IEF 22012
26 april 2024
Uitspraak

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt ongeldige octrooirechten

 
IEF 22013
26 april 2024
Uitspraak

Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit

 
IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 13806

Interview met medewerking, herkenbaar in beeld

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 15 april 2014, IEF 13806 ('t Bestekje tegen AvroTros)
Uitspraak ingezonden door Remco Klöters en Bertil van Kaam, Van Kaam. Mediarecht. Stichting 't Bestekje heeft als doel voedselbanken te ondersteunen, heeft met vergunning gecollecteerd, maar geen opgave gedaan aan de gemeente of het CBF, waarna aangifte is gedaan. Na een interview met verslaggever van Tros Opgelicht?! wordt verzocht het interview te schrappen voor de uitzending. De naam van geïnterviewde zal niet te zien of horen zijn, maar hij komt wel herkenbaar in beeld. De vorderingen worden afgewezen.

4.5. Afweging van de betrokken belangen leidt niet tot de conclusie dat de voorgenomen uitzending onrechtmatig is jegens X. De AvroTros heeft verklaard dat X niet wordt aangemerkt als oplichter en dat zijn naam niet in de voorgenomen uitzending te zien of te horen zal zijn. Weliswaar zal X herkenbaar zijn voor zijn (directe) omgeving en vindt de voorgenomen uitzending in het programma 'Tros Opgelicht?!', waarmee aan de context van de voorgenomen uitzending een bepaalde (negatieve) lading niet kan worden ontzegd, maar X heeft zijn medewerking verleend aan het vraaggesprek met de verslaggever van 'Tros Opgelicht?!', waartoe hij tevoren was uitgenodigd en dat op een afgesproken plaats en tijd heeft plaatsgevonden, wetende dat (delen van) dit vraaggesprek zou(den) worden uitgezonden in dat programma. Afgezien van de openingszin van de verslaggever, de zin waarvan AvroTros heeft toegezegd dat deze niet in de voorgenomen uitzending te zien zal zijn, heeft X niet concreet gesteld dat het vraaggesprek suggestief is geweest of dat zijn toestemming om mee te werken aan (de opname van) het vraaggesprek is verkregen onder valse of misleidende voorwendselen. Dit betekent dat X zich in beginsel dan ook niet kan verzetten tegen de voorgenomen uitzending van dat vraaggesprek.
IEF 13805

Personalia april 2014

Maandelijks publiceren we een overzicht van personalia-berichtgeving die eerder voorbij is gekomen.

Prof. mr. Charles Gielen benoemd tot buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Stellenbosch, Zuid Afrika
Per 1 april 2014 is Prof. Mr. Charles Gielen benoemd tot buitengewoon hoogleraar Intellectuele Eigendom aan de Universiteit van Stellenbosch bij de afdeling Handelsrecht. De Universiteit van Stellenbosch verleent dergelijke benoemingen aan personen die “hun expertise en/of hun eminentie op hun vakgebied hebben bewezen en daarmee een bijdrage kunnen leveren aan de academische programma’s van de Universiteit”, aldus de Universiteit.

Internetadvocaat Wouter Dammers begint kantoor LAWFOX
Internetadvocaat Wouter Dammers begint kantoor LAWFOX: een procespraktijk voor internetondernemingen. LAWFOX helpt zijn cliënten op een flexibele en innoverende manier bij juridische conflicten in de ICT. LAWFOX vult daarmee juridisch adviesbureau ICTRecht aan, dat reeds jaren op deze manier ICT-ondernemers van juridisch advies voorziet.

Janouk Kloosterboer junior partner bij Kessels Hanssen t’Sas advocaten
Vanaf maart 2014 is Janouk als junior partner verbonden aan Kessels Hanssen t’Sas advocaten. Zij richt zich met een frisse blik op ondernemers, de creatieve industrie en het innovatieve MKB en procedeert en adviseert op alle gebieden van onder meer het auteursrecht, merkenrecht, handelsnaamrecht, domeinnamen, modellenrecht, octooirecht, reclamerecht, portretrecht en internetrecht.

Michiel Odink wordt managing partner bij Osborne Clarke |
Robert Boekhorst stapt over naar Van Benthem & Keulen

IEF 13804

'Legally binding commitments' van Samsung over standaard essentiële octrooien

Uit het persbericht: (zie anders IEF 13801) The European Commission has today rendered commitments offered by Samsung Electronics (Samsung) legally binding under EU antitrust rules. According to these commitments, Samsung will not seek injunctions in Europe on the basis of its standard essential patents (SEPs) for smartphones and tablets against licensees who sign up to a specified licensing framework. Under this framework, any dispute over what are fair, reasonable and non-discriminatory (so-called "FRAND") terms for the SEPs in question will be determined by a court, or if both parties agree, by an arbitrator. The commitments therefore provide a "safe harbour" for all potential licensees of the relevant Samsung SEPs.

Indeed, potential licensees that sign up to the licensing framework will be protected against SEP-based injunctions by Samsung (see also MEMO/14/322). The Commission has also taken a prohibition decision in a separate investigation concerning Motorola (see IP/14/489).

Commission Vice President in charge of competition policy Joaquín Almunia said: "The protection of intellectual property and competition are both key drivers of innovation and growth. This is why it is essential that intellectual property is not misused to the detriment of healthy competition and, ultimately, of consumers. In this context, I welcome Samsung's commitment to resolve disputes on standard essential patents without having recourse to injunctions in a way that could harm competition. Together with today's decision in the Motorola case, the Commission's decision to accept Samsung's commitments provides clarity to the industry on what constitutes an appropriate framework to settle disputes over "FRAND" terms in line with EU antitrust rules. I would also encourage other industry players to consider establishing similar dispute resolution mechanisms."

The Commission’s competition concerns
SEPs are patents essential to implement a specific industry standard. It is not possible to manufacture products that comply with a certain standard without accessing these patents by obtaining a licence. This may give companies owning SEPs significant market power. As a result, standards bodies generally require their members to commit to license SEPs on FRAND terms. This commitment is designed to ensure effective access to a standard for all market players and to prevent "hold-up" by a single SEP holder. Such access on FRAND terms allows consumers to have a wider choice of interoperable products while ensuring that SEP holders are adequately remunerated for their intellectual property.

Seeking injunctions before courts is generally a legitimate remedy for patent holders in case of patent infringements. However, the seeking of an injunction based on SEPs may constitute an abuse of a dominant position if a SEP holder has given a voluntary commitment to license its SEPs on FRAND terms and where the company against which an injunction is sought is willing to enter into a licence agreement on such FRAND terms. Since injunctions generally involve a prohibition of the product infringing the patent being sold, seeking SEP-based injunctions against a willing licensee could risk excluding products from the market. Such a threat can therefore distort licensing negotiations and lead to anticompetitive licensing terms that the licensee of the SEP would not have accepted absent the seeking of the injunction. Such an anticompetitive outcome would be detrimental to innovation and could harm consumers.

Samsung owns SEPs related to various mobile telecommunications standards and has committed to license these SEPs on FRAND terms. In April 2011, Samsung started to seek injunctions against Apple on the basis of its SEPs. The Samsung SEPs in question related to the European Telecommunications Standardisation Institute's (ETSI) 3G UMTS standard, a key industry standard for mobile and wireless communications. In December 2012, the Commission informed Samsung of its preliminary view that it considered Apple a willing licensee on FRAND terms for Samsung's SEPs and that against this background, the seeking of injunctions against Apple based on Samsung's SEPs in several EU Member States may constitute an abuse of a dominant position in breach of Article 102 of the Treaty on the Functioning of the EU (TFEU) (see IP/12/1448 and MEMO/12/1021).

Samsung’s commitments

To address the Commission's concerns, Samsung has for a period of five years committed not to seek any injunctions in the European Economic Area (EEA) on the basis of any of its SEPs, present and future, that relate to technologies implemented in smartphones and tablets against any company that agrees to a particular framework for licensing the relevant SEPs.

The licensing framework provides for:

  • a negotiation period of up to 12 months; and
  • if no agreement is reached, a third party determination of FRAND terms by a court if either party chooses, or by an arbitrator if both parties agree on this.

 

An independent monitoring trustee will advise the Commission in overseeing the proper implementation of the commitments.

Background
Article 9 of the EU's Antitrust Regulation (Regulation 1/2003) allows the Commission to conclude antitrust proceedings by making commitments offered by a company legally binding. Such a decision does not reach a conclusion on whether EU antitrust rules have been infringed but legally binds the company to respect the commitments. If the company breaches these commitments, the Commission can impose a fine of up to 10% of its annual worldwide turnover, without having to find an infringement of Articles 101 or 102 TFEU. A policy brief on commitment decisions under Article 9 is available here.

The Commission opened its investigation in January 2012 (see IP/12/89). In December 2012, the Commission issued a Statement of Objections setting out its preliminary competition concerns (see IP/12/1448). In September 2013, Samsung offered commitments in order to address the Commission's concerns. In October 2013, the Commission consulted interested parties on Samsung's commitments (see IP/13/971). On 3 February 2014, Samsung submitted the final version of the commitments which addressed the Commission's competition concerns.

The Commission recognises that other dispute resolution mechanisms than the specific ones to which Samsung commits may also be relied upon to settle FRAND disputes.

More information on this investigation is available on the Commission's competition website in the public case register under the case number 39939.

 

IEF 13803

Why Copyright and Linking Can Tango: The Svensson Case

Naar aanleiding van zijn artikel in de "Journal of Intellectual Property Law & Practice" sprak Alexander Tsoutsanis (DLA Piper en IViR) op vrijdag 25 april 2014 op de Fordham IP Conference in New York over "Why Copyright and Linking Can Tango: The Svensson Case" (presentatie). Het artikel is te downloaden via SSRN, en bespreekt o.a. de opinies van de European Copyright Society en ALAI.

Lees verder

IEF 13802

Gerecht EU week 18

Gemeenschapsmerk. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:
A) Beroep BEYOND RETRO gedeeltelijk toegewezen (tegen BEYOND VINTAGE)
B) Beroep MENOCHRON afgewezen (tegen MENODRON)
C) Beroep ASOS afgewezen (tegen ASSOS)

Gerecht EU 30 april 2014, zaak T-170/12 (Beyond Vintage) - dossier
A. Beroep door de houder van het gemeenschapswoordmerk „BEYOND RETRO” voor waren en diensten van de klassen 25 en 35 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing in de gevoegde zaken houdende verwerping van het door verzoekster ingestelde beroep en vernietiging van de gedeeltelijke weigering van de oppositieafdeling om de aanvraag tot internationale inschrijving voor de Europese Unie van het woordmerk „BEYOND VINTAGE” voor waren en diensten van de klassen 14, 18 en 25 in het kader van de door verzoekster ingestelde oppositie gemeenschapsmerkrechtelijke bescherming te bieden. Beroep wordt gedeeltelijk toegewezen voor de klassen 18 en 25.

Gerecht EU 29 april 2014, zaak T-473/11 (MENOCHRON) - dossier
B. Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk „MENOCHRON”, voor waren en diensten van de klassen 3, 5 en 35, strekkende tot vernietiging van beslissing waarbij is verworpen het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling houdende weigering van inschrijving van dat merk in het kader van de oppositie van de houder van het woordmerk „MENODORON”, voor waren en diensten van de klassen 3, 5 en 44. Beroep wordt afgewezen.

Gerecht EU 29 april 2014, zaak T-647/11 (ASOS) - dossier
C. Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk „ASOS” voor waren en diensten van de klassen 3, 14, 18, 25 en 35 en strekkende tot vernietiging van de beslissing houdende gedeeltelijke verwerping van het beroep tegen de gedeeltelijke weigering van de oppositieafdeling om dat merk in te schrijven in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het gemeenschapswoordmerk „ASSOS” voor waren van de klassen 3, 12 en 25. Beroep afgewezen.

IEF 13801

Motorola overtreedt EU mededingingsregels door misbruik standaard essentiële octrooien

Uit het persbericht: The European Commission today adopted a decision which finds that Motorola Mobility's (Motorola) seeking and enforcement of an injunction against Apple before a German court on the basis of a smartphone standard essential patent (SEP) constitutes an abuse of a dominant position prohibited by EU antitrust rules in view of the particular circumstances in which the injunction was used (see also MEMO/14/322). The Commission has ordered Motorola to eliminate the negative effects resulting from it. The Commission has also taken a commitment decision in a separate investigation concerning Samsung (see IP/14/490).

Commission Vice President in charge of competition policy Joaquín Almunia said: "The so-called smartphone patent wars should not occur at the expense of consumers. This is why all industry players must comply with the competition rules. Our decision on Motorola, together with today's decision to accept Samsung's commitments, provides legal clarity on the circumstances in which injunctions to enforce standard essential patents can be anti-competitive. This will also contribute to ensuring the proper functioning of standard-setting in Europe. While patent holders should be fairly remunerated for the use of their intellectual property, implementers of such standards should also get access to standardised technology on fair, reasonable and non-discriminatory terms. It is by preserving this balance that consumers will continue to have access to a wide choice of interoperable products".

SEPs are patents essential to implement a specific industry standard. It is not possible to manufacture products that comply with a certain standard without accessing these patents. This may give companies owning SEPs significant market power. As a result, standards bodies generally require their members to commit to license SEPs on fair, reasonable and non-discriminatory (so-called "FRAND") terms. This commitment is designed to ensure effective access to a standard for all market players and to prevent "hold-up" by a single SEP holder. Such access on FRAND terms allows a wide choice of interoperable products for consumers while ensuring that SEP holders are adequately remunerated for their intellectual property.

Seeking injunctions before courts is generally a legitimate remedy for patent holders in case of patent infringements. However, the seeking of an injunction based on SEPs may constitute an abuse of a dominant position if a SEP holder has given a voluntary commitment to license its SEPs on FRAND terms and where the company against which an injunction is sought is willing to enter into a licence agreement on such FRAND terms. Since injunctions generally involve a prohibition of the product infringing the patent being sold, seeking SEP-based injunctions against a willing licensee could risk excluding products from the market. Such a threat can therefore distort licensing negotiations and lead to anticompetitive licensing terms that the licensee of the SEP would not have accepted absent the seeking of the injunction. Such an anticompetitive outcome would be detrimental to innovation and could harm consumers.

The Motorola Mobility SEPs in question relate to the European Telecommunications Standardisation Institute's (ETSI) GPRS standard, part of the GSM standard, which is a key industry standard for mobile and wireless communications. When this standard was adopted in Europe, Motorola Mobility declared some of its patents as being essential and gave a commitment that it would license the patents which it had declared essential to the standard on FRAND terms.

In today's decision, the Commission found that it was abusive for Motorola to both seek and enforce an injunction against Apple in Germany on the basis of an SEP which it had committed to license on FRAND terms and where Apple had agreed to take a licence and be bound by a determination of the FRAND royalties by the relevant German court.

The Commission also found it anticompetitive that Motorola insisted, under the threat of the enforcement of an injunction, that Apple give up its rights to challenge the validity or infringement by Apple's mobile devices of Motorola SEPs. Implementers of standards and ultimately consumers should not have to pay for invalid or non-infringed patents. Implementers should therefore be able to ascertain the validity of patents and contest alleged infringements.

The Commission decided not to impose a fine on Motorola in view of the fact that there is no case-law by the European Union Courts dealing with the legality under Article 102 TFEU of SEP-based injunctions and that national courts have so far reached diverging conclusions on this question.

More information can be found at MEMO/14/322.

Background
Article 102 TFEU prohibits the abuse of a dominant position which may affect trade and prevent or restrict competition. The implementation of this provision is defined in the Antitrust Regulation (Council Regulation (EC) No 1/2003) which can be applied by the Commission and by national competition authorities of EU Member States.

The Commission opened the investigation in April 2012 after having received a complaint by Apple. The Commission's decision follows a Statement of Objections sent in May 2013 (see IP/13/406 and MEMO/13/403).

IEF 13800

Piloot in dienst handelt met merkregistratie zonder meer onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Rotterdam 28 april 2014, IEF 13800 (VLM Airlines tegen Piloot)
Uitspraak ingezonden door Reindert van der Zaal en Emiel Jurjens, Kennedy Van der Laan. Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Onrechtmatige daad. Gedaagde is piloot in dienst van VLM Airlines en heeft een arbeidsrechtelijk geschil met VLM Airlines. Tijdens de overname van VLM Airlines door een derde partij registreert gedaagde de merk- en handelsnaam VLM AIRLINES op eigen naam. Hij presenteert zich publiekelijk als rechthebbende op dit teken en correspondeert hierover met onder meer de overnemende partij. De voorzieningenrechter gebiedt staking van gebruik van het teken VLM AIRLINES en soortgelijke tekens, doen van verboden uitlatingen met de strekking dat hij rechthebbende is op dit teken en dat derden, waaronder VLM Airlines zelf, zijn toestemming voor gebruik van dit teken nodig hebben.

Leestip: 4.12.

IEF 13799

Drones en journalisten: het nieuws wacht niet

O.M.B.J. Volgenant, Drones en journalisten: het nieuws wacht niet, IE-Forum.nl IEF 13799.
Bijdrage ingezonden door Otto Volgenant, Boekx. Mediarecht. Journalisten willen drones gebruiken. Bijvoorbeeld om opnamen te maken van een groot snelwegongeluk, van een fabrieksterrein na een ontploffing, of van een dijkdoorbraak. Van de volgende Elfstedentocht kan verslag worden gedaan met een drone die boven een weiland langs het parcours hangt, op veilige afstand van het publiek. Nieuwswaardige situaties waarbij de journalist zelf niet dichtbij kan komen. De BBC werkt al enige tijd met drones. Anders dan in ons omringende landen kunnen journalisten op dit moment in Nederland echter geen drones gebruiken voor nieuwsgaring. 

De huidige regelgeving – die in 2013 is vastgesteld – maakt journalistiek gebruik van drones onmogelijk. Een particulier mag momenteel zonder overheidsbemoeienis met een drone opnamen maken. Maar een professionele journalist mag dat niet doen zonder weken tevoren aangevraagde ontheffing en voorafgaande meldingen aan diverse overheidsinstanties.
Lees verder

IEF 13798

Verslag implementatie verweesde-werkenrichtlijn

Verslag implementatie van de verweesde-werkenrichtlijn, kamerstukken II, 2013-2014, 33 892, nr. 5.
Billijke vergoeding kan nihil zijn. Criteria zorgvuldig onderzoek: nationale in plaats van geïntegreerde Europese bronnenlijst. Hoe vergoedingen snel en in redelijkheid tot stand kunnen komen en wie economisch en juridisch gezien eventuele risico’s en kosten van claims en vrijwaringen het beste kan dragen?

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen. Kan een limitatieve lijst van gebruiksmogelijkheden voor archiefproducties worden gegeven? Is door de regering onderzocht op welke wijze digitale ontsluiting van bepaalde auteursrechtelijk beschermde werken en nabuurrechtelijk beschermde prestaties vergemakkelijkt kan worden, anders dan door implementatie van de Richtlijn?
(...)

Daarnaast vragen deze leden of reeds meer kan worden gezegd over de te raadplegen bronnen op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat voldaan is aan het criterium van het doen van zorgvuldig onderzoek als genoemd in artikel 3, eerste lid van de Richtlijn, dat is geïmplementeerd in artikel 16p van de Auteurswet. Is de lijst van deze bronnen reeds ingesteld? Zo ja, is deze lijst een limitatieve opsomming van de te raadplegen bronnen? Zijn dit reeds bestaande bronnen of worden deze speciaal voor de uitvoering van de Richtlijn vormgegeven?


De leden van de SP-fractie vragen de regering bij welke omstandigheden de billijke vergoeding nihil kan zijn. Klopt de aanname van onder meer VOI©E dat hiervan alleen sprake kan zijn als de rechthebbende van een billijke vergoeding afziet?
(...)
Gesteld wordt dat de billijke vergoeding, afhankelijk van de omstandigheden, van beperkte omvang of zelfs nihil kan zijn. Voornoemde leden vragen onder welke omstandigheden dit het geval kan zijn. Klopt het dat daarvan alleen sprake kan zijn als de rechthebbende afziet van een billijke vergoeding?

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten waarom ervoor gekozen is de uitwerking van de bronnenlijst op stellen via een AMvB, in plaats van deze bronnenlijst op te nemen in de voorliggende wetswijziging. Kan de regering tevens toelichten waarom er is gekozen voor uitwerking via nationale bronnenlijsten in plaats van een integrale Europese bronnenlijst?

Deze leden constateren dat de regering op grond van artikel 6, tweede lid van de Richtlijn heeft bepaald dat instellingen inkomsten mogen genereren met de beschikbaarstelling van verweesde werken. Graag ontvangen zij een toelichting van de regering op de voorwaarden die worden gesteld aan deze te genereren inkomsten: wanneer en in welke gevallen mag er wel of niet een vergoeding worden gevraagd; hoe vaak mag dit en wat is de maximale hoogte van deze vergoeding? Ook vragen zij de regering toe te lichten wat wordt verstaan onder het uitgangspunt «dat de inkomsten uitsluitend mogen worden gebruikt ter financiering van de kosten van de digitalisering». Aan welke kosten denkt zij dan, en op welke manier wil de regering hierop toezien en dit handhaven?
(...)
3. Consultatie, administratieve lasten en nalevingskosten
(...)
De leden van de CDA-fractie merken op dat de noodzaak om een onderzoek naar de rechthebbende uit te voeren niet voortvloeit uit de Richtlijn, maar uit het feit dat het om auteursrechtelijk beschermde werken gaat die de instelling wil reproduceren en/of beschikbaar stellen. Waarom is dit niet (ook) in de Richtlijn opgenomen?
(...)Voornoemde leden merken op dat de Commissie Auteursrecht heeft gewezen op de mogelijkheid van «extended collective licensing», zoals bepleit door erfgoedorganisaties, rechthebbenden en collectieve beheersorganisaties in hun gezamenlijke brief van 10 september 2013 voor massadigitalisering. Dit is een mogelijkheid die een nuttige en praktische aanvulling kan vormen op de beperking die op grond van de Richtlijn wordt ingevoerd. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voert onderzoek uit naar de voor- en nadelen van dergelijke en andere collectieve oplossingen, waarvan naar verwachting medio 2014 de resultaten bekend zijn. Kan naar aanleiding daarvan nadere aanpassing van de wet- en regelgeving aan de orde zijn? Gaat dit onderzoek uit van keuzevrijheid van partijen? Wordt daarin nagegaan wat de effectiefste wijze van rechtenverwerving is voor exploitatie van audiovisuele producties (individueel of collectief), hoe vergoedingen snel en in redelijkheid tot stand kunnen komen en wie economisch en juridisch gezien eventuele risico’s en kosten van claims en vrijwaringen het beste kan dragen?
(...)
Voornoemde leden vragen de regering te verduidelijken of het wetsvoorstel pas in stemming wordt gebracht nadat de resultaten van het onderzoek naar de voor- en nadelen van massadigitalisering en andere collectieve oplossingen door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is uitgevoerd. Deze leden vragen de regering eveneens te verduidelijken of de resultaten van dit onderzoek nog kunnen leiden tot een herziening van het wetsvoorstel. Zo ja, waarom is het wetsvoorstel dan nu al ingediend?
IEF 13796

Een Python roept geen associatie met veiligheidsschoenen op

Vzr. Rechtbank Den Haag 25 april 2014, IEF 13796 (Daamen tegen Maxguard)
Merkenrecht. Daamen is houdster van Python Merken voor o.a. veiligheidsschoenen. Maxguard biedt via haar website een schoenmodel Python aan. Op grond van artikel 9 lid 1 sub b GMVo en 2.20 lid 1 sub b BVIE zijn de (Europese) stakingsvorderingen succesvol. Python (een slangensoort) roept niet de associatie van veiligheidsschoenen op of verwijst naar de bestemming van de waar, zodat het een groot merkenrechtelijk onderscheidend vermogen heeft. Maxguard c.s. moet een brief sturen naar alle afnemers van de veiligheidsschoen. Gevorderde adresgegevens van zakelijke afnemers, zijn wel toewijsbaar, echter zonder accountantscontrole.

Dat een derde partij eveneens onder de aanduiding python een model aanbiedt, staat het geven van een inbreukverbod in deze zaak niet in de weg.

4.21. De voorzieningenrechter acht het te verstrekkend om Maxguard c.s. te verbieden de veiligheidsschoenen model “Python” en “Blue Python” die zij nog in voorraad heeft te verhandelen. Nadat de aanduidingen “Python” en “Blue Python” van de labels aan de schoenen en van de dozen waarin de betreffende schoenen zijn verpakt, zijn verwijderd, kunnen deze immers worden verhandeld zonder dat Maxguard c.s. daardoor merkinbreuk maakt en zonder dat daardoor enig belang van Daamen wordt geschaad. Derhalve wordt ook de vordering onder IV afgewezen.

4.23. Anders dan Daamen heeft gesteld, ontbreekt bij de vordering onder VI voorshands oordelend grotendeels voormelde nauwe verwantschap met de hoofdvordering. Desub ii, iii en iv gevorderde opgave van aantallen ingekochte en verkochte producten, met inkoop- en verkoopprijzen en voorraadinformatie versterkt het inbreukverbod niet. Wat betreft deze informatie wordt de vordering sub VI dan ook afgewezen. De sub VI onder i gevorderde adresgegevens van zakelijke afnemers, zijn wel toewijsbaar, echter zonder accountantscontrole, omdat deze informatie gelet op de toe te wijzen rectificatiebrieven, dient ter controle dat aan genoemd bevel wordt voldaan.

De voorzieningenrechter:
5.1. beveelt Maxguard c.s. binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Gemeenschapsmerk in de Europese Unie en iedere inbreuk op Beneluxmerk PYTHON A en Beneluxmerk PYTHON B in de Benelux, te staken en gestaakt te houden, waaronder het aanbieden, in de handel brengen en daartoe in voorraad hebben van veiligheidsschoenen onder het teken PYTHON en/of BLUE PYTHON;

Lees hier de uitspraak:
IEF 13796 (pdf)
ECLI (link)