of non-agricultural geographical indications which are already protected in the EU Member States. We also looked into the economic and social value of potential GIs. (...)

Based on these economic findings, the interest of producers, consumers and policy-makers for a new EU framework that would improve the protection of non-agricultural GI products is likely to vary. In the countries where producers currently face competition and pressures from imitations or counterfeited products, they will probably be supportive. For other countries, where the problem is less acute, there could be more reluctance, as the establishment of such a system will generate costs (...)

In defining a new EU legal instruments for the protection of non-agricultural GIs, the EU decision-makers will have to make difficult choices which will have an impact on the attractiveness, credibility and efficiency of the system, but also on the burden which will be put on the authorities which will be in charge of the system and on producers who will have to use it. (...)

IEF 12498

De Amerikaanse uitputtingsslag om studieboeken

L.E. Fresco, Kirtsaeng v. Wiley: de Amerikaanse uitputtingsslag om studieboeken, IE-Forum.nl IEF 12498.

Een redactionele bijdrage ingezonden door Laura Fresco, Hoyng Monegier LLP.

Uitputting van IE-rechten blijft de gemoederen bezig houden. In de Verenigde Staten zijn de auteursrechthebbenden nog aan het bijkomen van de recente uitspraak van de Supreme Court in de zaak Kirtsaeng v. Wiley, waarin de wereldwijde uitputtingsleer wordt omarmd. Vrijwel meteen barstte discussie los of deze uitspraak ook gevolgen heeft voor andere IE-rechthebbenden binnen en buiten de VS.

Kirtsaeng v. John Wiley & sons
De casus is relatief simpel. De Thaise wiskundestudent Kirtsaeng importeerde via vrienden en familie honderden goedkope Engelse studieboeken vanuit Thailand, en verkocht die in Amerika op eBay door tegen een hogere prijs. De Amerikaanse uitgever van de studieboeken, Wiley & Sons, klaagde Kirtsaeng aan op basis van art, 106(3) jo. 603(a)(1) van de Copyright Law, waarin is bepaald dat het zonder de toestemming van de auteursrechthebbende importeren van een exemplaar van een werk dat buiten de VS is verkregen, auteursrechtinbreuk oplevert. Kirtsaeng beriep zich op de zogeheten first sale doctrine die is vervat in par. 109(a) van de Copyright Law

1. Kirtsaeng v. Wiley
2. Einde geografische prijsdifferentiatie?
3. Wereldwijde vs. EU-wijde uitputting
4. Oplossing in het merkenrecht?

Voor de uitputtingsleer onder het Amerikaanse auteursrecht is doorslaggevend of het exemplaar legaal (met toestemming van de rechthebbende) is gemaakt; waar die productie heeft plaatsgevonden is dan niet meer van belang. In artikel 4 lid 2 Auteursrechtrichtlijn en artikel 12b Auteurswet gaat het om de vraag of het exemplaar door of met toestemming van de rechthebbende voor het eerst in de Europese Unie is verkocht of anderszins de eigendom daarvan is overgegaan.

De auteursrechthebbende die alleen toestemming heeft gegeven voor de productie en verkoop van auteursrechtelijk beschermde producten in Azië, kan dus wel verbieden dat die producten op de EU op de markt worden gebracht, maar niet dat die in de Verenigde Staten worden doorverkocht.

Lees het gehele artikel IEF 12498

Op andere blogs:
IPKat (A Kat's perspective on Kirtsaeng: why is digital different from analogue?)

IEF 12497

Merk geregistreerd door bestuurder, maar door Bounz betaald

Vzr. Rechtbank Amsterdam 26 maart 2013, zaaknr. C/13/536338 KG ZA 13-210, ECLI:NL:RBAMS:2013:4283 (Bounz c.s. tegen The Red B.V.)

Uitspraak ingestuurd door Alexander Tsoutsanis, DLA Piper.

Merkenrecht. Licentie. Bounz houdt zich bezig met exploitatie van allerlei sportvormen rond trampolines en trampolinevelden. The Red heeft een woord- en beeldmerk BOUNZ ingeschreven en een Europees woordmerk gedeponeerd en gebruikt. Voormalig bestuurder van Stichting Bounz (X van The Red) wordt gesommeerd tot het staken van gebruik van merk- en domeinnaam "vanwege de door jullie gekozen handelwijze". Er wordt een aanbod tot voortzetten van een licentie met een financiële vergoeding gedaan.

Er is echter niet gebleken van een rechtsgeldige (licentie)overeenkomst op grond waarvan The Red de merken en domeinnamen, aan Bounz toebehorend, in gebruik zouden hebben gegeven aan Bounz. De domeinnamen zijn weliswaar geregistreerd door The Red, maar zijn door Bounz betaald. X heeft niet als goed bestuurder gehandeld door de registraties op eigen naam of op naam van The Red te verrichten. Het instandhouden acht de voorzieningenrechter onrechtmatig.

Of de depots door X te kwader trouw zijn verricht (in de merkenrechtelijke zin) is niet van belang omdat in dit kort geding niet de vernietiging van de merken doch (primair) de overdracht van de merken wordt gevorderd. De overdracht van merk- en domeinnamen ligt voor toewijzing gereed.

Lees de uitspraak KG ZA 13-210, ECLI:NL:RBAMS:2013:4283 (pdf)

 

IEF 12496

Cellbind werkt geheel volgens het affiniteitsprincipe

Hof Den Haag 26 maart 2013, zaaknr. 105.003.971/01 (Diamed c.s. tegen Sanquin c.s. en Menarini c.s.)

Uitspraak ingezonden door Frank Eijsvogels, Hoyng Monegier LLP.

Octrooirecht EP0194212B2 en EP0305337 B1. Deskundigenbericht.

Verwijzing naar een tussenarrest waarin een deskundige is benoemd. Deze deskundige antwoordt dat de Cellbind (screen card) van Sanquin c.s. werkt volgens het affiniteitsprincipe en dat er geen ruimte is voor de gebruiker in de te kiezen parameters bij het uitvoeren van de proefnemingen volgens het protocol van de Cellbind bijsluiter. "Wie van de opgegeven specificaties afwijkt, ontwikkelt de facto een nieuwe test en zal deze opnieuw moeten valideren.", aldus de deskundige. De resultaten van de wel bruikbare testen van partijen wijzen er niet op dat Cellbind anders werkt dan door de producent wordt beweerd. De deskundige merkt op dat in de grotere bloedbanklaboratoria bloedgroepen uit economische overwegingen vaak op goedkopere microtiterplaten worden uitgevoerd en niet met de duurdere gelkaartjes.  

Het hof maakt het deskundigenoordeel tot het zijne en bepaalt dat er geen sprake kan zijn van het zeven van agglutinaten in de zin van de octrooien in de Cellbind test cards (r.o. 11). Het hof deelt het oordeel van de deskundige dat Cellbind (geheel) werkt volgens het affiniteitsprincipe (scheidingsmethode) en niet volgens de werkwijze van voormelde octrooien (r.o. 20). Er is geen sprake van inbreuk op de octrooien, noch letterlijk, noch op equivalente wijze.

In het principale beroep: Het hof vernietigt het vonnis voor zover in conventie het geding is geschorst en aangehouden en in reconventie de vordering tot vernietiging van EP 0305337 B1 is afgewezen en verstaat dat de voorwaarde (vernietiging van twee octrooien) niet is vervuld en bekrachtigt het vonnis voor het overige.

IEF 12495

Kuiken.co fungeert als specifieke proxy naar The Pirate Bay

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 4 februari 2013, KG RK 13-211 (Stichting BREIN tegen Gerekwesteerde)

Ex parte. Auteursrecht. Proxy dienst. 26d Aw en 15e Wnr. BREIN.

Gerekwesteerde is eigenaar van het domein kuiken.co, die fungeert als een specifieke proxy, waarmee één op één The Pirate Bay wordt doorgegeven. Zeer recent kwam BREIN achter het bestaan van deze dienst. Gerekwesteerde is tevens eigenaar van het domein coevoet.nl en het subdomein thepiratebay.se.coevoet.nl. Gebruikers die het subdomein bezoeken worden automatisch doorgeleid naar het domein kuiken.co. Met deze diensten kunnen internetgebruikers The Pirate Bay bezoeken, zonder dat zij worden tegengehouden door de IP- en DNS-blokkades die hun providers hebben opgelegd. BREIN verzoekt een onmiddelijke voorziening tegen gerekwesteerde.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt: In verschillende zaken is al geoordeeld dat access providers op grond van artikel 26d van de Auteurswet en 15e van de Wet op de naburige rechten een bevel kan worden opgelegd om de toegang van hun abonnees tot The Pirate Bay te blokkeren. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzochte bevel voor toewijzing in aanmerking komt. De in het verzoekschrift omschreven proxy via het domein kuiken.co en de automatische doorverwijzing daarnaar via het domein thepiratebay.se.coevoet.nl worden uitsluitend gebruikt om toegang te krijgen tot The Pirate Bay. BREIN heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde verantwoordelijk is voor de levering van deze diensten.

Uit 't verzoekschrift: (aangepaste) verzoek tot het treffen van een onmiddelijke voorziening bij voorraad om inbreuk op rechten van intellectuele eigendom te beëindigen.

Inhoudsopgave:
I. De feiten
 I.1 Brein
 I.2 Gerekwesteerde
 I.3 Website The Pirate Bay
 I.4 Gerechtelijke actie tegen The Pirate Bay en providers
 I.5 Omzeiling van de opgelegde blokkades door Gerekwesteerde
 I.6 De proxy wordt aangeboden door Gerekwesteerde
 I.7 Openbaarmaking door Gerekwesteerde
 Openbaarmaken van films, muziek, games en e-books
 Openbaarmaken van covers, titellijsten etc.
 I.8 Artikel 26d Aw en 15e Wnr
 Ad a) de maatregel is evenredig
 Ad b) maatregel is mogelijk tegen aanvaardbare kosten
 Ad c) Minder verstrekkende maatregelen staan niet        open
 I.9 Regime van artikel 6:196c BW
II. Verweer Gerekwesteerde
III. Onherstelbare schade en spoedeisend belang
IV. Bevoegdheid

I. 5 Omzeiling van de opgelegde blokkades door Gerekwesteerde
26. De site kuiken.co is een proxy, zoals ook blijkt uit de uitingen van Gerekwesteerde zelf (productie 7). Een proxy werkt als een 'tussenstation' tussen de computer van de gebruiker en het internet. De gebruiker begeeft zich op het internet via de proxy en surft dus niet rechtstreeks naar een website, maar via een proxy. De opgevraagde pagina's van een bezochte website bereiken de gebruiker dan ook via de proxy. Uitleg over de (reverse) proxy is bijgevoegd als productie 8.

27. Het domein kuiken.co fungeert als een specifieke proxy: deze geeft toegang tot één bepaalde website, in casu: The Pirate Bay. Tevens gaat het om een zgn. 'reverse proxy'. Een reverse proxy leidt de gebruiker niet op een voor de gebruiker transparante wijze door naar de te bezoeken website, maar neemt de (zoek)opdrachten van de gebruiker aan en leidt deze door naar de website, waarna deze de van de website terugontvangen informatie weer doorstuurt naar de gebruiker. De (computer van de) gebruiker ervaart dit alsof de bezochte website zich bevindt op de reverse proxy.

40. Aldus doorkruist en saboteert Gerekwesteerde doelbewust en opzettelijk het vonnis van de Haagse rechtbank tegen de providers en biedt vele internetgebruikers de mogelijkheid tot omzeiling van het vonnis.

I.8 Artikel 26d Aw en 15e Wnr
58. Zo geen sprake is van rechtstreekse openbaarmaking moet Gerekwesteerde en zijn dienst beschouwd worden als 'tussenpersoon' wiens dienst wordt gebruikt door derden om inbreuk te maken, als bedoeld in art. 26d Aw en art. 15e Wnr. (...) Hij heeft hier wetenschap van en is er bovendien actief bij betrokken. Op grond van art. 26d Aw en 15e Wnr kan het Gerekwesteerde verboden worden The Pirate Bay nog langer ter beschikking te stellen.

I.9 Regime van 6:196c BW
74. Aan Gerekwesteerde komt geen beroep toe op artikel 6:196c BW en de daarin neergelegde aansprakelijkheidsexcepties voor verleners van mere conduit, caching en hosting diensten, die voortvloeien uit artikel 12, 13 en 14 van de E-Commercerichtlijn (2000/31).

75. Gerekwesteerde is immers geen 'hosting provider' en is ook geen aanbieder van 'mere conduit'. Hij bied zelf een website aan in de vorm van een gewijzigde home page van The Pirate Bay en waarmee hij The Pirat Bay één op één ter beschikking stelt aan het publiek. Hij biedt daarmee een eigen dienst aan, die in hoge mate gelijk is aan die van The Pirate Bay (die evenmin van de genoemd excepties gebruik kan maken) en daarom, net zo goed als The Pirate Bay, in aanmerking komt voor een verbod. Voorts dirigeet Gerekwesteerde nog bezoekers van zijn subdomein thepiratebay.se.coevoet.nl naar de nieuwe proxy kuiken.co.

IEF 12494

Voorstel Europese Commissie tot nieuwe merkenverordening en merkenrichtlijn

Tip ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.

Uit 't persbericht: The European Commission has today presented a package of initiatives to make trade mark registration systems all over the European Union cheaper, quicker, more reliable and predictable. The proposed reform would improve conditions for businesses to innovate and to benefit from more effective trade mark protection against counterfeits, including fake goods in transit through the EU's territory.

As regards fees, the Commission is proposing a principle of "one-class-per-fee" that will apply both for Community trade mark applications and for national trade mark applications. This will enable any business – particularly SMEs – to apply for trade mark protection according to their actual business needs, at a cost that covers those individual needs only. Under the current system, the fee for registering a trade mark allows for the registration of up to three product classes. Under the revised system, a trade mark can be registered for only one product class. So at EU level, businesses will pay substantially less when they seek to obtain protection for one class of product only.

(...) In order to foster innovation and growth by making trade mark systems in Europe more accessible and efficient for businesses, the proposed revision would:
Streamline and harmonise registration procedures, including at Member State level, taking the Community trade mark system as a benchmark;
Modernise the existing provisions and increase legal certainty by amending outdated provisions, removing ambiguities, clarifying trade mark rights in terms of their scope and limitations and incorporating extensive case law of the Court of Justice;
Improve the means to fight against counterfeit goods in transit through the EU’s territory; and
Facilitate cooperation between the Member States’ offices and the EU trade mark agency – the Office for Harmonisation in the Internal Market (OHIM) - in order to promote convergence of their practices and the development of common tools.

 

Dit voorstel zal tevens uitgebreid behandeld worden tijdens het Benelux Merken Congres.

Meer lezen:
Proposal for recast of the Directive 2008/95/EC approximating the laws of the Member States relating to trade marks

Proposal for revision of Regulation 207/2009 on the Community trade mark

IEF 12493

Gastanks zijn geen op zichzelf staande waren

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 29 januari 2013, LJN BZ5651 (Primagaz c.s./Automobielbedrijf B.V.)

Round Propane TanksMerkenrecht. Afvuljurisprudentie. Primagaz NL verhuurt gastanks aan afnemers met het doel daar Primagaz-gas in op te slaan. Deze gastanks zijn voorzien van het Benelux woordmerk Primagaz. Primagaz NL heeft een gastank met inhoud verhuurd aan B. Zij hebben hiertoe een overeenkomst gesloten, waarin is opgenomen dat de gastank uitsluitend is bestemd voor opslag van door Primagaz geleverd vloeibaar propaangas. Op 2 februari 2012 heeft B de door hem gehuurde gastank laten vullen door A. Primagaz c.s. vorderen een verbod van het zonder toestemming van Primagaz in het verkeer brengen van gastanks/gasflessen, welke zijn voorzien van de aan Primagaz toekomende merken.

In lijn met het arrest van het Gerechtshof Amsterdam incake L.C. van der Neut/Primagaz e.a. (BijbladIE 2002, nr. 21) en het arrest van het Benelux Gerechtshof inzake Shell/Walhout (zaak A91/1/6) is de voorzieningenrechter van oordeel dat gedaagde, door tanks van Primagaz met daarop de merknaam “Primagaz” af te vullen, het merk in het economisch verkeer voor dezelfde waren gebruikt als die waarvoor het merk is ingeschreven, als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE. Primagaz kan zich tegen dit gebruik verzetten.

 

Anders dan gedaagde betoogt kan het arrest Viking Gas/Kosan Gas (IEF 9944) niet leiden tot het oordeel dat voornoemde arresten achterhaald zijn. De gastanks kunnen in de omstandigheden van het onderhavige geval niet worden gezien als op zichzelf staande waren; zij dienen slechts als een middel om de te leveren waren (Primagaz gas) op te slaan. Het feit dat de afnemer van het gas weet dat hij gas betrekt bij gedaagde en niet bij Primagaz, betekent voorts niet dat het gebruik dat gedaagde maakt van het merk Primagaz geen afbreuk doet aan de functies van dat merk. Nu gedaagde de gassen zelf direct aan de afnemers levert, faalt ook het beroep op het arrest van het HvJEU van 15 december 2011 inzake Frisdranken Industrie Winters/Red Bull (LJN BU9279). Het gevorderde verbod zal worden toegewezen.

4.5.  Blijkens de overgelegde standaard Primagaz-overeenkomst worden de gastanks aan afnemers verhuurd met het doel daar Primagaz-gas in op te slaan. De eigendom blijft bij Primagaz NL. In lijn met het arrest van het Gerechtshof Amsterdam in zake L.C. van der Neut/Primagaz e.a. van 9 juli 1998 (LJN AM2749) en het arrest van het Benelux Gerechtshof inzake Shell/Wallhout van 20 december 1993 (LJN: AD2007) is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [A], door tanks van Primagaz c.s., met daarop de merknaam “Primagaz” af te vullen, het merk Primagaz in het economisch verkeer gebruikt voor dezelfde waren als die waarvoor het merk Primagaz is ingeschreven, als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE. Primagaz c.s. kunnen zich tegen dit gebruik verzetten.

4.6.  Anders dan [A] betoogt, leidt het arrest-Viking Gas/Kosan Gas niet tot het oordeel dat de in 4.5. bedoelde arresten achterhaald zijn. Een wezenlijk verschil tussen de onderhavige zaak en bedoelde arresten enerzijds en het arrest-Viking Gas/Kosan Gas anderzijds is immers dat het HvJEU in de zaak-Viking Gas/Kosan Gas doorslaggevende betekenis toekende aan het feit dat de gasflessen van Kosan Gas niet louter een verpakking van het originele product vormden, maar een autonome economische waarde hadden en moesten worden aangemerkt als op zichzelf staande waren. Hierbij werd belang gehecht aan het feit dat de consumenten de flessen kochten voor een prijs die, met name vanwege de bijzondere technische kenmerken van de flessen, hoger was dan die van traditionele stalen gasflessen. Voorts werd in aanmerking genomen dat Kosan Gas de economische waarde van de gasflessen kon realiseren door de verkoop van die flessen. De kopers daarentegen zouden niet volledig van hun eigendom kunnen genieten als zij door de daaraan verbonden merkrechten zouden worden beperkt. Daarnaast zou de mededinging worden beperkt door navulling te beperken, welk risico zou worden vergroot doordat de fles duur was in verhouding tot het gas, en de koper, als hij weer vrij wilde zijn in de keuze van zijn gasleverancier, afstand zou moeten doen van zijn voor de aankoop van de fles verrichte oorspronkelijke investering, die slechts rendabel was wanneer de fles een voldoende aantal malen werd hergebruikt. Het Hof oordeelde dat in die omstandigheden sprake was van uitputting van het merkrecht. In het onderhavige geval (evenals in de zaken L.C. van der Neut/Primagaz en Shell/Wallhout) is echter geen sprake van eigendomsoverdracht van de gastanks. In het onderhavige geval is immers sprake van huur, en bovendien tegen een zeer geringe huurprijs (de overgelegde overeenkomst met [B] maakt melding van een huurprijs van € 46,51 excl. BTW per jaar), die in geen verhouding staat tot de waarde van de gastank. De stelling van [A] dat de economische waarde van de gastanks wordt gerealiseerd door de inning van huurpenningen, kan dan ook niet worden gevolgd. De gastanks kunnen in de omstandigheden van het onderhavige geval niet worden gezien als op zichzelf staande waren; zij dienen slechts als een middel om de te leveren waren, het gas van Primagaz, op te slaan. [A] kan zich dan ook niet met succes op het arrest-Viking Gas/Kosan Gas beroepen.

4.8.  Ook het beroep van [A] op het arrest van het HvJEU inzake Frisdranken Industrie Winters/Red Bull van 15 december 2011 (C-119/10; LJN: BU9279), faalt. Het Europese Hof oordeelde in die zaak dat een dienstverlener die in opdracht en volgens aanwijzingen van een derde blikjes afvult die al zijn voorzien van met merken overeenstemmende tekens, feitelijk alleen zorgt voor de technische voorzieningen die nodig zijn voor het gebruik door een derde. Daarbij wordt, zo oordeelde het Hof, geen gebruik gemaakt van de tekens in kwestie voor waren of diensten die identiek of soortgelijk zijn aan die waarvoor het ingeroepen merk is ingeschreven, omdat de dienstverlener zich bezig houdt met het afvullen van blikjes, wat iets anders is dan de waren waarvoor de merken zijn ingeschreven. Dit is wezenlijk anders dan in het onderhavige geval: [A] zorgt immers niet slechts voor de technische voorzieningen die nodig zijn om een derde in staat te stellen de gassen te leveren, zij levert de gassen zelf direct aan de afnemers.

IEF 12492

De naam Theorieshop is verwarrend en daarmee onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 12 maart 2013, LJN BZ5364 (Test & Drive V.O.F. tegen gedaagde h.o.d.n. Autorijschool)

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Verwarringsgevaar. Test & Drive houdt zich bezig met het uitgeven en ontwikkelen van lesmateriaal voor het Nederlands theorie-examen voor de brommer, motor en auto. Zij biedt haar lesmateriaal sinds 10 maart 2004 aan via de website theorieshop.nl. Gedaagde drijft een autorijschool en handelt sinds 2005 eveneens in lesmateriaal voor het theorie-examen. In maart 2012 heeft gedaagde de domeinnamen theorieshop.com en autotheorieshop.nl geregistreerd, waarna hij op de website van theorieshop.com onder de naam ‘Theorieshop’ een internetwinkel (webshop) is gestart waarmee hij voornoemd lesmateriaal te koop aanbiedt. In november 2012 heeft gedaagde de domeinnaam theorie-shop.com geregistreerd, welke eveneens als autotheorieshop.com doorlinkt naar de domeinnaam theorieshop.com en de daarop aanwezige webshop.

De vraag centraal in dit geschil is of de door gedaagde gevoerde handels- en domeinnamen, in hun geheel beschouwd, een dermate grote gelijkenis vertonen met de handels- en domeinnaam van Theorieshop.nl van eiseres dat een reëel gevaar voor verwarring te duchten valt.

Theorieshop.com en theorie-shop.com
Volgens de voorzieningenrechter zijn de handels- en domeinnamen theorieshop.com en theorie-shop.com van gedaagde (nagenoeg) identiek aan die van Test & Drive. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt door het voeren van dezelfde handels- en domeinnaam door gedaagde verwarring te duchten zijn bij het publiek, zodat in beginsel sprake is van inbreuk op art. 5 Handelsnaamwet. De vermelding van de naam Theorieshop op de website van gedaagde is bovendien verwarrend en daarmee onrechtmatig jegens Test & Drive.

Autotheorieshop.nl
De woorden 'theorie' en 'shop' hebben slechts een zwak onderscheidend vermogen zodat voor het overige een grote gelijkenis nodig is voor verwarringsgevaar. De domeinnaam autotheorieshop.nl maakt volgens de voorzieningenrechter een zodanig afwijkende indruk dat er geen verwarringsgevaar te duchten valt. De totaalindruk die  de naam Autotheorieshop wekt is desalniettemin voldoende anders dan de handelsnaam van Test & Drive. Er is geen sprake van een inbreuk.

Theorieshop.com en theorie-shop.com
4.7.  Niet in geschil is dat [gedaagde] via de domeinnaam theorieshop.com (alsmede via de domeinnaam theorie-shop.com) tot voor kort de handelsnaam ‘Theorieshop’ voerde voor haar onderneming in lesmateriaal voor het Nederlands theorie-examen voor de brommer, motor en auto. Deze handelsnaam en de handels- en domeinnamen theorieshop.com en theorie-shop.com van [gedaagde] zijn (nagenoeg) identiek aan die van Test & Drive; slechts de extensie ‘.com’ en het koppelstreepje wijken immers af van de handelsnaam van Test & Drive. Naar eigen zeggen voert [gedaagde] deze handelsnaam niet pas sinds zijn registratie van de desbetreffende domeinnamen, maar al sinds 2005, in welk jaar hij een winkelpand in Krommenie onder die naam opende. Wat daarvan ook zij, ook dan is hij de latere gebruiker van de handelsnaam ‘Theorieshop’, nu Test & Drive die handelsnaam immers al sinds 2004 voert. Bovendien gebruiken partijen deze handelsnaam thans ter aanduiding van ondernemingen die naar hun aard eveneens identiek zijn, en zijn partijen beide via hun op Nederland gerichte website actief in het hele land. Dat alles maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat met het voeren van diezelfde handels- en domeinnaam door [gedaagde] bij het publiek verwarring valt te duchten met de onder tevens onder die handelsnaam gedreven onderneming van Test & Drive, zodat in beginsel sprake is van inbreuk op artikel 5 Hnw.

4.9.  Zoals eerder overwogen is van het voeren van een handelsnaam voor een onderneming in de zin van artikel 1 jo. 5 Hnw eerst sprake, indien die naam ter aanduiding van die onderneming in het handelsverkeer wordt gebruikt. Met [gedaagde] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het enkele gebruik van de naam ‘Theorieshop’ nog niet het voeren van die naam als handelsnaam met zich brengt. Uit de door [gedaagde] op de website van de domeinnaam theorieshop.com weergegeven tekst valt immers op te maken dat [gedaagde] de naam Theorieshop juist niet meer gebruikt als aanduiding voor haar onderneming in het handelsverkeer, zodat hij de handelsnaam Theorieshop thans niet (meer) voert. Bij die stand van zaken is (op dit moment) dan ook geen sprake van inbreuk op artikel 5 Hnw. Daar staat echter tegenover dat het risico op een nieuwe inbreuk niet denkbeeldig is. Weliswaar heeft [gedaagde] bij brief van 22 januari 2013 van zijn rechtsbijstandverzekeraar (2.6) medegedeeld het gebruik van de handelsnaam Theorieshop te zullen staken, maar slechts ‘onder protest en zonder erkenning van aansprakelijkheid’. Ook heeft [gedaagde] de door hem geregistreerde domeinnamen theorieshop.com en theorie-shop.com niet aan Test & Drive overgedragen, zodat ook daarmee het risico van een hernieuwde inbreuk dreigt. Gezien de eerdere inbreuk door [gedaagde], is de vermelding van de naam Theorieshop op de website van [gedaagde] bovendien verwarrend, en daarmee (tevens) onrechtmatig jegens Test & Drive.

Autotheorieshop.nl
4.12.  Zoals in r.o. 4.5 overwogen hebben de woorden ‘theorie’ en ‘shop’ slechts een zwak onderscheidend vermogen, zodat voor het overige een grote gelijkenis nodig is voor verwarringsgevaar. In zijn geheel bezien maakt de domeinnaam autotheorieshop.nl een zodanig afwijkende indruk dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen gevaar voor verwarring valt te duchten. De handelsnaam waaronder Test & Drive haar onderneming drijft is immers niet ‘Autotheorieshop’, maar ‘Theorieshop’. Bovendien is de domein- en handelsnaam autotheorieshop.nl als gevolg van de toevoeging van het woord ‘auto’ auditief niet langer (geheel) overeenstemmend met de handels- en domeinnaam theorieshop.nl. Weliswaar hebben beide namen een overeenkomstig deel, welk deel bestaat uit de volledige handelsnaam van Test & Drive, maar de totaalindruk die de naam Autotheorieshop wekt is desalniettemin voldoende anders (en daarnaast overigens meer beschrijvend voor de handel in lesboeken voor het theorierijvaardigheidsbewijs) dan de handelsnaam van Test & Drive. Daar komt bij dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] met de domeinnaam autotheorieshop.nl tevens de handelsnaam Autotheorieshop.nl heeft gevoerd voor zijn onderneming, zodat reeds om die reden van een inbreuk geen sprake is. Voor zover de vordering ziet op staken van het gebruik van en overdracht van de handels- en domeinnaam autotheorieshop.nl, zal deze vordering dan ook worden afgewezen.

IEF 12491

Wetsvoorstel tot wijziging Mediawet 2008 genoegzaam voorbereid

Verslag van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake de Wijziging van de Mediawet 2008, Kamerstukken II 2012-2013, 33541, nr. 5

Een korte vermelding: De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
    Inhoud:

    I.    ALGEMEEN  
    1. Naar een efficiënte en bestuurbare publieke omroep
    2. Kort overzicht van maatregelen
    – Hergroepering van omroepen  
    – Budgetverdeling
    – NTR
    – Kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag
    3. Redenen voor wetswijziging
    4. Uitgangspunten voor een vernieuwd omroepbestel
    5. Organisatie landelijke publieke omroep
    5.1. Erkende omroeporganisaties
    5.1.1. Samenwerkingsomroep
    – Programmatische activiteiten en nevenactiviteiten
    – Leden
    – Vermogen en reservevorming
    5.1.2. Omroepverenigingen vertegenwoordigd in een samenwerkingsomroep
    5.1.3. Zelfstandige omroepverenigingen
    5.2. Procedure voor de aspiranten PowNed en WNL
    5.3. Nieuwkomers
    5.4. De 2.42-omroepen
    5.5. NTR
    6. Financiering landelijke publieke omroep
    6.1. Overwegingen voor een nieuwe financieringssystematiek
    6.2. Uitwerking
    – Basisbudget
    – Budgetvaststelling samenwerkingsomroepen
    – Fusiebonus
    – Budgetvaststelling nieuwkomers
    6.3. programmabudget raad van bestuur NPO
    7. Overige publieke omroep
    7.1. Lichtere visitatieprocedure
    7.3. Publiek-private samenwerking
    8. Muziekcentrum van de omroep (MCO)
IEF 12490

Gebruik van de extra "s" in handelsnaam en domeinnaam

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 26 maart 2012, zaaknr. C/13/536609 / KG ZA 13-226 (X hodn Holland Destination Travel Service tegen Holland Destination Services B.V.)

Holland, Amsterdam surroundingUitspraak ingezonden door Jacqueline Schaap en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap.

Handelsnaamrecht. Gebruikelijke woordengroep ´Holland Destination´ in de reisbranche. Domeinnaam overdracht.

Eiseres drijft sinds februari 1996 de onderneming Holland Destination Travel Service als dienstverlener van activiteiten en faciliteiten van verblijf voor (zakelijke) toeristen binnen de Benelux. Gedaagde doet dit sinds november 2012 onder de handelsnaam Holland Destination Service(s) en via bijna dezelfde websites als eiseres, met een extra "s" op het eind. Hoewel Y vlak voor de zitting te kennen heeft gegeven dat voor de vennootschap voortaan de naam HDSHolland zal worden gebruikt, is ter zitting gebleken dat daartoe door gedaagden nog geen concrete stappen zijn genomen.

De vennootschap heeft met de door haar gebruikte handelsnaam onvoldoende het verwarringsgevaar weten te voorkomen. Het gebruik van de extra "s" doet daar niet aan af. Gedaagden hebben aangevoerd dat, doordat in de reisbranche in handelsnamen vaker de woorden Holland Destination in die volgorde worden gebruikt, deze woordcombinatie niet onderscheidend is te noemen en door eiseres niet kan worden geclaimd. Dit standpunt wordt niet gevolgd. De handelsnaam moet in zijn geheel worden bezien en de door de vennootschap gebruikte woordcombinatie wijkt onvoldoende af van de handelsnaam van eiseres.

Vooralsnog is onvoldoende aannemelijk dat het gebruik van de (aangekondigde) handelsnaam HDSHolland in strijd is met artikel 5 Hnw. De handelsnamen Holland Destination Travel Service en HDSHolland zijn daarvoor te verschillend.

Met de domeinnamen wordt handelsnaaminbreuk gepleegd. Het aanbod de websites op zwart te zetten of (tijdelijk) niet gebruiken van de domeinnamen biedt echter onvoldoende waarborg tegen voornoemd onrechtmatig handelen. Gedaagde dient de domeinnamen om niet en zonder restricties over te dragen.

4. 7. Gedaagden hebben verder nog aangevoerd dat zij er mede doordat Holland Destination Travel Service geen gebruik maakt van een website niet van op de hoogte waren dat deze handelsnaam werd gevoerd. Zij stellen hun handelsnaam te hebben gekozen zonder dat zij wisten dat eiseres de handelsnaam Holland Destination Travel Service al gebruikte. Vooropgesteld wordt dat het voor een geslaagd beroep op handelsnaaminbreuk niet uitmaakt of degene die daarop wordt aangesproken op de hoogte was van het bestaan van de oudere handelsnaam op grond waarvan de bescherming wordt ingeroepen. Overigens merkt de voorzieningenrechter op dat gedaagden op diverse andere manieren hadden kunnen onderzoeken of de handelsnaam die zij voor de vennootschap wensten te gebruiken nog kon worden gebruikt. Zo hadden zij ook de Kamer van Koophandel of Google kunnen raadplegen.

4.8. Op grond van het voorgaande is aannemelijk geworden dat de handelsnaam Holland Destination Service(s) door de vennootschap in strijd met artikel 5 Hnw wordt gevoerd. Nu de vordering onder i) op deze - primaire - grondslag zal worden toegewezen, behoeft de subsidiaire grondslag, onrechtmatige daad, geen verdere bespreking. De vordering zal worden toegewezen. met dien verstande dat de vennootschap zal worden geboden het gebruik van de handelsnamen Holland Destination Service en Holland Destination Service(s) te staken en gestaakt te houden. Nu het enige tijd kan vergen voordat aan het gebod kan worden voldaan, zal de termijn op veertien dagen worden gesteld.

Domeinnaam
4.11 (...) Aannemelijk is derhalve dat door het gebruik van deze naam door de vennootschap in strijd met artikel 5 Hnw inbreuk wordt gemaakt op de handelsnaam Holland Destination Travel Service. De omstandigheid dat eiseres zelf nog niet tot het registeren van een domeinnaam is overgegaan doet aan het voorgaande niet af.

4.12 (...) Gedaagde heeft ter zitting zich nog bereid getoond de domeinnamen op zwart te zetten. Het enkele (tijdelijk) niet gebruiken van de domeinnamen biedt echter onvoldoende waarborg tegen voornoemd onrechtmatig handelen.

Op andere blogs:
DomJur 2013-953 (Holland Destination Travel Service - Holland Destination Services B.V.)