IEF 22018
30 april 2024
Uitspraak

Morpara doet geslaagd beroep op ouder handelsnaamrecht

 
IEF 22017
30 april 2024
Uitspraak

Conflict over uitleg schikkingsovereenkomst betreffende geoctrooieerde kits

 
IEF 22024
29 april 2024
Artikel

Conferentie: 50-jarig bestaan van het Benelux-Gerechtshof

 
IEF 12855

Kwantitatieve afzet mag van koekjes worden verwacht

Rechtbank Den Haag 10 juli 2013,  HA ZA 12-1270 (Kuchenmeister GMBH tegen Lotte CO.LTD.)
Merkenrecht. Onvoldoende gebruik voor reële commerciële exploitatie. Merk vervallen verklaard. Kuchenmeister drijft een onderneming in de banketbakkersbranche. Zij heeft een licentie verleend aan Nestlé voor het op de markt brengen van koekjes onder het merk KOALA in België. Kuchenmeister is houder van de internationale merkinschrijvingen woordmerk KOALA en woord-beeldmerk KOALA, met gelding in de Benelux. Lotte is een Japanse onderneming die actief is in de zoetwarenbranche. Zij is houder van de internationale merkinschrijving met gelding in de Benelux voor het woordmerk KOALA.

In conventie vordert Kuchenmeister succesvol dat de rechtbank het recht op het Benelux-deel van het Lotte merk vervallen verklaart en ambtshalve de doorhaling daarvan uitspreekt. De reconventionele vordering tot stake van de merkinbreuk wordt afgewezen. Van koekjes mag in beginsel enige kwantiteit van de afzet worden verwacht. Dat zij zijn bestemd voor een niche markt, te weten Aziatische specialiteitenwinkels, neemt niet weg dat er wel sprake moet zijn van een (voor die markt) reëel commercieel gebruik.

Lotte wijst er op dat de producten bestemd zijn voor een niche markt, te weten Aziatische specialiteitenwinkels, zodat in dit geval geen grote kwantiteit van de afzet vereist is. Dat neemt echter niet weg dat er ook in geval van een niche markt wel sprake moet zijn van een (voor die markt) reëel commercieel gebruik. Voorts moet bedacht worden dat de onderhavige waren koekjes zijn, goedkope consumptieproducten met een houdbaarheidsdatum. Van een dergelijk product mag in beginsel enige kwantiteit van de afzet worden verwacht. Lotte heeft bovendien niet gesteld wat de gebruiken in die niche markt zijn, die maken dat het zeer beperkte gebruik in die markt toch gerechtvaardigd moet worden geacht om marktaandeel te verwerven of te behouden.

De rechtbank is van oordeel dat het gebruik (door Lotte) onvoldoende is (mede door de kwantiteit) om te kunnen spreken van een reële commerciële exploitatie die gericht is op het verkrijgen of behouden van een afzet in de Benelux. De rechtbank verklaart het merk vervallen en spreekt doorhaling daarvan ambtshalve uit.

De beoordeling - in conventie en reconventie
Normaal gebruik?
4.11. Uit het voorgaande volgt dat het enige gebruik in de Benelux dat de rechtbank feitelijk kan vaststellen er uit bestaat dat er koekjes voorzien van het Lotte merk in 2008 in Nederland zijn aangetroffen door de VWA en dat Liroy het Lotte merk sinds 2010 vermeldt op haar website.
4.12. De rechtbank is van oordeel dat dit gebruik onvoldoende is om te kunnen spreken van een reële commerciële exploitatie door Lotte die gericht is op het verkrijgen of behouden van een afzet in de Benelux. Lotte wijst er op dat de producten bestemd zijn voor een niche markt, te weten Aziatische specialiteitenwinkels, zodat in dit geval geen grote kwantiteit van de afzet vereist is. Dat neemt echter niet weg dat er ook in geval van een niche markt wel sprake moet zijn van een (voor die markt) reëel commercieel gebruik. Enige aanwezigheid van Lotte Koala koekjes in Nederland in 2008 en de vermelding van het Lotte merk op de website van een derde, Liroy, vormen, zonder nadere onderbouwing op welke wijze daarmee door Lotte getracht wordt marktaandeel in de Benelux te verwerven of te behouden, volstaan daarbij niet. Lotte heeft niet concreet aangegeven op welke wijze zij zelf (of Lotte China) probeert in de Benelux een afzet voor de Koala koekjes te vinden of te behouden. Ter comparitie is door de advocaat van Lotte verklaard dat er aan Liroy vanaf 2003 koekjes zijn geleverd voorzien van het Lotte merk als er bij Liroy vraag was. Die situatie duidt niet op een actieve poging van Lotte om marktaandeel in de Benelux te verwerven of te behouden voor haar Koala koekjes. Voorts moet bedacht worden dat de onderhavige waren koekjes zijn, goedkope consumptieproducten met een houdbaarheidsdatum. Van een dergelijk product mag in beginsel enige kwantiteit van de afzet worden verwacht. Daarnaast koopt het relevante publiek waarschijnlijk ook koekjes op de algemene markt, zodat deze producten tot op zekere hoogte ook concurreren met waren die buiten deze niche worden verhandeld. Lotte heeft ook niet gesteld welk marktaandeel haar koekjes in die specifieke niche markt in de Benelux hebben. Zij heeft bovendien niet gesteld wat de gebruiken in die niche markt zijn, die maken dat het zeer beperkte gebruik in die markt toch gerechtvaardigd moet worden geacht om marktaandeel te verwerven of te behouden.
4.13. De rechtbank stelt derhalve vast dat er in de relevante periode geen normaal gebruik van het Lotte merk is gemaakt, zodat zij in conventie het Lotte merk vervallen zal verklaren en overeenkomstig artikel 4.5 lid 3 BVIE de doorhaling daarvan ambtshalve zal uitspreken.

Reconventie
4.14. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van Lotte in reconventie niet voor toewijzing in aanmerking komen.

IEF 12854

Vergoeding is afhankelijk van de behaalde omzet

Hof Arnhem-Leeuwarden 2 juli 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4697 (Noordhoff Uitgevers B.V. tegen appellant)
Contractenrecht. Opdracht. Verdeling van honorarium. Bewijsaanbod. Rechtspraak.nl: Uitleg auteurscontract tussen hoofdauteur van aardrijkskundeleergang en schoolboekenuitgeverij. Kwalificatie van de overeenkomst als een van opdracht. Bij beëindiging van de opdracht door de uitgever om niet-economische redenen moet worden aangeknoopt bij de wettelijke regeling van artikel 7:411 BW. Hof bekijkt per onderdeel van de afgesproken vergoeding of de hoofdauteur recht heeft op de volledige vergoeding dan wel op een deel daarvan. De vergoeding is afhankelijk van de behaalde omzet. Daarover dient de uitgever nog nadere meer specifieke informatie te verschaffen.

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in tussen partijen gewezen het vonnis van de rechtbank Groningen op 10 februari 2010 (zie IEF 8590).

3.3. Na verweer van [de uitgeverij] heeft de rechtbank de vorderingen onder i) en ii) afgewezen omdat, samengevat, [appellant] door ondertekening van de auteursovereenkomsten de volledige auteursrechten op de hoor hem geleverde werken aan [de uitgeverij] heeft overgedragen. De rechtbank heeft ten aanzien van vordering iii) geoordeeld dat de door [appellant] verrichte werkzaamheden gewaardeerd dienen te worden op in totaal EUR 74.507, 92, te weten EUR 56.427,13 voor zijn werkzaamheden als hoofdauteur en EUR 18.080,79 voor zijn werkzaamheden als lesauteur van leerlingenboek 5. Omdat [appellant] reeds een bedrag van EUR 21.500,- bij wijze van voorschot heeft ontvangen, heeft de rechtbank de vordering tot een bedrag van EUR 53.007,92 toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

Waardering bijdrage conceptontwikkeling
3.26 Het hof overweegt hierover als volgt. Vaststaat dat [de uitgeverij] de verdeling van het honorarium voor de conceptgroep aan [appellant] en [B] overgelaten. Het gaat om de verdeling van het honorarium en niet, zoals [de uitgeverij] betoogt, om de verdeling van de werkzaamheden over de onderbouw en bovenbouw. [B] heeft in haar brief van 24 september 2007 verklaard dat zij met [appellant] met betrekking tot de conceptontwikkeling een taakverdeling is overeengekomen van 1:3, dus eenvierde deel voor [B] en drievierde deel voor [appellant]. Dit betekent dat [appellant] recht heeft op 0,75% van de verkoop van de totale leergang (dus onderbouw en bovenbouw). Uit de door [appellant] overlegde voorbeeldberekeningen (producties 8 en 9 bij memorie van grieven) volgt verder dat het beschikbare honorarium wordt berekend over het totaal aantal verkochte boeken van de gehele editie Geobas4 per leerjaar, waaronder dus ook de topografieboekjes (zie ook punt 32 van en productie 10 bij de memorie van grieven) waaruit volgt dat het onderdeel topografie uiteindelijk wel onderdeel uitmaakte van het concept.

Waardering begeleiding lesauteurs
3.34 Omdat het hier gaat om de concrete begeleiding van de lesauteurs, kan de verdeelsleutel die [appellant] stelt met [B] te zijn overeengekomen, niet worden toegepast, nog daargelaten dat niet is gebleken dat [B] daarmee heeft ingestemd. Nu [appellant] zich niet heeft bemoeid met de begeleiding van de lesauteurs van de onderbouw, heeft hij ook geen recht op een gedeelte van het gereserveerde percentage van de onderbouw. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] evenmin recht op een percentage van de omzet van de topgrafieboekjes omdat hij daar geen enkele bemoeienis mee heeft gehad. De conclusie uit het voorgaande is dat [appellant] recht heeft op 20/72ste deel van de omzet van bovenbouw minus de omzet van de topografieboekjes.

De omzet
3.38 Het hof is van oordeel dat nu [de uitgeverij] het niet eens is met de berekening van de te verwachten netto-omzet en dit bedrag in hoger beroep opnieuw dient te worden vastgesteld, er geen reden is om van aannames uit te gaan indien de bedragen door het verloop van de tijd inmiddels meer concreet berekend kunnen worden. Naar het oordeel van het hof ligt het op de weg van [de uitgeverij] om gegevens te verstrekken op grond waarvan de netto-omzet kan worden bepaald. Het gaat dus om de netto-omzet van de gehele Geobas4 editie (inclusief maar niet beperkt tot het leerlingenboek, het werkboek, antwoordenboek, de kopieermap, de handleiding en de topografieboekjes) over de afgelopen vijf jaar met in ieder geval de volgende uitsplitsingen:
- omzet onderbouw (totaal),
- omzet bovenbouw inclusief topografieboekjes,
- omzet topografieboekjes bovenbouw,
- omzet werkboek 5e leerjaar.
Deze omzetten over de afgelopen 5 jaar dienen, uitgaande van een gebruiksduur van 10 jaar, vervolgens te worden geëxtrapoleerd naar het einde van de gebruiksduur.

De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep;
- stelt [de uitgeverij] in de gelegenheid een uitgebreid, met onderliggende bewijsstukken, gestaafde berekening van de netto-omzet in het geding te brengen als bedoeld in rechtsoverwegingen 3.38;

Lees de uitspraak ECLI:NL:GHARL:2013:4697(pdf)

IEF 12853

Het auteursrecht verkeert in een legitimatiecrisis

Erwin Angad-Gaur, REFLECTIES - Legitimatiecrisis, SENA Performers Magazine 2013-2, p. 34-35.
Een bijdrage van Erwin Angad-Gaur, Ntb/ VCTN (en voorzitter van de Sena sectie uitvoerend kunstenaars).
Het auteursrecht verkeert in een legitimatiecrisis. Deze constatering is de afgelopen jaren in hoog tempo een cliché geworden. Geen beleidsnotitie of beschouwing over het intellectueel eigendom lijkt de afgelopen jaren compleet zonder deze verplichte constatering, meestal gepaard aan de bewering dat het auteursrecht, ruim een eeuw oud, ‘ouderwets’ is ingericht en ‘gemoderniseerd’ moet worden. Zodra echter moet worden vastgesteld op welke onderdelen het auteursrecht dan wel ‘ouderwets’ is, of welke modernisering moet worden doorgevoerd, lopen de meningen sterk uiteen. Zoals bij veel clichés: de betekenis lijkt hol en voor de ondersteuning van elk willekeurig standpunt inzetbaar. Het is daarom de moeite waard eens stil te staan bij deze veel herhaalde bewering en de mogelijke achterliggende oorzaken.

[red. Dit artikel is sterk ingekort, lees het gehele artikel hier]
Het wordt tijd die houding te veranderen. De problemen zijn duidelijk, zoals zelfs de oplossingen redelijk voor de hand liggen. Offline hebben wij gedurende vele tientallen jaren ook evenwichten gevonden tussen overheid en burger, tussen persvrijheid en verplichtingen van zorgvuldigheid, tussen maatschappelijk en individueel belang en tussen de belangen van rechteneigenaren en consumenten. Ook op internet blijven mensen mensen. Het wordt tijd voor oplossingen in plaats van retoriek.

Erwin Angad-Gaur

IEF 12852

In de tijdschriften mei/juni 2013

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen en jurisprudentie uit de bladen, voor de sites dient u in te loggen:

BIE 2013 juni

Jan Brinkhof, Wensen omtrent de wijze van motiveren door het Unified Patent Court, BIE 2013, p. 158.

Charlotte Vrendenbarg, De 'volledige' proceskostenveroordeling in IE-zaken. Een kritische bespreking van de implementatie en interpretatie van artikel 14 Handhavingsrichtlijn in Nederland, BIE 2013, p. 160.

IER 2013-3 Nr. 21 - Vizier - Mythisch monster of orakel? De oudheid als inspiratiebron/A.M.E. Verschuur
Nr. 22  - De vertaalslag van IP translator naar de praktijk/A.M.E. Verschuur en B.S.P.M. van Vondelen
Nr. 23 - Aanvullende beschermingscertificaten onder het nieuwe unitair octrooisysteem – wat nu?/S. Dack
Mediaforum juni 2013  Christiaan Alberdingk Thijm, Online verslavingszorg, p. 145.
Michiel Oosterveld en Manon Oostveen, Van 'public watchdog' naar 'public watchblog': het EHRM en journalistieke weblogs, p. 146.
Frank Simons, Flexibele frequenties: een nieuw hoofdstuk 3 Tw. p. 159.
  Nr. 54 - HvJ EU Leno Merken/Hagelkruis, m.nt. T. Cohen Jehoram
Nr. 55 - BenGH MAG/Edco, m.nt. J.L.R.A. Huydecoper
Jurisprudentie
Octrooirecht

Nr. 56 - Rb Den Haag Gierveld/Arnold&Siedsma, IEF 11833
Nr. 57 - Rb Den Haag HPS/Geddeg, IEF 12138
Merkenrecht
Nr. 58 - HR Hauck/Stokke, IEF 12554
Nr. 59 - HvJ EU Colloseum/Levi, IEF 12574
Nr. 60 - Vzr. Den Haag Louboutin/Van Haren, IEF 12573
Nr. 61 - Gerecht EU Su-Shan Chen, IEF 12609
Nr. 62 - Vzr. Den Haag Renault/Van den Brink, IEF 12692
Modellenrecht/procesrecht
Nr. 63 - Vzr. Den Haag Bang & Olufsen/Loewe, IEF 12256
Nr. 64 - Vzr. Rotterdam Tegeldump.nl, IEF 12304
Procesrecht
Nr. 65 - Rb Oost-Nederland Flexxolutions, IEF 12418
Nr. 66 - Hof Den Haag Simba Toys, IEF 12261
Onrechtmatige daad
Nr. 67 - Hof Amsterdam Appellant/Noordhoff en ThiemeMeulenhoff, IEF 12234
Nr. 68 - Vzr. Oost-Nederland European Royalty Operations, IEF 12488
Oneerlijke concurrentie
Nr. 69 - Hof Arnhem-Leeuwarden, IEF 12482
Jurisprudentie
Auteursrecht
Nr. 24 - Hof Leeuwarden 10-07-2012 (Beeldcitaat) m.nt. PGFAG
Nr. 25 - Hof ’s-Hertogenbosch 29-01-2013 (Melano/Quiges Fashion Jewels) m.nt. PGFAG
Nr. 26 - HvJEU 07-03-2013 (ITV Broadcasting/TVCatchup) m.nt. JMBS
Octrooirecht
Nr. 27 - Hof ’s-Gravenhage 24-07-2012 (Pfi zer/UVIT) m.nt. AFK
Merkenrecht
Nr. 28 - HvJEU 19-06-2012 (CIPA/RTM)
Nr. 29 - HvJEU 25-10-2012 (Rintisch/Eder) m.nt. FE
Nr. 30 - HR 19-10-2012 (Diageo/Cardinal Gift Shop) m.nt. FE
Reclamerecht
Nr. 31 - HvJEU 18-10-2012 (Purely Creative Ltd e.a./OFT) m.nt. J.J.C. Kabel
Nr. 32 - Rb. ’s-Gravenhage 14-11-2012 (The Natural Health Company/Minister van VWS) m.nt. EHH en C.H.E. Fontaine
Nr. 33 - CvB 12-10-2012 (Van Hoorn/Heineken & RTL) m.nt. R.S. Le Poole en P. Kok
Procesrecht
Nr. 34  - HvJEU 15-11-2012 (Bericap/Plastinnova) m.nt. FE
Nr. 35 - Hof Den Haag 26-02-2013 (Danisco/Novozymes)
Mediaforum juni 2013 Nr. 16 Hof Amsterdam 11 maart 2013, Strafzaak groepsbelediging m.nt. L.A. van Noorloos
Nr. 17 Vzr. Rb. Rotterdam 20 maart 2013, A/OPTA m.nt. A.Th.Meijer
Nr. 18 CBB 11 februari 2013, A/AFM m.nt. E.C. Pietermaat

 

IEF 12851

Arrest Amazon: richtlijn verzet zich niet tegen terugbetaling van thuiskopievergoeding

HvJ EU 11 juli 2013, zaak C-521/11 (Amazon.com) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door het Oberste Gerichtshof, Oostenrijk.
Uit perscommuniqué nr. 89/13
: De heffing zonder onderscheid van een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik bij de eerste verkoop van dragers kan onder bepaalde omstandigheden in overeenstemming zijn met het recht van de Unie. Bovendien kan onder bepaalde omstandigheden een weerlegbaar vermoeden worden gehanteerd dat aan particulieren verkochte dragers voor privégebruik zijn bestemd.

Auteursrecht. Billijke compensatie. Oplegging zonder onderscheid, maar met eventueel recht op terugbetaling van vergoeding voor kopiëren voor privégebruik bestemd voor financiering van compensatie. Uitkering opbrengst deels aan rechthebbenden en deels aan sociale of culturele instellingen. Dubbele betaling van vergoeding voor kopiëren voor privégebruik bij grensoverschrijdende transactie. Uitlegging van de artikelen 2 en 5 van richtlijn 2001/29/EG (InfoSoc). Reproductierecht. Wettelijke regeling van een lidstaat die voorziet in, enerzijds, de toepassing zonder onderscheid van de vergoeding voor het kopiëren voor privé-gebruik ten aanzien van alle informatiedragers en, anderzijds, de terugbetaling van die vergoeding bij uitvoer van de informatiedrager vóór de verkoop ervan aan een eindgebruiker of bij reproductie met toestemming van de rechthebbende.

Het Hof verklaart voor recht:

1) Artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 (...) moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan zonder onderscheid een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik wordt opgelegd wanneer voor het eerst bedrijfsmatig en onder bezwarende titel dragers die geschikt zijn voor reproductie op zijn grondgebied in het verkeer worden gebracht, doch deze regeling eveneens voorziet in een recht op terugbetaling van de betaalde vergoeding ingeval deze dragers uiteindelijk worden gebruikt op een manier die niet onder de in deze bepaling bedoelde situatie valt, indien praktische moeilijkheden een dergelijk stelsel van financiering van de billijke compensatie rechtvaardigen en het recht op terugbetaling doeltreffend is en de teruggave van de betaalde vergoeding niet uiterst moeilijk maakt, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om na te gaan in het licht van de omstandigheden van het nationale stelsel en de grenzen die door deze richtlijn zijn gesteld.

2) Artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling zich niet verzet tegen de invoering door een lidstaat van een weerlegbaar vermoeden van privégebruik van dragers die geschikt zijn voor reproductie wanneer deze dragers door levering aan natuurlijke personen in het verkeer worden gebracht, in het kader van een stelsel voor de financiering van de in die bepaling bedoelde billijke compensatie door middel van een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik ten laste van personen die deze dragers voor het eerst bedrijfsmatig en onder bezwarende titel op het grondgebied van de betrokken lidstaat in het verkeer brengen, indien praktische moeilijkheden bij de vaststelling of de betrokken dragers voor privédoeleinden worden gebruikt, een dergelijk vermoeden rechtvaardigen en voor zover dat vermoeden er niet toe leidt dat de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik wordt opgelegd in situaties waarin het uiteindelijke gebruik van de dragers kennelijk niet onder de in deze bepaling bedoelde situatie valt.

3) Artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat het in die bepalingen bedoelde recht op een billijke compensatie, of de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik die bestemd is voor de financiering van die compensatie, niet kan worden uitgesloten op grond van het feit dat de helft van de opbrengst uit hoofde van die compensatie of vergoeding niet rechtstreeks aan de rechthebbenden van die compensatie wordt uitgekeerd, maar aan sociale en culturele instellingen ten behoeve van deze rechthebbenden, voor zover deze sociale en culturele instellingen zich daadwerkelijk inzetten voor deze rechthebbenden en de werkwijze van deze instellingen niet discriminerend is. Het staat aan de nationale rechter een en ander na te gaan.

4) Artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat de verplichting die een lidstaat oplegt om een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen die bestemd is voor de financiering van de in die bepaling bedoelde billijke compensatie wanneer bedrijfsmatig en onder bezwarende titel dragers in het verkeer worden gebracht die geschikt zijn voor reproductie, niet kan worden uitgesloten omdat in een andere lidstaat al een analoge vergoeding is betaald.

Gestelde vragen:

1) Is er sprake van een ‚billijke compensatie’ in de zin van artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29, wanneer
a) de rechthebbenden als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2001/29 een uitsluitend door een auteursrechtenorganisatie uit te oefenen recht hebben op een billijke vergoeding jegens degene die dragers die geschikt zijn voor de reproductie van hun werken, als eerste bedrijfsmatig onder bezwarende titel in het binnenland in het verkeer brengt,
b) dit recht niet ervan afhankelijk is of de dragers in het verkeer worden gebracht door levering aan tussenhandelaren, aan natuurlijke of rechtspersonen voor niet-privégebruik, dan wel aan natuurlijke personen voor privégebruik,
c) doch degene die de dragers met toestemming van de rechthebbende gebruikt voor reproductie, of wederuitvoert alvorens deze aan eindverbruikers te verkopen, recht op terugbetaling van de vergoeding heeft tegenover de auteursrechtenorganisatie?

2) Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord:
a) Is er dan sprake van een ‚billijke compensatie’ in de zin van artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 wanneer het in vraag 1, sub a, beschreven recht enkel bestaat bij het in het verkeer brengen door levering aan natuurlijke personen die de dragers gebruiken voor het reproduceren voor privédoeleinden?
b) Indien vraag 2a bevestigend wordt beantwoord:
Moet dan bij het in het verkeer brengen door levering aan natuurlijke personen, tot het tegendeel wordt bewezen, worden aangenomen dat de dragers worden gebruikt voor het reproduceren voor privédoeleinden?

3) Indien vraag 1 of vraag 2a bevestigend wordt beantwoord:
Volgt dan uit artikel 5 van richtlijn 2001/29 of een andere bepaling van Unierecht dat het door een auteursrechtenorganisatie uit te oefenen recht op een billijke compensatie niet bestaat wanneer de auteursrechtenorganisatie wettelijk verplicht is om de helft van de opbrengst niet aan de rechthebbenden uit te keren, maar aan sociale en culturele instellingen?

4) Indien vraag 1 of vraag 2a bevestigend wordt beantwoord:
Staat dan artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 of een andere bepaling van Unierecht in de weg aan een door een auteursrechtenorganisatie uit te oefenen recht op een billijke compensatie, wanneer in een andere lidstaat – zij het wellicht op een met het Unierecht strijdige grondslag – reeds een passende vergoeding voor het in het verkeer brengen van de dragers is betaald?”

IEF 12849

HvJ EU: Domeinnaam, metatags en metadata vallen onder het begrip reclame

HvJ EU 11 juli 2013, zaak C-657/11 (Belgian Electronic Sorting Technology) - dossier
Verzoek om een prejudiciële beslissing van Hof van Cassatie van België.
Uitlegging van artikel 2 van richtlijn 84/450/EEG inzake misleidende reclame en van artikel 2 van richtlijn 2006/114/EG inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame. Begrip reclame. Registratie en gebruik van een domeinnaam. Gebruik van metatags in metadata van een website.

Het hof verklaart voor recht:

Artikel 2, punt 1, van richtlijn 84/450/EEG [misleidende en vergelijkende reclame], moeten aldus worden uitgelegd dat, in een situatie zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding, het gebruik van een domeinnaam en het gebruik van metatags in de metadata van een website onder het begrip „reclame” vallen zoals dit in deze bepalingen is gedefinieerd. De registratie van een domeinnaam als zodanig valt daarentegen niet onder dit begrip.

Prejudiciële vraag

Moet het begrip "reclame" van artikel 2 van richtlijn 84/450/EEG van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake misleidende reclame, en van artikel 2 van richtlijn 2006/114/EG van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, aldus worden uitgelegd dat het, enerzijds, de registratie en het gebruik van een domeinnaam en, anderzijds, het gebruik van metatags in metadata van een website, omvat?

Op andere blogs:
Time.lex (Domain Name and Metatag Advertising: CJEU Ruling)

IEF 12850

Internetforum komt vaak neer op "digitale borrelpraat"

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 3 juli 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:3992 ([M tegen STICHTING OMROP FRYSLÂN en X)
Uitspraak mede ingezonden door Max van Olden, Hilberts & Van Olden advocaten.
Onrechtmatige daad. Rectificatie. Verwijdering bericht van internet (nieuwsbericht op website omroep en postings internetforum). Verstrekken e-mailadres, IP-adres en NAW-gegevens. M. exploiteert een evenementenbureau met de naam "M. Events". X is houder van de domeinnaam "www.waldnet.nl" en tevens voorzitter van het bestuur van de Stichting Waldnet. Op de website waldnet.nl wordt regionaal nieuws gepubliceerd en kunnen bezoekers (anoniem) reacties plaatsen op een forum onder de artikelen, zogenoemde postings. Op de website van Omrop Fryslân is in november 2012 het artikel 'Bedrigings feesten Dokkum nep' gepubliceerd waarin staat dat M. bedreigingen heeft verzonnen omdat hij de financiën niet rond zou kunnen krijgen (zie r.o. 2.15.).

M. heeft partijen gesommeerd het artikel respectievelijk de postings van hun websites te verwijderen en rectificaties te plaatsen. In feite komt een internetforum als waldnet.nl vaak neer op "digitale borrelpraat", hetgeen ook algemeen bekend mag worden verondersteld. Dit brengt mee dat niet al te snel tot onrechtmatigheid kan worden geconcludeerd. Een dergelijke website is echter geen vrijbrief om zonder dat er enige steun in beschikbaar feitenmateriaal voorhanden is, personen te beschuldigen van (ernstige) feiten of zich in een zodanige mate over iemand kwetsend uit te laten, dat zonder meer sprake is van grensoverschrijdend gedrag. De berichten van 'mafia66' gaan (veel) verder dan het enkel "meediscussiëren" over de handel en wandel van M. en zijn ronduit diffamerend en bedreigend te noemen. X handelt onrechtmatig door te weigeren om deze berichten te verwijderen en de (beschikbare) gegevens van 'mafia66' niet te verstrekken.

De voorzieningenrechter oordeelt tot gedeeltelijke verwijdering van het artikel en de postings van "mafia66", rectificatie en het opgeven van informatie betreffende een van de postings.

2.15. Op de website van Omrop Fryslân (www.omropfryslan.nl, hierna te noemen: omropfryslan.nl) is op 2 november 2012 uur het volgende artikel gepubliceerd:
Bedrigings feesten Dokkum nep. Zeker vier boekingskantoren die artiesten zouden leveren voor de twee afgelaste feesten volgende week in Dokkum, geloven er niets van dat de organisator van de feesten is bedreigd. Zij denken dat organisator [[M] 1] de bedreigingen heeft verzonnen omdat hij de financiën niet rond kan krijgen. Ze hebben de ervaring met [[M] 1] dat hij vaak niet of te laat betaalt. Ze hebben nu ook allemaal nog geen geld van hem gekregen. De boekingskantoren zijn gebeld door de advocaat van [[M] 1]. [[M] 1] zei dat de feesten niet door kunnen gaan omdat er was gedreigd met een bommelding. De gemeente Dongeradeel heeft de vergunning voor de feesten ingetrokken omdat wegens bedreigingen de veiligheid niet kon worden gegarandeerd. De meeste boekingskantoren overwegen een schadeclaim richting [[M] 1]. [[M] 1] zelf wil niet op de bedreigingen aan zijn adres reageren.

4.14.2.
De voorzieningenrechter tekent hierbij aan dat het een ervaringsregel is dat in berichten op internetfora als waldnet.nl de nuance regelmatig ver te zoeken is en dat betwijfeld kan worden of de (anonieme) posters wel altijd over voldoende feitelijke achtergrondinformatie beschikken om hierop hun nog wel eens ongezouten mening te kunnen baseren. In feite komt een internetforum als waldnet.nl vaak neer op "digitale borrelpraat", hetgeen ook algemeen bekend mag worden verondersteld. Dit brengt mee dat niet al te snel tot onrechtmatigheid kan worden geconcludeerd. Een dergelijke website is echter geen vrijbrief om zonder dat er enige steun in beschikbaar feitenmateriaal voorhanden is, personen te beschuldigen van (ernstige) feiten of zich in een zodanige mate over iemand kwetsend uit te laten, dat zonder meer sprake is van grensoverschrijdend gedrag. In het geval van [[M] 1] gaat het in essentie om de vraag of hij moet tolereren dat hij in diverse postings als "oplichter" wordt weggezet. De voorzieningenrechter volgt [[M] 1] in zijn stelling dat de bewijslast voor de juistheid van dit verwijt niet op hem rust, maar op degenen die dergelijke verwijten aan zijn adres maken. Daar staat tegenover dat [[M] 1] veelvuldig in de media is geweest en daarin uitlatingen heeft gedaan die op zijn minst twijfel doen rijzen aan de juistheid daarvan. In dit verband kan bijvoorbeeld worden gewezen op de omstandigheid dat - zoals [[X] 2] op goede gronden heeft betoogd - er duidelijk reden is voor twijfel over het antwoord op de vraag of hij daadwerkelijk een groot bedrag, althans EUR 2.200.000,00, in de Mega Millions Jackpot heeft gewonnen. [[X] 2] heeft immers gemotiveerd tot zijn verweer aangevoerd dat [[M] 1] niet een van de personen is geweest die in de periode vanaf mei 2007 een bedrag in deze orde van grootte heeft gewonnen en [[M] 1] heeft er vervolgens voor gekozen om ter zitting de juistheid van dit verweer niet inhoudelijk te betwisten. Ook mag opmerkelijk genoemd worden dat [[M] 1] - volgens zijn uitlatingen in de Leeuwarder Courant van 30 januari 2013 - nog zou beschikken over negentig procent van zijn in het casino vergaarde vermogen en dit op een geblokkeerde bankrekening zou hebben gestort, terwijl hij sinds 27 maart 2012 in staat van faillissement verkeert en de curator de schuldenlast vooralsnog heeft vastgesteld op een bedrag van bijna EUR 1.000.000,00. Uit het bewuste krantenartikel blijkt dat de curator naar haar zeggen de bankrekening waar [[M] 1] op doelt niet heeft aangetroffen, hetgeen ook niet voor de hand ligt gelet op het voortduren van de faillietverklaring. [[M] 1] heeft - ook niet desgevraagd - ter zitting zijn eerdere uitlatingen op dit punt niet nader willen onderbouwen. Ten slotte is er - zonder hier naar volledigheid te willen streven - nog het voorbeeld van de actie ten behoeve van Warchild, die - naar niet in geschil is - het toegezegde bedrag van EUR 10.000,00 niet van [[M] 1] heeft ontvangen. Wat hier verder ook van moge zijn, in ieder geval kan geconstateerd worden dat aan [[M] 1] een bepaald beeld kleeft en wel in die zin dat bij het publiek wellicht niet geheel zonder enige grond het beeld kon ontstaan dat hij fantaseert, althans de feiten en omstandigheden waarover hij verhaalt fors aandikt, en toezeggingen niet nakomt (niet na kan komen). Onder deze omstandigheden is het in het algemeen niet zonder meer onrechtmatig te noemen dat hij op waldnet.nl in minder vleiende bewoordingen wordt omschreven. De beoordeling van de vorderingen jegens [[X] 2] zal mede tegen deze achtergrond dienen plaats te vinden. Ten aanzien van de vorderingen wordt als volgt overwogen.

4.14.7.
De berichten van "maffia66" zijn daarentegen naar het oordeel van de voorzieningenrechter wél onrechtmatig jegens [[M] 1]. Deze berichten gaan (veel) verder dan het enkel "meediscussiëren" over de handel en wandel van [[M] 1] en zijn ronduit diffamerend en bedreigend te noemen. [[X] 2] handelt dan ook onrechtmatig jegens [[M] 1] door te weigeren om deze berichten te verwijderen en de bij hem (beschikbare) gegevens over deze poster niet aan [[M] 1] te willen verstrekken. De vordering tot verwijdering en het verwijderd houden van deze postings zal daarom worden toegewezen. Voorts zal de vordering tot het plaatsen van een bericht onder het artikel worden toegewezen voor zover het om de postings van "maffia66" gaat. Tot slot zal ook de vordering tot het verstrekken van het e-mailadres, het IP-nummer, de naam en woonplaats van deze poster worden toegewezen. Uit de door [[X] 2] overgelegde gegevens (zie productie 3) blijkt niet dat hij de beschikking heeft over de adressen (anders dan de woonplaats) van personen die een account aanmaken bij waldnet.nl. De vordering zal in zoverre worden afgewezen. De voorzieningenrechter zal [[X] 2] voor het nakomen van de vorderingen een ruimere termijn toekennen dan door [[M] 1] is gevorderd, nu [[M] 1] geruime tijd heeft gewacht met het instellen van zijn vorderingen jegens [[X] 2].

De beslissing

De voorzieningenrechter

ten aanzien van Omrop Fryslân
5.1. gebiedt Omrop Fryslân om binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis het op omropfryslan.nl geplaatste artikel "Bedrigings feesten Dokkum nep" gedeeltelijk te verwijderen en verwijderd te houden en wel voor zover het gaat om de kop van het artikel en verder voor zover daarin tot uitdrukking is gebracht dat zeker vier boekingsbureau's denken dat [[M] 1] de bedreigingen in scène heeft gezet;
5.2. gebiedt Omrop Fryslân binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis op de homepage van omropfryslan.nl - zonder dat scrollen noodzakelijk is, in een goed leesbaar letterype met lettergrootte 12, met als aanhef "rectificatie", zonder begeleidende teksten en in een rood kader - een rectificatie te plaatsen met de volgende tekst: (zie 5.2.)
en wel voor de duur van veertien onafgebroken dagen vanaf het moment van plaatsing van de rectificatie;
ten aanzien van [[X] 2]

ten aanzien van [[X] 2]
5.6. gebiedt [[X] 2] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de berichten van "maffia66" onder het bericht "Bedreiging rondom festijn [[M] 1]" op waldnet.nl te verwijderen en verwijderd te houden;
5.7. gebiedt [[X] 2] om - binnen een dag nadat de berichten door hem zijn verwijderd - onder het in 5.6. bedoelde artikel een bericht te plaatsen met de tekst: "De postings van "maffia66" onder dit artikel zijn verwijderd op last van een vonnis van de voorzieningerechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 3 juli 2013."
5.8. gebiedt [[X] 2] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het e-mailadres, het IP-nummer en de naam en woonplaats van "maffia66" aan [[M] 1] te verstrekken;

Lees de uitspraak ECLI:NL:RBNNE:2013:3992 (pdf)

IEF 12848

Dwangsommen aanzienlijk gematigd en gemaximeerd

Hof Den Haag 9 juli 2013, zaaknr. 200.094.907/01 (Prae Artiestenverloning tegen Artiestenverloningen)
Uitspraak ingezonden door Rutger van Rompaey, QuestIE Advocatuur B.V..
Zie eerder Rechtbank Dordrecht [IEF 11997], Hof Den Haag [IEF 11037] en Vzr. Dordrecht [IEF 10184]. Dwangsommen. Proceskostenveroordeling. Het hof volgt de uitspraak in de bodemprocedure [IEF 11997] waarin wordt bepaald dat gedaagde artiestenverloning.nl niet gebruikt als handelsnaam, maar dit gebruik is wel onrechtmatig wegens verwarringsgevaar. Het belang van Prae om de domeinnaam te kunnen gebruiken omdat zij volgens eigen stelling dan op zo goedkoop mogelijke wijze hoog in de zoekresultaten van zoekmachines komt, ontneemt het onrechtmatig karakter niet aan haar handelwijze. En in reconventie: de enkele registratie van domeinnamen levert geen inbreuk op handelsnaamrecht of (beeld)merkrecht, maar is wel onrechtmatig wegens hinderlijk blokkeren.

Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van een klaarblijkelijke misslag, maar ziet wel aanleiding om de dwangsommen te matigen en te maximeren (van €1.500 tot €500 per dag, en van €100.000 tot €15.000). De eerdere proceskostenveroordeling ad €5.636,31 wordt herbegroot op €1.452,31; Prae wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

10. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op de afstemmingsregel, onder meer indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht (vgl. Yukos/Roneft).

12. (...) Niet is gebleken dat de bodemrechter is uitgegaan van de regel dat het enkele bestaan van verwarringsgevaar in dit verband voldoende is en dat hij niet ook andere, bijkomende omstandigheden heeft meegewogen in dit verband. Naar het oordeel van het hof is derhalve geen sprake van een klaarblijkelijke misslag, zodat geen plaats is voor het aanvaarden van genoemde uitzondering op de afstemmingsregel.

16. (...) De vordering betreffende de proceskosten in reconventie in eerste aanleg is, gelet op het bovenstaande, toewijsbaar. Prae heeft in eerste aanleg een kostenspecificatie ingediend ten bedrage van €5.616,- exclusief BTW. Het hof schat de verhouding conventie/reconventie wat betreft de werkzaamheden in deze zaak op 75:25, hetgeen leidt tot een bedrag van €1.404,-.

IEF 12847

Ict-omgeving had niet mogen worden verhuisd na faillissement

Ex parte beslissing Vzr. Rechtbank Noord-Holland 9 juli 2013 (4PS tegen Herke en HSB) - Verzoekschrift  8 juli 2013
Robert Mijnsbergen, advocatenkantoor Mijnsbergen bericht ons 23 juli: Partijen hebben in het achterliggende zakelijke conflict een oplossing bereikt waardoor het opheffingskort geding geen doorgang heeft gevonden.

Verzoekschrift, beslissing en samenvatting ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.
Software. Faillissement. Auteurs- en databankrecht ingezet. Een ict-omgeving die niet had mogen worden ‘verhuisd’ via een bedrijfsverkoop uit een faillissement. Voorzieningenrechter wijst een ex parte bevel.

4PS en Herke zijn concurrent. In een bouwconcern gebruiken drie bedrijven - te weten de moedervennootschap (JMD) en twee dochtervennootschappen (JP resp. de Failliet) - enterprise resource planning software (ERP software). Deze software is opgebouwd uit Microsoft Dynamics NAV software (halffabricaat) en 4PS Construct software (add-on), samen een geheel vormend. Het halffabricaat wordt door Microsoft aan partners zoals 4PS en Herke Ict in licentie gegeven om er hun eigen Add-on’s mee te programmeren.

Faillissementscuratoren van de failliete dochter verkopen haar onderneming deels aan HSB. De faillissementscuratoren dragen daarbij kennelijk onterecht het geheel (halffabricaat + add-on) over aan rechtsopvolger HSB, dit betreft alle ‘users’ ook van het niet-failliette deel van het concern. Parallel vroeg HSB aan zowel 4PS als Herke een offerte uit te brengen voor hun respectievelijke ERP software programma’s. Herke krijgt de opdracht.

Omdat HSB al de beschikking kreeg over het halffabricaat werd de add-on (4PS Construct) feitelijk meegeleverd; dit was naar het zich laat aanzien zonder medeweten en zonder toestemming van Microsoft en 4PS. Aldus werd bedrijfsknow how van 4PS  software op broncodeniveau voor Herke, maar ook bedrijfsdata van JMD en JP voor HSB inzichtelijk.

Herke heeft onterecht aan de administratieve omzetting (sleutel) van de Microsoft Dynamics NAV software meegewerkt door haar bevoegdheid onjuist in te zetten in de Microsoft partner databank. Herke zet de NAV-licenties op haar naam onder doorhaling van 4PS’ naam. Als gevolg daarvan wordt 4PS electronisch ontkoppeld (disconnectie) van haar klanten JMD en JP, zodat zij geen onderhoud en support meer krijgen.

En passant lijkt Microsoft inkomsten te derven omdat de faillissementscuratoren haar toestemming voor overdracht van de NAV-licenties niet hebben gevraagd.

De voorzieningenrechter:

...beveelt gerekwestreerde sub 1 uiterlijk twee werkdagen na betekening van deze beschikking iedere inbreuk op de genoemde auteursrechten aangaande 4PS Construct, c.q. databankrechtelijk bescherme bedrijfsinformatie opgeslagen als databank te staken en gestaakt te houden. Dit kan gerealiseerd worden doordat Herke zelf al dan niet via Microsoft de in dit verzoekschrift genoemde Disconnectie ongedaan maakt, zodanig dat Herke geen toegang meer heeft tot de 4PS Construct software die in gebruik is bij JMD en JP en 4PS daartoe wel weer toegang heeft.

 

IEF 12846

Openbaargemaakte stent-configuratie met zigzag-ringen en verdeling van connectoren

Vzr. Rechtbank Den Haag 8 juli 2013, KG ZA 13-179 (Orbus tegen Boston Scientific)
Uitspraak ingezonden door Mark van Gardingen, Richard Ebbink, Rik Lambers en Jan Pot, Brinkhof N.V..
OrbusNeich ontwikkelt, produceert en distribueert stents (vaatwandondersteuning) en is houdster van EP 1 341 482, Orbus heeft een exclusieve licentie. Na de oppositieprocedure is de octrooibeschrijving aangepast. De Duitse rechter heeft bij beslissing Boston Scientific een inbreukverbod op het Duitse deel opgelegd. Boston Scientific bestrijdt de inventiviteit van de geclaimde stent met de door Brown geopenbaarde stent-configuraties die bestaan uit zigzag-ringen. Brown - van Boston Scientific zelf afkomstige internationale octrooiaanvrage - openbaart ook de verdeling van connectoren over de stent.

De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat de vakman zou kiezen voor de door Boston Scientific geschetste 5-3-5-3-variant, omdat hij daarmee de meest uniforme ondersteuning van de vaatwant zou bereiken. De keuze voor de 7-1-7-1-variant zou daarentegen leiden tot openingen die Brown juist wil vermijden.

4.15. Orbus bestrijdt niet de stelling van Boston Scientific dat de vakman slechts twee reële mogelijkheden zou hebben, (...). Daargelaten of , zoals Boston scientific aanvoert, niet beide mogelijkheden ieder voor zich voor de hand liggen en reeds om die reden niet inventief zijn, acht de voorzieningenrechter dat zo zijnde voorshands aannemelijk dat de vakman inderdaad al op grond van zijn algemene vakkennis zou kiezen voor de door Boston Scientific geschetste 5-3-5-3-variant omdat hij daarmee de meest uniforme ondersteuning van de vaatwant, de stent-to-vessel ratio, zou bereiken. De keuze voor de 7-1-7-1-variant zou daarentegen leiden tot openingen (gaps) zoals hiervoor onder 4.5.3 afgebeeld. die Brown nu juist wil vermijden. Met de keuze voor de 5-3-5-3-variant zou de vakman komen tot een stent waarin ook kenmerken (...) zijn aan te wijzen.

4.16. Gezien het voorgaande moet, daargelaten wat Boston Scientific overigens over de geldigheid van het octrooi heeft opgemerkt, worden geoordeeld dat een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestaat dat het ingeroepen octrooi in een bodemprocedure zal worden vernietigd of in hoger beroep in de oppositieprocedure zal worden herroepen. De gevorderde voorzieningen dienen bij die stand van zaken te worden afgewezen, met veroordeling van Orbus als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten. Partijen hebben de kosten in overleg begroot op €200.000.