Kazan veroordeeld voor inbreuk op Solvays octrooi op natronloogproces; nietigheids- en voorgebruiksverweren afgewezen
Rb. Den Haag 3 december 2025, IEF 23161; ECLI:NL:RBDHA:2025:22700 (Solvay c.s. en Kazan c.s.). De Rechtbank Den Haag oordeelt in een bodemzaak tussen Solvay (met licentienemers) en de tot de Turkse Ciner-groep behorende Kazan-vennootschappen over inbreuk op het Europese octrooi EP 2 878 579 (en de daarvan afgeleide divisional-aanvrage EP 3 971 138) voor een verbeterde werkwijze om natronloog (caustic soda) te maken uit een spoelstroom van een soda-ashproductieproces. Solvay stelt dat Kazan in Turkije volgens de geoctrooieerde werkwijze soda ash produceert en dit rechtstreeks verkregen voortbrengsel vervolgens in Nederland verhandelt. Kazan betwist de inbreuk niet inhoudelijk, maar voert vooral aan dat het Nederlandse deel van EP 579 en de divisional nietig zijn wegens gebrek aan nieuwheid en inventiviteit in het licht van Turkse EIA-rapporten, oude Amerikaanse octrooien (US 287, US 054) en handboeken (Garrett, Ullmann). Ook beroept Kazan zich op een recht van voorgebruik. De rechtbank grijpt de zaak aan om te benadrukken dat de uitleg van de conclusies volgens artikel 69 EOV en het Protocol daarop voor zowel de inbreuk- als de geldigheidsbeoordeling dezelfde moet zijn: beslissend is hoe de gemiddelde vakpersoon de conclusies leest, en men mag die uitleg niet “rekken” voor de inbreuk en tegelijk “vernauwen” voor de nietigheidsvraag.