IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 22011
25 april 2024
Artikel

Seminar Uitingsvrijheid op donderdag 16 mei 2024

 
IEF 22010
25 april 2024
Artikel

Isabelle Wolterink (EP&C) nieuwe voorzitter Orde van Octrooigemachtigden

 
IEF 12675

Ex parte bevel: dreigt operationeel internetdomein kwijt te raken

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank Utrecht 18 mei 2009 (Opsis B.V. tegen Gerekwesteerde)
Beschikking ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.

Voor een samenhangend geheel, zie ook IEF 12655.
Als randvermelding: Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Domeinnaam. Opsis, een oogartskliniek, dreigt haar enige operationele internetdomein kwijt te raken aan gerekwesteerde als ex-werkneemster omdat zij het domein Oogartsenpraktijk.nl op haar eigen naam heeft aangevraagd in plaats van op naam van haar werkgever. Nu dreigt het domein naar een andere host te worden gezet, waardoor het voor Opsis onmogelijk wordt haar bedrijf te voeren. Opsis verzoekt een aanzegging van beslag en aanzegging hiervan bij SIDN. De voorzieningenrechter wijst het ex parte bevel toe, met uitzondering van het verzochte onder 3 (conservatoir derdenbeslag).

IEF 12674

Algemene indruk: met alle zichtbare zijden rekening houden

Vzr. Rechtbank Den Haag 21 mei 2013 (bij vervroeging), KG ZA 13-291 (Hovicon International B.V. tegen Apparatenfabriek Bereila B.V.)
Uitspraak ingezonden door Alexandra van Beelen, Trip advocaten.

Modelrecht. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Zowel Hovicon als Bereila houden zich bezig met het ontwerpen, produceren en verhandelen van 'saussystemen'. Hovicon is houder van een Gemeenschapsmodel voor een sausdispenser, 'Hovicon Continental'. Op 27 november 2012 heeft Bereila een eerste prototype van een voor Remia ontwikkelde dispenser aan Remia getoond. Hovicon vordert thans een verbod op productie en verhandeling van deze Bereila-dispenser. Zij voert aan dat de Bereila dispensers inbreuk maken op haar modelrecht en haar auteursrecht met betrekking tot de Hovicon Continental.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wijkt de Bereila-dispenser voldoende af van het model van Hovicon. Er is sprake van een andere algemene indruk. Het betoog van Hovicon dat het ontbreken van de kenmerkende behuizing geen relevant verschil is, aangezien deze niet zichtbaar is in het vooraanzicht, wordt afgewezen. Bij de bepaling van de algemene indruk moet rekening worden gehouden met alle zijden die bij normaal gebruik zichtbaar zijn. De vorderingen van Hovicon worden afgewezen.

4.2. De op het modelrecht gebaseerde vorderingen van Hovicon moeten worden afgewezen omdat de Bereila-dispenser naar voorlopig oordeel een andere algemene indruk wekt bij de geïnformeerde gebruiker dan het model. Niet in geschil is dat de geïnformeerde gebruiker in dit geval een inkoper bij sausfabrikant is of een medewerker van een horecabedrijf.

4.3. De dispenser van Bereila wekt naar voorlopig oordeel een andere algemene indruk bij die geïnformeerde gebruiker omdat bij de dispenser van Bereila, in tegenstelling tot het model, de dikke cilinder met de ruimte voor de sausbokaal en de dunne cilinder met het spuitelement niet zijn opgenomen in één behuizing. Juist de behuizing die beide cilinders omvat is naar voorlopig oordeel karakteristiek voor het model. Het opnemen van de twee cilinders inn één vloeiend vormgegeven behuizing is namelijk in belangrijke mate bepalend voor de 'strakke vormgeving' die, ook volgens Hovicon, kenmerkend is voor het model.

4.4. Het betoog van Hovicon dat het ontbreken van dergelijke behuizing geen relevant verschil is omdat die niet zichtbaar is in het vooraanzicht van de dispenser, moet naar voorlopig oordeel worden verworpen. Bij de bepaling van de algemene indrukken die het model en de dispenser wekken bij de geïnformeerde gebruiker, moet naar voorlopig oordeel worden gelet op alle zijden die bij normaal gebruik zichtbaar zijn. Daaronder valt niet alleen het vooraanzicht, maar ook het bovenaanzicht en zijaanzicht. Ook de vanuit de laatstgenoemde perspectieven waarneembare kenmerken, waaronder het al dan niet gebruiken van één behuizing, dienen dus te worden meegenomen bij vaststelling van de beschermingsomvang.

IEF 12673

Online muziek vormt een bescheiden aandeel in auteursrecht

Naar aanleiding van de berichten op EMERCE en FNV-KIEM.

Uit het BUMA Jaarverslag 2012 (p. 20 - 21): De online verspreiding van muziek is gemeengoed geworden, maar levert Nederlandse muziekauteursrechtenorganisaties nog maar weinig op. Van de omzet in 2012 van 178,6 miljoen euro was nog maar een bescheiden deel - 3,9 miljoen euro - afkomstig van het internet. Met de voortgaande verschuiving van offline naar online verwachten wij dat de online omzet de komende jaren een groter deel van de totale omzet zal gaan bedragen. Tegelijk zetten wij steeds meer in op online en digitale media om de dienstverlening te verbeteren en kosten te verlagen.

Uit het Digital Music Report 2012 van IFPI, de internationale branchevereniging van muziekmaatschappijen, is gebleken dat de wereldwijde digitale muziekmarkt sterk is gegroeid en dat in sommige landen grote vooruitgang is geboekt in de bestrijding van online piraterij. In Nederland is dat echter veel minder het geval, een situatie die leidt tot lagere inkomsten en minder investeringsruimte voor nieuw talent en repertoire. Het omzetaandeel uit de digitale markt voor de Nederlandse maatschappijen, dat volgens IFPI in totaal circa 15% bedraagt, blijft aanzienlijk achter bij de internationale ontwikkelingen.

In 2012 zijn voorbereidingen getroffen voor de introductie in 2013 van omvangrijke streamingdiensten door onder meer
Ziggo, Google Play, Microsoft en Apple iCloud. Als gevolg hiervan zullen in 2013 vele nieuwe VOD (Video on Demand) services aangeboden worden, waarmee naar verwachting de afzetmogelijkheden voor uitvoerende artiesten en muziekauteurs aanzienlijk zullen toenemen.

Lees het gehele Jaarverslag hier.

IEF 12672

NUV reageert op consultatie Bibliotheekwet

Nederlandse Uitgeversbond, NUV reageert op consultatie Bibliotheekwet
Artikel ingezonden door Hans Osinga en Michiel Kramer, Nederlandse Uitgeversverbond.


Het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) stelt in een openbare bijdrage inzake de consultatie op de nieuwe Bibliotheekwet dat het positief is dat de rol en functie van bibliotheken helder worden vastgelegd. Een goede samenwerking met uitgeverijen blijft echter onontbeerlijk voor een gevarieerd aanbod van cultuur en informatie. Daarbij wordt een aantal aspecten uit het wetsvoorstel aan de orde gesteld dat negatieve effecten kan hebben en dat wijziging of een nadere toelichting verdient.

Het NUV reageert daarmee op het wetsvoorstel waarin de functies van en samenwerking tussen de verschillende bibliotheekorganisaties – zowel fysiek als digitaal – worden geregeld. De volledige bijdrage van het Nederlands Uitgeversverbond valt hier te lezen. Het wetsvoorstel en de Memorie van Toelichting zijn te vinden op internetconsultatie.nl.

IEF 12671

SIDN de papieren tijger

Filip van Eeckhoutte, SIDN de papieren tijger, IE-Forum.nl IEF 12658
Een bijdrage van Filip van Eeckhoutte, Van Eeckhoutte Advocaten

De Registry SIDN

Wie wil weten wie de houder van een domeinnaam is, raadpleegt de WhoIs, een register dat wordt bijgehouden door de registry. Een domeinnaam is een naam in het Domain Name System (DNS), het naamgevingssysteem op internet waarmee onder andere webservers, mailservers en andere toepassingen worden geïdentificeerd en wordt uitgegeven door landelijke of regionale registry’s. Alle registry’s vallen onder de vlag van de Internet Assigned Numbers Authority (IANA). De registry voor Nederland c.q..nl-domeinnamen is SIDN, de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland. De SIDN beheert anno 2013 ruim 5,3 miljoen registraties van domeinnamen onder het top level domain .nl.

SIDN registreert slechts wie op grond van de door haar ingerichte procedures houder van een domeinnaam is en daarmee haar contractuele wederpartij met betrekking tot een domeinnaam, met andere woorden wie met betrekking tot een bepaalde domeinnaam rechten (op grond van de algemene voorwaarden) ten opzichte van SIDN kan uitoefenen.

Dit artikel is sterk ingekort, lees de opgemaakte versie hier.

SIDN bepaalt niet wie (het meeste) recht op een domeinnaam heeft en toetst voorafgaand aan de uitgifte van een domeinnaam niet of de domeinnaamhouder (in spe) daarmee inbreuk maakt op (intellectuele) rechten van derden, bijvoorbeeld merk- of handelsnaamhouders. Het register geeft niet weer wie het meeste recht op een domeinnaam heeft. Wie schade ondervindt van een (.nl-)domeinnaamregistratie kan zich tot een arbiter, rechter of College voor Klachten en Beroep voor .nl-domeinnamen wenden. Behoudens tegenbewijs is voor SIDN bij het vaststellen van het houderschap de administratie van SIDN leidend.

Papieren tijger

De nadruk in de voorwaarden en regeling van SIDN op openbaarmaking van correcte WhoIs-gegevens blijkt in de praktijk slechts een papieren tijger te zijn.

SIDN voert geen pro-actieve controle uit op de input op haar register, maar verlaat zich op commentaar van derden die vraagtekens plaatsen bij bepaalde input. Sterker nog, de SIDN gedoogt inschrijving van domeinnaamhouders waarvan aangetoond dan wel op zijn minst aannemelijk is dat die in geen relatie (meer) staan tot de betrokken domeinnaam.

Bureaucratie

Het bureaucratische beleid binnen SIDN in combinatie met zijn incorrecte en dus onbetrouwbare register kan tot gevolg hebben dat verkeerde personen in rechte worden aangesproken.

Langs de andere kant stelt SIDN zich weer formeel en onbuigzaam op indien een actie van haar kant wordt verlangd. Zo weigert de SIDN beslagen te registreren als de naam van een domeinnaamhouder niet precies overeenstemt met de naam in het beslagrekest. Een beslag op een .nl-domeinnaam kan dus op de klippen lopen omdat in het beslagrekest de meisjesnaam wordt gebruikt, terwijl in de houderinschrijving bijvoorbeeld maar een halve naam, alias of de naam van de echtgenoot wordt gebruikt of doordat de nieuwe houder zijn naam niet heeft ingeschreven, maar de oude domeinnaamhouder heeft laten staan.

Bij SIDN is bekend de casus “ILoveSu”, waarbij de .nl-domeinnaam ten onrechte was blijven staan op de naam van de vorige houder. De nieuwe houder was van registrar gewisseld, maar had het houderschap niet gewijzigd. De naam van de vorige houder bleef dus staan. De vorige houder kon niet bij het control panel omwille van de registrar-wisseling. Hoewel SIDN een toelichting van de vorige houder ontving, reageerde SIDN als volgt: “In lijn met het voorgaande registreren wij slechts beslagen en beperken wij de contractuele rechten van de houder slechts als het beslag is gelegd onder de houder. Daar is in het geval van het door uw cliënte gelegde beslag op de domeinnaam ilovesu.nl geen sprake van. Het beslag is - naar wij nu opmaken - kennelijk onder een gebruiker van de domeinnaam gelegd en, los van de vraag of het daarmee juridisch stand houdt hetgeen kan worden betwijfeld, is er daarmee geen aanleiding voor SIDN om het beslag te registreren, noch om de contractuele rechten van de houder te beperken.” De toelichting van de vorige houder was dus aan dovemansoren gericht. Ondanks rechterlijk verlof daartoe weigerde SIDN de desbetreffende naam te bevriezen en ondernam – in tegenstelling tot haar eigen voorwaarden – geen enkele actie tegenover de feitelijke houder of diens registrar.

Het is een gotspe dat het SIDN weigert mee te werken, zelfs al toont de beslaglegger aan dat de domeinnaamhouderinschrijving onjuist of onvolledig is en er kennelijk sprake is van een opzetje om de domeinnaam buiten beslag te houden. SIDN kijkt niet naar de feitelijke status omtrent het houderschap, maar louter naar de vraag of de houder bestaat. Zolang de houder bestaat is in beginsel voor SIDN de kous af.

Bij nader inzien lijkt uit de considerans van de Algemene voorwaarden voor .nl-domeinnaamhouders ook te volgen dat SIDN gedoogt dat registrars de domeinnaam op hun eigen naam zetten, in plaats van hun klant. 

Het verbergen van de ware houder is trouwens geen louter Nederlands fenomeen. Bij veel Chinese websites die inbreuk maken op intellectuele rechten (zgn. counterfeit websites) valt de registrant niet te achterhalen uit de whois-gegevens, omdat deze gebruik maakt van een dienstverlener die het mogelijk maakt om een domeinnaam te gebruiken zonder de eigen identiteit prijs te geven, zoals Privacyprotect.org, Protected Domain Services, WhoisGuard en Private Whois (hierna ook wel “anonimiteitsdiensten”). Tevens lijkt in bepaalde gevallen sprake te zijn van onjuiste contactgegevens. 

De voorwaarden en regelingen van SIDN kunnen in combinatie met de juridische implicaties van haar register, niet anders worden opgevat dan dat SIDN in uitvoering van haar publieke taak actief dient zorg te dragen voor een up-to-date en waarheidsgetrouw WhoIs-register waar gebruikers, zoals advocaten, van op aan kunnen. Het vorenstaande leidt echter tot de conclusie dat SIDN anno 2013 haar register niet op orde heeft en een beleid voert dat linea recta indruist tegen haar eigen voorwaarden en regelingen. Als gevolg daarvan worden gelaedeerden opgezadeld met bijkomende obstakels in het proces om inbreukmakend gedrag te laten staken; obstakels die volstrekt overbodig worden opgeworpen en die slechts met (aanzienlijke) moeite kunnen worden overwonnen.

IEF 12670

Andere mogelijkheden voor BREIN om gegevens te verkrijgen dan via ING Bank

Vzr. Rechtbank Amsterdam 14 mei 2013, LJN CA0350 (Stichting BREIN tegen ING Bank N.V.) 
Vordering gegevens bij bank vanwege (vermeende) auteursrechtinbreuk. Privacybelangen. Bijzondere positie bank. Stichting BREIN vordert van ING Bank de naam en adresgegevens die behoren bij een bankrekeningnummer dat staat vermeld op de website FTD World. De vordering van BREIN kan worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat ING Bank onrechtmatig handelt jegens BREIN. Volgens BREIN kan via die website illegaal auteursrechtelijk beschermd materiaal worden verkregen en rust op ING Bank, op basis van maatschappelijke zorgvuldigheidsnormen, de rechtsplicht om identificerende gegevens te verstrekken. ING Bank dient zich de privacybelangen van haar klanten aan te trekken.

De voorzieningenrechter weegt deze wederzijdse belangen af en wijst de vordering af. ING Bank betoogt terecht dat zij niet “instrumenteel” is bij het plegen of faciliteren van van (de beweerde) auteursrechtinbreuken door FTD World, kunnen er vraagtekens worden geplaatst bij doelmatige pogingen om de domeinnaamhouder en/of Russische hostingprovider te traceren en staat ook de strafrechtelijke weg nog open (er is geen aangifte gedaan). Er zijn andere mogelijkheden voor BREIN om de gegevens te verkrijgen. ING Bank dient zich de privacybelangen van haar cliënten aan te trekken. Een afweging van belangen valt daarom in het voordeel uit van ING Bank.

Het beroep van Stichting BREIN op een eerder vonnis tegen payment provider Techno Design [IEF 10631] werpt geen ander licht op deze zaak, omdat daar sprake was van een payment provider en alleen Techno Design een ingang was om te achterhalen wie onrechtmatig handelde.

2.2. Volgens Brein worden op de website www.ftdworld.net auteursrechtelijk beschermde entertainmentbestanden (zoals boeken, films, muziek, e-books, games en software) aangeboden zonder toestemming van de rechthebbenden. Bezoekers van www.ftdworld.com worden doorgeleid naar www.ftdworld.net. Beide websites zullen hierna ook worden aangeduid als FTD World.

2.4. Op FTD World is onder meer het volgende vermeld:
Heb je al een Super VIP pakket dan kan je ons altijd steunen door over te maken op
rek postbank: [rekeningnummer]
ter attentie van : [F]
[plaats]
Het genoemde bankrekeningnummer is een nummer van ING Bank. Blijkens een uittreksel uit de basisadministratie van de gemeente Amsterdam is mevrouw [F] (hierna [F]) geboren in 1927 en sinds 2009 woonachtig in Suriname.

4.1. De vordering van Brein kan worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat ING Bank onrechtmatig handelt jegens Brein. Volgens Brein rust op ING Bank op basis van maatschappelijke zorgvuldigheidsnormen de rechtsplicht om identificerende gegevens te verstrekken van diegenen die gevolmachtigd zijn te beschikken over de gelden op de rekening van [F] en handelt ING Bank onrechtmatig jegens haar door ondanks een verzoek daartoe dat niet te doen. Bij beantwoording van de vraag of in dit geval sprake is van onrechtmatig handelen, komt het naar het oordeel van de voorzieningenrechter neer op een afweging van de wederzijdse belangen. ING Bank dient zich de privacybelangen van haar klanten aan te trekken. Het belang van Brein is erin gelegen dat zij dient op te treden tegen auteursrechtinbreuken ten behoeve van bij haar aangesloten rechthebbenden. Bij deze afweging van belangen dienen alle relevante omstandigheden van het geval te worden betrokken.

4.3. ING Bank heeft ter zitting voorshands terecht betoogd dat zij niet “instrumenteel” is bij het plegen van (de beweerde) auteursrechtinbreuken door FTD World of het faciliteren hiervan door FTD World. Brein heeft zich ter ondersteuning van haar vordering beroepen op jurisprudentie waarin hostingproviders en/of internet service providers veroordeeld zijn om de persoonsgegevens te verstrekken van verantwoordelijken achter “piratenwebsites”. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter miskent Brein hiermee dat de rol van een internet service provider of hostingprovider wezenlijk anders is dan die van een bank als ING Bank. Een “piratenwebsite” kan niet bestaan zonder een provider. Er is geen sprake van onrechtmatigheid als de provider zijn diensten niet verricht. ING Bank verzorgt “slechts” het bankverkeer, hetgeen niet als conditio sine qua non heeft te gelden met betrekking tot (mogelijke) auteursrechtinbreuk. Het verlenen van de diensten door ING Bank, is niet noodzakelijk voor de auteursrechtinbreuk (de onrechtmatigheid). Deze is er ook als op de betrokken websites geen rekeningnummer wordt genoemd. Het verrichten van een betaling is ook niet vereist om gebruik te kunnen maken van de diensten die worden aangeboden op de websites van FTD World. De beweerde onrechtmatige activiteiten vinden geheel plaats buiten het gezichtsveld van ING Bank en ook buiten haar invloedssfeer. ING Bank verkeert niet in de positie – en zij hoeft ook niet over de expertise te beschikken – om zich een verantwoord oordeel te (kunnen) vormen over de (on)rechtmatigheid van “piratenwebsites”. Er is dan ook geen relatie tussen ING Bank en de auteursrechtinbreuk, terwijl er wel een relatie is tussen een internet service provider of hostingprovider en de auteursrechtinbreuk.

4.4. Voorts heeft ING Bank terecht aangevoerd dat de (juridische) mogelijkheden van Brein om de verantwoordelijken achter FTD World te achterhalen (nog) niet zijn uitgeput. Zo kunnen vraagtekens worden gezet bij de doelmatigheid van de pogingen van Brein om de domeinnaamhoud(st)er en/of de Russische hostingprovider te traceren. Bovendien is [F] niet aangeschreven of in rechte opgeroepen om de persoonsgegevens van de gevolmachtigde te verstrekken, laat staan dat is gepoogd haar te traceren. Brein neemt aan dat [F] niets met FTD World van doen heeft, maar deze aanname is nergens anders op gebaseerd dan op algemene kennis over het “profiel” van verantwoordelijken achter “piratenwebsites”.

4.5. Ook de strafrechtelijke weg is voor Brein niet afgesloten. Brein heeft geen aangifte gedaan, terwijl naar haar mening sprake is van strafbare feiten. Weliswaar is juist dat de Aanwijzing Intellectuele Eigendomsfraude uitgaat van het beginsel van civielrechtelijke handhaving, maar dit neemt niet weg dat de officier van justitie bij uitstek diegene is die in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een derde kan verzoeken bepaalde gegevens aan hem te verstrekken. Indien Brein inzage wenst in persoonsgegevens, kan zij aangifte doen van een strafbaar feit, om zodoende de officier van justitie te bewegen die gegevens te verstrekken. De Aanwijzing Intellectuele Eigendomsfraude maakt het doen van aangifte niet onmogelijk.

4.6. ING Bank heeft zich tot slot voorshands terecht beroepen op de bijzondere positie die banken innemen in het juridisch en financieel verkeer. Hierbij is sterk de nadruk gelegd op het vertrouwen dat cliënten moeten kunnen genieten in hun banken. Dit vertrouwen dient onder meer in te houden dat persoonsgegevens van cliënten slechts in zeer uitzonderlijke situaties aan derden mogen worden verstrekt. Mochten die gegevens al worden verstrekt dan dienen zij bij die derden “in veilige handen” te zijn. Dat Brein, zoals zij ter zitting heeft aangevoerd, beschikt over een rechtmatigheidsverklaring van het College Bescherming Persoonsgegevens, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat zij de gegevens niet aan anderen zal verstrekken.

Lees de uitspraak LJN CA0350 (pdf)

Zie in dit verband ook het bericht in De Telegraaf: 'ING Paradijs voor fraudeurs'

Op andere blogs:
anti-piracy.nl, Voorzieningenrechter bepaalt dat ING bank vooralsnog geen nadere persoonsgegevens aan Brein hoeft te verstrekken
AMS advocaten (Kort geding: privacybescherming ING gaat voor belangen Brein)

IEF 12669

BGH: Framing of embedden is geen inbreuk, toch prejudiciële vragen

BGH 16 mei 2013, I ZR 46/12 (Framing) - dossier zaak C-348/13.
BGH stelt dat embedden geen inbreuk is, maar stelt toch prejudiciële vragen. Het Landesgerichtshof München heeft, zoals het BGH, juist aangenomen dat de loutere koppeling van inhoud op een derde website gehoste werken met hun eigen website via "framing" in beginsel geen publiekelijk toegankelijk maken is in de zin van § 19a van de Duitse Auteurswet, omdat alleen de houder van de derde website bepaald of het werk toegankelijk blijft voor het publiek.

Echter een zodanige link kan, bij lezing van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG, een inbreuk op een onbenoemd exploitatierecht zijn. Het BGH heeft daarom prejudiciële vragen gesteld of het 'embedden' van een werk dat op een derde internetsite staat op een eigen internetsite een openbaarmaking is in de zin van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG.

Uit't persbericht:

Das Berufungsgericht hat zwar - so der Bundesgerichtshof - mit Recht angenommen, dass die bloße Verknüpfung eines auf einer fremden Internetseite bereitgehaltenen Werkes mit der eigenen Internetseite im Wege des "Framing" grundsätzlich kein öffentliches Zugänglichmachen im Sinne des § 19a UrhG darstellt, weil allein der Inhaber der fremden Internetseite darüber entscheidet, ob das auf seiner Internetseite bereitgehaltene Werk der Öffentlichkeit zugänglich bleibt. Eine solche Verknüpfung könnte jedoch bei einer im Blick auf Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG zur Harmonisierung bestimmter Aspekte des Urheberrechts und der verwandten Schutzrechte in der Informationsgesellschaft gebotenen richtlinienkonformen Auslegung des § 15 Abs. 2 UrhG ein unbenanntes Verwertungsrecht der öffentlichen Wiedergabe verletzen. Der Bundesgerichtshof hat dem Gerichtshof der Europäischen Union daher die - auch unter Berücksichtigung der Rechtsprechung des Gerichtshofs nicht zweifelsfrei zu beantwortende - Frage vorgelegt, ob bei der hier in Rede stehenden Einbettung eines auf einer fremden Internetseite öffentlich zugänglich gemachten fremden Werkes in eine eigene Internetseite eine öffentliche Wiedergabe im Sinne des Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG vorliegt.

Gestelde vraag:

Stellt die Einbettung eines auf einer fremden Internetseite öffentlich zugänglich gemachten fremden Werkes in eine eigene Internetseite unter Umständen, wie sie im Ausgangsverfahren vorliegen, eine öffentliche Wiedergabe im Sinne des Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG dar, auch wenn das fremde Werk damit nicht für ein neues Publikum wiedergegeben wird und die Wiedergabe nicht nach einem spezifischen technischen Verfahren erfolgt, das sich von demjenigen der ursprünglichen Wiedergabe unterscheidet?

Onofficiële Engelse vertaling:

Where a third-party’s copyright-protected work is made available to the public on a third-party’s internet site, does the work’s embedding into a person’s own website, in circumstances such as those in the present case, constitute a communication to the public within the meaning of Article 3(1) of Directive 2001/29/EC, even where the work is not communicated to a new public, and the communication is not the result of a specific technological process distinct from that of the original communication?

Lees de uitspraak: Arrest.

Op andere blogs:
EU Law Radar

IEF 12657

Gerecht EU week 20

Merkenrecht. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:
A) Visuele en fonetische overeenstemming tussen IKFLT KRASNIK en FLT
B) Zekere complementariteit voor beeldmerken die een kip weergeven
C) Sprake van verwarringsgevaar tussen CA' MARINA en MARINA ALTA
D) FLUEGE.DE is beschrijvend voor de litigieuze diensten
E - F) Loutere registratie van domeinnaam partitodellaliberta.it geen bewijs voor commercieel gebruik
G) Gevaar voor verwarring ongeacht onderscheiden vermogen van ouder merk RIVER WOODS
H) Verwarringsgevaar uitgesloten tussen VORTEX en VORTEX
I) Geen normaal gebruik aangetoond ten aanzien goederen ALARIS
J) Geen onderscheidend vermogen woordmerk EQUIPMENT
K) Gevaar voor verwarring te duchten tussen sigarettenmerken met woordelement TRADITION
L) Geen normaal gebruik aangetoond voor ouder merk W. Amadeus Mozart
M) Geen verwarringsgevaar tussen gemeenschapsmerken die een hond afbeelden
N) Geen verwarringsgevaar tussen beeldmerken die twee verstrengelde sikkelvormige tekens weergeven

Gerecht EU 14 mei 2013, zaak T-19/12 (Fabryka Lozysk Tocznych-Krasnik / OHMI - Impexmetal (IKFLT KRASNIK)) - dossier
A) Gemeenschapsmerk – Beroep door de aanvrager van het beeldmerk met de woordelementen „IKFLT KRASNIK” voor waren van klasse 7 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing R 2475/20101 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 27 oktober 2011 houdende verwerping van het beroep tegen de weigering van de oppositieafdeling om dat merk in te schrijven in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van onder meer het gemeenschapsbeeldmerk met het woordelement „FLT” voor waren van klasse 7.

Het beroep wordt verworpen, er is sprake van visuele en fonetische overeenstemming tussen de betrokken tekens, voornamelijk gebaseerd op de zeer vergelijkbare aard van de combinatie van de letterst 'FLT'. Ze wekken een vergelijkbare algemene indruk.

54 Il découle de l’ensemble des considérations qui précèdent que, dans le cadre de l’appréciation globale du risque de confusion, la chambre de recours pouvait légalement conclure, en substance, que, compte tenu de l’identité et/ou la similitude entre les produits concernés ainsi que des similitudes visuelle et phonétique entre les signes en conflit, fondées essentiellement sur le caractère très similaire de la combinaison de lettres « fłt » qui figure dans chacune des marques en conflit et constitue l’élément distinctif et dominant de la marque demandée, les différences entre elles n’étaient pas suffisantes pour pouvoir exclure tout risque de confusion (point 30 de la décision attaquée). Partant, la chambre de recours pouvait également considérer à bon droit que le public pertinent, même doté d’une attention plus élevée, était amené à croire que les signes desdites marques provenaient de la même entreprise ou d’entreprises liées économiquement, la marque demandée étant une ligne de produits ou la marque modernisée de cette entreprise ou de ces entreprises (point 31 de la décision attaquée). En tout état de cause, hormis sa contestation des considérations de la chambre de recours portant sur les similitudes visuelle et phonétique des signes en conflit, la requérante n’avance aucun argument spécifique visant à contester le bien-fondé de son appréciation globale du risque de confusion, y compris de l’interdépendance des différents éléments, tant dominants que négligeables, desdits signes dans leur impression d’ensemble.

Gerecht EU 14 mei 2013, zaak T-249/11 (Sanco / OHMI - Marsalman (Représentation d'un poulet)) - dossier

B) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van een nationaal beeldmerk dat een kip weergeeft voor waren van de klassen 29 en 31, en strekkende tot vernietiging van beslissing        
R 1073/2010-2 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 17 februari 2011 houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot gedeeltelijke afwijzing van verzoeksters oppositie tegen de aanvraag tot inschrijving van het beeldmerk dat een kip weergeeft voor waren en diensten van de klassen 29, 35 en 39.

De beslissing van de tweede kamer van beroep wordt vernietigd en het beroep wordt verworpen. Er is sprake van zekere complementariteit. De kamer van beroep heeft ten onrechte vastgesteld dat de waren en diensten helemaal niet soortgelijk waren. Er is sprake van een geringe soortgelijkheid, hetgeen met zich meebrengt dat de kamer van beroep de overeenstemming van de betrokken merken had moeten onderzoeken en het verwarringsgevaar globaal had moeten beoordelen, wat zij niet heeft gedaan. Verzoekers vordering, waarmee zij vraagt om weigering van de inschrijving moet aldus worden afgewezen.

62 Bij de beoordeling van de soortgelijkheid van de betrokken waren of diensten, diende de kamer van beroep rekening te houden met alle relevante factoren die het verband tussen de betrokken waren en diensten kenmerken. Ondanks het verschil tussen kippenvlees en levende kippen enerzijds, en transport, opslag en distributie van kippen anderzijds, met betrekking tot de aard, de bestemming, het gebruik en het concurrerende karakter ervan, had de kamer van beroep dus moeten vaststellen dat er sprake was van een zekere complementariteit. Wanneer rekening wordt gehouden met alle relevante factoren voor de beoordeling van de soortgelijkheid van deze waren en diensten, blijkt dat de kamer van beroep ten onrechte heeft vastgesteld dat deze waren en diensten helemaal niet soortgelijk waren.

69 In casu is dit echter niet het geval. De methodologische vergissing bij de in de punten 29 en volgende uiteengezette beoordeling van de soortgelijkheid van de waren en diensten, doordat niet op passende wijze rekening is gehouden met de complementariteit ervan, heeft tot gevolg dat het Gerecht zou moeten overgaan tot een beoordeling waarover de kamer van beroep geen standpunt heeft ingenomen. Zoals blijkt uit de punten 43 en volgende moet bovendien een, zij het geringe, soortgelijkheid van bepaalde betrokken waren en diensten worden vastgesteld, hetgeen met zich meebrengt dat de kamer van beroep de overeenstemming van de betrokken merken had moeten onderzoeken en het verwarringsgevaar globaal had moeten beoordelen, hetgeen zij niet heeft gedaan.

Gerecht EU 14 mei 2013, zaak T-393/11 (Masottina / OHMI - Bodegas Cooperativas de Alicante (CA' MARINA)) - dossier

IEF 12668

Behoorlijke motivering nagelaten, opnieuw aanhouden

Rechtbank Den Haag 15 mei 2013, HAZA 11-1501 (zaak 1) en HAZA 11-2134 (zaak II) (New Jet System S.A.S. tegen AVO Anthurium Vogels B.V. c.s. / AVO Anthuriums B.V. c.s. tegen New Jet System S.A.S. c.s.)
Vervolg op IEF 11897 (zie deze zaak voor details). In 't kort: Octrooirecht. Merkrecht. Ontbinding exclusieve licentieovereenkomst en wanprestatie. In het tussenvonnis van 17 oktober 2012 heeft de rechtbank iedere verdere beslissing aangehouden.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft New Jet, ondanks voldoende gelegenheid daartoe, nagelaten de gestelde vordering op Avo Anthurium Vogels behoorlijk te motiveren en het onderzoek naar de gegrondheid van de vordering belemmerd. De rechtbank acht het in strijd met de goede procesorde New Jet nader gelegenheid te bieden dit verzuim te herstellen. De vordering in zaak I in conventie wordt als onvoldoende gemotiveerd afgewezen. De beslissing zal wederom worden aangehouden tot ook over de vorderingen in reconventie en in zaak II kan worden beslist.

2.7. Gezien de hiervoor geschetste gang van zaken heeft New Jet, ondanks voldoende gelegenheid daartoe, nagelaten de gestelde vordering op Avo Anthurium Vogels behoorlijk te motiveren en het onderzoek naar de gegrondheid van de vordering belemmerd. De rechtbank acht het strijdig met de goede procesorde New Jet nader gelegenheid te bieden dit verzuim te herstellen.

2.8. De vordering in zaak I in conventie dient derhalve als onvoldoende gemotiveerd te worden afgewezen met veroordeling van New Jet in de proceskosten. De beslissing zal worden aangehouden tot ook over de vorderingen in reconventie en in zaak II kan worden beslist.

IEF 12667

Aankondiging ALAI Congres 2013

link

Aankondiging van het ALAI Congres 2013, dat zal plaatsvinden op maandag 16 t/m woensdag 18 september 2013. Het congres wordt gehouden in Cartagena en staat in het teken van: Dissemination and Management of Works of Authorship on the Internet: In honor of José Maria Torres Caicedo.