DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 31 juli 2025
IEF 22832

Artikel ingezonden door Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger.

Absoluut recht ten aanzien van deepfakes wenselijk

Artikel door Dirk Visser [1]. Het is wenselijk dat iedereen een in beginsel absoluut recht krijgt ten aanzien van verwarring wekkende digitale nabootsing van zijn persoonskenmerken, oftewel: deepfakes. Dat is het uitgangspunt van recente Deense en Nederlandse wetsvoorstellen. Etienne Valk is het daar niet mee eens (NRC, 29 juli). Volgens hem is uitbreiding van het portretrecht tot ‘persoonskenmerken’ voldoende. Dat daarbij altijd een ‘redelijk belang’ moet worden aangetoond is volgens Valk geen bezwaar. ‘Natuurlijk heb je een redelijk belang als jouw meest individuele kenmerken op een hyperrealistische manier vervormd worden en jou daarmee woorden in de mond worden gelegd of (afwijkend) gedrag wordt toegeschreven’. Dat is inderdaad de definitie van een deepfake. Vervolgens moet er volgens Valk altijd een afweging plaatsvinden met de vrijheid van meningsuiting. “Het voordeel is dat sommig acceptabel deepfakegebruik, dat er zeker is, meer mogelijk blijft”. ‘Acceptabel deepfakegebruik’ is denkbaar, maar hoe zwaar weegt dat? En moet dat de regel of de uitzondering zijn? Moet er ten aanzien van deepfakes een sterk recht met beperkte uitzonderingen zijn (“nee, tenzij”), of steeds een belangenafweging?

Het grootste bezwaar van Valk richt zich evenwel tegen het feit dat bij een absoluut recht de mogelijkheid ontstaat dat er licenties worden verstrekt en dat daardoor oneerlijke situaties kunnen ontstaan. Een jong model of artiest kan een te langdurig of financieel ongunstig contract sluiten over het gebruik van zijn deepfake. Maar ongunstige licenties sluiten kan op grond van het portretrecht, waar Valk een voorkeur voor heeft, ook. En het gebeurt nu ook. Deels is dat het gevolg van de contractsvrijheid. Het is de taak van verstandige managers om dat niet te laten gebeuren. Bovendien geldt voor het portretrecht niet het zogenaamde ‘auteurscontractenrecht’ dat sinds 2015 artiesten de mogelijkheid geeft om oneerlijke contracten open te breken, te beëindigen of een hogere vergoeding te vragen. Voor deepfakes moet dat wel gelden. Verder heeft het inschakelen van producenten die rechten exploiteren en ook handhaven namens artiesten belangrijke voordelen. Als met toestemming van de betrokkene een gewenste deepfake in een film of geluidsopname zit, moet de producent daarvan tegen piraterij en ander misbruik kunnen optreden. Die is daar meestal beter in dan de individuele artiest.

Het portretrecht is een zwak recht, dat steeds aan een belangenafweging tegen de informatievrijheid wordt onderworpen. Ten aanzien van ‘echte’ portretten is dat terecht, omdat het tonen daarvan zonder toestemming van de betrokkene heel vaak wenselijk is. Denk aan foto’s in de krant en andere nieuwsmedia. Voor deepfakes geldt dat niet. Daarbij is een absoluut recht als uitgangspunt dus juist wel wenselijk. Ook daarop zijn beperkingen wenselijk voor satire en voor nieuwsvoorziening. Maar die beperkingen moeten veel minder vaak gelden dan bij het algemene portretrecht. Voor deepfakes moet gelden ‘nee, tenzij’. Ieder mens moet even veel zeggenschap krijgen over zijn deepfakes als een artiest over opnames van zijn uitvoeringen.

1. Prof. mr. Dirk J.G. Visser is hoogleraar intellectuele eigendom in Leiden en advocaat in Amsterdam. Visser is als advocaat van Universal Music betrokken bij de door Valk genoemde zaak van Ronnie Flex, die overigens niets met deepfakes te maken heeft.