IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 22011
25 april 2024
Artikel

Seminar Uitingsvrijheid op donderdag 16 mei 2024

 
IEF 22010
25 april 2024
Artikel

Isabelle Wolterink (EP&C) nieuwe voorzitter Orde van Octrooigemachtigden

 
IEF 12526

Financieel rapport collectief beheer 2011

CvTA, Financieel rapport collectief beheer 2011, februari 2013 CvTA.nl.

Op Hoofdlijnen en specifieke gebeurtenissen in 2011 (financieel). Enkele highlights voor de organisaties die onder het toezicht van het CvTA vallen.

Hoofdlijnen - Incasso ontwikkeling
De incasso omvang binnen Nederland van de CBO’s onder toezicht, bedroeg in het jaar 2011 € 228 miljoen. Dit is een afname van 2% ten opzichte van vorig jaar (2010). Een deel van deze afname wordt veroorzaakt door de tweejaarlijkse cyclus bij de Stichting Reprorecht. De CBO die minder incasseerde is Stichting de Thuiskopie vanwege de AMvB met betrekking tot de “bevriezing” van de soort datadragers waarover vergoedingen geheven mogen worden, (-15% ten opzichte van 2010). Het aandeel van de incasso met betrekking tot het buitenland steeg ten opzichte van 2010 met 17%, de omvang was € 41,1 miljoen, voor alle CBO’s en 24% voor de CBO’s die onder het toezicht vallen.

Repartitie ontwikkeling
De omvang van de repartitie van de CBO’s onder toezicht is ten opzichte van 2010 toegenomen tot € 221 miljoen (2%). Ook hier is Stichting de Thuiskopie een uitzondering: de repartitieomvang nam fors af (deels door reservering).

Nog te reparteren
Een belangrijk gegeven is de “nog te reparteren som” aan het einde van het jaar. Deze geeft aan naar jaar van incasso, welk deel er nog aan de rechthebbenden verdeeld dient te worden. Hoe ouder het jaar van oorspronkelijke incasso, des te lager het nog te reparteren bedrag moet zijn. Deze som is in 2011 met 5% gestegen ten opzichte van 2010 voor de CBO’s die onder het toezicht vallen. Voor alle CBO’s is dit 1%. De nog te verdelen bedragen mogen niet ouder zijn dan 3 jaren. Van de CBO’s onder toezicht hebben Sena en Buma nog te verdelen gelden op de balans staan die ouder zijn dan 3 jaren. Deze bedragen zijn respectievelijk 2% en 4% van de oorspronkelijke som. Met een valide onderbouwing (bijvoorbeeld reservering voor claims) mogen CBO’s er maximaal 5 jaren over doenom de geïnde gelden te verdelen.

Voor de CBO’s onder toezicht wordt de effectiviteit per incassojaar gemeten. Dit is de mate waarin een CBO erin slaagt om, jaar-op-jaar gemeten, de oorspronkelijk geïncasseerde som onder rechthebbenden te verdelen. Het percentage ligt idealiter bij de 100%.

Betreffende het incassojaar 2008, zijn nog niet alle CBO’s onder toezicht erin geslaagd om tot een volledige verdeling te komen. De percentages variëren van 90 tot 100%.

Het CvTA zal de komende jaren een zogeheten cascadeberekening in het Financieel Rapport opnemen. Dit geeft een bevattelijk samenvattend inzicht in de repartitie van jaar op jaar, de aan rechthebbenden uit te betalen bedragen minus de inhoudingen en de snelheid waarmee dit wordt gedaan.

Kostenontwikkeling bij CBO’s
Over de hele linie zijn de kosten van alle organisaties ten opzichte van 2010 met 7% gedaald. Voor de CBO’s onder toezicht is dit -2%, Buma vormt hier een uitzondering op.

De personeels- en inhuurkosten maken 39% van de totale kosten, deze zijn met 1% afgenomen ten opzichte van 2010. Het uitbesteden van werk aan derden (zoals uitvoerder/shared service center CEDAR) maakt 22% uit van de totale kosten, de daling hiervan bedraagt 22%. De overige beheerskosten zijn met 3% toegenomen ten opzichte van 2010; deze kosten vormen 32% van het totaal.

Enkele highlights voor de organisaties die onder het toezicht van het CvTA vallen

Sena
Het inhoudingspercentage is aangepast naar 16% voor de nog open muziekjaren. In de Sena-jaarrekening staat: “Nadere analyse van het verschil tussen de repartitieverplichting van de Nederlandse kasontvangsten (de optelsom van de in de toekomst uit te betalen bedragen ultimo 2011) en de repartitieschuld (de gemaakte reservering om aan deze verplichting te kunnen voldoen) heeft uitgewezen dat er in de voorafgaande jaren een tekort is ontstaan.” “De toentertijd gehanteerde inhoudingspercentages zijn ontoereikend geweest om de kosten zoalsdie in deze jaren werden gemaakt te dekken.”

“Om het tekort dat in belangrijke mate is veroorzaakt door de eenmalig bijzondere lasten in 2010 binnen een afzienbare periode te compenseren, is besloten om het inhoudingspercentage voor zowel de open jaren als toekomstige jaren te verhogen naar 16 procent. Voor de open jaren betreft dit zowel de reeds verrichte als de nog te verrichten betalingen. Daarnaast is het voornemen de niet geclaimde gelden over gesloten jaren tot nader order toe te voegen aan de repartitieschuld. Door deze aanpassingen zal het tekort op de repartitieschuld binnen een periode van 5 tot 7 jaar zijn ingelopen. Op de resultaten over 2011 heeft deze aanvullende maatregel geen effect.”

Stichting Leenrecht
In 2011 zijn de niet-betaalde verlengingen ad € 2.900.000 gefactureerd aan de bibliotheken. Deze facturen worden door de bibliotheken betwist en zijn door het merendeel van de bibliotheken niet betaald. Voor het openstaand saldo ad € 7.777.000 is een voorziening voor oninbaarheid opgenomen. Deze voorziening is ten laste van de te verdelen gelden gevormd.4 [red. Stand februari 2013:Op 23 november 2012 heeft de Hoge Raad de eis van Stichting Leenrecht m.b.t. niet-betaalde verlengingen afgewezen, IEF 12044].

Stichting de Thuiskopie
Er is een duidelijke daling van de incasso-inkomsten vanwege de bevriezing van de soort informatiedragers waarover de thuiskopievergoeding berekend wordt, met name DVD. In de totale incasso zit nog een bedrag van € 2.470.000 aan incidentele facturatie, netto is de incasso “regulier” gedaald tot € 6.740.000. In 2009 was de incasso nog € 14.885.000.

Voorts is er een daling van het eigen vermogen te constateren vanwege verliezen in de exploitatie (minus € 600.000). Hiervan wordt € 365.000 ten laste van de algemene reserve geboekt. Door “opsporing en handhaving” is een resultaat behaald van € 500.000. Dit wordt toegevoegd aan de algemene reserve. De inkomsten uit piraterijbestrijding vallen ten gunste van de Stichting BREIN en een deel ten gunste van de te verdelen gelden.

Stichting Reprorecht
De inning en verdeling van de vergoedingen in 2011 vertoonde een stabiel beeld. De incassobedragen vertonen op totaalniveau sterke fluctuaties. Dit wordt veroorzaakt doordat naast de jaarlijkse incasso bij overheid, onderwijs en buitenland, tevens de tweejaarlijkse incasso plaatsvindt van het bedrijfsleven.

Gedurende 2011 is er onderzoek geweest naar het kopieergedrag (o.a. digitale kopieën versus fotokopieën) binnen het bedrijfsleven. De uitkomsten van dit onderzoek zullen worden meegenomen in een nieuwe regeling voor het bedrijfsleven.

Buma
Buma en Stemra maken gebruik van één kantoororganisatie. De totale kosten van de kantoororganisatie zijn in 2011 ten opzichte van 2010 licht gestegen (2%). In 2011 is de toerekening systematiek van kosten tussen de twee organisaties Buma en Stemra aangepast voornamelijk 75/25% (voorheen voornamelijk 60/40%) om de kostenverdeling meer in lijn te brengen met de activiteiten van de uitvoeringsorganisatie voor de entiteiten. Als gevolg hiervan zijn de organisatiekosten van Buma gestegen en de organisatiekosten van Stemra gedaald. De lichte kostenstijging van de totale kosten van de gezamenlijke organisatie zijn te wijten aan:

  • Toegenomen activiteiten van het service centrum, dat tevens een deel van het personeel heeft overgenomen van Buma;
  • Hogere advieskosten m.b.t. huurovereenkomst, juridische kosten (€ 500.000);
  • Daarentegen leverde de verplaatsing van backoffice-activiteiten van Praag naar India een besparing op in de outsourcingskosten van € 700.000.
IEF 12525

Uitzending van 'Het Zesde Zintuig' toegestaan

Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad 14 maart 2013, LJN BZ6583, zaaknr. C/16/339921/KL ZA 13-93 (Eiser tegen RTL Nederland B.V.)

Uitspraak ingezonden door Peter Kok en Bas le Poole, Houthoff Buruma.

Als randvermelding. Mediarecht. Televisieprogramma. Eerbiediging van persoonlijke levenssfeer. Vrijheid van meningsuiting. Eiser vordert RTL te verbieden om de aflevering van het programma "Het Zesde Zintuig" over het overlijden van Eline uit te zenden en/of voor het publiek openbaar te maken. Ter onderbouwing van zijn vorderingen heeft eiser gesteld dat RTL jegens hem onrechtmatig handelt door de paragnosten en de ouders van Eline in het programma een podium te geven om hem te beschuldigen van betrokkenheid bij het overlijden van Eline anders dan door zelfmoord. Eiser is als enige bij de zelfmoord van Eline aanwezig geweest, zodat bij elke suggestie dat er geen sprake is van zelfmoord eiser feitelijk wordt beschuldigd van moord.

In deze zaak gaat het om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van eiser diens recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en aan de zijde van RTL het recht op vrijheid van meningsuiting. De voorzieningenrechter wijst de vordering af.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet op voorhand voldoende aannemelijk is dat in de aflevering sprake is van een enige beschuldiging van eiser door de paragnosten en/ of de familie van Eline van betrokkenheid bij het overlijden van Eline, anders dan door zelfmoord. De door eiser gestelde (dreigende) onrechtmatige en directe schending van zijn persoonlijke levenssfeer is daarom op voorhand niet voldoende gebleken. Hoe zeer de wens van eiser om in de openbaarheid niet meer geconfronteerd worden met deze zaak valt te begrijpen, het gegeven dat eiser betrokken is geweest bij het overlijden van Eline, maakt dat hij daarvan onder de in dit geding gebleken feiten en omstandigheden niet gevrijwaard kan worden.

Niet kan worden aangenomen dat in het programma de door eiser als onrechtmatig gekwalificeerde uitlatingen over betrokkenheid bij het overlijden van Eline anders dan door zelfmoord voorkomen, althans niet in een mate die met zich brengt dat het belang van eiser bij bescherming van zijn privacy zwaarder moet wegen dan het belang van RTL bij vrijheid van meningsuiting/ persvrijheid. De voorzieningenrechter wijst de vordering af.

4.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van hetgeen zijdens RTL en haar raadsman ter zitting is verklaard over de inhoud van de vijfde aflevering in de sene "Het Zesde Zintuig", niet op voorhand voldoende aannemelijk is dat in deze aflevering sprake is van een enige beschuldiging van eiser door de paragnosten en/ of de familie van Eline van betrokkenheid bij het overlijden van Eline, anders dan door zelfmoord. Het enkele feit dat de ouders in de aflevering hun twijfel uitspreken of er sprake is geweest van zelfmoord is daartoe onvoldoende. De door eiser gestelde (dreigende) onrechtmatige en directe schending van zijn persoonlijke levenssfeer is daarom op voorhand met voldoende gebleken. ... Daar komt bij dat in de aflevering ook ruimte is gegeven voor de conclusies van politie en justitie die inhouden dat er sprake was van zelfmoord en dat RTL de advocaat van eiser heeft aangeboden in de uitzending de visie van eiser naar voren te (doen) brengen. Hoe zeer de wens van eiser om in de openbaarheid niet meer geconfronteerd worden met deze zaak valt te begrijpen, het gegeven dat eiser betrokken is geweest bij het overlijden van Eline, maakt dat hij daarvan onder de in dit geding gebleken feiten en omstandigheden met gevrijwaard kan worden.

4.10. Gelet op het bovenstaande en de omstandigheid dat voorshands niet kan worden aangenomen dat in het programma de door eiser als onrechtmatig gekwalificeerde uitlatingen over betrokkenheid bij het overlijden van Eline anders dan door zelfmoord voorkomen, is de door RTL op 14 maart 2013 uit te zenden aflevering over Eline m de serie "Het Zesde Zintuig" reeds om deze reden niet op voorhand onrechtmatig jegens eiser te achten, althans niet in een mate die met zich brengt dat het belang van eiser bij bescherming van zijn privacy zwaarder moet wegen dan het belang van RTL bij vrijheid van meningsuiting/ persvrijheid. De primaire vordering komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.

Op andere blogs:
Mediareport (Verbod op uitzending ‘Het Zesde Zintuig’ afgewezen)

IEF 12524

VS rechter steekt stokje voor doorverkoop tweedehands muziekbestanden

US Court District Court Southern District of New York 30 maart 2013, 12 Civ 95 (RJS) (Capitol Records LLC tegen ReDigi Inc.)

Een bijdrage van Anke Verhoeven en Bindu De Knock, SOLV.

1. Inleiding
Een New Yorkse rechter maakte vorig weekend korte metten met de tweedehandsverkoop van mp3-files in de VS. Aanleiding was de strijd tussen ReDigi en Capitol Records. ReDigi lanceerde in 2011 een online platform waarop consumenten tweedehands digitale muziekbestanden kunnen verkopen en kopen. De startup was Capitol Records een doorn in het oog omdat zonder toestemming het repertoire van Capitol Records werd verveelvoudigd en gedistribueerd waardoor de platenmaatschappij geen inkomsten ontving. Capitol Records trekt aan het langste eind, maar ReDigi is in ieder geval van plan de uitspraak aan te vechten.

De vraag die bij de rechter voorlag is of een digitaal muziekbestand, dat rechtmatig is gemaakt en gekocht, kan worden doorverkocht door de eigenaar met behulp van ReDigi onder de Amerikaanse first sale doctrine. Judge Sullivan beantwoordde die vraag met een volmondig nee, omdat ReDigi (althans de versie 1.0 van het ReDigi platform) inbreuk maakt op de exclusieve rechten van Capitol Records omdat een ongeautoriseerde kopie wordt gemaakt van het muziekbestand.

Met de uitspraak wordt de herverkoop van digitale producten behoorlijk op de helling gezet. De uitspraak is ook slecht nieuws voor giganten Apple en Amazon die eveneens digitale tweedehands markten hebben ontwikkeld maar nog niet hebben geïmplementeerd.

Inhoudsopgave:
1. Inleiding
2. Wat doet ReDigi
3. De uitspraak
4. Verveelvoudiging
5. Verweren van ReDigi
5.1. Fair use
5.2. First sale
6. Toepassing in Europa
6.1. Verveelvoudiging

6.2. Uitputting

2. Wat doet ReDigi
Vooraleer we de uitspraak nader bekijken, is het goed om te recapituleren wat ReDigi nu eigenlijk doet. ReDigi heeft een systeem ontwikkeld dat het mogelijk maakt om muziek die via iTunes is aangekocht, te verkopen aan andere ReDigi gebruikers via het online platform. Gebruikers van ReDigi downloaden eerst de Media Manager. Deze technologie maakt het mogelijk om te controleren of de muziek rechtmatig is aangekocht en na het uploaden naar een persoonlijke Cloud Locker daadwerkelijk verwijderd is van de computer van de eigenaar van het oorspronkelijke muziekbestand. ReDigi bestempelt dit proces als het ‘migreren’ van een muziekbestand. Eenmaal verkocht aan een andere gebruiker wijst ReDigi het muziekbestand toe aan de persoonlijke Cloud Locker van de koper, waardoor het uit het bezit van de voor de oorspronkelijke verdwijnt.

Bij iedere verkoop krijgt de artiest 20% van de verkoopprijs. Wordt de mp3 opnieuw door ReDigi verkocht, dan ontvangt de artiest weer een percentage van de verkoopprijs (ter vergelijking, Spotify betaalt een 0,5-0,7 cent per stream).

3. De uitspraak
Eerst gaat de rechter in op de vraag of ReDigi in strijd handelt met de exclusieve rechten van Capito Recordsl. De rechter behandelt achtereenvolgens het verveelvoudigingsrecht, het distributierecht en het openbaarmakingsrecht. Ten aanzien van het openbaarmakingsrecht wordt geen inhoudelijk oordeel gegeven omdat de feiten daarvoor niet duidelijk genoeg waren. Ten aanzien van het distributierecht oordeelt de rechter kort dat het versturen van een digitaal bestand duidelijk het soort transactie is dat bedoeld wordt met ‘distribution’ in de Amerikaanse Copyright Act. De behandeling van het verveelvoudigingsrecht is het meest interessant in deze context.

4. Verveelvoudiging
ReDigi’s proces om muziekbestanden te uploaden naar de Cloud Locker vormt het twistpunt in deze zaak. ReDigi legt het proces uit als de migratie van een bestand, in data pakketten, zodanig dat de data niet tegelijkertijd in twee locaties bestaat. Capitol Records weerlegt dit door te stellen dat het upload proces het kopiëren van een muziekbestand noodzakelijk maakt. De Amerikaanse Copyright Act kent de auteur het exclusieve recht toe om onder meer:

“to reproduce the copyrighted work in copies or phonorecords, to distribute copies or phonorecords of the copyrighted work to the public by sale or other transfer of ownership and to publicly perform and display certain copyrighted works.”

Tussen partijen staat vast dat Capitol Records auteursrechthebbende is van een aantal werken verkocht via ReDigi en dat als Capitol Records geen toestemming heeft verleend om voor de reproductie en distributie er sprake is van inbreuk. Onder de Amerikaanse auteurswet is er sprake van een reproductie als een auteursrechtelijk beschermd werk wordt vastgelegd in een nieuw material object, in dit geval een nieuw fonogram dat kan worden aangemerkt als een kopie. Op het moment dat de gebruiker een digitaal muziekbestand upload naar de persoonlijke Cloud Locker, wordt een kopie gemaakt. Ook wanneer een gebruiker een muziekbestand download uit de Cloud Locker en dit opslaat op de computer. Voor het maken van deze kopie heeft men ReDigi toestemming van de auteursrechthebbende nodig. Sullivan oordeelt het technisch onmogelijk is om een digitaal muziekbestand te versturen via het internet, zonder daarvan kopieën te maken:

 

"Because the reproduction right is necessarily implicated when a copyrighted work is embodied in a new material object, and because digital music files must be embodied in a new material object following their transfer over the Internet, the Court determines that the embodiment of a digital music file on a new hard disk is a reproduction within the meaning of the Copyright Act,"

Sullivan oordeelt dat het resale proces(het uploaden en downloaden) van ReDigi het maken van een nieuw exemplaar verondersteld waardoor er sprake is van inbreuk. Het enkele feit dus dat een bestand van de ene harde schijf naar de andere wordt verplaatst, houdt dus al een verveelvoudiging in. Dat het originele bestand wordt verwijderd wordt niet van belang geacht.

5. Verweren van ReDigi
Wanneer vaststaat dat sprake is van een schending van het distributierecht en het verveelvoudigingsrecht, gaat de rechter verder met de behandeling van de verweren van ReDigi, namelijk fair use en first sale.

5.1. Fair use
ReDigi verweerde zich tegen de claim van Capitol Records met onder meer de stelling dat de werkwijze van ReDigi valt onder fair use. De rechter stelt echter al snel vrij stellig vast dat ReDigi geen beroep op fair use kan doen. Het up en downloaden van muziek van en naar je persoonlijke ReDigi locker valt wel binnen fair use, maar het verkopen van die muziekbestanden niet. Dat komt voornamelijk omdat de doelstelling van ReDigi commercieel is. Ook speelt mee dat het werken betreft met een hoge creatieve waarde, die volledig worden verzonden en dat ReDigi een negatieve impact hebben op de markt zal hebben.

5.2. First sale
ReDigi doet ook een beroep op de first sale doctrine. In Section 109 van de Copyright Law of the USA staat deze als volgt verwoord:

“the owner of a particular copy or phonorecord lawfully made under this title, or any person authorized by such owner, is entitled, without the authority of the copyright owner, to sell or otherwise dispose of the possession of that copy or phonorecord.”

ReDigi stelt dat haar dienst het doorverkopen van legaal gekochte muziekbestanden inhoudt, zodat de rechten van Capitol Records zijn uitgeput.

Dit verweer gaat alleen al niet op omdat de rechter heeft geoordeeld dat ReDigi een verveelvoudiging maakt. De first sale doctrine biedt alleen een verweer voor distributie, niet voor verveelvoudiging. Omdat er noodzakelijk een kopie wordt gemaakt van het bestand, gaat het niet meer om hetzelfde exemplaar. De rechter maakt duidelijk dat de first sale doctrine daardoor alleen kan gelden voor fysieke exemplaren zoals boeken of cd’s.

Daarnaast acht de rechter relevant dat de muziekbestanden niet rechtmatig verkregen zijn door ReDigi. De rechter heeft namelijk al geoordeeld dat de verveelvoudiging van de muziekbestanden onrechtmatig was. Dit terwijl voor een beroep op de first sale doctrine vereist is dat het exemplaar legaal (dus met toestemming van de rechthebbende) is gemaakt. Overigens werd onlangs nog geoordeeld dat het in dat geval niet uitmaakt of het exemplaar in de VS zelf of ergens anders op de wereld is gemaakt.

6. Toepassing in Europa
6.1. Verveelvoudiging
Vertalen we deze situatie naar Nederland, dan zou de vraag kunnen opkomen of de handelwijze van ReDigi ook naar Nederlands recht een verveelvoudiging oplevert. Daarbij is in het bijzonder interessant om na te gaan of een beroep op art. 13a Aw een kans van slagen heeft. Dat artikel bepaalt kort gezegd dat een tijdelijke reproductie die technisch noodzakelijk is, niet als verveelvoudigingshandeling wordt beschouwd.

Met betrekking tot software geldt in het bijzonder dat in artikel 45j Aw is bepaald dat elke verveelvoudiging die noodzakelijk is voor het gebruik van de software, geen inbreuk oplevert. Het is dus niet vanzelfsprekend dat de handelwijze van ReDigi in Nederland ook als een ongeoorloofde verveelvoudiging zou worden gezien.

6.2. Uitputting
In de Europese Auteursrechtrichtlijn en in de Nederlandse Auteurswet zijn bepalingen opgenomen over de uitputtingsleer. Deze leer is vergelijkbaar met de first sale doctrine. Op sommige punten verschilt de Europese regeling van de Amerikaanse. In Europa is niet vereist dat het exemplaar legaal gemaakt is, maar wel dat het exemplaar met toestemming van de rechthebbende voor het eerst in de Europese Unie op de markt is gebracht. De Europese uitputting is dus wel territoriaal beperkt, terwijl de Amerikaanse dat niet is.

Waar de Amerikaanse rechter duidelijk heeft gemaakt dat uitputting alleen kan gelden voor fysieke exemplaren, bestaat daarover in Europa nog discussie. Afgelopen zomer nog heeft het Europese Hof een belangrijk arrest gewezen over de toepassing van uitputting op digitale werken, het UsedSoft arrest. Het Hof oordeelde dat er sprake kan zijn van uitputting ten aanzien van software, ook wanneer het niet-fysieke exemplaren betreft. Dat is het geval wanneer er tegen betaling een eeuwigdurend gebruiksrecht is verkregen.

Het Hof komt tot die conclusie omdat er dan functioneel en economisch geen verschil is met de situatie dat je een fysiek exemplaar koopt. Dat geldt ook voor digitale muziekbestanden. Ook bij iTunes krijg je tegen eenmalige betaling een eeuwigdurend gebruiksrecht. Voor de gebruiker voelt het aanschaffen van een iTunes liedje als het ‘kopen’ daarvan. Het Europese Hof zal dat dan ook waarschijnlijk als een koop aanmerken, waarop uitputting van toepassing kan zijn. De Amerikaanse rechter komt echter niet eens toe aan de vraag of er sprake is van ‘sale’, omdat het beroep op de first sale doctrine al vastloopt op het feit dat sprake is van een (ongeoorloofde) verveelvoudiging.

Het Hof vindt het, net als de Amerikaanse rechter, wel van belang dat er evenveel exemplaren blijven bestaan. Er mag dus geen sprake zijn van een verveelvoudiging van het werk, maar het moet gaan om distributie. Dat brengt mee dat de persoon die de software doorverkoopt zijn eigen exemplaar moet verwijderen.

De redenering in het UsedSoft arrest geldt in beginsel alleen voor software. Het Hof oordeelt immers specifiek ten aanzien van de Softwarerichtlijn dat de wetgever van de EU immateriële en materiële exemplaren heeft willen gelijkstellen. Muziekbestanden vallen niet onder de bescherming van de Softwarerichtlijn. Het is dus de vraag of de redenering van het arrest ook op andere auteursrechtelijk beschermde werken dan computerprogramma’s kan worden toegepast. Een hobbel voor toepasselijkheid op werken anders dan software is overweging 29 van de Auteursrechtrichtlijn, die uitputting ten aanzien van niet fysieke exemplaren lijkt uit te sluiten.

Omdat het Hof een sterke nadruk legt op de ratio van het auteursrecht en de uitputtingsleer lijkt het me niet ondenkbaar dat het Europese Hof in deze zelfde zaak tot een ander oordeel zou komen. De bedoeling is immers dat de rechthebbende een passende vergoeding kan vragen voor het eerste vermarkten van zijn werk. Wanneer hij die vergoeding al heeft gehad, is het niet meer wenselijk om de rechthebbende ook bij iedere wederverkoop de mogelijkheid te bieden om een vergoeding te vragen. Economisch gezien maakt het hiervoor niet uit of de eerste verkoop of de wederverkoop via een fysiek exemplaar of via een download geschiedt.


Anke Verhoeven en Bindu De Knock

Op andere blogs:
De Vos - blog (Wonkavision – geen uitputting voor digitale muziekbestanden)

IEF 12523

Verbod om domeinnaam aan te bieden aan derden

Rechtbank Amsterdam 22 februari 2013, LJN BZ6225 (Clubmessage B.V. en GSM Information Network tegen Motricity Inc.)

Contractueel geschil over domeinnaam. Vordering tot overdracht domeinnaam afgewezen, verbod om domeinnaam aan derden aan te bieden of te leveren toegewezen.

ClubMessage (CM) verkoopt zakelijke producten en diensten op basis van een eigen SMS-netwerk. GIN biedt verschillende technische oplossingen op het gebied van mobile messaging en commerce. CM is sinds medio 2012 enig aandeelhouder van GIN. CM vordert om Motricity te bevelen de registratie van de Domeinnaam en alle andere domeinnamen die op grond van de Share Purchase Agreement zijn overgegaan. Weliswaar heeft Motricity de opdracht aan SEDO om de Domeinnaam op de veiling te koop aan te bieden ingetrokken, maar dat biedt op zichzelf geen garantie dat deze niet aan een derde zal worden verkocht.

De voorzieningenrechter verbiedt Motricity de domeinnaam aan te bieden en/of te leveren aan derden, totdat in een bodemprocedure ten aanzien van de rechten op deze domeinnaam zal zijn beslist.

4.15.  Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de gevorderde medewerking tot het wijzigen van de registratie van de domeinnaam zal worden afgewezen, evenals de daarmee samenhangende vorderingen, maar dat het gevraagde verbod om de domeinnaam aan derden aan te bieden en te leveren, totdat in een eventuele bodemprocedure over de rechten op deze domeinnaam zal zijn beslist, wel toewijsbaar is. Het ligt op de weg van CM c.s. om tijdig – uiterlijk binnen vier weken na de vonnisdatum – een dergelijke bodemprocedure aanhangig te maken. Het verbod tot het aanbieden en/of leveren aan derden blijft beperkt tot de domeinnaam , aangezien het door CM c.s. gestelde geen grond biedt voor toewijzing van een verdergaand verbod.
Bovendien lijkt de definitie in Schedule 1 een onduidelijkheid te bevatten, in die zin dat daarin melding wordt gemaakt van intellectual property rights “owned by the Company (GIN) as set out in Annex 8.1”, terwijl volgens eerdergenoemde brief (2.2) de daarin vermelde domeinnaam gin.nl als “owned by Motricity” wordt aangeduid, hetgeen door Motricity niet is tegengesproken.
In lid 3 is vervolgens bepaald dat de transactie geen gevolgen heeft voor een eventueel gebruiksrecht van GIN op enig intellectueel eigendomsrecht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient dit zo te worden gelezen dat (ook) als gebruik wordt gemaakt van een andere domeinnaam door GIN dan de in annex 8.1 vermelde domeinnamen, een dergelijk gebruik door de overname niet zou kunnen worden beperkt. De stelling van Motricity dat artikel 8 lid 3 alleen zou zien op software en niet op andere intellectuele eigendomsrechten is, gezien de tekst daarvan en het hiervoor overwogene, onvoldoende onderbouwd.

4.13.  Daar komt bij dat CM c.s. terecht heeft gesteld dat het op grond van het bepaalde in artikel 21 van de SPA op de weg van Motricity had gelegen om het al dan niet overdragen en/of blijven gebruiken van de Domeinnaam door CM c.s. tijdens de onderhandelingen ter sprake te brengen. Aannemelijk is immers dat het niet overdragen, althans het niet meer kunnen gebruiken van de Domeinnaam tot aanpassing van de koopprijs zou hebben kunnen leiden, ervan uitgaande dat CM c.s. het gebruik van de Domeinnaam daadwerkelijk zou willen voortzetten. Voorshands bestaat onvoldoende aanleiding om in dit kort geding van het tegendeel uit te gaan.

4.14.  Voor zover Motricity de (overdracht van de) Domeinnaam bewust niet met CM c.s. heeft besproken vanwege de grote commerciële waarde die de domeinnaam – los van GIN, maar in verband met aan de drankindustrie gerelateerde bedrijven – mogelijk vertegenwoordigt, gelet op de prijzen die voor aanverwante domeinnamen zoals whiskey.com en vodka.com zijn betaald, komt dat, in het licht van het voorgaande, voor haar risico. Indien CM c.s. (ook) voornemens zou zijn om de Domeinnaam niet zelf te (blijven) gebruiken, maar aan een derde te verkopen ligt dat mogelijk anders, maar daarvoor bestaan vooralsnog geen aanwijzingen.

4.15.  Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de gevorderde medewerking tot het wijzigen van de registratie van de domeinnaam zal worden afgewezen, evenals de daarmee samenhangende vorderingen, maar dat het gevraagde verbod om de domeinnaam aan derden aan te bieden en te leveren, totdat in een eventuele bodemprocedure over de rechten op deze domeinnaam zal zijn beslist, wel toewijsbaar is. Het ligt op de weg van CM c.s. om tijdig – uiterlijk binnen vier weken na de vonnisdatum – een dergelijke bodemprocedure aanhangig te maken. Het verbod tot het aanbieden en/of leveren aan derden blijft beperkt tot de domeinnaam , aangezien het door CM c.s. gestelde geen grond biedt voor toewijzing van een verdergaand verbod.
 
IEF 12522

Oranjeborrel INTA Dallas 2013

Tijdens de INTA 2013 in Dallas (4-8 mei) organiseert Chiever uiteraard weer de traditionele Oranjeborrel®. Het is het oude recept: een informele borrel op de eerste zaterdag van de INTA, 4 mei. Start 17.00 uur - Einde onbekend. Ook de locatie is nog niet bekend. Wel hebben wij een aantal mooie locaties op het oog, hopelijk iets centraler dan vorige jaar in Washington. Maar suggesties van Dallas-kenners zijn ook nog welkom.

Uitgenodigd is iedereen die werkzaam is in de IE, vrienden en vijanden, concurrenten en collega’s, advocaten en gemachtigden, dames en heren. Er is slechts 1 basisvereiste: de deelnemers moeten in het bezit zijn van een Nederlands paspoort (wordt waarschijnlijk niet gecontroleerd).

Wij hopen weer op een grote opkomst. Als je vermoedt dat je erbij bent, stuur dan graag een mail aan oranjeborrel@chiever.com. Dan hebben wij enig idee op hoeveel mensen wij kunnen rekenen. Verder stellen wij het zeer op prijs als dit bericht verder verspreid wordt onder potentiele gasten.

Groet,
Chiever BV

Alice Slabbaert
Maria-Gemma Huijnen
Volkert Teding van Berkhout
Bas Kist

IEF 12521

Novagraaf zoekt de mooiste merkenfoto van 2013

Uit't persbericht: Novagraaf organiseert dit jaar alweer voor de derde keer de fotowedstrijd Brands in the Picture, de zoektocht naar de mooiste merkenfoto van 2013. Iedereen die een eigen, creatieve kijk op merken heeft en dit op camera vastlegt, kan aan de wedstrijd deelnemen van 8 april tot en met 31 mei 2013 via www.brandsinthepicture.nl. Voor de winnende inzending ligt een mooie prijs klaar, namelijk de Samsung Galaxy Note ter waarde van €400,-.

Merken zijn een onlosmakelijk onderdeel van ons dagelijks leven. Je ziet merken overal om je heen, of het nu in een commercial op tv is, op de gevel van een pand, op kleding of misschien wel als graffiti op de muur. We staan er alleen niet altijd bij stil hoe mooi merken en logo’s eigenlijk kunnen zijn. Daarom heeft Novagraaf Brands in the Picture bedacht, een unieke fotowedstrijd waarin merken en logo’s centraal staan. De eerdere edities in 2011 en 2012 waren een groot succes; met vorig jaar in totaal zelfs bijna 1.000 inzendingen!

Deelname / beoordeling vakjury
Deelname aan de fotowedstrijd is toegankelijk voor iedereen die een of meerdere merken op creatieve wijze fotografeert. Via www.brandsinthepicture.nl kunnen de foto’s worden ingestuurd tot en met vrijdag 31 mei om 12.00 uur. Uit alle inzendingen wordt een selectie gemaakt die door een vakjury wordt beoordeeld en uiteindelijk roepen zij één foto uit tot dé merkenfoto van 2013. De winnaar van de derde editie van Brands in the Picture ontvangt een Samsung Galaxy Note ter waarde van €400,-. Daarnaast is er ook een publieksprijs. De winnaar hiervan verkrijgt zijn of haar foto op plexiglas.

Brands in the Picture – van 8 april tot en met 31 mei 2013

IEF 12520

Topstukken niet ter beschikking gesteld

Vzr. Rechtbank Oost-Nederland 22 maart 2013, KG ZA 13-38, (Eiser tegen Alexander Stichting Voor Russisch-Orthodoxe Kunst)

Uitspraak ingezonden door Steffen Hagen en Ewoud Swart, CMS Derks Star Busmann.

Auteursrecht. De zaak betreft een geclaimd auteursrecht op een expositie en bijbehorende catalogus. Betreft een samenwerkingsverband tussen Museum Schweinfurt (Duitsland) en Ikonenmuseum Kampen voor een gezamelijke expositie van Russische iconen, die eerst in Schweinfurt en later in Kampen zou plaatsvinden. Eiser was als gastcurator door Schweinfurt ingeschakeld om de expositie te coördineren. Als gevolg van nalatigheid aan de zijde van eiser worden de topstukken van de expositie in Schweinfurt door de bruikleners ervan uiteindelijk niet ter beschikking gesteld, dit geldt ook voor de expositie in Kampen. Museum Kampen dient vervolgens een andere expositie (onder een andere naam) op te tuigen (met 85 iconen die ook in Duitsland te zien waren, en 62 andere iconen).

Eiser stelt maker/auteursrechthebbende te zijn ten aanzien van de expositie en de bijbehorende catalogus, en vordert onder meer dat het Ikonenmuseum Kampen de expositie slechts mag houden onder de oorspronkelijke naam, met zo min mogelijk wijzigingen ten opzichte van de expositie in Schweinfurt, en met naamsvermelding op alle aankondigingen en dergelijke van eiser als maker. Tevens vordert eiser een verbod om de catalogus (met dezelfde titel als de expositie in Duitsland) te verkopen in samenhang met een tentoonstelling met een andere naam.

De voorzieningenrechter wijst alle vorderingen van eiser af.

De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat de tentoonstelling in Kampen een hele andere is dan die in Duitsland, en dat dit bovendien het gevolg is van de (onvoldoende bestreden) nalatigheid van eiser. De tentoonstelling in Kampen is daarmee een eigen werk, zodat eiser ook geen naamsvermelding kan claimen (noch van de oorspronkelijke expositie-naam, noch van zijn eigen naam als maker).

Ten aanzien van de catalogus oordeelt de rechter dat, nu het colofon ervan niet eenduidig één maker aangeeft, er (zonder nadere uitleg) niet van kan worden uitgegaan dat eiser de maker is.

Ten slotte, veroordeelt de voorzieningenrechter eiser in de proceskosten van Museum Kampen ex art. 1019h RV, daarbij evenwel (zonder nadere motivering) aanhakend bij de Indicatietarieven in IE zaken (in plaats van volledige toewijzing van de daadwerkelijk gemaakte en gevorderde kosten, waarvan de hoogte als zodanig niet door eiser werd betwist).

4.6. Uit de door partijen verstrekte informatie kan worden opgemaakt dat de tentoonstelling in Schweinfurt uit 90 ikonen bestond, waarvan 32 ikonen afkomstig waren uit Kampen, 11 uit de eigen collectie van Kunsthalle Schweinfurt en 47 uit andere collecties. ln Kampen zal de tentoonstelling uit 147 ikonen bestaan. Van deze 147 ikonen waren 85 te bezichtigen in Schweinfurt, zijn 49 afkomstig uit andere collecties en 13 uit de eigen collectie van Alexander Stichting. Hieruit volgt dat de tentoonstellingin Kampen 85 ikonen omvat die te bezichtigen waren in Schweinfurt en 62 ikonen die daar geen onderdeel van uitmaakten. De voorzieningenrechter is dan ook voorshands van oordeel dat de tentoonstelling in Kampen gezien de samenstelling van de collectie significant afwijkt van de tentoonstelling in Schweinfurt. Ook is de indeling, opzet en uitwerking van de tentoonstelling in Kampen wezenlijk anders dan die in Schweinfurt, zoals door Alexander Stichting onweersproken is gesteld. Zo zijn in Kampen een ikonostasewande, en Russische Datsja en een 'plaatselijke rij' nagebouwd. Het staat Alexander Stichting dan ook vrij om haar eigen werk, zijnde de tentoonstelling "Russische lkonostase", te openbaren, juist omdat dat geen inbreuk maakt op door [eiser] gestelde auteursrechtenS. [Eiser], wiens vorderingen sub l, 2 en 4 zijn gegrond op de stelling dat de tentoonstelling in Kampen (vrijwel) identiek is aan de tentoonstelling in Schweinfurt, kan dan ook niet verlangen dat Alexander Stichting op al het materiaal van en over de tentoonstelling in Kampen de naam "Ikonostase - beeld en geloof' alsmede de naam van [eiser] als maker vermeldt, noch dat het Alexander Stichting wordt verboden de tentoonstellingm et andere ikonen aan te vullen voorzover deze niet nodig zijn de
ontbrekende ikonen aan te wllen. De vorderingen sub 1,2 en 4 zullen dan ook worden afgewezen.

Ten aanzien van de catalogus
4.7. Ten aanzien van de vordering sub 3 wordt het volgende overwogen. [Eiser] heeft, gezien het verweer van Alexander Stichting, niet voldoende aannemelijk gemaakt dat hij auteursrechthebbende ten aanzien van de catalogus is. Beide partijen hebbent er onderbouwing van hun stelling verwezen naar het colofon op pagina 4 van de catalogus. Aan de linkerzijde van het colofon staat vermeld: "@ 2072 Stadt Schweinfurt, Museen und
Galerien, Autoren und Leihgeber" met daaronder "Konzeption, Kuratierung, Management von Ausstellung und Katalog: [eiser]". Aan de rechterzijde, op dezelfde hoogte, staat vermeld: "@ 2012Ikonenmuseum Kampen".
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat uit het colofon niet exact kan worden opgemaakt wie auteursrechthebbende ten aanzien van de catalogus is, aangezien het colofon op dat punt niet eenduidig is. Er staan immers diverse entiteiten genoemd zonder dat daarbij is vermeld welke entiteit waartoe rechthebbende is. Anders dan [eiser] kennelijk voorstaat kan zonder nadere uitleg, die ontbreekt, uit de aanduiding "Kurator der Ausstellung" bij de naam van [eiser] niet per definitie worden opgemaakt dat [eiser] auteursrechthebbendise. Ook de vordering sub 3 zal worden afgewezen.

Proceskosten

4.8. (...) Een veroordeling krachtens artikel 1019h ligt op grond van de billijkheid meer voor de hand bij grootschalige namaak of piraterij met grote economische gevolgen, aldus [eiser]. Anders dan [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat op de onderhavige procedure artikel 1019h Rv van toepassing is. [Eiser] heeft zijn vorderingen gegrond op de Auteurswet, zodat ingevolge artikel l0l9 Rv de vijftiende Titel van Boek 3 Rv (in welke titel artikel 1019h Rv is opgenomen) van toepassing is. "De Richtlijn lndicatietarieven in lE-zaken" dient in deze zaak als uitgangspunt bij de bepaling van de proceskosten te worden genomen. Het bij deze kortgedingprocedure behorende indicatietarief is maximaal € 6.000,= (eenvoudig kort geding). De voorzieningenrechter zal derhalve een gemaximeerd bedrag van € 6.000,= voor werkzaamheden van de advocaat van Alexander Stichting toewijzen. (...)

IEF 12519

Prejudiciële vragen HvJ EU: FRAND en het verplichte licentieverweer

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 21 maart 2013, C-170/13 / Aktenzeichen 4b O 104/12 (Huawei tegen ZTE) - dossier

Prejudiciële vragen gesteld door Landgericht Düsseldorf, Duitsland.

Octrooirecht. Het HvJ EU wordt gevraagd of een octrooihouder van een Standaard Essentieel Octrooi die tegenover een standariseringsorganisatie zijn medewerking heeft toegezegd iedere derde een FRAND-licentie toe te bedelen, misbruik maakt van zijn monopoliepositie wanneer hij tegenover een inbreukmaker een rechterlijk oordeel te gelde maakt, hoewel de inbreukmaker zich bereid heeft verklaard over een licentie te onderhandelen.
Of...
Er misbruik van de monopoliepositie eerst dan is aan te nemen, wanneer de inbreukmaker de octrooihouder een onvoorwaardelijke aanvaarding voor het afsluiten van een licentie heeft aangeboden, welke de octrooihouder niet mag afwijzen zonder dat de inbreukmaker onredelijk wordt verhinderd of zonder inbreuk te maken op het discrimineringsverbod. En de inbreukmaker, in afwachting van de nog af te geven licentie voor de al begane gebruikershandelingen, de contractsverplichtingen al vervuld heeft.

1) Maakt de houder van een standaard-essentieel octrooi die tegenover een standaardisatieorganisatie heeft verklaard bereid te zijn elke derde een licentie te verlenen onder eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden, misbruik van zijn machtspositie wanneer hij tegen een inbreukmaker een stakingsvordering heeft ingesteld, hoewel de inbreukmaker zich bereid heeft verklaard te onderhandelen over een dergelijke licentie, of is er pas sprake van misbruik van machtspositie wanneer de inbreukmaker de houder van het standaard-essentiële octrooi een ondertekeningsklaar en onvoorwaardelijk voorstel voor het afsluiten van een licentieovereenkomst heeft gedaan dat de octrooihouder niet kan afwijzen zonder de inbreukmaker op ongeoorloofde wijze te belemmeren of het discriminatieverbod te schenden, en de inbreukmaker vooruitlopend op de te verlenen licentie voor reeds gemaakt gebruik de krachtens die overeenkomst op hem rustende verplichtingen nakomt?
2) Voor zover misbruik van machtspositie reeds als gevolg van de bereidheid van de inbreukmaker tot onderhandelen dient te worden aangenomen: Stelt artikel 102 VWEU bijzondere kwalitatieve en/of temporele eisen aan de bereidheid tot onderhandelen? Kan een dergelijke bereidheid in het bijzonder reeds worden verondersteld wanneer de inbreukmaker louter op algemene wijze (mondeling) heeft verklaard bereid te zijn te onderhandelen, of moet de inbreukmaker reeds aan het onderhandelen zijn, waarbij hij bijvoorbeeld concrete voorwaarden vermeldt waaronder hij bereid is een licentieovereenkomst af te sluiten?
3) Voor zover slechts sprake is van misbruik van machtspositie wanneer een ondertekeningsklaar en onvoorwaardelijk voorstel voor het afsluiten van een licentieovereenkomst is overgelegd: Stelt artikel 102 VWEU bijzondere kwalitatieve en/of temporele eisen aan dit voorstel? Moet het voorstel alle bepalingen bevatten die gewoonlijk zijn opgenomen in licentieovereenkomsten op het betrokken technische gebied? Mag in het bijzonder het voorstel worden gedaan op voorwaarde dat het standaard-essentiële octrooi daadwerkelijk wordt gebruikt en/of geldig blijkt te zijn?
4) Voor zover slechts sprake is van misbruik van machtspositie wanneer de inbreukmaker de verplichtingen nakomt die voor hem voortvloeien uit de te verlenen licentieovereenkomst:
Stelt artikel 102 VWEU bijzondere eisen met betrekking tot de handelingen die worden verricht ter nakoming van die verplichtingen? Is de inbreukmaker met name gehouden, met betrekking tot vroeger gebruik inzage in de boeken te geven en/of royalty’s te betalen? Kan een verplichting tot betaling van royalty’s in voorkomend geval ook worden nagekomen door middel van het stellen van een zekerheid?
5) Gelden de voorwaarden waaronder misbruik van machtspositie door de houder van een standaard-essentieel octrooi aangenomen dient te worden, ook voor het instellen van de andere vorderingen (inzage in de boeken, terugroeping van producten, schadevergoeding) wegens octrooi-inbreuk?
IEF 12519

In de tijdschriften maart/april 2013

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen en jurisprudentie uit de bladen, voor de sites dient u in te loggen:

M.R.F. Senftleben, 'De WIPO Development Agenda en het Europese merkenrecht – deel II', BerichtenIE 2013-2.

Rechtspraak in het kort
Nr. 18 Screentime en Five Diva’s/SBS en Talpa, m.nt. P.J.M. Steinhauser
Nr. 19 Porsche AG/Porsche Specialist Van Den Berg, m.nt. T. Cohen Jehoram
Nr. 20 Han Lans/Monta Street, m.nt. C.J.J.C. van Nispen

D.J.G. Visser, 'Openbaar maken met ketchup', AMI 2013-maart/april, p. 41.

M.T. Spuijbroek, O.S.C. van Raaij, M.F.A. de Vries, Opinie: mededeling aan het publiek een ketenbenadering, p. 52.

M.R.F. Senftleben, 'Het eerste schaap over de dam: over het UsedSoft/ Oracle-arrest van het HvJ EU en de verdere ontwikkeling van de uitputtingsleer in de digitale omgeving, p. 56.

Nr. 11 - A.F. Kupecz, Vizier: Ondertekening UPC-Verdrag een mijlpaal?.

Nr. 12 - Van de brug af gezien: Kroniek van wetgeving, jurisprudentie en literatuur 2012.

Nr. 13 - P.G.F.A. Geerts, De geïnformeerde gebruiker in het modellenrecht: wat moet hij vergelijken en hoe moet hij vergelijken?.

Octrooirecht
Nr. 21Meyn Food/Linco Food
Nr. 22 Ranbaxy/Astra Zeneca

Merkenrecht
Nr. 23 Prep/Neomix Columbus en E.P. Ros
Nr. 24 ActiFry/Airfryer
Nr. 25 Stichting Paperclip/NCRV

Merkenrecht/Modellenrecht
Nr. 26 Neuman en Galdeano del Sel en BHIM/Baena Grupo SA

Modellenrecht
Nr. 27 Samsung/Apple.

Handelsnaamrecht
Nr. 28 Recreatiecentrum Sondel B.V./Vereniging van Eigenaren Sondelergaast.

Laatste editie: BerichtenIE 2013-3

F.W. Grosheide, 'Een revolutie in het EU-auteursrecht? Enkele kanttekening bij het UsedSoft/Oracle-arrest, p. 61.

A. Zeegers, 'Opinie: We zijn er bijna, maar nog niet helemaal', p. 73.

Nr. 3 HvJ EU 3 juli 2012 (UsedSoft/Oracle)
Nr. 4 Rb. Den Haag 19 december 2012 (Buma en Stemra/Souren; Nederland.fm), m.nt. D.J.G. Visser

Auteursrecht
Nr. 14 - ACI/Thuiskopie, m.nt. HMHS

Merkenrecht
Nr. 15 Converse/Scapino, m.nt. HMHS

Modellenrecht
Nr. 16, Herbert Neuman/Baena Grupo.

Octrooirecht
Nr. 17 (Philips/NL Octrooicentrum m.nt. Jolize Lautenbach en HMHS

Reclamerecht
Nr. 18 Kia Picanto, m.nt. EHH
Nr. 19 Fietsgigant Batavus elektrische fiets, m.nt. EHH

Mededingingsrecht
Nr. 20 - AstraZeneca, m.nt. HMHS

IEF 12518

Onderkenning van een knakrisico

Hof Den Haag 2 april 2013, LJN BZ5654 (Boston Scientific Scimed Inc. tegen Medinol en OrbusNeich)

Zie eerder IEF 11123. Octrooirecht. Geldigheid van EP0591199 (ballonkatheter; het Keith-octrooi) in de door het EOB beperkte vorm. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover in reconventie gewezen en verstaat dat de vernietiging betreft het Nederlandse deel van het Europees Octrooi, zoals centraal beperkt door het Europees Octrooibureau. Het hof zal de kosten van OrbusNeich - gevoegd na cassatie [red. IEF 11123] - dan ook begroten met toepassing van het liquidatietarief.

15. (...) Het hof is evenwel van oordeel dat - zoals ook besloten ligt in de opinie van De Vries - de gemiddelde vakman de door De Vries genoemde verbindingsoptie reeds op basis van zijn algemene vakkennis, in combinatie met de Enger-aanvrage waarvan hij uitging, zou toepassen. Maatregel b. is dus op zichzelf niet inventief.

16. Ook maatregel c. acht het hof niet inventief. Het hof is op gelijke gronden als vermeld in rov. 11.1 van arrest I van oordeel dat op de prioriteitsdatum de onderkenning van een 'knakrisico' - in arrest I wordt gesproken van 'knikken', maar daarmee wordt, voor zover het gaat om de situatie buiten het lichaam, niet iets anders bedoeld - bij katheters die een stijve hypotube combineren met een flexibel distaal deel voor de gemiddelde vakman voor de hand lag. Tot de algemene vakkennis van de gemiddelde vakman behoort - en behoorde ook op de prioriteitsdatum - dat bij elke combinatie van een stijf (metalen) deel met een flexibel deel een gevaar van 'knakken' op de overgang van het stijve naar het flexibele deel bestaat. De mogelijkheid dat de gemiddelde vakman het 'knakken' tijdens het oprijgen van de katheter niet zou opmerken, zoals Boston Scientific betoogt, doet daaraan niet af. De gemiddelde vakman zou op enig moment bemerken dat de katheter niet goed functioneert. Op grond van zijn algemene vakkennis zou hij dit toeschrijven aan een afsluiting als gevolg van een beschadiging door een 'knak' ter hoogte van de stijfheidsovergang. Op de gronden vermeld in rov. 11.2 van arrest I is het hof van oordeel dat de maatregel om het knakrisico op de stijfheidsovergang te ondervangen door toepassing van een overgangsgedeelte met tussenstijfheid voor de gemiddelde vakman op grond van zijn algemene vakkennis voor de hand lag.

19. Uit het voorgaande volgt dat de maatregelen b. en c. los van elkaar op inventiviteit dienen te worden beoordeeld. In de rov. 15 en 16 is het hof reeds tot de conclusie gekomen dat geen van beide berust op uitvinderswerkzaamheid.

20. Op grond van het voorgaande acht het hof conclusie 1 (zoals beperkt), uitgaande van de Enger-aanvrage, niet inventief. Dat, zoals Boston Scientific stelt, de katheter volgens het Keith-octrooi een groot commercieel succes is, maakt dat niet anders. De (deels beperkte) volgconclusies, afhankelijk van conclusie 1 (zoals beperkt), acht het hof eveneens niet geldig, nu OrbusNeich de inventiviteit ervan gemotiveerd heeft betwist en Boston Scientific dit niet heeft weersproken. Bij deze stand van zaken behoeven de overige aangevoerde nietigheidsbezwaren geen bespreking meer. Dit betekent dat de grieven falen en dat de rechtbank, oordelend in reconventie, terecht is overgegaan tot vernietiging van "het Nederlandse deel van Europees octrooi 0.591.199". Om elk misverstand te vermijden zal het hof aan de bekrachtiging van dat oordeel toevoegen dat het thans gaat om bedoeld octrooi, zoals dat luidt na de centrale beperking daarvan door het EOB.

21. Nu het cassatieberoep geen betrekking had op de beslissing van het hof in conventie, is die beslissing niet gecasseerd en zal het dictum derhalve uitsluitend betrekking hebben op de reconventie.