Schorsing octrooigeschil in afwachting van uitspraak TKB
Hof Den Haag 11 juni 2024, IEF 22286; ECLI:NL:GHDHA:2024:1100 (Edwards tegen Meril) In 2020 heeft het EOB aan Edwards een Europees octrooi verleend, waaronder voor Nederland. Hiertegen heeft Meril bij het EOB oppositie ingesteld, die in 2022 is verworpen. Meril is vervolgens in hoger beroep gegaan bij de TKB. Edwards heeft in 2021 Meril voor de rechtbank gedagvaard en tegen Meril op grond van het octrooi een inbreukverbod gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen van Edwards afgewezen en Edwards veroordeeld in de kosten van de procedure. Edwards is hiertegen in beroep gegaan. Meril heeft in hoger beroep gevorderd om de behandeling van dit geschil te schorsen totdat in hoogste instantie is besloten over de oppositie tegen het octrooi danwel tot de TKB heeft besloten. Het hof acht het onevenredig om te schorsen totdat er in de hoogste instantie over de oppositie tegen het octrooi is besloten. Dit zou leiden tot onevenredige vertraging. Het hof gaat echter wel mee in het voorstel om de behandeling in hoger beroep te schorsen, in afwachting van de uitspraak van de TKB. Het hof oordeelt dat het niet nodig is de partijen nu zonder meer door te laten procederen, aangezien de memorie van antwoord van Meril zou moeten worden gebaseerd op het centraal nog steeds geldig geachte octrooi. Na de uitspraak van het TKB zal het hof besluiten of Edwards haar grieven en vorderingen kan aanpassen aan die uitspraak, of dat de procedure verdergaat op basis van de huidige stand van zaken.