Rectificatie van artikelen over voormalig directeur Buma/Stemra afgewezen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 november 2017, IEF 17292; ECLI:NL:RBAMS:2017:8478 (voormalige directeur tegen Buma/Stemra) Afwijzing vordering tot rectificatie van artikelen over de voormalige directeur van twee aan elkaar gelieerde rechtspersonen. De artikelen, verschenen in het FD en RTLZ, zijn gebaseerd op interviews met de huidige directeur en de advocaat van de rechtspersonen. Tegen de laatstgenoemde twee is de vordering gericht. De termen “fraude” en “frauduleus” in die artikelen zijn echter niet gebezigd door de huidige directeur of de advocaat en komen voor rekening van de journalist. De uitlatingen die de huidige directeur en de advocaat wél hebben gedaan vinden voldoende steun in de feiten en zijn gerechtvaardigd. De handelwijze van Buma/Stemra kan in de hiervoor geschetste omstandigheden niet als onrechtmatig tegenover [eiser] worden aangemerkt.
Bjorn Schipper - Uitspraak Hoge Raad in zaak Golden Earring: Dan zeg je toch gewoon op (met een reden)

Bjorn Schipper, Uitspraak Hoge Raad in zaak Golden Earring - Dan zeg je toch gewoon op (met een reden), Muziekwereld 2017-3, p. 28-30. Op 7 juli 2017 heeft de Hoge Raad een interessante uitspraak gedaan in het langlopende conflict tussen de bandleden van de Golden Earring en muziekuitgevers Nanada cs. De zaak draait in de kern om de buitengerechtelijke beëindiging van muziekuitgavecontracten vanwege het vermeend stilzitten (niet-gebruik, non usus) van de muziekuitgevers. In eerdere edities van Muziekwereld is deze kwestie al vaker aan de orde geweest.
Bijdrage ingezonden door Edward Appelman, LinkedIn-profiel.
Edward Appelman - Verlening van een dwanglicentie ingeval van geneesmiddelen

De vraag wanneer een dwanglicentie dient te worden verleend is vaak aan de orde in het kader van specifieke, dure medicijnen tegen bepaalde ziektes. Zo ook de afgelopen weken in het kader van het dure medicijn Spinraza tegen de zeldzame spierziekte SMA. Spinraza is afgelopen 1 juni goedgekeurd door de Europese Unie en sindsdien verkrijgbaar op de markt. Het biedt duidelijk soelaas in de behandeling van de ziekte, maar levenslang hebben patiënten driemaal per jaar een injectie nodig, dat €80.000 per medicijn kost. Inmiddels heeft dit aanleiding gegeven tot een aantal kamervragen, onder meer vanwege het feit dat de werkzame stof van Spinraza, Nusinersen, eenvoudig door apothekers kan worden nagemaakt. Dat kunnen zij echter tot op heden niet omdat het octrooi van de fabrikant, Biogen, daaraan in de weg staat. Ook kan worden gedacht aan de recente situatie van farmaceut Vertex, die het medicijn Orkambi voor €170.000 per patiënt per jaar aanbiedt. Ook hier zijn apothekers in staat het medicijn na te maken, hetzij dat het octrooi daaraan in de weg staat. Reden om in deze bijdrage in te gaan op de vraag onder welke voorwaarden een dwanglicentie kan worden verleend, dan wel dat derden in de mogelijkheid worden gesteld om een alternatief op de markt te brengen.
Kamerstuk: Maak gebruik van wettelijke instrumenten, zoals dwanglicenties, importvergunning, stimulering van apothekersbereiding

Brief regering 16 november 2017, Geneesmiddelenbeleid, Kamerstukken II 2017-2018, 29 477, nr. 453. Geneesmiddelenontwikkeling duurt vaak lang en is complex. Er zijn veel actoren, ingewikkelde Europese regelgeving en een grote faalkans. Bij succes wordt er aan het eind van de rit steeds vaker een duur geneesmiddel op de markt gebracht, meestal door de grote farmaceutische industrie. Nederlandse academische en private partijen spelen een rol in dat ontwikkelproces. Steeds vaker nemen deze partijen ook initiatieven om het proces anders in te richten. In dat licht vroeg de vorige minister in 2016 aan de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving om met vernieuwende inzichten te komen en om oplossingen aan te dragen. «Hoe kan de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen doelmatiger, waarbij bereikte efficiencyverbeteringen resulteren in lagere prijzen of anderszins ten goede komen aan de samenleving?» Op 9 november jongsleden ontving de huidige minister het advies van de Raad.
Noorse klachtencommissie bevestigt dat Vigelands werken niet als merk kunnen worden geregistreerd
Noorse KFIR 13 november 2017, IEF 17288; IEFbe 2408; cases: 16/00148, 16/00149, 16/00150, 16/00151, 16/00153 and 16/00154 (Oslo Municipality - Vigeland) Tijdens de voorbereiding van de zaak heeft de Kamer van Beroep de zaak voorgelegd aan het EFTA-Hof [IEF 16706] voor een advies. De klachtencommissie concludeerde dat de merkregistratie moest worden geweigerd op basis van artikel 15, eerste alinea, letter a, van de merkenwet, deels omdat het merken zijn die die kunstwerken vertegenwoordigen met een zeer speciale culturele waarde voor de Noorse samenleving, en deels omdat de beperking van de auteursrechtperiode op grond van de auteursrechtwetgeving de basis moet zijn op fundamentele, sociale overwegingen.
Nieuwe serie sfeerhaarden maakt eveneens inbreuk op octrooi

Vzr. Rechtbank Den Haag 14 november 2017, IEF 17286; ECLI:NL:RBDHA:2017:13109 (Basic Holdings tegen Ruby Decor II). Octrooirecht. Basic Holdings (BH) houdt zich bezig met de ontwikkeling van sfeerhaarden en is houdster van Europees octrooi EP 2 029 941 B1 (EP 941). Ruby Decor houdt zich onder andere bezig met de verhandeling van diverse typen sfeerhaarden. In een eerdere procedure heeft de kortgedingrechter geoordeeld dat Ruby Decor inbreuk maakt op EP 941 met de sfeerhaard 'Mystic Fire' [IEF 15931]. Dit vonnis is door het Hof bekrachtigt [IEF 17049]. In 2017 is Ruby Decor begonnen met de verhandeling van sfeerhaarden in de '16-/17-serie'. BH stelt dat ook deze sfeerhaarden inbreuk maken op EP 941. Deze nieuwe sfeerhaarden maken inderdaad inbreuk op EP 941. De uitvoeringsvorm gekozen door Ruby Decor verwezenlijkt de uitvindingsgedachte. Er is geen sprake van uitbreiding van de beschermingsomvang als de claim wordt gelezen als 'opening' in plaats van 'openingen'. De proceskosten die BH vordert lijken buitensporig, ze worden ambtshalve gematigd.
Bijdrage ingezonden door Menno Heerma van Voss, KEENON.
Menno Heerma van Voss - Geen enkele reden (meer) om concurrenten een beroep op artikelen 6:193a-j BW te ontzeggen

M.J. Heerman van Voss, 'Geen enkele reden (meer) om concurrenten een beroep op artikelen 6:193a-j BW te ontzeggen', eerder gepubliceerd in IER 2017, nr. 23, RB 3033.
1. Inleiding Het komt nog steeds voor dat ondernemingen als eiser geen beroep doen op de oneerlijke handelspraktijk (OHP)-wetgeving of bot vangen als zij daarop een (rechtstreeks) beroep doen.
In het afgelopen anderhalf jaar zijn er negen procedures geweest. In vier daarvan werd een beroep van de eisende concurrent op artikel 6:193a-j BW afgewezen. Daarbij is eenmaal het (subsidiaire) beroep op artikel 6:194 BW inzake misleidende reclame toegewezen. In een van deze negen is er geen beroep op gedaan en is het niet ambtshalve toegepast. Het beroep op de OHP-bepalingen is slechts viermaal gehonoreerd, waarvan slechts een keer rechtstreeks en drie keer indirect via artikel 6:162 BW.
Beslissing ingezonden door Mirjam Mollema, De Merkplaats.
EUIPO: Portretmerk van model Maartje Verhoef is geldig

EUIPO Board of Appeal 16 november 2017, IEF 17285; IEFbe 2407; R-2063/2016-4 (Maartje Verhoef-portretmerk) Merkenrecht. Portretmerk. Maartje Verhoef heeft haar portret als beeldmerk ingeschreven. Het bureau weigert het merk omdat het gedeeltelijk beschrijvend is. Er kan juist wel van uitgegaan worden dat het doelpubliek het fotografische teken van de jonge vrouw als identificatiemiddel van de herkomst van de waren en diensten zal opvatten. De foto van het gezicht van een persoon, in de vorm van een pasfoto, is een unieke weergave van deze persoon, met diens specifieke uiterlijke kenmerken. Er is geen absolute weigeringsgrond. De bestreden weigeringsbeslissing wordt opgeheven, het merk wordt aldus ingeschreven.
Vragen aan HvJEU over proceskostenverdeling wanneer vorderingen slechts ten dele worden toegewezen

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 11 september 2017, IEF 17284; IEFbe 2405; C-554/17 (Société du Journal L’Est Républicain). Auteursrechten. Proceskosten. Via MinBuZa: Verzoekster heeft begin 2012 een persoon gefilmd tijdens een bungeejump vanaf een brug. Het koord is gebroken en de persoon is in het water gestort. De door verzoekster gemaakte film van dit voorval kon worden opgeroepen via de website van verweerder (de Société du Journal L’Est Républicain). Verzoekster heeft betoogd dat op die website ook een stilstaand beeld uit haar film te zien is geweest. Verzoekster heeft betoogd dat de film en het beeld beschermd zijn krachtens het auteursrecht en dat verweerder, door ze openbaar te maken, inbreuk heeft gemaakt op haar uitsluitende recht om over de film en het beeld te beschikken. Verzoekster heeft bij de rechter in eerste aanleg verzocht om verweerder te veroordelen tot betaling van schadevergoedingen en de proceskosten van verzoekster. Verweerder heeft de vordering van verzoekster bestreden en gevorderd dat zij wordt veroordeeld in haar kosten. De rechter in eerste aanleg heeft verzoekster schadeloosstelling toegekend voor een totaalbedrag van €1.101,-. Verzoekster ging hiertegen in hoger beroep en vorderde wederom de door haar in eerste aanleg gemaakte proceskosten. Tot staving van haar hoger beroep heeft verzoekster aangevoerd dat haar vorderingen in eerste aanleg op alle punten zijn toegewezen en dat zij slechts op ondergeschikte punten in het ongelijk is gesteld. Verweerder heeft tegen het hoger beroep verweer gevoerd en daartoe dezelfde argumenten aangevoerd als in eerste aanleg.
Label op de coin pocket van een jeans heeft beperkt onderscheidend vermogen

Rechtbank Den Haag 16 november 2017, IEF 17283; ECLI:NL:RBDHA:2017:13293 (Diesel tegen Calvin Klein). Auteursrecht. Merkenrecht. Diesel maakt onder andere jeans volgens het 5-pocketmodel. Het vijfde zakje, ook wel de coin pocket genoemd, heeft bij Diesel een label in een diagonale richting, waarvoor een Benelux beeldmerk heeft. Verschillende andere fabrikanten, waaronder Calvin Klein (CK), hebben broeken op de markt (gebracht) met een coin pocket met daarop een label. De coin pocket is echter een gebruikelijke plaats voor een decoratie of merkteken. Het onderscheidend vermogen is aldus beperkt en is bij Diesel met name gelegen in de diagonale richting van het label. In het label van CK mist de diagonale richting, dus onvoldoende overeenstemming met het merk van Diesel. Ook auteursrechtelijk gezien zijn de totaalindrukken voldoende verschillend.