Vordering billijke vergoeding auteursrecht afgewezen

Rb. Amsterdam 22 augustus 2025, IEF 22926; ECLI:NL:RBAMS:2025:6207 ([eiser] tegen [gedaagde]). Partijen zijn beide architect. [gedaagde] maakt hoofdzakelijk ontwerpen voor woningverbouwingen en heeft in de periode van 2020 tot en met 2022 voor verschillende verbouwprojecten de hulp van [eiser] ingeschakeld. Partijen hebben hier verschillende overeenkomsten voor gesloten en waren het ook eens over vervolgopdrachten. [gedaagde] heeft de samenwerking beëindigd voordat hier nieuwe overeenkomsten voor gesloten konden worden. [eiser] vordert nakoming van deze overeenkomsten, althans een schadevergoeding wegen onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen. Daarnaast vordert [eiser] vergoeding voor gebruik van zijn auteursrechten.
Janssen behoudt octrooi op behandeling van darmziekte colitis ulcerosa

Rb. Den Haag 10 september 2025, IEF 22925; LS&R 2314; ECLI:NL:RBDHA:2025:16766 (SB tegen Janssen). In een recent vonnis staat de geldigheid van een Europees octrooi van Janssen ter discussie naar aanleiding van een door Samsung Bioepis (SB) aangespannen procedure. SB behoort tot de Samsung Bioepis-groep die deel uitmaakt van het Samsung-concern. De Samsung Bioepis-groep is een biofarmaceutische bedrijvengroep die zich bezighoudt met het vervaardigen van generieke biologische middelen. Janssen is onderdeel van de Johnson & Johnson-groep, een farmaceutisch concern dat wereldwijd actief is op het gebied van de ontwikkeling, productie en verhandeling van geneesmiddelen. Het octrooi is voortgekomen uit de fase III-studie UNIFI en heeft betrekking op de behandeling van patiënten met matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa met ustekinumab, waarbij wordt aangetoond dat corticosteroïd-vrije klinische remissie (CSFCR) kan worden bereikt 44 weken na de start van de onderhoudsfase. SB vordert de vernietiging van EP 606 met veroordeling van Janssen in de redelijke en evenredige proceskosten. Janssen voert verweer: niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen. Conclusiekenmerk 2.5 staat in het debat tussen partijen centraal. Volgens de rechtbank is de beschrijving van de gemiddelde vakpersoon door SB te beperkt en van Janssen te ruim. De gemiddelde vakpersoon is naar het oordeel van de rechtbank een maag-, darm en leverarts met een specialisatie in de behandeling van darmontstekingsziektes (zoals UC en CD) die ook betrokken is bij en (daarmee) kennis heeft van klinische studies met betrekking tot de ontwikkeling van nieuwe behandelingen voor dergelijke aandoeningen. De door SB aangedragen documenten ontnemen niet de nieuwheid aan conclusie 1. Alle volgconclusies zijn direct of indirect afhankelijk van conclusie 1, en dus ook nieuw. SB bestrijdt de nieuwheid van conclusiekenmerk 2.5 ook met een beroep op publiek voorgebruik, dit betoog faalt. Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt als deze voor de gemiddelde vakpersoon niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek. Hiervoor hebben partijen de PSA gebruikt, de rechtbank volgt hen hierin.
Benelux Merkencongres 2025 spreker uitgelicht: Martin Senftleben

De 25e editie van het Benelux Merkencongres vindt plaats op dinsdag 7 oktober 2025. Tijdens dit congres, waar actuele ontwikkelingen in het merkenrecht centraal staan, spreekt onder andere Martin Senftleben. Hij gaat tijdens het congres in op de consumentenperceptie ten opzichte van het gebruik van AI in de ontwikkeling van merkenrechtelijk beschermde producten. Hoe schat de consument namaakrisico’s in als producten door AI of een mens zijn ontworpen? Hoe beoordelen merkrechtspecialisten deze vraag? En welke uitdagingen ontstaan voor het merkenrecht?
Martin Senftleben is hoogleraar Intellectueel Eigendomsrecht en directeur van het Instituut voor Informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam. Verder is hij als Of Counsel verbonden aan Bird & Bird. Senftleben speelt een toonaangevende rol in het debat over merken- en auteursrecht in het digitale tijdperk. Zijn onderzoek richt zich onder meer op de kansen en uitdagingen die door het trainen en exploiteren van generatieve AI-systemen ontstaan.
Gerecht: geen link tussen ZARA en pastaZARA

Gerecht EU 10 september, IEF 22924; IEFbe 3978; ECLI:EU:T:2025:849 (Ffauf Italia SpA tegen EUIPO, Inditex). Het Gerecht van de EU (zaak T-425/24) behandelt een merkenconflict tussen Ffauf Italia SpA, producent van pasta, en Inditex, eigenaar van het modemerk ZARA. Ffauf had het merk pastaZARA Sublime voor pasta (klasse 30) geregistreerd. Inditex verzette zich hiertegen met een beroep op artikel 8(5) van Verordening 40/94, dat merken met een reputatie extra bescherming biedt, ook buiten hun eigen productcategorie (hier: kleding, klasse 25). De Kamer van Beroep van het EUIPO wees de oppositie toe. Ffauf ging in beroep bij het Gerecht. Het Gerecht erkent dat ZARA in 2008 (de aanvraagdatum) een bekend merk was, maar vernietigt de beslissing: de tekens zijn slechts beperkt vergelijkbaar (“ZARA” is in pastaZARA niet dominant; visueel laag, fonetisch gemiddeld, conceptueel laag), de producten liggen ver uit elkaar (kleding versus pasta), en er is geen bewijs dat er in 2008 economische samenhang bestond tussen mode en voeding. De Kamer baseerde zich bovendien ten onrechte op latere trends (uit 2024). Daarmee ontbreekt de vereiste “link” tussen de merken, waardoor de oppositie niet slaagt.
Geen vreedzame co-existentie voor merken CFA en CEFA

Gerecht EU 10 september 2025, IEF 22920; IEFbe 3976; ECLI:EU:T:2025:851 (European Federation of Financial Analysts’ Societies tegen EUIPO). De European Federation of Financial Analysts' Societies (hierna: EFFAS) vordert een vernietiging van een beslissing van het EUIPO waarin de aanvraag voor het woordmerk 'CEFA Certified European Financial Analyst' wordt afgewezen wegens het bestaan van een ouder merk, 'CFA' van CFA Institute. EFFAS betoogt dat de kamer van beroep in de bestreden beslissing artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 heeft geschonden door te oordelen dat er geen sprake was van vreedzaam naast elkaar bestaan van het aangevraagde merk en het oudere merk.
Toch verwarringsgevaar tussen beeldmerk 'Crax' en 'Krax'

Gerecht EU 3 september 2025, IEF 22918; IEFbe 3973; ECLI:EU:T:2025:815 (Eti Gıda Sanayi ve Ticaret AŞ tegen EUIPO). Eti Gıda Sanayi ve Ticaret AŞ heeft op 13 juli 2007 een aanvraag tot inschrijving van een gemeenschapsmodel gedaan, zie ook ECLI:EU:T:2025:813 en ECLI:EU:T:2025:814. Star Foods E.M. SRL diende een vordering tot nietigverklaring in wegens strijd met oudere rechten. Deze oudere rechten, waaronder het beeldmerk "KRAX". Eti Gıda Sanayi ve Ticaret AŞ voert drie middelen aan, het eerste is ontleend aan schending van artikel 25, lid 1, onder e), van verordening nr. 6/2002 in de eerdere versie ervan, het tweede aan schending van de artikelen 94 en 95 van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (PB 2017, L 154, blz. 1) en artikel 40, lid 1, van de Roemeense merkenwet zoals gewijzigd (Monitorul Oficial al României, nr. 856 van 18 september 2020; hierna: „nieuwe Roemeense merkenwet”), en het derde aan schending van haar rechten van verdediging.
EU-gerecht wijst beroep op merk TUNA af

Gerecht EU 3 september 2025, IEF 22921; IEFbe 3974; ECLI:EU:T:2025:825 (VIKZ tegen EUIPO). Het Gerecht beoordeelt het beroep van Verband der Islamischen Kulturzentren eV (VIKZ) tegen de beslissing van de Vijfde Kamer van Beroep van het EUIPO van 24 mei 2024, die het woordmerk TUNA ongeldig verklaart wegens misleiding (art. 52(1)(a) jo. 7(1)(g) Verordening 207/2009). Het merk wordt in 2013 aangevraagd, in 2016 geregistreerd en in 2022 bestreden door Inaba Shokuhin. In de waren- en dienstomschrijvingen (klassen 29–31, 35) staat telkens de beperking “all the aforesaid goods … other than in connection with tuna fish”. VIKZ voert twee middelen aan: (i) de registratie is niet misleidend en het Bureau past verkeerde maatstaven toe, en (ii) eerdere beoordelingen door EUIPO hebben gezag van gewijsde (art. 63(3) Verordening 2017/1001). Een verzoek van VIKZ om de lijst later (2024) te beperken tot “Halal-producten” wordt niet meegenomen, omdat dat de feitelijke context van de eerdere beslissing zou veranderen.
VU leergang Intellectueel eigendomsrecht

VU leergang Intellectueel eigendomsrecht
Op welke manieren worden intellectuele eigendomsrechten eigenlijk verkregen? Hoe worden deze rechten geëxploiteerd en gehandhaafd? Hoe verstrekt de bescherming en handhaving van intellectueel eigendom zich uit in de analoge en de digitale wereld?
De leergang Intellectueel eigendomsrecht behandelt deze vragen door in te gaan op het auteurs-, databanken- en portretrecht, het merken-, modellen- en handelsnaamrecht, het octrooirecht, de bescherming van de bedrijfsgeheimen en de voor deze rechten ter beschikking staande handhavingsinstrumenten.
Deze opleiding biedt u niet alleen de mogelijkheid om overzicht te krijgen over de verschillende intellectuele eigendomsrechten, maar ook inzicht in het strategische gebruik en het efficiënte beheer van deze rechten.
Start op 3 november o.l.v. prof. mr. Stef van Gompel en andere docenten uit de wetenschap en praktijk.
Uitspraak ingezonden door Femmetje de Wind, ABC Legal.
Social media post hoeft niet verwijderd te worden: [gedaagde] handelt niet onrechtmatig jegens [eiseres]

Rb. Amsterdam 10 september 2025, IEF 22916; ECLI:NL:RBAMS:2025:6735 ([eiseres] tegen [gedaagde]). [eiseres] en [gedaagde] zijn beiden model, actrice en onderneemster. [gedaagde] heeft meegedaan aan het programma The Real Housewives of Amsterdam. Op 16 juni 2025 plaatst Juicechannel (een kanaal voor het verspreiden van roddels en geruchten) een bericht waarin de suggestie wordt gewekt dat [eiser] een prostituee was. Op 15 augustus 2025 heeft een woordenwisseling plaatsgevonden tussen onder meer [eiseres] en [gedaagde] op het terras van een restaurant in Amsterdam. Op 16 augustus 2025 verschijnt er ’s avonds een bericht op Juicechannel over deze woordenwisseling. Op 16 augustus 2025 heeft [gedaagde] het volgende bericht op Instagram en Facebook geplaatst: “(…) het bericht op Juice Channel klopt. De aanvaring op een Amsterdams terras heeft inderdaad plaatsgevonden. (…) Voor de duidelijkheid: ik vind het helemaal niet erg als mensen prostitué zijn of zijn geweest. Dat moet iedereen helemaal voor zichzelf weten. (…)” [eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen tot het verwijderen en verwijderd houden van berichten op social media op straffe van dwangsom. Ook vordert [eiseres] [gedaagde] te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie en het betalen van een schadevergoeding.
Schending persoonlijkheidsrecht bij overname voorwoord cursusmateriaal

Rb. Rotterdam 10 september 2025, IEF 22915; ECLI:NL:RBROT:2025:10807 ([eiser] tegen [gedaagde]). De Rechtbank Rotterdam oordeelt op 10 september 2025 in een auteursrecht geschil tussen twee loodsen. Eiser verzorgt in 2022 in opdracht van IMCO in Oman een verplichte pilotcursus en stelt daarvoor een Engelstalig boekwerk samen (“Manoeuvring ships on paper”), inclusief een persoonlijk voorwoord. Gedaagde, destijds zijn leidinggevende, geeft in 2023 dezelfde cursus en gebruikt daarbij hetzelfde boekwerk. Hij laat de inhoud ongewijzigd maar past het voorwoord licht aan en zet zijn eigen naam eronder, terwijl het grotendeels door eiser is geschreven. Eiser vordert onder meer een verklaring voor recht, een verbod op verdere inbreuk, rectificaties, schadevergoeding en proceskosten. Hij stelt dat zijn persoonlijkheidsrechten en exploitatierechten worden geschonden. De rechtbank stelt vast dat het voorwoord een auteursrechtelijk beschermd werk is en dat het handelen van gedaagde in strijd is met het persoonlijkheidsrecht van eiser (art. 25 Aw en art. 5 Omaans auteursrecht). Het later tegenover de cursisten erkennen dat eiser de maker is, neemt de oorspronkelijke schending niet weg. De rechtbank verklaart daarom voor recht dat gedaagde onrechtmatig handelt door de naam van eiser te verwijderen en zijn eigen naam onder het voorwoord te plaatsen.