3 nov 2025
Geen onrechtmatige berichtgeving door NOS over hulpleveringen aan Gaza
Rb. Midden-Nederland 3 november 2025, IEF 23057; ECLI:NL:RBMNE:2025:5659 (CIDI c.s. tegen NOS). CIDI c.s. behartigt onder meer de belangen van de Joods-Nederlandse gemeenschap. NOS is een landelijke publieke omroep. CIDI c.s. verwijt NOS dat zij in haar berichtgeving over de oorlog die op 7 oktober 2023 uitbrak tussen Hamas en Israël, zich schuldig heeft gemaakt aan onjuiste en misleidende berichtgeving. Er is gemeld dat voor de oorlog van 7 oktober 2023 dagelijks 500 tot 600 vrachtwagens per dag met hulpgoederen Gaza binnenkwamen. Terwijl het volgens CIDI c.s. in werkelijkheid ging om 500-600 vrachtwagens met hulpgoederen per werkdag (en dus niet 500 tot 600, maar 327 vrachtwagens per dag). CIDI c.s. stelt hierdoor schade te hebben geleden en vordert dat NOS wordt veroordeeld tot rectificatie van deze berichtgeving. Na het uitbrengen van de dagvaarding door CIDI c.s. heeft NOS een aanvulling op haar website opgenomen.
Volgens CIDI c.s. handelt NOS daardoor in strijd met de zorgvuldigheidsvereisten die zijn neergelegd in de Mediawet en de Code Journalistiek handelen voor de Landelijke Publieke Omroepen. Het gaat hier om persvrijheid, dat valt onder de vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM). De rechter kijkt daarom naar de vraag of de berichtgeving onrechtmatig is tegenover CIDI c.s. in de zin van artikel 6:162 BW. Hierbij is van belang of de publicaties voldoende steun vonden in het feitenmateriaal waarover NOS beschikte of kon beschikken op het moment van de uitlatingen. NOS beriep zich op bronnen van de Verenigde Naties. Ook andere belangrijke internationale organisaties hebben die aantallen genoemd (waaronder Amnesty, Human Rights Watch en Refugees International). De uitlatingen van NOS zijn niet onrechtmatig. De vordering tot rectificatie wordt afgewezen. CIDI c.s. moet, als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten van NOS betalen.
3.16. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat de beslissing voor CIDI c.s. onbevredigend voelt, omdat uit de primaire bronnen waar zij op wijst (van Amnesty International en OCHA) volgt dat uitgegaan moet worden van 327 vrachtwagens per dag. Maar ook al hadden de uitlatingen van CIDI c.s. niet voldoende steun gevonden in de feiten had dit niet tot een ander oordeel geleid.
3.17. Volgens CIDI c.s. creëert de in haar ogen onjuiste berichtgeving van NOS een te negatief beeld van Israël dat vraagt om rectificatie. NOS heeft in haar pleitnotitie onder 3.19 en 3.20 gemotiveerd en onweersproken gesteld dat een groot aantal andere nationale en internationale media precies dezelfde cijfers van de VN over het aantal vrachtwagens met hulpgoederen gebruikt als NOS. Bovendien geldt, zoals CIDI c.s. zelf op de zitting heeft meegedeeld, dat de discussie over het daadwerkelijke aantal vrachtwagens met hulpgoederen per dag niet meer is dan een onderdeel dat bijdraagt aan het beeld dat Israël hongersnood creëert. De door CIDI c.s. gestelde schade door de publicatie van NOS - wat nodig is voor het oordeel dat sprake is van onrechtmatig handelen door NOS jegens CIDI c.s. - staat dan ook niet voldoende vast. Dat betekent dat ook om die reden de vorderingen waren afgewezen.