IEF 22024
29 april 2024
Artikel

Conferentie: 50-jarig bestaan van het Benelux-Gerechtshof

 
IEF 22020
29 april 2024
Artikel

Seminar Fashion en Recht op woensdag 5 juni 2024

 
IEF 22019
29 april 2024
Uitspraak

Advies OCNL is geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb

 
IEF 13288

TROS mag oude en nieuwe beelden uitzenden, al dan niet herkenbaar

Rechtbank Midden-Nederland 12 november 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:5935 (eiseres tegen TROS Opgelicht)
Uitspraak mede ingezonden door Vivienne Sinaasappel en Bertil van Kaam, Van Kaam advocaten.
Mediarecht. Portretrecht. Geen afzonderlijk recht op hoor en wederhoor. Eiseres vordert dat een item van het programma Tros Opgelicht niet wordt uitgezonden. De rechter wijst de vordering af.

Van eiseres wordt op verschillende momenten opnamen gemaakt door een cameraploeg van de Tros, waarbij onder meer gebruik is gemaakt van een verborgen camera. Eiseres vertelt: “Dus ben ik in mijn oude patroon gevallen. Ik ben naar [bedrijf] gegaan. Heb daar een auto gekocht die ik helemaal niet kon betalen. Voor 138.000 euro.”

Gelet op het door de Tros gestelde doel en de strekking van het programma alsmede de besproken inhoud over het item over eiseres, acht de voorzieningenrechter de door eiseres gestelde belangen (portretrecht / privacy) niet van zodanig gewicht dat de voormelde belangenafweging (vrijheid van meningsuiting) met zich brengt dat de Tros de oude en nieuwe beelden niet mag uitzenden, waaronder ook het herkenbaar in beeld brengen van eiseres. Ook het feit dat er opnames van eiseres met een verborgen camera zijn gemaakt leidt niet tot een ander oordeel.

4.3. Voor het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrije meningsuiting of het recht op privacy - zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welke van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Op grond van vaste jurisprudentie dient eenzelfde belangenafweging te worden gemaakt indien een beroep wordt gedaan op het portretrecht van artikel 21 Aw (HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230).

4.4. Er bestaat daarbij geen afzonderlijk recht op hoor en wederhoor, zoals [eiseres] lijkt te betogen. Het recht op wederhoor dient te worden meegenomen bij de wederzijdse belangenafweging in verband met de vraag of het recht op vrijheid van meningsuiting bescherming behoeft. Weliswaar vindt de voorzieningenrechter het zeer voorstelbaar dat [eiseres] tijdens de voor haar volstrekt onverwachte confrontatie met een cameraploeg op 22 oktober 2013 niet direct ten volle gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot het geven van een weerwoord, dit laat echter onverlet dat [eiseres] nadien, al dan niet via haar advocaat, alsnog de gelegenheid had kunnen nemen om te reageren op hetgeen haar werd verweten. Dit heeft zij niet gedaan. Ook ter zitting is door [eiseres] er slechts op gewezen dat haar geen wederhoor is gegund.

4.5. Het belang van [eiseres] is dat zij niet dient te worden blootgesteld aan meer publiciteit dan voor het onderwerp van het item strikt noodzakelijk is.

4.7. Door de Tros is naar voren gebracht dat [eiseres] sinds de uitzendingen 2009 en 2011 is doorgegaan met oplichtingspraktijken, waarvan bedrijven en particulieren op grotere schaal dan in 2009 en 2011 de dupe zijn geworden. In dit verband wijst de Tros op een Land Rover van € 138.000,00 en een woonhuis van € 398.000,00 waarvan de verkopers (bijna) de dupe zijn geworden van oplichting (mede) door [eiseres].

4.11. Uit de hiervoor genoemde bloemlezing ontstaat het door de Tros geschetste beeld dat [eiseres] sinds de eerste uitzending in 2009 met enige regelmaat de spil is in situaties waarbij derden door haar handelwijze (ernstig) worden gedupeerd. Tevens wordt het beeld bevestigd dat [eiseres] zich recentelijk mede richt op een meer kwetsbare groep mensen in de Nederlandse samenleving en dat zij haar eigen betrokkenheid en verantwoordelijkheid ten onrechte bagatelliseert. Ook lijkt het ‘werkterrein’ van [eiseres] zich niet (meer) te beperken tot een bepaald deel van Nederland en maakt zij gebruik van valse namen.

4.13. Gelet op het door de Tros gestelde doel en de strekking van het programma alsmede de hiervoor besproken inhoud over het item over [eiseres], acht de voorzieningenrechter de door [eiseres] gestelde belangen niet van zodanig gewicht dat de voormelde belangenafweging met zich brengt dat de Tros de oude en nieuwe beelden van [eiseres] niet mag uitzenden, daaronder begrepen het [eiseres] herkenbaar in beeld brengen. Reden waarom het gevorderde dient te worden afgewezen.

4.14. Ook het feit dat er opnames van [eiseres] met een verborgen camera zijn gemaakt leidt niet tot een ander oordeel. Weliswaar is het uitzenden van dergelijke beelden slechts in uitzonderlijke gevallen toelaatbaar, een ieder moet er immers op vertrouwen dat geen misbruik wordt gemaakt van vertrouwen dat hem of haar aan een ander wordt geschonken, maar onvoldoende aannemelijk is geworden dat het door de Tros beoogde doel zonder dit middel had kunnen worden bereikt. De voorzieningenrechter acht gelet op de wijze waarop [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling heeft geantwoord op de aan haar gestelde vragen voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres], indien zij in het openbaar bevraagd zou worden naar haar handelswijze, slechts zou zwijgen, ontkennen of een ander de schuld geven, zoals door de Tros betoogd.
IEF 13287

Zeer geringe auteursrechtelijke bescherming Blackstone schoen, geen inbreuk

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 november 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9011 (Blackstone tegen Brainwave en AQA)
Uitspraak ingezonden door Femke Vos en Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology Advocaten.
Auteursrecht. Slaafse nabootsing. De rechtbank [IEF 12048] oordeelde dat de schoenen geen auteursrechtelijke bescherming genoten en niet slaafs werden nagebootst.

Het hof is van oordeel dat deze combinatie van elementen, in de gekozen vormgeving wel creatieve arbeid vertoont. De combinatie komt dan ook als auteursrechtelijk relevant werk voor bescherming in aanmerking, zij het met een zeer geringe beschermingsomvang. Bij de vergelijking van de totaalindrukken komt het hof tot de slotsom dat Blackstone weliswaar een in reikwijdte zeer beperkt auteursrecht kan doen gelden, maar dat Brainwave geen inbreuk kan worden verweten.

De vordering gebaseerd op het gemeenschapsmodellenrecht is, zoals Blackstone ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, niet aan het hof voorgelegd.

Er ontbreekt een toereikend aanknopingspunt voor de conclusie dat de consumenten de schoenen met de, mogelijk oudere maar (nog) onvoldoende op de markt gevestigde, AM32 en CK01 zouden kunnen verwarren. Ten overvloede wordt overwogen dat nu de schoenen ogen als goedkope(re) kopieën, die doorgaans in andere winkels worden aangeboden dan "premium brands" zoals Blackstone, zodat bij gebreke van nadere informatie over die verkooppunten niet kan worden aangenomen dat de consument deze schoenen voor een AM32 of CK01 zal aanzien.

4.9
Anders dan de voorzieningenrechter is het hof voorshands van oordeel dat niet kan worden gezegd dat in deze combinatie van elementen, in de gekozen vormgeving, geen enkele creatieve arbeid van welke aard ook kan worden aangewezen. Die typering doet onvoldoende recht aan de keuzes die de ontwerper wel degelijk heeft gemaakt en die tot een wezenlijk andere schoen dan het reeds bestaande basismodel, zoals belichaamd in de Andre1, hebben geleid. Die combinatie komt dan ook als auteursrechtelijk relevant werk voor bescherming in aanmerking.

4.10
Het vorenstaande betekent echter wel dat de beschermingsomvang een zeer geringe is. Het gaat immers om de totaalindruk voor zover die wordt bepaald door de auteursrechtelijk beschermde elementen en die is bij de AM32 en de CK01 als gezegd uitsluitend gelegen in de combinatie van veertien, respectievelijk dertien elementen, al dan niet in hun specifieke vormgeving. Beoordeeld naar die specifieke combinatie van elementen, zoals auteursrechtelijk beschermd, maken de GIGA 3561, de AQAA1711 en A1722 van Brainwave c.s., hoewel de verschillen klein zijn, een andere totaalindruk dan de AM32 en de CK01.

4.11
Bij de AQA A1711 wordt het relevante verschil in totaalindruk met de AM32 vooral bepaald door de afwezigheid van het schuine stiksel vanaf het hielstuk, de (niet geperforeerde) uitvoering van dat hielstuk, de zwarte bies langs de witte zool en het veterpand dat onder het onderste metalen oog een aanzienlijk grotere hoek maakt dan de hoek van 90 graden die kenmerkend is voor de AM32 en dat bovendien, anders dan bij de AM32, haaks op het stiksel staat dat rondom boven de zool is aangebracht. Ook het (opgestikte) wapenschild is anders dan het in het leer gestanste wapen van Blackstone.

4.12
Ook bij de AQA A1722 ontbreekt het schuine stiksel en het geperforeerde hielstuk alsmede het terugwijkende veterpand, terwijl voorts de zool van een donkerder rand is voorzien, een wapenschild ontbreekt en in plaats daarvan sprake is van twee evenwijdig aan de bovenkant lopende stiksels, wat tot een ander totaalindruk leidt dan de auteursrechtelijke beschermde combinatie van de AM32 doet.

4.13
Bij de GIGA 3561 ten slotte, zijn het naast de afwezigheid van het schuine stiksel en het niet geperforeerde hielstuk, vooral de aanwezigheid van een wapenschild met logo (dat op de CK01 ontbreekt) en de tot aan de zool doorlopende ritssluiting, die maken dat Brainwave c.s. voldoende afstand hebben gehouden van de CK01 om een inbreuk op het naar zijn reikwijdte zeer beperkte auteursrecht van Blackstone te vermijden.

4.14
Een en ander leidt tot de slotsom dat Blackstone voor de genoemde schoenen weliswaar een in reikwijdte zeer beperkt auteursrecht kan doen gelden, maar dat Brainwave c.s. geen inbreuk kan worden verweten. Dat betekent dat de grieven I, II en III niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden.
4.15
De vordering gebaseerd op het gemeenschapsmodellenrecht is, zoals Blackstone ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, niet aan het hof voorgelegd. Grief IV met zijn klacht dat de voorzieningenrechter zich ter zake van deze vordering ten onrechte onbevoegd heeft verklaard kan bij gebrek aan belang verder onbesproken blijven.

4.19
Tot slot zij, ten overvloede, nog overwogen dat uitgaande van een eigen plaats op de markt voorshands – op basis van de thans beschikbare gegevens – nog onvoldoende aannemelijk is dat er daadwerkelijk sprake is van verwarringsgevaar, nu de schoenen van Brainwave c.s., zo al nagebootst van die van Blackstone, ogen als goedkope(re) kopieën, die (zoals Blackstone lijkt te erkennen) doorgaans in andere winkels worden aangeboden dan “premium brands” zoals Blackstone, zodat bij gebreke van nadere informatie over die verkooppunten niet kan worden aangenomen dat de consument deze schoenen zal aanzien voor een AM32 of CK01. Ook daarom kunnen de ingrijpende voorzieningen die Blackstone vordert in dit kort geding niet worden toegewezen en faalt grief V.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
Rechtspraak.nl (pdf)
Afschrift zaaknr. 200.120.320

IEF 13286

Antwoord kamervragen over NPO met eigen on demand betaaldienst

Antwoord op kamervragen over het bericht dat NPO met eigen betaaldienst komt, Aanhangsel Handelingen II 2013-2014, 579.
Auteursrecht. Rechten en terugverdienmodel. Verdeling van inkomsten uit nieuwe NPO-dienst.

Vroeger werden inkomsten uit DVD-verkopen verdiend. Deze inkomsten werden gedeeld met rechthebbenden, makers en producenten; zij hebben volgens het auteursrecht recht op een vergoeding. De moderne equivalent hiervan zijn de inkomsten uit het licenseren van content (programma’s) aan bijvoorbeeld streamingdiensten. Het is dus een misvatting dat een productie die met publiek geld is gefinancierd in het geheel is afbetaald voor wat betreft elke mogelijke toekomstige uitzending (zowel lineair als non-lineair) of exploitatie.

Als de NPO ervoor zou kiezen om de rechten van de in het eerdere voorbeeld bedoelde dramaserie aan te kopen voor lineaire uitzending en één jaar on demand weergave dan hoort hier een andere prijs bij. Het is dus een financiële keuze afgewogen tegen de digitale beschikbaarheid van de programma’s. Ook voor coproducties geldt dat de producent in de oude situatie vaak een gedeelte van de kosten dekte uit de DVD-verkopen. Het is daarom redelijk dat er nu nieuwe afspraken worden gemaakt over de verdeling van de inkomsten uit deze nieuwe dienst.

Letterlijke vragen/antwoorden

Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Publieke Omroep werkt aan betaalde on-demand dienst»?1

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat producties die mogelijk gemaakt zijn met publiek geld, achter een betaalmuur worden geplaatst?
Antwoord 2

Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden licht ik graag eerst het volgende toe. De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) produceert jaarlijks vele verschillende programma’s. Deze programma’s worden vervolgens op allerlei manieren bij de kijker gebracht. Dat kan zowel lineair als non-lineair via de pakketaanbieders of via internet (op npo.nl, app’s, etc.). De programma’s die de NPO uitzendt worden op verschillende manieren geproduceerd. Een productie kan tot stand komen in eigen beheer, in coproductie of kan volledig door een buitenproducent worden gemaakt. De productiemethode alsmede het genre bepaalt in hoge mate of een programma beschikbaar is in Uitzending Gemist. Dit heeft namelijk met rechten en verdienmodellen te maken. Neem bijvoorbeeld het terugverdienmodel van de buitenproducent bij het maken van een dramaserie. Die verdiende vroeger met de inkomsten uit de DVD-verkopen. Deze inkomsten werden gedeeld met rechthebbenden, makers en producenten; zij hebben volgens het auteursrecht recht op een vergoeding. De moderne equivalent hiervan zijn de inkomsten uit het licenseren van content (programma’s) aan bijvoorbeeld streamingdiensten. Het is dus een misvatting dat een productie die met publiek geld is gefinancierd in het geheel is afbetaald voor wat betreft elke mogelijke toekomstige uitzending (zowel lineair als non-lineair) of exploitatie. Als de NPO ervoor zou kiezen om de rechten van de in het eerdere voorbeeld bedoelde dramaserie aan te kopen voor lineaire uitzending en één jaar on demand weergave dan hoort hier een andere prijs bij. Het is dus een financiële keuze afgewogen tegen de digitale beschikbaarheid van de programma’s. Ook voor coproducties geldt dat de producent in de oude situatie vaak een gedeelte van de kosten dekte uit de DVD-verkopen. Het is daarom redelijk dat er nu nieuwe afspraken worden gemaakt over de verdeling van de inkomsten uit deze nieuwe dienst.
Om de kijkers de programma’s te bieden waarvan opname in een on demand dienst extra kosten met zich meebrengt (buitenproducent / buitenlands product), of waarbij afspraken moeten worden gemaakt over de verdeling van de inkomsten (coproductie) start de NPO een extra dienst, genaamd NPO Plus. Dit is een dienst waar de abonnees tegen een vast bedrag per maand in hoge beeldkwaliteit programma’s – zonder reclame – op elk gewenst moment kunnen bekijken. De opbrengsten gaan (na aftrek van kosten voor de dienst) naar de producenten en andere rechthebbenden.
Voor alle duidelijkheid. Er zijn natuurlijk heel erg veel programma’s nu gratis beschikbaar in Uitzending Gemist. Dat is en blijft mogelijk omdat de NPO de rechten over deze programma’s volledig zelf bezit (de eigen producties). Voor deze programma’s is het eenvoudiger om afspraken te maken over digitale beschikbaarheid.

Vraag 3
In hoeverre past deze nieuwe betaaldienst van NPO binnen het kabinetsvoornemen om de publieke omroep steeds meer geld zelf te laten verdienen?

Antwoord 3

De nieuwe betaaldienst van de NPO beantwoordt inderdaad aan deze doelstelling. De dienst NPO Plus, die ook onderdeel gaat uitmaken van de nieuwe dienst «NLziet» welke samen met RTL Nederland en SBS Broadcasting wordt opgezet, geeft de televisiekijker toegang tot (bijna) al datgene dat tot 365 dagen geleden op de zenders van deze omroepen is uitgezonden. Dit is een innovatieve dienst, waarbij het een unicum is dat publieke en commerciële omroepen de handen ineenslaan. De kijker krijgt hiermee de volledige regie in handen omdat hij zelf kan bepalen waar en wanneer hij programma’s bekijkt. Deze dienst zorgt bovendien voor een additionele inkomstenbron voor producenten en rechthebbenden. Het beantwoordt tot slot aan de wettelijke opdracht die de NPO heeft om innovatie aan te jagen. Deze uitgebreide video on demand dienst versterkt hiermee de gehele waardeketen.

Vraag 4
Hoe beoordeelt u het risico dat door het aanbieden van deze betaaldienst «NPO Plus», het toekomstige aanbod op de gratis «Uitzending Gemist» zal afnemen?

Antwoord 4

De NPO heeft mij ervan verzekerd dat het huidige «Uitzending Gemist» (straks NPO gemist) blijft. Wat er nu aan programma’s in Uitzending Gemist is opgenomen, zeker voor wat betreft de programma’s die de NPO geheel zelf produceert, is dat in de toekomst ook. Ik acht het risico op de door u geschetste ontwikkeling dan ook klein.

Vraag 5
Hoe beschouwt u het dilemma van gratis versus betaald aanbieden door NPO? Bent u van mening dat NPO Plus een marktverstorende dienst kan worden, aangezien deze op het digitale domein concurreert met commerciële marktpartijen als «Netflix» en «Videoland»? Of bent u van mening dat NPO Plus juist een positief effect zal hebben, ook voor andere commerciële partijen, aangezien het zo normaler wordt om voor dit soort diensten te betalen? Kunt u een uitgebreid en goed beargumenteerd antwoord geven?

Antwoord 5

De NPO biedt een zeer divers palet aan programma’s aan. Deze programma’s worden via allerlei distributiemethoden verspreid en komen zo bij de kijker terecht. Naast lineaire uitzending zijn we in toenemende mate gewend geraakt aan het bekijken van programma’s via de verschillende «gemist diensten». De publieke omroep dient in mijn ogen daar te zijn waar de kijker kan worden bereikt, zeker nu het kijkgedrag van mensen aan het veranderen is. Dat betekent dus ook de niet lineaire kijker in het digitale domein. De kijker die ervoor kiest om niet om half negen voor de televisie te zitten heeft immers ook recht op de programma’s van de publieke omroep. Daarbij wijs ik graag op de ontwikkelingen bij de BBC en de VRT die ook flinke stappen zetten in het digitaal beschikbaar maken van hun programma’s. De BBC middels het uitbouwen van de BBC iPlayer en de VRT (ook samen met een aantal commerciële omroepen) met het nieuwe (betaalde) initiatief Stievie.
Bij de aankondiging van de nieuwe dienst «NLziet» heeft Bert Habets, CEO van RTL Nederland, in reactie op vragen van de Volkskrant gezegd dat de nieuwe dienst juist geen concurrent wordt van Netflix of Videoland.2 Het gaat om een dienst die alle programma’s die in de afgelopen 365 dagen op Nederlandse zenders zijn uitgezonden op afroep beschikbaar maakt. De opname van een programma in deze dienst is dus nauw verbonden met de lineaire uitzending ervan op een van de aangesloten zenders. Netflix richt zich daarentegen voornamelijk op series, films en documentaires en biedt hier volledige seizoenen van aan. Ik deel daarom de mening dat een unieke dienst zoals NLziet een positieve invloed heeft op de adoptie van betaalde streamingdiensten.

Vraag 6
Hoe wilt u marktverstoring op het steeds belangrijkere digitale domein in de toekomst gaan beperken?

Antwoord 6

Ik vind dat de publieke omroep zich in het digitale domein kan en moet begeven, juist om het publiek te binden. Het feit dat de NPO een gezamenlijke dienst met de grootste commerciële omroepen opzet geeft aan dat men uitgaat van elkaars kracht om het Nederlandse digitale aanbod vorm te geven. Dat is in een sterk globaliserend medialandschap een positieve ontwikkeling. Daarnaast is er bij de ontwikkeling van de dienst contact geweest tussen de omroepen en de ACM. Daarbij komt dat het platform open is, ook andere omroepen kunnen zich aanmelden.

Vraag 7
Welke voorwaarden stelt u om deze nieuwe betaaldienst wel of niet toe te laten? Welke uitkomsten verwacht u van de pilot om hierover een beslissing te kunnen nemen in 2015? Bent u bereid in ieder geval scherp te toetsen op de aspecten «(financiële) gevolgen voor de belastingbetaler» en «marktverstoring»?

Antwoord 7

NPO Plus zal begin 2014 starten als experiment.3 Indien de publieke omroep tot de conclusie komt dat NPO Plus kan bijdragen aan de publieke taak kan hij – conform de wettelijke systematiek – om goedkeuring vragen om NPO Plus als permanent kanaal aan de publieke taak toe te voegen.
Op dat moment start de instemmingsprocedure. De procedure waarborgt dat de aard en omvang van de taak van de publieke omroep op transparante wijze wordt vastgesteld in overeenstemming met de Europeesrechtelijke kaders voor staatssteun en de toepassing daarvan op de financiering van de publieke omroep.
Het inhoudelijke beoordelingskader voor aanbodkanalen ligt besloten in de publieke taak zoals omschreven in artikel 2.1 van de Mediawet 2008. Er zijn geen specifieke voorwaarden van toepassing op dit experiment. De beoordeling van nieuwe aanbodkanalen vindt altijd plaats in het kader van het aanbod van de publieke omroep in zijn totaliteit.
Vanzelfsprekend zal bij de behandeling van de aanvraag tot goedkeuring scherp getoetst worden op de door u genoemde punten «(financiële) gevolgen voor de belastingbetaler» en «marktverstoring».
Mede op basis van adviezen van het Commissariaat voor de Media en de Raad voor cultuur wordt een ontwerpbesluit opgesteld. Het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende relevante stukken worden openbaar gemaakt door deze ter inzage te leggen via plaatsing op de website van het Rijk. Daaraan voorafgaand wordt van het ontwerpbesluit kennis gegeven in de Staatscourant.
Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na ter inzage legging schriftelijk of mondeling een onderbouwde zienswijze geven over het ontwerpbesluit. Daarna wordt een definitief besluit genomen waarbij de door belanghebbenden ingediende onderbouwde zienswijzen op zorgvuldige en evenwichtige wijze mee wegen. Belanghebbenden die het niet eens zijn met het besluit kunnen binnen zes weken na de ter inzage legging rechtstreeks beroep instellen bij de bestuursrechter.
Door de toepassing van bovenstaande procedure4 ben ik van mening dat er een goede afweging van belangen plaats zal vinden op het moment dat de goedkeuring van het voortzetten van NPO Plus wordt gevraagd.

Vraag 8
Bent u bereid deze vragen voor het Wetgevingsoverleg Media op 25 november aanstaande te beantwoorden?

Antwoord 8

Ja.

IEF 13285

In hoger beroep is vermeerdering vordering met volledige proceskosten ex 1019h Rv toegestaan

Hof Den Haag 26 november 2013, zaaknr. 200.104.352/01 (FX Prevent tegen Wagner Group)
Uitspraak ingezonden door Carreen Shannon en Charlotte de Boer, Deterink.
Zie eerder IEF 10542 en IEF 12636.
Proceskosten. Octrooirecht. Wagner is Europees octrooihouder van EP 1 062 005 'inertiseringswerkwijze voor het verminderen van het risico en het blussen van branden in gesloten ruimten´. De rechtbank vernietigt het Nederlandse deel van het octrooi.

Wagner voert verweer tegen de gevorderde proceskosten: (1) FX Prevent heeft afstand gedaan om in eerste aanleg kosten te vorderen op voet van art. 1019h Rv en (2) de kosten zijn niet redelijk en evenredig, omdat er kosten dubbel in rekening zijn gebracht in beroep en in de nietigheidsprocedure en de eigen kosten ongeveer €20.000 minder bedragen, dus een bedrag van maximaal €40.000 als redelijk en evenredig kan worden aangemerkt.

FX Prevent erkent dat zij in eerste aanleg geen veroordeling van de volledige proceskosten heeft gevorderd, maar stelt dat zij thans in hoger beroep haar vordering ter zake heeft vermeerderd en dat dit haar vrijstaat. Het hof deelt dit standpunt. Het verweer dat er dubbele kosten in rekening is gebracht is onvoldoende onderbouwd en dat Wagner in hoger beroep lagere kosten heeft gemaakt dan FX Prevent is onvoldoende om de kosten niet redelijk en evenredig te achten. Wagner wordt veroordeeld in de proceskosten van FX Prevent  ad €63.766,84 en terugbetaling van €20.052,17.

ad (1), r.o. 7: (...) FX Prevent erkent dat zij in eerste aanleg geen veroordeling van de volledige proceskosten heeft gevorderd, maar stelt dat zij thans in hoger beroep haar vordering ter zake heeft vermeerderd en dat dit haar vrijstaat. Het hof deelt dit standpunt. Gelet op de strenge eisen die gesteld moeten worden aan afstand van recht, ziet het hof in voormelde stelling van FX Prevent geen afstand van recht, maar slechts een mededeling dat zij in eerste aanleg de normale kostenveroordeling vorderde (...)

 

Nu FX Prevent vervolgens is verboden inbreuk te maken en de door Wagner gevorderde kosten volledig zijn toegewezen (en de rechtbank dus voormelde visie van FX Prevent niet deelde) gold de reden voor de beperking van haar proceskostenvordering niet langer stond het haar vrij haar eis te wijzigen. Nu tegen de - voor behandeling van een octrooizaak relatief geringe - hoogte van het bedrag geen bezwaar is gemaakt, zal het hof het ter zake gevorderde bedrag van €3.568,-- (inclusief griffierecht) toewijzen.

 

IEF 13284

Vertrouwelijkheid van schikking over hotlink op retecool naar foto niet geschonden

Ktr. Rechtbank Den Haag 3 juli 2013, CV EXPL 12-7620 (X Photography tegen VE)
Uitspraak ingezonden door Katelijn van Voorst, Fox Waldmeister Advocaten.
Auteursrecht. Hotlink. Schikking. Contractrecht. X Photography is maker en rechthebbende op een foto van Johan Cruijff waarop hij afgebeeld staat met gespreide armen in voetbaltenue tijdens de WK finale van 1974. Onder de naam JayJay heeft VE de foto op de website retecool.com geopenbaard middels een "hotlink". De eigenaar van retecool.com publiceert een artikel over de kwestie en de schikkingsonderhandelingen. Dit zou een schending zijn van de tussen X en VE overeengekomen voorwaarde tot vertrouwelijkheid van de schikking. Er zijn slechts voorafgaand aan de schikking mededelingen gedaan aan de eigenaar van retecool.com.

Uit de passage: "Hiermee gaan zowel X als zijn advocaat akkoord en is het dossier gesloten" volgt niet dat VE de vertrouwelijkheid heeft geschonden. De eigenaar van retecool.com heeft verklaard dat hem alleen is verteld dat er een regeling was bereikt zonder dat VE er verder iets over heeft te zeggen; daaruit heeft hij zelfstandig de conclusie getrokken dat het dossier gesloten is. De vordering van X is niet-ontvankelijk en de schikking is nog altijd van kracht.

3.4. (...) Het tot dat moment in het artikel beschreven verloop van de schikkingsonderhandelingen, biedt dan ook geen steun voor de stelling van X dat VE na het sluiten van de schikkingsovereenkomst de voorwaarde van vertrouwelijkheid heeft geschonden.

3.5. Daarmee wordt toegekomen aan de beantwoording van de vraag of de passage in het artikel "Hiermee gaan zowel X als zijn advocaat akkoord en is het dossier gesloten", tot een ander oordeel leidt. X beroept zich met name op deze passage ter onderbouwing van de gestelde schending van vertrouwelijkheid. (...) Anders dan X betoogt, volgt daaruit niet dat VE de overeengekomen vertrouwelijkheid moet hebben geschonden. Daartoe wordt verwezen naar de verklaring van [RETECOOL]. [RETECOOL]  heeft verklaard dat hij, nadat de schikkingsovereenkomst was gesloten, wel contact heeft gehad met VE, maar dat VE hem alleen heeft verteld dat er een regeling was bereikt zonder er verder iets over te zeggen. X heeft niet gesteld dat VE reeds daarmee de overeengekomen vertrouwelijkheid heeft geschonden.

3.6. Concluderend kan X, in het licht van de betwisting van VE en de verklaring van [RETECOOL], niet worden gevolgd in zijn betoog dat uit het artikel volgt dat VE de overeengekomen vertrouwelijkheid moet hebben geschonden. Voor zover X met zijn stelling dat VE zich had dienen te onthouden aan de discussie op internetpagina naar aanleiding van artikel, betoogt dat VE daarmee de overeengekomen vertrouwelijkheid heeft geschonden, passeert de kantonrechter dat betoog als onvoldoende onderbouwd. Nu X, gelet op de gemotiveerde betwisting van VE, onvoldoende heeft gesteld om te kunnen oordelen dat VE de overeengekomen vertrouwelijkheid heeft geschonden, wordt niet toegekomen aan het leveren van bewijs en passeert de kantonrechter het bewijsaanbod. Aangezien de schikkingsovereenkomst tussen partijen nog van kracht is, zal X niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen.
IEF 13283

Aanbevelingen voor een flexibele uitoefening van auteursrecht

Uit de VOI©E special: Onafhankelijke deskundigen hebben het rapport “Flexibel auteursrecht: samen op weg naar oplossingen” uitgebracht op basis van door gebruikers ingebrachte cases. Google en de Federatie Auteursrechtbelangen hebben dit rapport mogelijk gemaakt.

Ter voorbereiding van de op 23 april 2013 door Google en de Federatie Auteursrechtbelangen georganiseerde werkconferentie over flexibel auteursrecht is aan een veertigtal overkoepelende organisaties gevraagd om vanuit het perspectief van de gebruiker aan te geven welke belemmeringen zij ervaren met auteursrecht. Zie hier de bundel met alle inbreng voor de conferentie en hier het verslag van de werkconferentie.

De afgelopen maanden heeft een team van onafhankelijke deskundigen, Paul Rutten en Antoon Quaedvlieg, onder voorzitterschap van Arda Gerkens, vanuit verschillende expertises naar de inbreng gekeken en hierover een rapport uitgebracht.

De deskundigen constateren dat sommige knelpunten voorkomen hadden kunnen worden als er meer kennis was over auteursrecht, als men beter de weg had geweten om zaken te regelen of als het makkelijker was geweest om zaken te regelen, al was het maar voor het experimentele stadium. Tevens zien de deskundigen door de volledige kostenveroordeling bij auteursrechtinbreuken een onbedoeld bijeffect optreden van dit hoge procesrisico. De gebruiker kan in een ‘chantagepositie’ worden gebracht.

Voorzitter Arda Gerkens: "Op grond van de beoordeelde inbreng is vooralsnog geen noodzaak gebleken voor het hervormen van de Nederlandse Auteurswet, mits de aanbevelingen voldoende door betrokken partijen worden opgepakt. Het rapport geeft daarmee geen eindoordeel over de wenselijkheid van hervormingen, ook niet over de vraag of het wettelijk uitbreiden of oprekken van uitzonderingen of beperkingen en/of invoering van een open norm zinvol zijn.”

De deskundigen bevelen een ‘auteursrechthub’ aan waar informatie over auteursrecht wordt gegeven, een route wordt geboden om regelingen te treffen, waar wordt meegedacht en getracht wordt partijen bij elkaar te brengen voor experimenten. Tot voorbeeld kan ‘the copyright hub’ in het Verenigd Koninkrijk dienen.

De wetgever wordt aanbevolen een studie te verrichten naar de effecten van de huidige handhavingsregels. Veel kleinere particuliere inbreukmakers hebben geen of onvoldoende besef van de inbreuk, terwijl de financiële gevolgen van volledige aansprakelijkheid disproportioneel zijn.

Voor de werkwijze, de uitgangspunten, de knelpunten die om actie vragen en alle conclusies en aanbevelingen van de deskundigen wordt verwezen naar het rapport Flexibel auteursrecht: samen op weg naar oplossingen.

IEF 13216

Jurisprudentielunch Octrooirecht 2013

Holiday Inn te Amsterdam, woensdag 4 december van 12.00 tot 15.15 uur. (intekenen vanaf 11:30)
Op woensdag 4 december a.s. van 12.00 - 15.15 organiseert deLex, uitgever van o.a. IE-Forum.nl, de jaarlijkse octrooirechtjurisprudentielunch in hotel Holiday Inn, nabij Station Amsterdam RAI. Tijdens deze bijeenkomst zullen Willem Hoyng en Bart van den Broek wederom een selectie van belangrijke octrooirechtjurisprudentie van het afgelopen jaar, en enkele procesrechtelijke aspecten, de revue laten passeren. In slechts 3 uur bent u volledig op de hoogte van de actuele octrooirechtontwikkelingen in de rechtspraak. Deze cursus biedt verdieping en de verbreding voor de specialist met voorkennis.

Hier aanmelden

Met o.a. de volgende uitspraken:
IEF12381, Hof Den Haag, Danisco/Novozymes
IEF12745, HR Lundbeck/Tiefenbacher en Centrafarm
IEF12519, Prejudiciële verwijzing HvJ EU, Huawei/ZTE
IEF12305, Vzr. Rb Oost-Nederland, Astellas/Synthon
Zie meer in het IE-Forum overzicht HvJ EU octrooirechtpraktijk.

Kosten
Deelname per persoon € 350 (excl. BTW).
Sponsors betalen slechts € 295 (excl. BTW).
Rechterlijke macht/wetenschappers (full time) € 95 (excl. BTW).

Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur ontvangt u direct per email. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier. Inbegrepen zijn de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie.

Hier aanmelden

IEF 13282

Stelselmatig beledigen en bedreigen reden voor publicatieverbod

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 november 2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:8563 (Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers tegen gedaagde)
Als randvermelding. Mediarecht. Stelselmatig beledigen en bedreigen. Contactverbod toegewezen wegens onrechtmatige uitlatingen. Gebod om reeds verwijderde publicaties verwijderd te houden.

Baanbrekers is een publieke onderneming die namens de gemeenten Heusden, Loon op Zand en Waalwijk werkzaamheden uitvoert op het gebied van werk en inkomen. [gedaagde] heeft bij e-mails van in september 2013 aan de directrice van Baanbrekers allerlei beschuldigingen en verwijten geuit aan het adres van Baanbrekers en uitingen op een eigen website waaronder: “Ik zou wel eens van het college van B&W willen weten hoe zij er over denken dat u € 7400,-- euro heeft uitgegeven aan een oplichter?!” (…)

Eisers gronden hun vorderingen op de stelling dat gedaagde onrechtmatig jegens hen handelt door zich stelselmatig schuldig te maken aan bedreiging, smaad en laster. Gedaagde stelt zich op het standpunt dat hij de website in het leven heeft geroepen omdat hij misstanden in de dienstverlening van eisers aan de kaak wil stellen die er volgens hem uit bestaan dat sprake is van lichtvaardige verspilling van overheidsgeld.

 

Gedaagde wordt verboden contact op te nemen met eisers en om via internet of op andere wijze onrechtmatige uitingen doen in het openbaar en verwijderde publicaties verwijderd te houden.

5.1. Ter beoordeling staat de rechtmatigheid van de gewraakte uitingen van [gedaagde] in het licht van artikel 7 van de Grondwet en de artikelen 8 en 10 EVRM. Het gaat hier om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van [gedaagde] het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van eisers het recht op bescherming van hun eer en goede naam en op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval.

5.3. Uit de door eisers overgelegde e-mails en publicaties op internet, waarvan de inhoud niet is betwist, blijkt echter dat eisers en de directrice van Baanbrekers door [gedaagde] worden beledigd en bedreigd. Het gevoel te worden bedreigd wordt, voor zover dit de medewerkers van Baanbrekers en [eiser 2] betreft, versterkt doordat [gedaagde] hun handelwijze reeds in 2012 aan de orde heeft gesteld en dit is uitgemond in bedreigingen waarvoor [gedaagde] is veroordeeld door de strafrechter. De door [gedaagde] geplaatste berichten op zijn weblog zijn gesteld in zodanig grove bewoordingen en zijn zodanig beledigend van aard, dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat die berichten de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschrijden. Te gelden heeft dat die vrijheid van meningsuiting begrensd wordt door de beginselen van zorgvuldigheid die eenieder jegens een ander in acht dient te nemen. [gedaagde] heeft met de gepubliceerde teksten, zoals hiervoor voor een deel onder de vaststaande feiten weergegeven, de grenzen van betamelijkheid zodanig overschreden dat dit als een onrechtmatige aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de directrice van Baanbrekers, [eiser 2] en [eiser 3] moet worden gekwalificeerd, hetgeen onrechtmatig is. Dit wordt niet anders doordat [gedaagde] heeft gesteld dat eisers niet inhoudelijk reageren op zijn verzoeken. Ook al zou dit verwijt van [gedaagde] juist zijn dan is dit geen vrijbrief om e-mails met een beledigende en bedreigende inhoud aan de directrice van Baanbrekers te sturen of beledigende teksten over eisers te publiceren.

5.4. Daar komt bij dat sprake is van het stelselmatig beledigen, beschuldigen en bedreigen door [gedaagde] van eisers, via de site www.wiegeloofjij.blogspot.nl, via Facebook en via e-mailberichten, dat [gedaagde] twee jaar geleden is begonnen met die beschuldigingen aan de adressen van eisers, dat het gaat om omvangrijke mededelingen, waarvan eisers stellen dat zij slechts een gedeelte hebben overgelegd, en dat de inhoud bestaat uit beledigende teksten met een kwetsende inhoud die onnodig grievend en denigrerend zijn naar eisers en dat [gedaagde] in nagenoeg alle teksten aangeeft dat hij steeds zal doorgaan, zo nodig vanuit een nieuw IP-adres.

5.5. Vast staat dat de klachten van [gedaagde] tegen [eiser 3] door de Raad van Discipline ongegrond zijn verklaard en op één punt niet-ontvankelijk. De klachten jegens [eiser 2] zijn inhoudelijk niet onderbouwd. Met betrekking tot de beschuldigingen dat de directrice van Baanbrekers zou liegen, dat [eiser 2] een oplichter is en [eiser 3] corrupt ontbreekt een afdoende feitelijke onderbouwing voor de juistheid van de daarin geuite suggesties. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld aan te voeren dat de door hem geplaatste teksten niet bedreigend zijn bedoeld, dan is dit verweer niet relevant. Beslissend is hoe de inhoud van de mededelingen overkomt bij de persoon tot wie deze is gericht en dat is zonder meer bedreigend. Daarnaast geldt dat het beweerdelijk nagestreefde doel, het voorkomen of bestrijden van maatschappelijke misstanden niet wordt gediend door het plaatsen op internet van grievende uitlatingen en de intimiderende, naar stalking tenderende, wijze waarop [gedaagde] eisers telkens weer benadert.

5.6. De slotsom luidt dat het recht van eisers op bescherming van hun eer en goede naam en op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer dient te prevaleren boven het recht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting en de vorderingen in beginsel toewijsbaar zijn.

IEF 13281

Vip's in het wild - things got wild

O.M.B.J. Volgenant, Vip's in het wild: things got wild. De Von Hannover-arresten van het EHRM, in: 25 jaar Mediaforum. Een vooruitblik door de achteruitkijkspiegel,  Amsterdam: Otto Cramwinckel 2013.
Bijdrage ingezonden door Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan.
Het EHRM heeft de afgelopen jaren in een aantal principiële arresten de grenzen afgebakend voor de roddelpers. VIP’s zijn niet vogelvrij, ook niet als ze zich in het openbaar, gewoon in het wild, vertonen. Twee grondrechten staan lijnrecht tegenover elkaar. Bescherming van het privéleven tegenover persvrijheid. Maar is de fair balance die het EHRM voorschrijft bij de afweging hiervan niet allang ingehaald doordat alles wat in het openbaar gebeurt direct op internet staat?

De boulevardpers en de jacht op prinsessen
Het arrest van het EHRM van 24 juni 2004 in de zaak Von Hannover – Duitsland veroorzaakte veel ophef. Eindelijk werd de roddelpers eens flink aangepakt. Eindelijk werd er juridische bescherming geboden aan prominenten die letterlijk worden opgejaagd door fotografen, gewapend met grote telelenzen. En eindelijk werd er een duidelijk kader gegeven waarbinnen de media zich moeten bewegen als ze gegevens over het privéleven van de internationale jetset en BN-ers willen publiceren. Het publiceren van foto’s die inbreuk maken op de privacy, enkel en alleen om de nieuwsgierigheid van een bepaalde lezersgroep te bevredigen, was niet toegestaan, aldus het EHRM. In de jaren daarna rees de vraag hoe dit arrest geïnterpreteerd moest worden. Wanneer er uitsluitend nog foto’s mogen worden gebruikt als illustratie bij een debat van publiek belang, wat is dat dan precies?

Dit artikel is ingekort, lees hier de gehele bijdrage.

In het wild

Mijn conclusie is dat iedereen die min of meer een public figure is, zich er altijd van bewust moet zijn dat alles wat hij of zij in het openbaar doet – zelfs op privé-plekken die vanaf de openbare weg of vanuit ver weg gelegen gebouwen te zien zijn – op internet en vervolgens in de pers terecht kan komen. Wanneer het een compromitterende situatie betreft zal de belangstelling van het publiek des te groter zijn. Of het EHRM dat nu als een debate of general interest aanmerkt of als het bevredigen van de publieke nieuwsgierigheid is dan een theoretische vraag geworden. Het is geen conclusie waar ik vrolijk van word, integendeel, maar het is vrees ik een fact of life waar VIP’s rekening mee moeten houden. Wesley Sneijder en Yolanthe waanden zich onbespied, toen zij elkaar om 4 uur ’s nachts in een verlaten parkeergarage zoenden. De beelden die daarvan met een beveiligingscamera waren gemaakt zijn op TV uitgezonden. Zij hebben zich daar maar bij neergelegd. Het filmpje staat nog steeds op internet.

In theorie kunnen VIP’s die in het openbaar worden gefotografeerd aanspraak maken op privacybescherming, langs de lijnen die het EHRM in het Von Hannover II-arrest heeft geschetst, met een keurig gebalanceerde afweging tegen de vrijheid van meningsuiting. Maar in de praktijk is die bescherming vaak een lege huls. Voor public figures geldt: Things have gone wild.

Otto Volgenant

IEF 13280

Conclusie A-G: Een ISP kan worden verplicht toegang tot auteursrechtschendende sites te blokkeren

Conclusie A-G HvJ EU 26 november 2013, zaak C-314/12 (UPC Telekabel Wien, inzake: Kino.to)
Zie eerder IEF 11542. Prejudiciële vragen gesteld door Oberster Gerichtshof, Oostenrijk.

Uitlegging van de artikelen 3, lid 2, 5, leden 1 en 2, sub b, en 8, lid 3, van InfoSocrichtlijn. Website waarop films illegaal kunnen worden gedownload. Recht van de houder van het auteursrecht op een van deze films om een internetprovider te verzoeken om de toegang tot deze specifieke site te blokkeren voor zijn klanten. Haalbaarheid en evenredigheid van blokkeringsmaatregelen.

Uit het persbericht: According to Advocate General Cruz Villalón an internet provider can be required to block access by its customers to a website which infringes copyright. Such a court injunction must refer to specific blocking measures and achieve an appropriate balance between the opposing interests which are protected by fundamental rights.

Conclusie A-G:

1. Art. 8 Abs. 3 der Richtlinie 2001/29/EG des Europäischen Parlaments und des Rates vom 22. Mai 2001 zur Harmonisierung bestimmter Aspekte des Urheberrechts und der verwandten Schutzrechte in der Informationsgesellschaft ist dahin auszulegen, dass eine Person, die ohne Zustimmung des Rechteinhabers Schutzgegenstände im Internet zugänglich macht und damit Rechte aus Art. 3 Abs. 2 der Richtlinie 2001/29 verletzt, die Dienste der Provider jener Personen nutzt, die auf diese Schutzgegenstände zugreifen.
2.      Es ist mit der im Rahmen von Art. 8 Abs. 3 der Richtlinie 2001/29 erforderlichen Abwägung zwischen den Grundrechten der Beteiligten nicht vereinbar, einem Provider ganz allgemein und ohne Anordnung konkreter Maßnahmen zu verbieten, seinen Kunden den Zugang zu einer bestimmten, das Urheberrecht verletzenden Website zu ermöglichen. Dies gilt auch, wenn der Provider Beugestrafen wegen Verletzung dieses Verbots durch den Nachweis abwenden kann, dass er alle zumutbaren Maßnahmen zur Erfüllung des Verbots getroffen hat.
3.      Eine gegen einen Provider gemäß Art. 8 Abs. 3 der Richtlinie 2001/29 verhängte konkrete Sperrmaßnahme bezüglich einer konkreten Website ist nicht allein deswegen prinzipiell unverhältnismäßig, weil sie einen nicht unbeträchtlichen Aufwand erfordert, aber ohne besondere technische Kenntnisse leicht umgangen werden kann. Es ist Sache der nationalen Gerichte, im konkreten Fall unter Einbeziehung aller relevanten Umstände eine Abwägung zwischen den Grundrechten der Beteiligten vorzunehmen und so ein angemessenes Gleichgewicht zwischen diesen Grundrechten sicherzustellen.

Gestelde vragen:

1. Dient artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29/EG (auteursrechtrichtlijn) aldus te worden uitgelegd dat een persoon die zonder toestemming van de rechthebbende beschermde werken op het internet beschikbaar stelt (artikel 3, lid 2, auteursrechtrichtlijn), gebruikmaakt van de diensten van de internetproviders van de personen die zich toegang verschaffen tot deze beschermde werken?

2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: Zijn een reproductie voor privégebruik (artikel 5, lid 2, sub b, auteursrechtrichtlijn) en een voorbijgaande of incidentele reproductie (artikel 5, lid 1, auteursrechtrichtlijn) enkel geoorloofd wanneer het voor de reproductie gebruikte origineel zelf rechtmatig gereproduceerd, verspreid of aan het publiek beschikbaar gesteld is?

3. Indien de eerste of de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord en bijgevolg rechterlijke verbodsmaatregelen in de zin van artikel 8, lid 3, auteursrechtrichtlijn moeten worden opgelegd aan de internetproviders van de gebruiker: Is het verenigbaar met het recht van de Unie, in het bijzonder met de door dit recht vereiste afweging tussen de grondrechten van partijen, een internetprovider in het algemeen (dus zonder concrete maatregelen te gelasten) te verbieden om zijn klanten toegang tot een bepaalde website te verschaffen, zolang er op die website uitsluitend of althans voor het overgrote deel werken beschikbaar worden gesteld zonder toestemming van de rechthebbenden, wanneer de internetprovider - door aan te tonen dat hij toch alle redelijke maatregelen heeft genomen - kan verhinderen dat hem wegens schending van dit verbod dwangmaatregelen worden opgelegd?

4. Indien de derde vraag ontkennend wordt beantwoord: Is het verenigbaar met het recht van de Unie, in het bijzonder met de door dit recht vereiste afweging tussen de grondrechten van partijen, een internetprovider te gelasten bepaalde maatregelen te nemen om zijn klanten toegang tot een website met onrechtmatig beschikbaar gesteld materiaal te bemoeilijken, wanneer deze maatregelen aanzienlijke kosten met zich brengen, terwijl zij ook zonder bijzondere technische kennis gemakkelijk kunnen worden omzeild?

Op andere blogs:
NautaDutilh newsletter (Internet Service Providers can be required to block access to a website which infringes copyright)
SOLV (A-G: Websiteblokkades door ISP’s onder voorwaarden toegestaan)