Gepubliceerd op woensdag 27 augustus 2014
IEF 14143
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Een werkbaar verbod op kabeldoorgifte

Rechtbank Amsterdam 27 augustus 2014, IEF 14143 (Stichting LIRA tegen UPC c.s. en RODAP)
Uitspraak ingezonden door Jacqueline Seignette en Marijn Kingma, Höcker advocaten. Auteursrecht. Contractuele overdracht. Uitvoerbaar bij voorraad. LIRA en UPC hebben in het verleden Kabelovereenkomsten met elkaar gesloten, welke ten einde of niet zijn vernieuwd. In het kader van algemene belangenbehartiging (3:305a BW) is het gevorderde verbod tot doorgifte van werken, waarvan Lira niet inzichtelijk kan maken wie ze heeft gemaakt, te onbepaald. Uit artikel 45d Aw (rechtsvermoeden van overdracht aan producent) volgt niet een uitzondering op de overdraagbaarheid. Het Aansluitingscontract is een voldoende bepaalde overdrachtsakte en omvat zowel primaire als secundaire openbaarmakingsrechten. UPC c.s. maakt inbreuk, maar het verbod is slechts werkbaar als Lira verplicht wordt op basis van programmagegevens uiterlijk veertien dagen voorafgaand aan een uitzending aan UPC mede te delen voor welke programma's zij over de auteursrechten beschikt. De uitvoerbaarverklaring bij voorraad weegt zwaarder dan de belangen van UPC c.s.: de materieel belanghebbende auteurs worden sinds 2012 niet gecompenseerd. Staking wordt bevolen binnen 90 dagen na betekening, versterkt met dwangsommen.

Vervolg samenvatting. Uit artikel 45d Aw volgt geen uitzondering op het beginsel van overdraagbaarheid. Dat het auteursrecht wordt vermoed aan de producer te zijn overgedragen, betekent niet dat een overdracht aan Lira niet mogelijk is. De overdracht door de makers vindt plaats op het moment dat de producent besluit dat het filmwerk vertoningsgereed is. Anders dan uit 3:97 BW volgt een verbod van overdracht bij voorbaat van auteursrechten niet uit artikel 45d of 14bis Berner Conventie. Het Aansluitingscontract voldoet als akte aan de eis van artikel 2 lid 2 Aw.

De bevoegdheid van Lira om op grond van wederkerigheidsovereenkomsten namens buitenlandse zusterorganisaties wordt in dit geding niet onderbouwd met overeenkomsten. Het Aansluitingscontract en de Bijlage wordt zo uitgelegd dat naast het secundaire ook het primaire openbaarmakingsrecht aan Lira is overgedragen.

Er wordt geen inbreuk gemaakt op artikel  26a Aw, omdat er geen sprake is van een heruitzending, hetgeen een eerdere openbaarmakingshandeling veronderstelt, maar van een kabeldoorgifte (zie Norma/NLKabel, IEF 13696).

Leestips: 4.15, 4.18.2

Lees de uitspraak: (pdf/link)