DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 26 november 2013
IEF 13282
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Stelselmatig beledigen en bedreigen reden voor publicatieverbod

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 november 2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:8563 (Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers tegen gedaagde)
Als randvermelding. Mediarecht. Stelselmatig beledigen en bedreigen. Contactverbod toegewezen wegens onrechtmatige uitlatingen. Gebod om reeds verwijderde publicaties verwijderd te houden.

Baanbrekers is een publieke onderneming die namens de gemeenten Heusden, Loon op Zand en Waalwijk werkzaamheden uitvoert op het gebied van werk en inkomen. [gedaagde] heeft bij e-mails van in september 2013 aan de directrice van Baanbrekers allerlei beschuldigingen en verwijten geuit aan het adres van Baanbrekers en uitingen op een eigen website waaronder: “Ik zou wel eens van het college van B&W willen weten hoe zij er over denken dat u € 7400,-- euro heeft uitgegeven aan een oplichter?!” (…)

Eisers gronden hun vorderingen op de stelling dat gedaagde onrechtmatig jegens hen handelt door zich stelselmatig schuldig te maken aan bedreiging, smaad en laster. Gedaagde stelt zich op het standpunt dat hij de website in het leven heeft geroepen omdat hij misstanden in de dienstverlening van eisers aan de kaak wil stellen die er volgens hem uit bestaan dat sprake is van lichtvaardige verspilling van overheidsgeld.

 

Gedaagde wordt verboden contact op te nemen met eisers en om via internet of op andere wijze onrechtmatige uitingen doen in het openbaar en verwijderde publicaties verwijderd te houden.

5.1. Ter beoordeling staat de rechtmatigheid van de gewraakte uitingen van [gedaagde] in het licht van artikel 7 van de Grondwet en de artikelen 8 en 10 EVRM. Het gaat hier om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van [gedaagde] het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van eisers het recht op bescherming van hun eer en goede naam en op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval.

5.3. Uit de door eisers overgelegde e-mails en publicaties op internet, waarvan de inhoud niet is betwist, blijkt echter dat eisers en de directrice van Baanbrekers door [gedaagde] worden beledigd en bedreigd. Het gevoel te worden bedreigd wordt, voor zover dit de medewerkers van Baanbrekers en [eiser 2] betreft, versterkt doordat [gedaagde] hun handelwijze reeds in 2012 aan de orde heeft gesteld en dit is uitgemond in bedreigingen waarvoor [gedaagde] is veroordeeld door de strafrechter. De door [gedaagde] geplaatste berichten op zijn weblog zijn gesteld in zodanig grove bewoordingen en zijn zodanig beledigend van aard, dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat die berichten de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschrijden. Te gelden heeft dat die vrijheid van meningsuiting begrensd wordt door de beginselen van zorgvuldigheid die eenieder jegens een ander in acht dient te nemen. [gedaagde] heeft met de gepubliceerde teksten, zoals hiervoor voor een deel onder de vaststaande feiten weergegeven, de grenzen van betamelijkheid zodanig overschreden dat dit als een onrechtmatige aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de directrice van Baanbrekers, [eiser 2] en [eiser 3] moet worden gekwalificeerd, hetgeen onrechtmatig is. Dit wordt niet anders doordat [gedaagde] heeft gesteld dat eisers niet inhoudelijk reageren op zijn verzoeken. Ook al zou dit verwijt van [gedaagde] juist zijn dan is dit geen vrijbrief om e-mails met een beledigende en bedreigende inhoud aan de directrice van Baanbrekers te sturen of beledigende teksten over eisers te publiceren.

5.4. Daar komt bij dat sprake is van het stelselmatig beledigen, beschuldigen en bedreigen door [gedaagde] van eisers, via de site www.wiegeloofjij.blogspot.nl, via Facebook en via e-mailberichten, dat [gedaagde] twee jaar geleden is begonnen met die beschuldigingen aan de adressen van eisers, dat het gaat om omvangrijke mededelingen, waarvan eisers stellen dat zij slechts een gedeelte hebben overgelegd, en dat de inhoud bestaat uit beledigende teksten met een kwetsende inhoud die onnodig grievend en denigrerend zijn naar eisers en dat [gedaagde] in nagenoeg alle teksten aangeeft dat hij steeds zal doorgaan, zo nodig vanuit een nieuw IP-adres.

5.5. Vast staat dat de klachten van [gedaagde] tegen [eiser 3] door de Raad van Discipline ongegrond zijn verklaard en op één punt niet-ontvankelijk. De klachten jegens [eiser 2] zijn inhoudelijk niet onderbouwd. Met betrekking tot de beschuldigingen dat de directrice van Baanbrekers zou liegen, dat [eiser 2] een oplichter is en [eiser 3] corrupt ontbreekt een afdoende feitelijke onderbouwing voor de juistheid van de daarin geuite suggesties. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld aan te voeren dat de door hem geplaatste teksten niet bedreigend zijn bedoeld, dan is dit verweer niet relevant. Beslissend is hoe de inhoud van de mededelingen overkomt bij de persoon tot wie deze is gericht en dat is zonder meer bedreigend. Daarnaast geldt dat het beweerdelijk nagestreefde doel, het voorkomen of bestrijden van maatschappelijke misstanden niet wordt gediend door het plaatsen op internet van grievende uitlatingen en de intimiderende, naar stalking tenderende, wijze waarop [gedaagde] eisers telkens weer benadert.

5.6. De slotsom luidt dat het recht van eisers op bescherming van hun eer en goede naam en op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer dient te prevaleren boven het recht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting en de vorderingen in beginsel toewijsbaar zijn.