IEF 22001
19 april 2024
Uitspraak

Geen inbreuk door 'Wijnwereld.Online' op handelsnaam 'Wijnenwereld.nl'

 
IEF 22000
18 april 2024
Uitspraak

Gerecht EU: 'Pablo Escobar' mag niet worden geregistreerd als EU-merk

 
IEF 21999
18 april 2024
Uitspraak

Hof: beeldmerk Puma niet vervallen, maar Monshoe maakt ook geen inbreuk

 
IEF 12654

Prejudiciële vragen over elektronische leesplaatsen in bibliotheken geformuleerd

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 20 september 2012, zaak C-117/13 (Technische Universität Darmstadt)
LibraryEerder berichtte we al [IEF 11773]: "BGH stelt vragen over toelaatbaarheid van elektronische leesplaatsen in bibliotheken". Inmiddels is er een zaaknummer bekend en zijn de vragen over de uitlegging van artikel 5 lid 3 sub n van Richtlijn 2001/29/EG geformuleerd, als volgt:

1. Is een werk te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden onderworpen in de zin van artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG, wanneer de rechthebbende de in dat artikel bedoelde instellingen het afsluiten van licentieovereenkomsten voor het gebruik van dit werk onder redelijke voorwaarden aanbiedt?

2. Mogen de lidstaten op grond van artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG de instellingen het recht toekennen, de in hun verzamelingen opgenomen werken te digitaliseren, indien dat noodzakelijk is om deze werken via terminals beschikbaar te stellen?

3. Mogen de door de lidstaten overeenkomstig artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG vastgestelde rechten zo ver gaan dat gebruikers van de terminals aldus beschikbaar gestelde werken op papier kunnen printen of op een USB-stick kunnen opslaan?
IEF 12653

Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra gewijzigd

Het Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra 2011 is gewijzigd per 3 april 2013. De wijziging – en de nieuwe integrale tekst van het Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra zijn te raadplegen: wijziging en nieuwe integrale tekst.

Het Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra is van toepassing op geschillen tussen enerzijds een deelnemer en anderzijds Buma en/of Stemra. Het betreft besluiten van Buma en/of Stemra waardoor de desbetreffende deelnemer individueel en rechtstreeks in zijn belang is getroffen en die genomen zijn ter uitvoering van statuten, reglementen of exploitatiecontracten.

IEF 12645

Congresmiddag: Het nieuwe mediarecht

In de Sky Lounge van Double Tree by Hilton, Amsterdam, donderdag 16 mei van 13.00 tot 17.30 uur.

Het nieuwe mediarecht omvat een breed scala aan civielrechtelijke en regulatoire vraagstukken rondom de distributie en inhoud van mediadiensten, van lasterlijke perspublicaties en bronbescherming tot toezicht op videowebsites en toegang tot elektronische programmagidsen. De snelheid van de rechtsontwikkeling in het mediarecht wordt in vergaande mate bepaald door de digitalisering: nieuwe technologieën en veranderende kijkersbehoeften leiden tot een veelheid aan nieuwe diensten, exploitatiemodellen en bijbehorende juridische vragen.

Op donderdag 16 mei van 13.00 – 17.30 organiseert eduLex, onderdeel van deLex, een congresmiddag in Double Tree by Hilton te Amsterdam. Tijdens deze bijeenkomst maken vier ervaren sprekers u wegwijs in het nieuwe mediarecht anno 2013, waarbij thematische verdieping wordt gecombineerd met een overzicht van de belangrijkste recente ontwikkelingen. Hier aanmelden

Wouter Hins zal spreken over de gevoelige verhouding tussen persvrijheid en nationale veiligheid. Aan de orde komen het verbod om staatsgeheimen te publiceren, methoden van nieuwsgaring, klokkenluiders, journalistieke bronbescherming en openbaarheid van bestuur.

Remy Chavannes bespreekt verschillende juridische aspecten van internettelevisie (IPTV), met de nadruk op auteursrecht, mediarecht en privacyrecht. Aan de orde komen o.a.:
- Jurisdictie van mediatoezichthouders over grensoverschrijdende IPTV-diensten: wie gaat waar over en hoe kunnen de betrokken aanbieders dat beïnvloeden?
- Het regelen van individuele en collectieve rechten voor IPTV-diensten: wie moet bij wie zijn en waarvoor?
- Registratie en exploitatie van kijkgegevens: tot waar en niet verder en wat als je meer wil?

Robert van den Broek bespreekt de actualiteiten op het gebied van de regelgeving voor omroepen. Zo komen de beleidsregels publieke media-instellingen aan bod, de (nieuwe) beleidsregels van reclame- en sponsoring commerciële media-instellingen en de actualiteiten met betrekking tot nevenactiviteiten. Tevens zal hij de ontwikkelingen op het gebied van het reclame- en dienstbaarheidsverbod voor de publieke omroep behandelen.

Jens van den Brink zal zowel de Nederlandse als Europese jurisprudentie bespreken. Hij zal zich concentreren op de volgende onderwerpen: Actualiteiten (on)rechtmatige publicaties – Wat mogen media wel en niet? Welke tendens is er te ontdekken in de laatste jurisprudentie over onderwerpen als wederhoor? Het portretrecht, onderzoeks- en undercoverjournalistiek, consumentenprogramma’s, overvaltechnieken en online uitingen.

Programma
12.00 – 13.00 uur Ontvangst met lunch, intekenen
13.00 – 14.00 uur prof. Wouter Hins - IViR en Universiteit Leiden
14.00 – 15.00 uur Remy Chavannes - Brinkhof
15.00 – 15.30 uur Pauze
15.30 – 16.30 uur Robert van den Broek - Van Kaam advocaten
16.30 – 17.30 uur Jens van den Brink - Kennedy Van der Laan
vanaf 17.30 Netwerkborrel
19.00 uur Einde programma

Er zijn 4 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Plaats
Double Tree by Hilton
Amsterdam, Centraal Station
Uw route plannen: hier
Parkeersuggestie: Oosterdok parking

Kosten deelname
€ 495,00 Per persoon
€ 450,00 Sponsors IE-Forum, en
€ 195,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn incl. lunch, koffie, thee, documentatie en borrel, excl. BTW.
Kortingen kunt u via de vernieuwde webshop zelf aangeven.

Hier aanmelden

IEF 12652

Brief regering onderzoek Buma Stemra II

Brief regering Onderzoek College van Toezicht Buma Stemra deel II, Auteursrechtbeleid, Kamerstukken II 2012-13, 29 383, nr. 67.
Zie eerder rapport IEF 12602. Het College van Toezicht stelt vast dat Buma vorderingen heeft gemaakt met de nieuwe bestuursstructuur, de aangescherpte gedragscode en de implementatie van het zogenaamde INK-model met externe audits. Tegelijkertijd geven de uitkomsten van het onderzoek het College van Toezicht aanleiding om Buma te adviseren om een aantal maatregelen te treffen die de kwaliteit van de besluitvorming, de integriteit van de processen en de transparantie moeten verbeteren.

(...) Buma dient uiterlijk 31 mei a.s. aan het College van Toezicht te rapporteren op welke wijze invulling zal worden gegeven aan de adviezen in het onderzoeksrapport. Met de geplande inwerkingtreding van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (Stb. 2013, 97) zal het College van Toezicht per 1 juli 2013 volledig geëquipeerd zijn om toe te zien op de uitvoering van de noodzakelijke verbeteringen in de bedrijfsvoering van Buma

 

Het College van Toezicht concludeert dat de achtereenvolgende jaarlijkse accountantscontroles geen aanleiding geven om te vermoeden dat er sprake is geweest van financieel wanbeleid. Uit de Financiële rapporten die het College van Toezicht sinds 2010 uitbrengt, blijkt dat Buma kan verantwoorden tegen welke kosten gelden worden geïnd en verdeeld aan rechthebbenden. Ook is volgens het College van Toezicht gebleken dat de snelheid waarmee dit gebeurt grotendeels resulteert in uitbetaling aan rechthebbenden binnen de termijn van drie jaar na ontvangst.

(...)

Het gaat om een herijking van de besluitvorming die ten grondslag ligt aan de incasso en de repartitie, de instelling van een auditcommissie en verbetering van de communicatie aan betalingsplichtigen en rechthebbenden over de besluiten die invloed hebben op de incasso en de verdeling. Ten aanzien van de informatievoorziening wijst het College van Toezicht met name op de noodzaak om beter te communiceren hoe een tarief tot stand is gekomen en wat de overwegingen zijn die ten grondslag liggen aan het incassobeleid.

 

IEF 12651

Opdrachtgever moet mogelijkheid hebben om video's te wijzigen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 mei 2013, LJN CA0023 (HOTEL CONTACT B.V. tegen Angry Nerds en ST.28 Ltd.)
Uitspraak mede ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.
Auteursrecht. Contractenrecht. Wijziging van eigen logo in video is geen inbreuk persoonlijkheidrechten. Geen databankinbreuk gezien de contractuele relatie.

Angry Nerds heeft op grond van een overeenkomst met Hotel Contact promotievideo's gemaakt voor accommodaties. Nadien ontstaat een geschil over de auteursrechten op die video's die op het YouTubekanaal zijn geplaatst.

Hotel Contact heeft de overeenkomst in redelijkheid zo mogen begrijpen dat zij met het eigendomsrecht van de video’s ook het recht zou krijgen om deze te bewerken, met inachtneming van eventuele persoonlijkheidsrechten. Deze uitleg is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet strijdig met de uitleg van Angry Nerds dat zij na plaatsing van de accommodatievideo’s op het YouTubekanaal nog in aanmerking wil kunnen komen voor het verkrijgen van vervolgopdrachten als bedoeld in de overeenkomst. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Hotel Contact over de mogelijkheid moet beschikken om de accommodatievideo’s die reeds zijn geplaatst op het YouTubekanaal nadien te kunnen wijzigen, zonder dat hiervoor de medewerking van Angry Nerds is vereist en zonder dat Angry Nerds hiervoor een vergoeding kan vragen.

De beoogde wijzigingen in de video’s behelzen met name het wijzigen van een logo en van een hotelnaam en vormen geen inbreuken op persoonlijkheidsrechten ex 25 Aw. Gezien de contractuele relatie tussen partijen is van een inbreuk op de Databankwet geen sprake.

De voorzieningenrechter legt de overeenkomst tussen partijen zo uit dat die rechten toekomen aan Hotel Contact. Hotel Contact dient in staat te worden gesteld wijzigingen aan te brengen in de video's.

3.3 (...) Verder voert Angry Nerds aan dat op grond van artikel 2 lid 2 van de Auteurswet auteursrechten alleen schriftelijk kunnen worden overgedragen en dat die overdracht voldoende specifiek moet zijn, hetgeen hier niet het geval is. Bij de uitleg van de overeenkomst verwijst Angry Nerds met name naar de artikelen 2, 3 en 21 daarvan. Hieruit volgt dat Angry Nerds het ruwe materiaal onder zich moet houden voor eventuele vervolgopdrachten. Mogelijke vervolgopdrachten waren voor Angry Nerds essentieel bij het sluiten van de overeenkomst. Angry Nerds zou pas winst maken indien zij vervolgopdrachten zou krijgen. De prijs van € 80,- per video is immers een stuk lager dan de commerciële prijs van € 140,-. Daarnaast doet Angry Nerds een beroep op haar persoonlijkheidsrechten zoals bedoeld in artikel 25 van de Auteurswet en op haar databankrechten, zoals bedoeld in de Databankwet. Tot slot maakt zij aanspraak op een volledige proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 1019h Rv. Zij heeft een specificatie van haar raadsman ingediend waaruit volgt dat zij (inclusief griffierechten en btw) € 6.327,90 aan kosten heeft gemaakt.

5.4.  Op grond daarvan is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Hotel Contact over de mogelijkheid moet beschikken om de accommodatievideo’s die reeds zijn geplaatst op het YouTubekanaal nadien te wijzigen, zonder dat hiervoor de medewerking van Angry Nerds is vereist (en zonder dat Angry Nerds hiervoor een vergoeding kan vragen). De bepalingen die zien op de overdracht van rechten, met name artikel 20 van de overeenkomst, en de bepalingen die zien op overdracht van (video)bestanden dienen in deze zin te worden uitgelegd. In artikel 20 is immers bepaald dat “Het eigendom en alle rechten van de accommodatie video worden overgedragen”. Hierbij is van belang dat de tekst van de overeenkomst is opgesteld door Angry Nerds en Hotel Contact niet beschikt over gespecialiseerde kennis van filmmateriaal. Hotel Contact heeft de overeenkomst, en met name artikel 20, in redelijkheid zo mogen begrijpen dat zij met het eigendomsrecht van de video’s ook het recht zou krijgen om deze te bewerken (met inachtneming van eventuele persoonlijkheidsrechten, waarover hierna meer). Deze uitleg is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet strijdig met de uitleg van Angry Nerds dat zij na plaatsing van de accommodatievideo’s op het YouTubekanaal nog in aanmerking wil kunnen komen voor het verkrijgen van vervolgopdrachten als bedoeld in artikel 3 van de overeenkomst. Dat Angry Nerds met betrekking tot mogelijke vervolgopdrachten “ruw materiaal” onder zich wenst te houden, sluit niet uit dat ook Hotel Contact over de mogelijkheid moet kunnen beschikken om wijzigingen in de reeds gemonteerde accommodatievideo’s aan te brengen. Ter zitting is overigens ook door Hotel Contact verklaard dat zij enkel de reeds gemonteerde accommodatievideo’s (van ongeveer één minuut per video) wil kunnen wijzigen; zij is niet van plan om opnames van Angry Nerds die niet zijn gebruikt bij het monteren alsnog te gaan gebruiken.

5.7.  Een beroep van Angry Nerds op haar persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 Auteurswet staat niet aan toewijzing van de vordering zoals hiervoor bedoeld in de weg. De door Hotel Contact beoogde wijzigingen in de video’s behelzen met name het wijzigen van een logo en van een hotelnaam etc. Met wijzigingen van deze aard worden voorshands geen inbreuken gemaakt op persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 Auteurswet.

5.8.  Gezien de contractuele relatie tussen partijen, die zoals hiervoor overwogen meebrengt dat Hotel Contact in de gelegenheid moet worden gesteld wijzigingen in de video’s aan te brengen, is van een inbreuk op de Databankwet, zoals Angry Nerds nog heeft aangevoerd, geen sprake.

7.1.  veroordeelt gedaagden hoofdelijk om binnen zeven werkdagen na betekening van dit vonnis hun onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de overdracht van het auteursrecht op de 276 accommodatievideo’s die door gedaagden op het YouTubekanaal van Worldmeetings zijn geplaatst, conform de als productie 16 bij de dagvaarding overgelegde concept-leveringsakte, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de overdracht na de genoemde termijn niet heeft plaatsgevonden, met een maximum van € 15.000,-, en bepaalt daarbij dat de levering van de auteursrechten niet in de weg mag staan aan het uitvoeren door gedaagden van vervolgopdrachten op grond van artikel 3 en 21 van de overeenkomst,

Lees de uitspraak LJN CA0023 (pdf)

IEF 12650

Geen geldige modelrechten van een ontvreemd model

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 8 mei 2013, C/17/126617 / KG-ZA 13-127 (Sybo Holding en AD Inkoop tegen Duif's Florist Articles B.V.)
Uitspraak ingezonden door Roderick Chalmers en Huib Berendschot, AKD.
Zie eerder IEF 10991 en IEF 10995. Geen opheffing van het beslag. Modelrecht aangevraagd op model van een ander. Verwijtbaar onrechtmatig handelen. Interessant: overweging over eigendom van de boot. AD lnkoop on Duifs Florist houden zich bezig met de import en export van artikelen waaronder theelichthouders. Er is door AD Inkoop een tweetal gemeenschapsmodelrechten ingeschreven voor een theelichthouder in de vorm van een artisjok die door een Chinese onderneming werden gemaakt. Tijdens een inkoopreis heeft [SYBO HOLDING] een artisjok theelichthouder meegenomen uit de showroom van een Chinese firma, zo verklaart een oud-zakenpartner. Bij terugkeer heeft gedaagde sub 1, op naam van AD Inkoop, hiervoor een modelrecht aangevraagd.

SYBO heeft niet van een eigen model modelrechten laten registreren. En vervolgens - dit achteraf nietig verklaarde model [OHIM 31 januari 2013, ICD 8629] - jegens Duif's Florist en Action ingeroepen. SYBO moet hebben geweten dat geen geldige modelrechten kunnen worden verkregen van een model van een ander. De omstandigheid dat SYBO het model van een ander heeft ontvreemd, duidt er op dat SYBO die wetenschap had.

De gestelde onrechtmatige gedraging van SYBO kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het maatschappelijk verkeer ook worden aangemerkt als een gedraging van AD Inkoop en daarmee is AD Inkoop naast SYBO hoofdelijk aansprakelijk voor de als gevolg daarvan door Duif's Florist geleden schade. Bovendien is ook door AD Inkoop zelfstandig een zorgvuldigheidsnorm geschonden. Er bestond een serieuze, niet te verwaarlozen kans dat het ingeroepen modelrecht geen stand zou houden in een eventuele nietigheidsprocedure. De handhaver van het modelrecht handelt verwijtbaar onrechtmatig jegens de vermeende inbreukmaker.

De voorzieningenrechter weigert de opheffing, wel een herbegroting van de vordering waarvoor eerder verlof is verleend tot een bedrag van € 81.730,00.

Leestips: 2.8, 4.7 en 4.10.

IEF 12649

Deze radijs valt niet onder niet-octrooieerbare uitzondering van wezenlijk biologische aard

Rechtbank Den Haag 8 mei 2013, IEF 12649; ECLI:NL:RBDHA:2013:19677 (Cresco handels-B.V. tegen Taste of Nature, et vice versa)
Zie eerder IEF 10846. Octrooirecht. Geen uitzondering wezenlijk biologische processen uitgesloten van octrooieerbaarheid. Bewijslast inbreuk en nieuwheidsschadelijke verhandeling. Bij brief is Cresco medegedeeld dat zij met de verhandeling van de Red Radish Cress en (Red) Purple Radish Cress inbreuk maakt op het octrooi en is zij gesommeerd om de inbreuk te staken. Cresco heeft de verhandeling van deze spruitplanten daarna voortgezet.

Cresco vordert de nietigverklaring van het octrooi EP1 290 938. Aan haar vordering legt Cresco ten grondslag dat het octrooi niet nieuw is, niet inventief is, niet nawerkbaar is, een “ontdekking” is in de zin van artikel 52 lid 2 sub a EOV en tevens valt onder de uitzondering op octrooieerbaarheid van artikel 53 sub b EOV voor werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten of dieren.

De Rechtbank houdt de zaak niet aan vanwege de aanhangige oppositieprocedure in de Tomaten- en Broccolizaken en oordeelt dat de uitzondering op de "octrooieerbaarheid van werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten", ex 53 sub b EOV, niet van toepassing is.

Het verweer van Cresco is gebaseerd op de "uitholling van de vrijstelling voor de werkwijzen van wezenlijk biologische aard"(5.5) en "dat de werkwijze-uitzondering (mede) is bedoeld om de octrooiering van niet-beïnvloedbare biologische processen te voorkomen" (5.6). Het betoog van Cresco dat de werkwijze-uitzondering van toepassing moet zijn omdat het octrooi ToN het recht geeft zich te verzetten tegen de vervaardiging van de geclaimde plant en zodoende “indirect ook bescherming biedt” aan de werkwijze waarmee de plant wordt vervaardigd, snijdt geen hout. Een beroep op Brüstle en WARF, artikel 64 lid 2 EOV en artikel 3 lid 1 ROW 1995 kan Cresco ook niet baten.

De rechtbank draagt in de zaak 12-577 Taste of Nature op te bewijzen dat Cresco inbreuk maakt of heeft gemaakt op het octrooi.

In de beide zaken draagt de rechtbank Cresco op te bewijzen dat Koppert producten volgens het octrooi al voor de datum van aanvraag van het octrooi aan afnemers heeft geleverd en bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen.

Geen aanhouding
5.1. De rechtbank is ermee bekend dat bij het Europees Octrooibureau een oppositieprocedure aanhangig is waarin de Grote Kamer van beroep is gevraagd een oordeel te geven over de toelaatbaarheid van product-by-process conclusies op planten onder artikel 53 sub b EOV (G 2/12). Niet in geschil is dat die vraag min of meer gelijk is aan de vraag over de uitleg van artikel 53 sub b EOV die voorligt in de onderhavige procedure. Niettemin hebben beide partijen de rechtbank uitdrukkelijk verzocht de onderhavige zaak niet aan te houden in afwachting van het oordeel van de Grote Kamer. De rechtbank zal hen daarin volgen omdat allerminst zeker is dat de Grote Kamer een inhoudelijk oordeel zal geven nu de opposant zich inmiddels heeft teruggetrokken uit de zaak en, als er wel een inhoudelijk oordeel komt, dit oordeel naar de inschatting van beide partijen jaren op zich zal laten wachten.

Uitzondering niet van toepassing
5.4. Voorop staat dat het deel van artikel 53 sub b EOV waar Cresco een beroep op doet, blijkens de daarin gebruikte termen uitsluitend betrekking heeft op “werkwijzen”. De in conclusie 1 geclaimde uitvinding betreft daarentegen niet een werkwijze, maar een plant, dat wil zeggen een voortbrengsel. Dat de geclaimde plant mede is gedefinieerd aan de hand van de productiewijze maakt dat niet anders. Gelet op het in het EOV consistent gehanteerde onderscheid tussen werkwijzen en voortbrengselen kan uit het gebruik van de term “werkwijze” worden afgeleid dat de opstellers van het Verdrag er bewust voor hebben gekozen voortbrengselen niet onder de reikwijdte van dit deel van artikel 53 sub b EOV te brengen. Het belang van het onderscheid tussen werkwijzen en voortbrengselen in dit kader wordt nog onderstreept door het feit dat het onderscheid ook terugkomt in artikel 53 sub b EOV zelf. Naast de uitzondering voor werkwijzen waar Cresco een beroep op doet, kent artikel 53 sub b EOV immers een specifieke uitzondering voor bepaalde voortbrengselen, te weten planten- en dierenrassen.

5.5. Het verweer van Cresco dat het toekennen van octrooibescherming aan planten die met werkwijzen van wezenlijk biologische aard verkrijgbaar zijn, leidt tot een “uitholling” van de vrijstelling voor de werkwijzen van wezenlijk biologische aard, gaat niet op. Cresco betoogt in dit verband dat de aanvrager van een octrooi de vrijstelling eenvoudig zou kunnen omzeilen door de vervanging van een werkwijze-conclusie door een product-byprocess claim. Cresco miskent met dat betoog dat er wezenlijk andere eisen gelden voor de verlening van een octrooi op een veredelingsmethode, dan voor een octrooi op een als product-by-process geclaimde plant. Een als product-by-process geclaimde plant is immers een voortbrengsel-uitvinding. Voor een als product-by-process geclaimde plant kan dus alleen een octrooi worden verleend als de plant nieuw en inventief is. Het enkele feit dat de werkwijze waarmee de plant is verkregen nieuw en inventief is, maakt de plant niet nieuw en inventief. Een uitvinder die enkel een nieuwe en inventieve variant van een werkwijze van wezenlijk biologische aard heeft ontwikkeld, kan de uitzondering dus niet ontlopen door zijn uitvinding te formuleren als een product-by-process claim. Anders gezegd: de uitvinder van een nieuwe en inventieve variant van een werkwijze van wezenlijk biologische aard kan de vrijstelling alleen ontlopen door ook een andere, niet van octrooiering uitgesloten uitvinding te doen en daarvoor octrooi aan te vragen. Tot een uitholling van de vrijstelling leidt dat niet.

5.6. Cresco heeft daarnaast betoogd dat de door haar ingeroepen werkwijzeuitzondering (mede) is bedoeld om de octrooiering van niet-beïnvloedbare biologische processen te voorkomen. Zoals ook de Grote Kamer heeft geconstateerd (zie ook GKvB 9 december 2010, G 01/08, p. 65, voorlaatste alinea), is dat geen zinvolle uitleg van de werkwijze-uitzondering van artikel 53 sub EOV. Niet-beïnvloedbare biologische processen zij niet-technisch en niet-reproduceerbaar en stranden daarom al op de in artikel 52 EOV gestelde eisen aan octrooieerbare uitvindingen. Voor dergelijke processen is een uitzondering op octrooieerbaarheid dus niet nodig. Daar komt bij dat de veredelingsmethoden waarmee de door ToN geclaimde plant verkrijgbaar zijn, wel degelijk reproduceerbaar zijn en menselijk ingrijpen veronderstellen. Als de door Cresco voorgestelde ratio van de werkwijze-uitzondering wel zou worden aanvaard, pleit dat dus niet voor toepassing van de uitzondering op de specifieke, door ToN geclaimde uitvinding.

5.7. Het betoog van Cresco dat de werkwijze-uitzondering van toepassing moet zijn omdat het octrooi ToN het recht geeft zich te verzetten tegen de vervaardiging van de geclaimde plant en zodoende “indirect ook bescherming biedt” aan de werkwijze waarmee de plant wordt vervaardigd, snijdt geen hout. Uitsluitend de geclaimde materie, dat wil zeggen de door de conclusies gedefinieerde uitvinding, moet voldoen aan de eisen van octrooieerbaarheid. Dat het vervaardigen van de geclaimde materie een aan de octrooihouder voorbehouden handeling is, maakt dat vervaardigen niet tot een onderdeel van de geclaimde materie. Een tegengesteld oordeel zou ook de ongerijmde consequentie hebben dat geen enkel product meer octrooieerbaar is omdat er altijd voorbehouden handelingen zullen zijn die niet aan de eisen van octrooieerbaarheid voldoen, alleen al omdat vele voorbehouden handelingen niet nieuw en inventief zijn.

5.8. Ook de verwijzing naar uitspraken van het Hof van Justitie en de Grote Kamer over het gebruik van menselijke embryo’s (HvJ EU 18 oktober 2011, C-34/10, Brüstle en GKvB 25 november 2008, G 2/06, WARF), kan Cresco niet baten. Anders dan Cresco heeft gesuggereerd, volgt uit die uitspraken niet dat een op werkwijzen betrekking hebbende uitzondering altijd mede betrekking heeft op de voortbrengselen van de werkwijze. De uitzondering die in die zaken aan de orde was, te weten de uitzondering voor het commerciële gebruik van menselijke embryo’s in de zin van de artikelen 6 lid 2 sub c van de Biotechnologierichtlijn en 28 sub c van de Uitvoeringsregels EOV, is namelijk niet een werkwijze-uitzondering, maar een uitzondering voor alle uitvindingen (dus werkwijzen èn voortbrengselen) die betrekking hebben op het gebruik van menselijke embryo’s. De vraag die in die zaken voorlag was dan ook niet of voortbrengselen van een uitgezonderde werkwijze onder de uitzondering kunnen vallen, maar of een conclusie die niet uitdrukkelijk het gebruik van embryo’s vermeldt, daarop toch betrekking kan hebben in de zin van de genoemde bepalingen. Bovendien is de ratio van die uitzondering wezenlijk anders dan de ratio van de werkwijze-uitzondering van artikel 53 sub b EOV. Het commerciële gebruik van embryo’s wordt geacht strijdig te zijn met de goede zeden in de zin van artikel 53 sub a EOV. Die uitzondering dient er dus toe om tegen te gaan dat de uitgezonderde technieken worden toegepast. De werkwijze-uitzondering van artikel 53 sub b EOV heeft een tegenovergestelde ratio. De werkwijze-uitzondering is juist bedoeld om kwekers de ruimte te geven om met klassieke veredelingsmethoden nieuwe plantenrassen te ontwikkelen (zie ook GKvB 9 december 2010, G 01/08, p. 66). Die twee verschillen maken dat de aangehaalde uitspraken een zo wezenlijke andere rechtsvraag beantwoorden, dat zij geen houvast bieden bij de uitleg van artikel 53 sub b EOV.

5.9. De verwijzing van Cresco naar artikel 64 lid 2 EOV kan haar evenmin baten. Dat artikel bepaalt dat de aan een octrooi op een werkwijze verbonden rechten zich uitstrekken tot voortbrengselen die rechtstreeks zijn verkregen met die werkwijze. Die bepaling heeft geen betrekking op de geldigheid van octrooien, maar op de rechtsgevolgen van een octrooi. De regel van artikel 64 lid 2 EOV is dus niet van toepassing in de context van artikel 53 sub b EOV (zie ook GKvB 20 december 1999, G 1/98, Novartis II). Er is evenmin grond om de uit artikel 64 lid 2 EOV blijkende regel naar analogie toe te passen in het kader van artikel 53 sub b EOV. Uit het feit dat de wetgever redenen heeft gezien om een voortbrengsel te beschermen als de productiewijze ervan beschermd is, volgt niet dat als de wetgever redenen heeft gezien om een werkwijze niet te beschermen, ook de voortbrengselen daarvan niet beschermd mogen worden. Uit het voorgaande blijkt dat die gevolgtrekking in ieder geval niet kan worden gemaakt ten aanzien van de specifieke uitzondering waarop Cresco zich beroept. Dat die gevolgtrekking meer in het algemeen niet concludent is, blijkt wel uit het feit dat het gegeven dat niet-nieuwe werkwijzen niet in aanmerking komen voor octrooibescherming, ook niet uitsluit dat er octrooien worden verleend voor nieuwe voortbrengselen van die werkwijzen.

5.10. Ten slotte heeft Cresco erop gewezen dat artikel 3 lid 1 sub d van de Rijksoctrooiwet (hierna: ROW 1995), in tegenstelling tot artikel 53 sub b EOV, voortbrengselen van werkwijzen van wezenlijk biologische aard wel uitdrukkelijk uitzondert van octrooiering. Niet in geschil is echter dat de geldigheid van het octrooi van ToN moet worden getoetst aan het EOV. Bij de uitleg van dat Verdrag is de tekst van een nationale wet zoals de ROW 1995, niet relevant. Datzelfde geldt voor de opmerking van de Staatssecretaris dat het voor zich spreekt dat door werkwijzen van wezenlijk biologische aard verkregen voortbrengselen ook niet vatbaar zijn voor octrooi (Handelingen II 1994- 1995, p. 1643-45).

Geen ontdekking
5.12. Cresco heeft ook aangevoerd dat de in conclusies 1 geclaimde plant een ontdekking betreft in de zin van artikel 52 lid 2 sub a EOV. Daarbij heeft Cresco erop gewezen dat de heer X van Koppert heeft verklaard dat het idee van de geclaimde plant is ontstaan toen in een veld van groene radijsspruiten een bleekrode radijsspruit werd gevonden. De ontdekking van de bleekrode spruit op zichzelf vormt echter niet de geclaimde uitvinding, maar heeft de uitvinder slechts op het spoor gezet om de geclaimde plant te ontwikkelen. Of de bij die ontwikkeling gebruikte methoden inventief zijn, is – anders dan Cresco meent – niet relevant bij de toets aan artikel 52 lid 2 sub a EOV.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 12648

Door Tyraps is er een niet-verende uitvoering, maar dat is geen schending van de overeenkomst

Vzr. Rechtbank Den Haag 1 mei 2013, zaaknr. C/09/439313 / KG ZA 13-294 (Total Systems B.V. tegen Potveer B.V.)
Octrooirecht. Executie vaststellingsoverenkomst. Zie eerder IEF 10298. Partijen houden zich bezig met ontbolmachines. Potveer is houdster van het Nederlandse octrooi NL1027378 voor een inrichting voor het ontbollen van bolgewassen.

Dat er op de inrichtingen - door de gebruiker - tyraps zijn aangebracht op (het uiteinde van) de bolneusgeleiders zodat er geen of minder speling is, is nog geen overtreding van de vaststellingsovereenkomst, omdat de bolneusgeleider star en niet verend is. Met het opnemen van het begrip “verend” in bijlage 4 hebben partijen naar voorlopig oordeel niet willen vastleggen dat een niet-verende uitvoering een schending van de overeenkomst inhoudt.

Het is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Total Systems de vaststellingsovereenkomst heeft overtreden. De voorzieningenrechter verbiedt Potveer de aangezegde dwangsommen te innen.

4.14. Voorts geldt ten aanzien van de bij Van Ruiten Fleur B.V. aangetroffen inrichtingen dat de daarop – door de gebruiker – aangebrachte zogenoemde tyraps maken dat (het uiteinde van) de bolneusgeleiders geen of minder speling hebben. Daarmee overtreedt Total Systems de vaststellingsovereenkomst, zo stelt Potveer, omdat de bolneusgeleider star en niet verend is. Dat de bolneusgeleider moet zijn uitgevoerd met een verend uiteinde, zoals Potveer verwijzend naar bijlage 4 lijkt te veronderstellen, is voorshands oordelend evenwel onjuist. Partijen zijn overeengekomen dat een inrichting waarin niet de bolbodemgeleider, maar de bolneusgeleider verend is uitgevoerd toegestaan zal worden, omdat daarmee de door Potveer geoctrooieerde uitvinding in ieder geval niet wordt toegepast. Met het opnemen van het begrip “verend” in bijlage 4 hebben partijen naar voorlopig oordeel niet willen vastleggen dat een niet-verende uitvoering een schending van de overeenkomst inhoudt. Potveer heeft naar voorlopig oordeel ook niet aannemelijk gemaakt een redelijk belang te hebben bij het verbieden van een niet-verende uitvoering.
IEF 12647

Deken: Toegang tot portals of blogs zelfs aan te bevelen

Een reactie van Bas Martens, Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden op de ingezonden open e-mail Wouter Pors over de afschaffing van bibliotheken en het belang van blogs zoals bijvoorbeeld IE-Forum en EPLawPatentBlog.com.

Geachte Confrère,

Dank voor uw reactie op de dekencolumn [IEF 12640]. Dat wordt gewaardeerd. Met het opstellen van de betreffende paragraaf had ik wel uitvoeriger en preciezer kunnen zijn. Vanzelfsprekend gaat het niet om boeken of tijdschriften op papier. De advocaat moet beschikken over een instrumentarium dat hem in staat stelt om de zaken op een kwalitatief hoogwaardige manier te doen. Daarbij is de toegang tot portals of blogs wat ons betreft zelfs aan te bevelen. Ik heb het bijvoorbeeld zelf al meegemaakt – en hoor dat ook van andere advocaten – dat de toegang tot goede zoekmachines en portals ter zitting een groot voordeel kan brengen.

De Haagse orde heeft, daarop inspelend, bij het bestuur van het Paleis van Justitie twee jaar geleden aangedrongen op een openbaar wifi-netwerk. Inmiddels is dat geïmplementeerd en het werkt goed. Wij volgen de rechtspraak en het openbaar ministerie bij de ontwikkeling van de digitale dossiervorming en digitale uitwisseling van dossiers. En hoewel dat wat mij betreft nog onvoldoende uit verf komt, is het Twitter-account van de Haagse Orde, @haagseorde, ook bedoeld als vakinhoudelijk kwaliteitsinstrument. Ik zie dat advocaten uit de Haagse balie ervaringen uitwisselen en wijzen op bijzondere rechtspraak of nieuwsberichten. Dat is bemoedigend.

De zorg die ik wilde overbrengen betreft de constatering dat sommige kantoren de hele bibliotheek, dus zowel op papier als digitaal, de deur uit doen. Dan beschikken zij - ook ter zitting - niet over enig naslagwerk, al was het maar een bundel Tekst en Commentaar. Niet op alle rechtsgebieden zijn er zulke goede forums als de door u genoemde. Men mag over de Kluwers en Sdu’s van deze wereld zeggen wat men wil, maar de kwaliteit van het geleverde is over het algemeen goed. De juridische pagina’s van Wikipedia of de eerste tien zoekresultaten op Google (bijvoorbeeld) zijn niet altijd te vertrouwen. Dat was mijn punt. Als wij kantoren bezoeken kijken wij naar het totaalbeeld. Dat gaat van ‘the smell of the place’ in (https://www.youtube.com/watch?v=UUddgE8rI0E) tot de zakelijke controle van het verloop van de derdenrekening. In de gevallen waar ik op doelde staat de praktijk vaak ook anderszins onder druk. Meestal zijn er dan financiële zorgen en wordt er als eerste bezuinigd op de know-how.

Nogmaals dank voor uw reactie. Wellicht tot ziens op 16 mei. Dan hoop ik even te kunnen langskomen bij de housewarming van uw kantoor.

Met vriendelijke groet,

Bas Martens

IEF 12646

Recente lokale streekproducten

Recentelijk heeft de Commissie enkele Beschermde Geografische Aanduidingen (BGA) en Beschermde Oorsprongbenamingen (BOB) aan het DOOR-register toegevoegd. Met de volgende 17 uitvoeringsverordeningen (EU) van de Commissie van maart-mei, houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen:

   

Nr. 436/2013 (7 mei 2013) Queijo de Cabra Transmontano/Queijo de Cabra Transmontano Velho (BOB)), voor geitenkaas
Nr. 435/2013 (7 mei 2013) Βόρειος Μυλοπόταμος Ρεθύμνης Κρήτης (Vorios Mylopotamos Rethymnis Kritis) (BOB)), voor olijfolie
Nr. 434/2013 (7 mei 2013) Mâche nantaise (BGA), voor veldsla
Nr. 433/2013 (7 mei 2013) Κοπανιστή (Kopanisti) (BOB), voor zoutige, pittige kaas [aanvraag]
Nr. 425/2013 (7 mei 2013) Pesca di Leonforte (BGA), voor een gele perzik.
Nr. 424/2013 (7 mei 2013) Ptujski lük (BGA), voor een rode ui
Nr. 423/2013 (7 mei 2013) Stornoway Black Pudding (BGA), voor een varkensworst
Nr. 422/2013 (7 mei 2013) Fin Gras/Fin Gras du Mézenc (BOB), 'gemarmerd vlees'
Nr. 421/2013 (7 mei 2013) Porc du Sud-Ouest (BGA), varkensvlees
Nr. 269/2013 (18 maart 2013) Danablu (BGA), voor Deense blauwe kaas.
Nr. 268/2013 (18 maart 2013) Oberpfälzer Karpfen (BGA), voor Beierse Karper
Nr. 267/2013 (18 maart 2013) Chianti Classico (BOB)), voor rode Wijn; eerder ook bij GerechtEU, IEF 12103
Nr. 266/2013 (18 maart 2013) Münchener Bier (BGA)), voor Duits Bier
Nr. 265/2013 (18 maart 2013) Wachauer Marille (BOB)), voor Oostenrijkse abrikozen
Nr. 264/2013 (18 maart 2013) Cipolla Rossa di Tropea Calabria (BGA), Italiaans rode ui
Nr. 263/2013 (18 maart 2013) Mela Alto Adige/Südtiroler Apfel (BGA)), voor Zuid-Tiroler, rode appel
Nr. 262/2013 (18 maart 2013) Melon du Quercy (BGA), voor meloen

Meer weten over Geografische indicaties en herkomstaanduidingen (dossier overige - herkomstaanduiding via linkermenu).