IEF 22012
26 april 2024
Uitspraak

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt ongeldige octrooirechten

 
IEF 22013
26 april 2024
Uitspraak

Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit

 
IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 13774

Algemeen overleg over de thuiskopieheffing en een Europees octrooigerecht

Verslag van een algemeen overleg, Kamerstukken II 2013-2014, 22 112, nr. 1821.
Nieuwe voorstellen en initiatieven van de lidstaten van de EU. Civielrecht. Brussel I. UPC-overeenkomst. Europese ontwikkelingen op het terrein van het civiele recht (Kamerstuk 22 112, nr. 1708) Staatssecretaris Teeven: De advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie heeft over de thuiskopie een conclusie genomen. Dit is de leden ongetwijfeld opgevallen. Het Europese Hof van Justitie heeft nog geen oordeel geveld. Dit wordt aan het eind van komend voorjaar, begin zomer 2014 verwacht. Ik zag wel dat de Partij van de Arbeid al gereageerd heeft op de conclusie van de advocaat-generaal in die zin dat de thuiskopie heilig is en dat het downloadverbod een onbegaanbare weg is.

Ik zag het commentaar van mevrouw Van Oosenbrug in de pers. Ik zal daarover nu niets zeggen, want de zaak is onder de rechter. Mocht het Europese Hof van Justitie de conclusie van de advocaat-generaal met betrekking tot de thuiskopie echter volgen, dan zal ik de Kamer zo snel mogelijk informeren. Dat zou namelijk betekenen dat de wettelijke uitzondering die wij kennen met betrekking tot het gebruik van illegale kopieën en de thuiskopievergoeding niet meer toelaatbaar zal zijn. Dan kan er ook geen sprake meer zijn van de heffing zoals we die op dit moment kennen in het thuiskopiestelsel. De rechterlijke uitspraak zou mij dus kunnen dwingen om op zoek te gaan naar een andere manier om het auteursrecht te beveiligen. Dan komt het downloadverbod te elfder ure toch om de hoek kijken als mogelijke regeling om die bescherming aan auteursgerechtigden wèl te bieden. Laten we niet vooruitlopen op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Ik heb wel de Stichting Onderhandelingen Nationale Thuiskopievergoeding (SONT) gevraagd om daarop een beetje te anticiperen en na te denken over andere wegen om auteursgerechtigden te beschermen. Dat zou immers als gevolg van die uitspraak nodig kunnen zijn.
[..]
De heer Recourt (PvdA):
Ik heb in de eerste plaats nog een opmerking over het auteursrecht. Ik ben blij om te horen dat de Staatssecretaris zegt dat, mocht de thuiskopieheffing vervallen, er meerdere oplossingen zijn dan slechts een downloadverbod. Wij denken graag constructief mee, laat collega Oosenbrug per sms weten.

Staatssecretaris Teeven:
In de brief van mei zal ik een aantal van de door u genoemde zaken combineren. Die komen dus in die ene brief te staan. Wat het auteursrecht betreft heb ik eigenlijk geen toezegging gedaan. Ik heb geconstateerd dat er problemen op ons afkomen en dat ik geïnteresseerd ben in de standpunten van de fracties. Dat was niet zozeer een toezegging aan de Kamer, maar het is meer een melding van ellende en de vraag is hoe we daar met zijn allen mee omgaan.

Wijziging Verordening rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging beslissingen in burgerlijke en handelszaken(Brussel I) (Kamerstuk 22 112, nr.1706)

De heer Van Oosten (VVD): Een ander onderwerp is fiche 2, waarmee wijziging van de Brussel I-verordening wordt beoogd. Daarin is meerdere malen benadrukt dat Nederland positief staat tegenover de voorgestelde wijziging betreffende de snelle inwerkingtreding van de zogeheten UPC-overeenkomst. Dit betreft een overeenkomst over een gemeenschappelijk octrooigerecht. Ik vraag mij af of dit de enige reden was voor het maken van haast met dit voorstel en of er wel kritisch is gekeken naar andere effecten en nadelige effecten die kunnen ontstaan als gevolg van de voorgestelde wijzigingen. Is het snel in werking laten treden van deze overeenkomst wel zo'n nobel doel? Hoe kijkt de Minister aan tegen de kritiek op deze overeenkomst, dat het veel duurder zal zijn om voor een Europees patenthof te procederen dan voor een nationaal gerechtelijke instelling?
[..]
Mijn tweede vraag heeft betrekking op een Europees octrooigerecht of een patenthof. Ik ga bestuderen wat daarover is gezegd. Dat spreekt voor zich. Mijn voornaamste zorg is dat het duurder kan worden om te procederen voor een Europees patenthof of een Europees octrooigerecht dan voor nationale gerechtelijke instanties. Dit heb ik namelijk begrepen. Ik verzoek de Minister om dit specifieke aspect mee te nemen in de vervolgstappen die worden gezet.

Minister Opstelten: Die UPC-overeenkomst leidt tot een gemeenschappelijk octrooirecht. Daardoor hoeft een bedrijf niet meer per land te procederen over een octrooi. Als dit niet meer nodig is, is dat per saldo minder duur. De griffierechttarieven zullen nog worden vastgesteld. Ik neem het signaal om hierop attent te zijn absoluut mee, want dit is een van de zeven punten waarop we voortdurend letten.
[..]
De heer Van Oosten vroeg naar de ontwikkelingen ten aanzien van de Brussel I-verordening. Gevraagd is of een snelle inwerkingtreding van de UPC-overeenkomst de enige reden is om haast te maken en of er wel kritisch is gekeken naar nadelige effecten. Het gaat niet alleen om de UPC-overeenkomst. Voor Nederland speelt ook de aanstaande wijziging van de het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof een rol. Het Protocol tot wijziging van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof is al in behandeling bij de Kamer. Nederland heeft dus zeker belang bij snelle aanpassing van de Brussel I-verordening. Dit neemt niet weg dat we kritisch naar het voorstel hebben gekeken, met name op het punt van het regelen van de bevoegdheid ten aanzien van verweerders uit derde landen. Dit heeft geleid tot aanpassing van het voorstel van de Commissie. Het in de Raad overeengekomen standpunt is aan de Kamer voorgelegd, voorafgaand aan de JBZ-Raad in december. Toen is dit besproken.

IEF 13773

NJB Kroniek van de Intellectuele Eigendom

D.J.G. Visser, Kroniek van de Intellectuele Eigendom, NJB 18 april 2014, afl. 15, p. 1007-1017.
Slotbeschouwing: In de IE blijven we blijmoedig worstelen met de kansen en bedreigingen van het internet en met een Hof EU dat zich als wispelturige feitenrechter gedraagt (en bijvoorbeeld ook belachelijk veel zaken over Europese merkenconflicten krijgt voorgelegd vanuit de hogere beroepen van beslissingen van het EU merkenbureau). Daarom probeert men in het octrooirecht met veel inzet een apart systeem van Europese rechterlijke instanties te ontwikkelingen en ‘Luxemburg’ daar buiten te houden. Dat gaat vermoedelijk niet lukken, want op de Kirchberg laat men zich de kaas niet van het brood eten. Op nationaal niveau kunnen we gewoon nog eindeloos van mening verschillen over de vraag of gebrabbel op de achterbank, beelden van voetbal lers en schilderijtjes van dikke dames wel of niet, en op welke rechtsgrond, beschermd mogen worden. Het blijft een vrolijk en veelzijdig vakgebied, dat misschien niet door iedereen serieus wordt genomen. Daar staat dan weer tegenover dat wij ook niet pretenderen financiële, humanitaire en andere mondiale crises te kunnen duiden, voorspellen of voorkomen.

Lees verder

IEF 13772

Uiterlijk van bank wordt grotendeels door bekleding bepaald

Vzr. Rechtbank Gelderland 17 april 2014, IEF 13772 (IMS tegen Rofra)
Uitspraak ingezonden door Marjolein Driessen, Legal Tree. Slaafse nabootsing. Banken. Een van de afnemers van de banken van IMS is Rofra. Rofra is een internationaal opererende groothandel in meubelen. De kasteelbanken (Cleopatra vs Sacramento James) hebben mede door de verschillende texturen die een groot deel van het uiterlijk bepalen een andere aanblik, er is geen verwarring. Bij de kubistische banken (Westminster vs Edmonton en Dante) is de totaalindruk van de Dante bank hetzelfde, omdat er sprake is van een één-op-één kopie. Rofra had evengoed een andere stof of afmeting kunnen kiezen.

Leestips: 4.6, 4.7. 4.12, 4.14.

IEF 13771

Inbreuk op de strakke, minimalistische vormgeving tafelgashaarden

Vzr. Rechtbank Den Haag 16 april 2014, IEF 13371 (Happy Cocooning tegen Outdoor c.s.)
Modellenrecht. Inbreuk. Materiaal. Happy Cocooning heeft haar assortiment ‘Cocoon Tables’, composieten tuintafels met daarin een gasbrander. Daarvoor zijn gemeenschapsmodellen geregistreerd. Outdoor c.s. biedt een serie tafelgashaarden ‘Cosy Living Lounge’ aan. De als meervoudige aanvrage gedeponeerde modellen zijn geldig. De combinatie van opgesomde elementen leiden tot een model dat een andere algemene indruk maakt dan het overgelegde ‘Umfeld’. De modellen uit het vormgevingserfgoed verschillen aanzienlijk van de Cocoon Tables. Niet het materiaal wordt beschermd, maar slechts de uiterlijke vormgeving van het door zandstralen bewerkte materiaal dat de ‘beton-look’ creëert. De strakke, minimalistische vormgeving en het lijnenspel is ook bij de Cosy Living Table een in het oog springend element. De voorzieningenrechter verbiedt de Cosy Living Lounge en gebiedt een recall-actie.

4.6. De stelling dat de modellen niet nieuw zouden zijn, heeft Outdoor c.s. niet gemotiveerd onderbouwd, zodat zij al niet aan haar stelplicht voldoet. In het bijzonder heeft zij niet aangegeven dat er reeds identieke modellen voor het publiek beschikbaar waren, zodat voorshands van de nieuwheid is uit te gaan. Voor zover Outdoor c.s. met haar betoog dat de Cocoon Tables niet door Happy Cocooning zelf maar door haar Chinese fabrikant zijn ontworpen, heeft beoogd te stellen dat de modellen om die reden niet voldoen aan het nieuwheidsvereiste, gaat dit argument niet op nu Outdoor c.s. niet aannemelijk heeft gemaakt dat het model door de Chinese fabrikant ook voor het publiek beschikbaar is gesteld vóór de datum van het depot. Overigens heeft Happy Cocooning gemotiveerd betwist dat zij de modellen niet zou hebben ontworpen, zodat het argument dat de modelrechten niet aan haar maar aan de Chinese fabrikant zouden toekomen, voorshands evenmin wordt gevolgd.

4.8. Anders dan Outdoor c.s. betoogt, zijn de hiervoor genoemde onderscheidende kenmerken niet uitsluitend ingegeven door gebruiksbehoeften of techniek. Zo is het naar voorlopig oordeel een zuiver esthetische keuze om de uitsparing rond te maken, met een bassin-achtige glooiing aan de zijkanten. Als het al noodzakelijk zou zijn de lavastenen lager te leggen dan de oppervlakte, hetgeen voorshands niet valt in te zien, zou voor het technische effect van een verlaging evengoed kunnen worden gekozen voor een vierkante uitsparing, zoals hiervoor in 2.11. weergegeven in het vormgevingserfgoed. Het feit dat composiet weerbestendig is en ten opzichte van beton minder gewicht heeft, zal bij de keuze ongetwijfeld een rol hebben gespeeld, maar leidt voorshands oordelend niet tot de conclusie dat de keuze voor dit materiaal uitsluitend technisch is bepaald. Niet het materiaal wordt immers beschermd, maar slechts de uiterlijke vormgeving van het door zandstralen bewerkte materiaal dat de ‘beton-look’ creëert. Uit het overgelegde vormgevingserfgoed valt verder ook geen gebruikelijke stijl af te leiden die als ‘beton-look’ kan worden aangeduid, zodat ook dat argument niet op gaat.

4.14. Bij de beoordeling van de draagwijdte van de bescherming kan het volgende worden opgemerkt. Het meest opvallende verschil tussen de modellen zoals ingeschreven en de Cosy Living Table is dat deze laatste aan de onderkant een naar binnenlopende rand heeft, door Outdoor c.s. aangeduid als een tweelaagse opbouw. Hierin wijkt de Cosy Living Table, zoals Outdoor c.s. terecht heeft betoogd, af van de modellen. Daarnaast heeft de Cosy Living Table zilverkleurige pootjes in plaats van de uitsparingen die de modellen hebben aan de onderkant. Ten slotte kan met Outdoor c.s. worden aangenomen dat (de plaatsing van) het bedieningspaneel, zoals waar te nemen op de afbeeldingen bij de modellen, verschilt van het ingebouwde bedieningspaneel in de Cosy Living Table. Onweersproken is dat Happy Cocooning na registratie van de modellen maar voordat Outdoor c.s. met haar producten op de markt kwam, een dieper, in de wanden van de Cocoon Table gelegen bedieningspaneel zonder afgeronde zijkanten gebruikten, dit kan echter geen rol spelen bij de modelrechtelijke beoordeling van de overeenstemmingsvraag nu zulks niet uit de modelregistraties zoals ingeschreven valt af te leiden.

IEF 13770

Nieuwe handelsnaam APK Haaglanden op een uithangbord

Vzr. Rechtbank Den Haag 18 april 2014,  IEF 13770 (APK Haaglanden)
Onder de handelsnaam X Autotechniek Haaglanden worden drie vestigingen in de regio Den Haag gevoerd. X registreert op 14 mei 2012 www.apk(-)haaglanden.nl en voert sindsdien de handelsnaam. Op een uithangbord van Y dat heeft opgehangen van april - december 2012 staat "Garage Stephenson voert gaat verhuizen naar Uitenhagestraat onder de nieuwe naam APK Haaglanden". De facturen die door Y aan zijn klanten in 2011, 2012 en 2013 zouden zijn verstrekt roepen vragen op, maar de echtheid of datering van de aan Y verstrekte facturen worden niet bestreden. X kan zich niet op een oudere handelsnaam beroepen.

4.5. X betwist daarentegen niet de echtheid en de datering van de aan Y door derden verstrekte facturen. Het betreft voor zover hier van belang:
(I) een handgeschreven factuur van een bedrijf genaamd Pitsstop Garage gedateerd 30 maart 2011, gericht aan ‘APK Haaglanden’;
(II) een factuur van een bedrijf genaamd www.hugosplaatwerk.com gedateerd 5 april 2011, gericht aan ‘garage stephenson/a.p.k haaglanden’;
(III) een viertal facturen, eveneens van www.hugosplaatwerk.com, gedateerd respectievelijk 4 mei 2011, 8 juli 2011, 14 september 2011 en 9 januari 2012, alle gericht aan ‘apk haaglanden’;
(IV) een handgeschreven factuur van een bedrijf genaamd Free Kick Sport, gedateerd 9 april 2012, gericht aan ‘APK Haaglanden’;
(V) een factuur van onderhoudsbedrijf SURESH, gedateerd 4 april 2011, gericht aan ‘Garage Stephenson/Apk Haaglanden’.

4.7. De facturen die door Y aan klanten zouden zijn verstrekt roepen inderdaad vragen op, maar nu niet is gesteld of blijkt dat getwijfeld moet worden aan de echtheid of de datering van de door derden aan Y verstrekte facturen en X ook niet bestrijdt dat daaruit volgt dat Y de handelsnaam APK Haaglanden gebruikte vóórdat X de handelsnaam www.apk(-)haaglanden.nl is gaan gebruiken, gaat het beroep van X op oudere handelsnaamrechten en op het gestelde onrechtmatig handelen van Y voorshands niet op. Verder blijkt vooralsnog uit niets dat Y de handelsnaam aan X zou hebben ontleend. Ook die stelling kan al daarom geen grond zijn voor toewijzing van het gevorderde.
IEF 13768

Hydrocyclonen maken geen inbreuk op stationaire cycloon

Rechtbank Den Haag 11 september 2013, IEF 13768 (FMC tegen Ascom en Taxon)
Octrooirecht. Taxon is houdster van EP2106297 B1 voor een inrichting en werkwijze voor het met een stationaire cycloon separeren van een stromend mediummengsel. Cyclonen worden gebruikt om twee verschillende stoffen van elkaar te scheiden, bijvoorbeeld een gas en een vloeistof. De rechtbank verklaart voor recht dat FMC met de ten processe bedoelde hydrocyclonen geen inbreuk maakt op EP 297.

4.8. (...) Voorts leert de beschrijving als gezegd dat de pre-separation ook behouden dient te blijven. Bij de FMC hydrocycloon waarbij het reservoir is afgeschermd door een doorgetrokken buitenmantel met meerdere onder dezelfde radiale hoek gelegen ‘feed openings’ (i.e. de drie ‘ringen’ van perforaties) zal het behouden van de pre-separation niet mogelijk zijn, omdat deze wordt verstoord door de 2e en 3e rij ten opzichte van de 1e rij stroomafwaarts gelegen ‘feed openings’, zodat deze variant ook om die reden geen inbreuk maakt op EP 297.

4.9. Aan voorgaande uitleg doet paragraaf [0013] van EP 297, waarop Ascom nog heeft gewezen, onvoldoende af. Uit die paragraaf vermag de gemiddelde vakman immers niet af te leiden dat geen enkele constructieve maatregel voor afbuiging van radiaal naar axiaal noodzakelijk is in weerwil van de hiervoor weergegeven duidelijke leer van het octrooi.

4.10. Ook de eerst bij dupliek ter zitting geopperde stelling dat de kern als een constructieve maatregel in voormelde zin zou zijn te beschouwen wordt gepasseerd. Niet alleen is zij tardief, net als geldt voor de “natuurlijke afbuiging” als gevolg van het drukverschil geldt dat ook de prior art die kern al kende en zo het dus niet een maatregel betreft die het octrooi onderscheidt van de stand van de techniek, zo zal de gemiddelde vakman erkennen.

4.11. Uit het vorenstaande volgt dat de primair gevorderde verklaring van niet-inbreuk ten aanzien van de ten processe voorliggende producten kan worden toegewezen. Aan de subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair ingestelde vorderingen B t/m D behoeft derhalve niet meer te worden toegekomen.

IEF 13767

Staken weblog en rectificeren e-mails bouwfraude bij onderaanbesteding

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 5 december 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:11696 (onderaanbesteding Leidse Schans)
Mediarecht. Voor de aansluiting van de warmetopwekkingsinstallatie heeft een aparte onderaanbesteding plaatsgevonden. Bij deze onderaanbesteding was eiseres een van de inschrijvers en stelt - als gevolg van onrechtmatige berichtgeving door de aanbesteder - imagoschade opgelopen te hebben. De vorderingen zijn door de voorzieningenrechter in Utrecht afgewezen. Gedaagde publiceerde een weblog en stuurt een e-mail rond. Deze onrechtmatige uitlatingen dient te worden gestaakt, omdat de beschuldigingen geen steun vinden in objectief feitenmateriaal. Rectificatie per e-mail eveneens toegewezen.


2.9. In september 2013 heeft [GEDAAGDEN] in zijn weblog op internet onder het kopje ‘Bouwfraude en ESCO’ de volgende tekst geplaatst:
"Een bod van € 100.000,- ‘onder tafel’ om een voorkeur positie te krijgen in een aanbesteding. Dat was de aanbieding die ik persoonlijk ontving enkele weken geleden. Ook dit gebeurt in het dagelijks leven van een ESCO bedrijf Dit soort biedingen komen niet alleen van louche adviseurs en rommelende installateurs, maar ook van gerenommeerde aannemers en fondsen. Ik geef u graag een inkijk hoe dit in 2013 vorm wordt gegeven, hoe de vastgoed wereld hiermee omgaat en wat de ondankbare rol van een klokkenluider, annex ESCO directeur, dan is.

De aanleiding van de maffia praktijken(...)
Hoe werkt zo’n bod onder tafel(...)
Het proces bouwfraude in uitvoering(...)
Klokkenluider is nooit een winnaar (...)
Maatschappelijk veroordelen (...)
Een verrotte wereld (...)

IEF 13758

Gebruik van hamsters is parodiërend gebruik

RCC 31 maart 2014, dossiernr. 2014/00123 (Hamsters voor Wakker Dier)
Reclamerecht. Bevestiging afwijzing door voorzitter. Het betreft de radioreclame waarin Wakker Dier, onder verwijzing naar de “Hamsterweken” van Albert Heijn, de verkoop door Albert Heijn van zogenaamde “plofkippen” aan de orde stelt. De (radio)commercial is onderdeel van de “plofkip”-campagne van Wakker Dier, die erop is gericht consumenten de gevolgen van goedkope kip voor het dier te laten zien. De wijze waarop Wakker Dier zich in de onderhavige commercial verzet tegen de verkoop van de “plofkip” door de supermarkten van Albert Heijn acht de Commissie niet in strijd met de NRC. Niet is gesteld of gebleken dat de uiting onjuist is. Het gebruik van de “hamsters” is een parodiërend gebruik, waarbij de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden.

De Commissie stelt voorop dat onder de definitie van reclame in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) ook wordt verstaan - naast de door klager bedoelde aanprijzing van goederen en diensten - de openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van denkbeelden door een adverteerder. In de onderhavige commercial is sprake van aanprijzing van de denkbeelden van Wakker Dier. Wakker dier zet zich onder meer in voor het welzijn van dieren. Zoals reeds eerder door de Commissie is geoordeeld en door de voorzitter in de bestreden beslissing is herhaald, staat het Wakker Dier in beginsel vrij om ter bevordering van haar doelstelling in een reclame-uiting haar mening te geven over het lot van hetgeen zij aanduidt als de “plofkip”, en mag Wakker Dier ook vermelden dat deze “plofkip” in - al dan niet met name genoemde - supermarkten te koop is. De wijze waarop Wakker Dier zich in de on¬derhavige commercial verzet tegen de verkoop van de “plofkip” door de supermarkten van Albert Heijn acht de Commissie niet in strijd met de NRC. Niet is gesteld of gebleken dat de uiting onjuist is. Het gebruik van de “hamsters” is een parodiërend gebruik, waarbij de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden.
IEF 13766

Schade niet aannemelijk voor door technische fout herleefd artikel

Hof Amsterdam 28 januari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:171 (Bouw tegen Hearst Magazines Netherlands)
Publicatie. Geen dwangsom verbeurd, ook geen schadevergoeding. Onrechtmatig verklaarde publicatie  [IEF 12102] verscheen door technische fout bij installatie van nieuwe websitesoftware weer op het internet. Het hof oordeelde dat een technische fout tot de conclusie leidt dat geen sprake is van enig bewust of actief handelen. Volgens het hof [IEF13498] zou het verbeurd verklaren van een dwangsom het doel van de dwangsom voorbijschieten. Het hof oordeelt dat de schadevergoedingsvordering terecht is afgewezen, omdat schade niet aannemelijk is.

3.4. Bij de beoordeling staat voorop dat aan de redactie van Quotenet in beginsel, binnen de wettelijke kaders, de vrijheid toekomt om artikelen te plaatsen en de inhoud daarvan te bepalen. Daartegenover staat het recht van [appellant] op bescherming van zijn eer en goede naam. In deze zaak gaat het erom of Quotenet onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld door plaatsing van het genoemde artikel op haar website en of [appellant] ten gevolge daarvan schade heeft geleden. Voor het toewijzen van een voorschot op schadevergoeding als gevorderd dient voorshands aannemelijk te zijn dat de publicatie heeft geleid tot schade.

3.5. Tegenover de gemotiveerde betwisting door Hearst heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat hij ten gevolge van de publicatie schade heeft geleden als door hem gesteld. Wat betreft materiële schade heeft hij weliswaar gesteld dat cliënten van zijn praktijk zijn vertrokken of zijn weggebleven maar zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt niet zonder meer in te zien dat zulks is geschied doordat hij in het artikel een snelheidsduivel is genoemd en dat daarin staat dat hij een aantal dagen heeft vastgezeten. Ook met de overgelegde verklaring van de telefoniste van zijn juristenpraktijk, [C], wordt dit causale verband niet aannemelijk gemaakt. Zij verklaart weliswaar dat zij een aantal telefoontjes heeft gekregen van cliënten die de relatie met [appellant] wilden beëindigen, maar niet welke redengeving daaraan door hen ten grondslag is gelegd, in het bijzonder of deze reden iets met het gewraakte artikel van doen heeft. Aan de verklaring van de office manager [D] – die de levenspartner is van [appellant] – moet in dit verband onvoldoende gewicht worden toegekend nu enerzijds haar verklaring slechts berust op horen zeggen en anderzijds – zoals uit het voorgaande volgt – haar verklaring omtrent de redengeving die door de betreffende cliënten aan hun wens ten grondslag zou zijn gelegd, niet wordt bevestigd door de verklaring van Hatimi voornoemd. Met betrekking tot immateriële schade overweegt het hof dat [appellant] vaker negatief in het nieuws is verschenen en – zoals hij zelf ook erkent – niet van onbesproken gedrag is. Tegen die achtergrond heeft hij ook zijn stelling dat zijn reputatie door het artikel is aangetast en hij deswege immateriële schade heeft geleden onvoldoende onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbijgaat.