IEF 22012
26 april 2024
Uitspraak

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt ongeldige octrooirechten

 
IEF 22013
26 april 2024
Uitspraak

Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit

 
IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 13919

Gebruik als handelsnaam niet onderbouwd

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 20 mei 2014, IEF 13919 (Capability Herstel tegen Capability Online)
Handelsnaamrecht. Eisers verlenen diensten op het gebied van arbodienstverlening, werving, selectie en detachering. Capability Online ontwikkelt en produceert maatwerksoftware en onderhoudt een online platform voor persoonlijke ontwikkeling en training. Het meest verstrekkende verweer van Capability Online slaagt: VEC gebruikt de door haar ingeroepen inbreuk makende handelsnamen niet, zodat van een inbreuk op een handelsnaam ex artikel 5 Hnw geen sprake kan zijn. Om die reden wordt het verzoek van VEC niet-ontvankelijk verklaard. Dat er een groot bord naast de snelweg staat, de handelsnaam op briefpapier, werkkleding en in e-mailadres wordt gebruikt en in een radioreclame, wordt door eisers niet onderbouwd.

Ten overvloede wordt overwogen dat gedaagden eerder dan de KvK-inschrijving van eisers de handelsnaam voerde en dat boven dat er geen verwarringsgevaar is te duchten: partijen hebben andere producten en diensten.

4.4. Ten overvloede wordt overwogen dat in het geval Capability Herstel wel ontvankelijk zou zijn geweest in haar vordering, ook die vordering zou zijn afgewezen op dezelfde grond als hiervoor overwogen in rechtsoverweging 4.3. Immers, VEC c.s. heeft ter zitting verklaard evenmin de handelsnaam Capability Herstel ter aanduiding van de onderneming te voeren, zodat ook deze naam in dat geval niet ter beoordeling zou hebben voorgelegen.

4.6. Verder staat bovendien niet vast dat sprake is van te duchten verwarringsgevaar bij het relevante publiek, zodat de vordering ook om die reden niet had kunnen slagen. Dit blijkt reeds uit de bedrijfsomschrijvingen van partijen en uit hetgeen door partijen ter zitting is verklaard wat betreft de activiteiten van beide ondernemingen. Gelet op de stellingen van partijen en de in het geding gebrachte stukken, staat vast dat partijen zich ieder met andere producten en een ander type dienstverlening op de markt begeven. VEC c.s. stelt zich voornamelijk bezig te houden met arbeidsverzuim gerelateerde zaken en met arbeidspreventie. Capability Online stelt daarentegen dat zij maatwerksoftware en online werkomgevingen c.q. platforms aanbiedt, zijnde een andere product/dienst. De stelling van VEC c.s. een bezoeker van een door Capability Online ontworpen (online)platform/website kan doorlinken naar opleidingsprogramma’s en dat deze programma’s dezelfde diensten aanbieden als VEC c.s. (bijvoorbeeld e-learning), slaagt niet.

IEF 13917

Accountwijzigingen en merkregistratie na aankondiging ontslag

Vzr. Rechtbank Rotterdam 2 juni 2014, IEF 13917 (Maggroep tegen Qaboos)
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel advocaten. MAGgroep is een franchiseorganisatie die als leverancier van scan- en herkensoftware van Qaboos naar Basecone is overgegaan. Qaboos wordt ontslagen als bestuurder, maar deze wijzigt (ten onrechte) de mijndomein.nl- en het dropbox-beheerdersaccount. Zij moet haar medewerking verlenen tot het terugzetten van de accounts. Het is niet aannemelijk dat X (van Qaboos) aanspraak maakt op staking van handelsnaam =MAG en woord- en beeldmerk. De merkregistratie is pas gedaan na aanzegging van het ontslag en is mogelijk nietig vanwege depot te kwader trouw.

6.2. Subsidiair, in het geval het ontslag rechtsgeldig is gegeven, maakt X aanspraak op staking van elk gebruik van de handelsnaam =MAG en het woord- en beeldmerk. Dat X uitsluitend rechthebbende van die handelsnaam en dat woord- en beeldmerk is, is echter niet aannemelijk geworden. X heeft geen licentieovereenkomst overlegd waaruit dat blijkt, Evenmin is aannemelijk geworden dat X, de handelsnaam =MAG voert en gebruikt sedert 1 juni 2009, zoals X stelt in zijn conclusie van eis in reconventie, doch ter zitting nuanceert in die zin dat hij de handelsnaam is gaan gebruiken in hoedanigheid van MAGzorg. MAGzorg is opgericht en jaar na datum van de oprichting door X en Y van MAG-Franchise in 2011. MAG-Franchise voerde de handelsnaam MAG dus eerder. De Omstandigheid dat in MAG-Franchise weinig activiteiten hebben plaatsgevonden, doet daar niet aan af. Dat X het woord- en beeldmerk MAG en =MAG heeft gedeponeerd leidt evenmin tot het voorshands oordeel dat X aanspraak kan maken op staking van elk gebruik daarvan door MAGgroep. Immers X heeft het woord- en beeldmerk pas gedeponeerd op 12 april 2014, derhalve na aanzegging van het ontslag van Qaboos als bestuurder van MAGgroep. Dat X de registratie ter kwader trouw heeft gedaan en deze mogelijk nietig is, kan dan ook niet worden uitgesloten. Tot slot is niet aannemelijk geworden dat X de handelsnaam =MAG heeft ontworpen. Uit de ter zitting door gedaagde ter onderbouwing van deze stelling overlegde e-mailwisseling uit 2011 blijkt juist dat X en Y in het kader van de door hen op te richten vennootschap MAG-Franchise, zich samen bezighielden met het ontwerpen van een logo voor MAG-Franchise. (...)
IEF 13916

Replica auto en caravan Bassie & Adriaan maken inbreuk op auteursrecht

Bijdrage ingezonden door Evert van Gelderen, De Gier Stam & Advocaten. De vakantie komt eraan. Daar sta je dan met je rode neus, rood-geruite kleding en een als acrobaat verklede vriend aan je zij, klaar om de sleurhut de weg over te sturen. Niet zomaar een rijdende woning, een echte Bassie & Adriaan caravan. Met dito automobiel. U kent ‘m nog wel, de rode auto met gele bolletjes en met wimpers aan de koplampen.Voordat je goed en wel ‘Robin de Robot’ in het kinderzitje hebt gemonteerd wordt de oprit geblokkeerd. Een deurwaarder met een dagvaarding. ‘Drommels, drommels!’ Blijkt het gestipte kampeercombo een replica te zijn. Het soort waar het management van Bassie & Adriaan spontaan een rode neus van krijgt.

Dat dit niet helemaal een ondenkbaar scenario is, blijkt uit een artikel dat onlangs verscheen in het AD: Ophef over replica auto van Bassie en Adriaan. Garagehouder Vocking uit Zeist kocht de auto met caravan en kreeg het management op zijn dak, zo blijkt uit dit artikel. Er zou sprake zijn van schending van auteursrecht. Er wordt in het artikel ook gesproken over schending van portretrechten, maar dat zal een misverstand zijn. Portretrechten gaan over de afbeelding van iemands gelaat. Hoe dan ook, het auteursrecht kan hier inderdaad een issue zijn. Een originele bestickering/versiering van een auto en caravan kan namelijk auteursrechtelijk zijn beschermd. Dan is nog wel interessant wie de maker was en of die rechten nu inderdaad door het management kunnen worden ingeroepen. Ik ben benieuwd hoe dit afloopt.

Advertentie Bassie en Adriaan replicaOndertussen maakt Bassie zich minder zorgen:
Ik ben 79. Ik heb wel wat beters te doen. Er zijn wel tien of twaalf van die caravans. Wij hebben de originele.

De auto en caravan staan te koop. Ik zie in de advertentie nog wel een puntje waar wat over gezegd moet worden. Er wordt namelijk gesteld dat de rode kilometervreter op benzine loopt. Daar kun je vraagtekens bij zetten als je deze platenhoes van de clown en de acrobaat ziet….

IEF 13915

Omvangrijk maar ongedateerd Umfeld van hangers met verwisselbare munten

Rechtbank Gelderland 4 juni 2014, IEF 13915 (All Round Company tegen Simstars)
Uitspraak ingezonden door Nanda Ruyters, BRight advocaten. Geen slaafse nabootsing. Bewijsopdracht actieve bijdrage aan ongeoorloofde uiting. All Round heeft de sieradenlijn met hangers voor verwisselbare munten onder de naam Mi Moneda, Simstart handelt onder de merknaam Nikki Lissoni. De aanwezigheid van een omvangrijk maar ongedateerd Umfeld die een vergelijkbare totaalindruk hebben als de Mi Moneda hanger beperken het onderscheidend vermogen en de Mi Moneda hanger neemt geen eigen plaats op de markt in. De verwijzing naar Hof Den Haag All Round/Dutch Designz [IEF 11041] is een onvoldoende motivering, omdat dat een eerder beoordelingsmoment betrof en tegen de achtergrond van een beperkter Umfeld was geplaatst. In een trainingsmanual uit Engeland zou een ongeoorloofde uiting staan: "suffers from the colour fading" en "falling apart", All Round wordt opgedragen bewijs te leveren dat Simstars actief is geweest bij het maken en verspreiden van de Training Manual.

4.9. Deze vergelijking laat zien dat de combinatie van de zes elementen van de Mi Moneda hanger die All Round onderscheidend noemt in het uiterlijk van de Mi Moneda hanger en die dus de totaalindruk van de Mi Moneda hanger bepaalt, terug te vinden is in de hangers van My iMenso en Innerpower. Ook deze hangers zijn cirkelvormige hangers voor een verwisselbare muntsieraad, uitgevoerd in de kleuren zilver, goud of rosé, met aan de voorzijde een relatief brede rand en versiering van deze rand met bedruk van de merknaam (erin gestanst) in een strak lettertype, een sluiting met drie relatief grote oogjes aan de bovenzijde van de hanger die functioneren als oog voor de ketting en een klein scharniertje aan de onderzijde van de hanger. Dit betekent dat voor het relevante publiek, de vrouwelijke consument met een gemiddeld aandachtsniveau, de hangers van My iMenso en Innerpower qua uiterlijke verschijningsvorm een vergelijkbare totaalindruk hebben als de Mi Moneda hanger. (...)

4.10. Nu op All Round met betrekking tot de eis van het onderscheidend vermogen de stelplicht en bewijslast rust, had het, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door Simstars en mede gelet op de aanwezigheid van een omvangrijk maar ongedateerd Umfeld naast de hangers van My iMenso en Innerpower die een vergelijkbare totaalindruk hebben als de Mi Moneda hanger, op de weg van All Round gelegen om handen en voeten te geven aan haar stelling dat de Mi Moneda hanger onderscheidend vermogen heeft en daardoor een eigen plaats op de markt inneemt. Dat heeft All Round niet gedaan. Evenmin heeft zij een specifiek bewijsaanbod ter zake gedaan.
IEF 13914

Yoshida: nieuwe kansen voor kleurcombinatiemerk?

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Volgens het Europese Hof van Justitie moet bij de beoordeling van de geldigheid van een merkregistratie niet alleen gekeken worden naar de afbeelding zoals die is ingediend door de deposant, maar ook naar de wijze waarop het merk in de praktijk gebruikt wordt. Dat is in het kort een van de belangrijkste conclusies van het Hof in de zaak Pi-Design v Yoshida Metal Industry Co. van 6 maart 2014 (C-337/12 P, C-338/12 P, C-339/12 P, C-340/12 P) [IEF 13616].

2D = 3D
Een merkregistratie die slechts bestaat uit een twee-dimensionale afbeelding van een handvat van een mes met een stippeltjesmotief, moet volgens het Hof beschouwd worden als een handvat van een mes met driedimensionale inkepingen. Immers, zo gebruikt Yoshida Metal Industry Co. - de ongelukkige deposant in kwestie - zijn bekende messen in de praktijk. En omdat die inkepingen een technisch doel dienen, namelijk dat ze moeten voorkomen dat dat mes uit je handen glipt, komt dit merk op basis van art. 7(1)(e) ii) GMVo niet voor registratie in aanmerking.


CTM nrs. 001371244 en 001372580

Minder strenge eisen register-duidelijkheid
Een interessante uitspraak, waarin het Hof met een beroep op het algemeen belang flink afstand lijkt te nemen van zijn strenge eisen voor registerduidelijkheid, die door datzelfde Hof voor het eerst zo helder en scherp geformuleerd zijn in het Sieckmann-arrest uit 2002. Hoewel het resultaat in dit geval wel acceptabel is - want natuurlijk probeert het sluwe Yoshida met dit 2D-merk tevergeefs de weigeringsgrond van art. 7(1)(e) ii) te omzeilen - vraag ik mij wel af of dit arrest niet de basis van ons systeem van merkregistratie aantast: marktdeelnemers moeten toch zonneklaar uit het register kunnen opmaken voor welk merk iemand bescherming claimt?

Nieuwe kansen voor kleurcombinatiemerk?
Maar goed, het Hof heeft het laatste woord, dus we zullen er mee moeten leven. En misschien kunnen we er zelfs ons voordeel mee doen. Nu het Hof wat minder zwaar lijkt te tillen aan de eis dat het plaatje op zich alles moet zeggen, lijkt het moment aangebroken om ook een nieuwe koers te varen bij een ander type merk, dat naar mijn mening veel te zwaar heeft te lijden onder de strenge post-Sieckmann-eisen: het kleurcombinatiemerk. In Heidelberger Bauchemie (24 juni 2004) heeft het Hof bepaald dat kleurcombinatie-merken alleen geregistreerd kunnen worden als de ingediende afbeelding een systematische schikking laat zien die de betrokken kleuren op van tevoren bepaalde en duurzame wijze met elkaar in verbinding brengt. Door deze uitspraak hebben veel bekende kleurcombinatiemerken, die nu juist niet altijd in dezelfde systematische schikking worden gebruikt, vermoedelijk hun geldigheid verloren. Denk maar eens aan IKEA (geel-blauw), Red Bull (blauw-zilver) of John Deere (groen-geel). Stuk voor stuk oersterke, ingeburgerde merken, maar bescherming als zuiver kleurcombinatie-merk wordt ze sinds Heidelberg ontzegd.


CTM 009417668 Kleurcombinatiemerk van Red Bull werd op 9 oktober 2013 nietig verklaard door de Cancellation Division van OHIM. Red Bull heeft beroep aangetekend.

Rechttrekken
Laten we dat nu eens rechttrekken door, net als in de Yoshida-zaak, bij toetsing van kleurcombinatiemerken toe te staan dat er ook gekeken wordt naar het gebruik in de praktijk. De deposant die, naast uiteraard de vereiste inburgering, kan laten zien hoe hij zijn kleurcombinatie in een flink aantal verschillende verschijningsvormen in de praktijk gebruikt, krijgt dan voortaan gewoon weer zijn broodnodige zuivere kleurcombinatie-registratie. De registratie kan dan bestaan uit een vierkantje waarin de beide kleuren 50% van de ruimte in beslag nemen en dat voorzien is van de toelichting dat de kleuren in de praktijk in verschillende vormen en verhoudingen met elkaar gecombineerd worden. Dat lijkt mij in het belang van de gebruikers van bekende kleurcombinatiemerken en een fair deal na Yoshida. En zo lopen we overigens ook weer in de pas met China, waar het zuivere kleurcombinatiemerk sinds kort gewoon bescherming schijnt te krijgen.

Bas Kist

IEF 13913

HvJ EU: Browsen valt onder tijdelijke-kopie exceptie

HvJ EU 5 juni 2014, IEF 13913, zaak C-360/13 (Public Relations Consultants Association tegen Newspaper Licensing Agency) - dossier
Auteursrecht. Reproductierecht. Tijdelijke reproductie. Zie eerder IEF 12948. Uitlegging van artikel 5, lid 1, van (InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG). Beperkingen en uitzonderingen op reproductierecht. Begrip „tijdelijke reproductiehandelingen die van voorbijgaande of incidentele aard zijn en die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procedéˮ. Kopie van webpagina die automatisch in het cache-internetgeheugen wordt opgeslagen en op het scherm wordt weergegeven. HvJ EU verklaart voor recht:

Artikel 5 van InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG moet aldus worden uitgelegd dat kopieën op het computerscherm van de gebruiker en kopieën in het internetcachegeheugen van de harde schijf van die computer die door een eindgebruiker bij het raadplegen van een internetsite worden gemaakt, voldoen aan de voorwaarden tijdelijk te zijn, van voorbijgaande of incidentele aard te zijn en een integraal en essentieel onderdeel te vormen van een technisch procedé, alsook aan de voorwaarden van artikel 5, lid 5, van die richtlijn, en derhalve zonder toestemming van de houders van auteursrechten mogen worden gemaakt.

Gestelde vragen:

In omstandigheden waarin:
1. een eindgebruiker een webpagina bekijkt zonder deze pagina te downloaden, te printen of op enige ander wijze een kopie ervan te maken;
2. kopieën van deze webpagina automatisch op het scherm verschijnen en in het cache-internetgeheugen van de harde schijf van de computer van de eindgebruiker worden opgeslagen;
3. het maken van deze kopieën noodzakelijk is voor het technische procedé dat correct en doeltreffend surfen op het internet mogelijk maakt;
4. de op het scherm weergegeven kopie aldaar blijft staan tot de eindgebruiker de betrokken pagina verlaat, en zij dan ingevolge de normale werking van de computer automatisch wordt gewist;
5. de in het cachegeheugen opgenomen kopie aldaar blijft opgeslagen tot zij door andere gegevens wordt verdrongen doordat de eindgebruiker andere webpagina’s bekijkt, en zij dan ingevolge de normale werking van de computer automatisch wordt gewist;
6. de kopieën slechts worden bewaard voor de duur van de gewone procedés die met het sub (iv) en (v) hierboven beschreven internetgebruik gepaard gaan;
zijn dergelijke kopieën dan (i) tijdelijk, (ii) van voorbijgaande of incidentele aard, en (iii) vormen zij een integraal en essentieel onderdeel van het technische procedé in de zin van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG?

Op andere blogs:
MediaReport

IEF 13912

Kabouter Plop en Piet Piraat beschermen hun karakters

Rechtbank Amsterdam 4 juni 2014, IEF 13912 (Studio100 tegen Vrolijke Kabouters/Pret Piraat)
Uitspraak ingezonden door Natalie van der Laan en Anne Voerman, DLA Piper. Studio100 exploiteert de karakters Kabouter Plop en Piet Piraat. Gedaagden treden op als lookalike onder de namen de Vrolijke Kabouters en Pret Piraat. De combinatie van elementen in de characters en de wijze waarop deze worden gepresenteerd genieten auteursrechtelijke bescherming, waarop inbreuk wordt gemaakt. Geen inbreuk op woordmerk Kabouter Plop als derden dat teken gebruiken voor aankondigingen. Tussen PRET en PIET PIRAAT is een grote visuele en auditieve overeenstemming. Door het gedogen gedurende vijf opeenvolgende jaren is ex 2.4 sub f BVIE geen merkrecht verkregen als dat te kwader trouw is verricht. PRET PIRAAT wordt nietig verklaard en er moet informatie over optredens en boekingen worden gegeven.

4.9. Niet ter discussie staat dat Studio 100 bevoegd is op te komen tegen inbreuken op de woordmerken KABOUTER PLOP en PIET PIRAAT. Van een inbreuk op het woordmerk KABOUTER PLOP door gedaagde is evenwel niet gebleken. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde zelf dit woordmerk heeft gebruikt. Dat derden onder de naam Kabouter Plop hebben aangekondigd, maakt niet dat dit gebruik aan gedaagde kan worden toegekend. Dit geldt temeer, nu gedaagde onbetwist heeft aangevoerd dat zij in de algemene voorwaarden die zij bij de optredens hanteert heeft opgenomen dat zij als de Vrolijke Kabouters aangekondigd dient te worden.

4.12. Op grond van artikel 2.4 sub f BVIE wordt er geen recht op een merk verkregen door de inschrijving van een merk waarvan het depot te kwader trouw is verricht. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval sprake. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat gedaagde op de hoogte was van het gebruik van het woordmerk PIET PIRAAT in de periode van drie jaar voorafgaand aan haar depot, nu dit niet door haar is betwist. Het televisieprogramma rond Piet Piraat wordt bovendien al sinds december 2001 uitgezonden en geniet grote bekendheid, ook in Nederland. Gedaagde heeft haar verweer, dat zij het merk PRET PIRAAT al sinds 2001 gebruikt op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dat zij al in 2001 kleding voor het character Pret Piraat heeft aangeschaft, duidt immers niet op gebruik als woordmerk. Dit betekent dat Studio 100 met recht de nietigheid inroept van de inschrijving van het merk PRET PIRAAT.

Lees de uitspraak:
IEF 13912 (pdf)
IEF 13912 (link)

Op andere blogs:
Abcor
DirkzwagerIEIT
IE-Forum.nl

IEF 13911

Conclusie AG: Bibliotheken mogen boeken via elektronische leesplaatsen aanbieden

Conclusie AG HvJ EU 5 juni 2014, IEF 13911, zaak C-117/13 (TU Darmstadt) - dossier  - persbericht
Auteursrecht. Reproductie. Digitaliseren. Zie eerder IEF 11773. Uitlegging van artikel 5, lid 3, sub n, van [InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG]. Beperkingen en restricties op reproductierecht en recht van mededeling bij gebruik voor onderzoek en privéstudie. Boek dat in een universiteitsbibliotheek via speciale terminals beschikbaar gesteld wordt voor individuele leden van het publiek. Situatie waarin het mogelijk is dit boek te printen of op een USB-stick op te slaan. Conclusie AG:

1)      L’article 5, paragraphe 3, sous n), de la [InfoSoc-directive 2001/29/CE], doit être interprété en ce sens qu’une œuvre n’est pas soumise à des conditions en matière d’achat ou de licence, lorsque le titulaire du droit offre aux établissements visés dans cette disposition de conclure à des conditions adéquates des contrats de licence d’utilisation de cette œuvre.
2)      L’article 5, paragraphe 3, sous n), de la directive 2001/29, interprété à la lumière de l’article 5, paragraphe 2, sous c), de ladite directive, ne s’oppose pas à ce que les États membres accordent aux établissements visés dans cette disposition le droit de numériser les œuvres de leurs collections, si la mise à la disposition du public au moyen de terminaux spécialisés le requiert.

3)      Les droits prévus par les États membres conformément à l’article 5, paragraphe 3, sous n), de la directive 2001/29 ne permettent pas aux usagers des terminaux spécialisés d’imprimer sur papier ou de stocker sur une clé USB les œuvres qui y sont mises à leur disposition.

Gestelde vragen:

1. Is een werk te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden onderworpen in de zin van artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG, wanneer de rechthebbende de in dat artikel bedoelde instellingen het afsluiten van licentieovereenkomsten voor het gebruik van dit werk onder redelijke voorwaarden aanbiedt?
2. Mogen de lidstaten op grond van artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG de instellingen het recht toekennen, de in hun verzamelingen opgenomen werken te digitaliseren, indien dat noodzakelijk is om deze werken via terminals beschikbaar te stellen?
3. Mogen de door de lidstaten overeenkomstig artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG vastgestelde rechten zo ver gaan dat gebruikers van de terminals aldus beschikbaar gestelde werken op papier kunnen printen of op een USB-stick kunnen opslaan?
IEF 13910

Geen tijdige eis binnen 31 dagen in hoofdzaak ingesteld

Verklaring aan griffie Rechtbank Amsterdam ex art. 1019i Rv, 22 mei 2014, IEF 13910 (St. Won Akademie tegen St. Wetenschapsoriëntatie Nederland)
Brief ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten. Procesrecht. Artikel 1019i Rv. Door de Voorzieningenrechter is vonnis bepaald [IEF 13523] Uit de verklaring: De voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer een eis in de hoofdzaak niet binnen die termijn is ingesteld en de gedaagde een daartoe strekkende verklaring bij de griffie indient d.w.z. 31 dagen na 7 februari 2014. De voorzieningenrechter heeft geen termijn als bedoeld in art. 1019i lid 1 Rv gesteld, zodat de voorlopige voorzieningen hun werking verliezen door de hierbij gegeven verklaring als bedoeld in het art. 1019i lid 1 Rv, nu na de in art 1019i lid 2 Rv gestelde termijn is gebleken dat er geen eis in de hoofdzaak is ingesteld door eiseres.

5. Gelet op art. 1019 i lid 3 Rv wordt een afschrift van het Vonnis hierbij overgelegd (bijlage) alsmede verklaar ik namens cliënten dat namens hen tegen dit vonnis appèl is ingesteld welke appèldagvaarding, nog niet bij het gerechtshof is aangebracht.
IEF 13909

Personalia mei 2014

Maandelijks publiceren we een overzicht van personalia-berichten die voorbij kwamen.

Nieuw kantoor Dikhoff Van Dongen
Per 27 juni 2014 sluit Bousie advocaten voorgoed haar deuren. Twee van de drie partners, Sander Dikhoff en Rob van Dongen, starten samen met Gaico Bos het nieuwe niche kantoor Dikhoff Van Dongen Advocaten. Per 1 juli 2014 gaan de deuren open aan het Amstelveld in Amsterdam.

Creative Commons Names Ryan Merkley as Chief Executive Officer
After an extensive search, the Creative Commons board of directors is pleased to announce that Ryan Merkley will be our new CEO. He’ll start work on June 1, and we’re all looking forward to working with him.


Bousie en Brandeis gaan samen
Per 1 juli aanstaande treedt Hans Bousie toe als partner van bureau Brandeis. Bousie, oprichter van Bousie advocaten, geldt als autoriteit op het gebied van het entertainmentrecht. Christiaan Alberdingk Thijm: "Met Hans halen we een advocaat in huis die tot de absolute top behoort, een ondernemer pur sang met een uitgesproken mening over het recht." Beide praktijken sluiten naadloos op elkaar aan. Zowel Bousie als bureau Brandeis hebben een sterke achtergrond in digitale technologieën en auteursrecht. Hans brengt daarnaast zijn expertise op het gebied van entertainment- en mededingingsrecht mee.

Nils Winthagen bij Van Kaam advocaten
Nils Winthagen is per 1 april 2014 werkzaam bij het in IE en mediarecht gespecialiseerde Van Kaam advocaten. Hij deed de afgelopen jaren ruime ervaring op binnen alle deelgebieden van het intellectuele eigendomsrecht bij het nichekantoor Klos Morel Vos & Schaap.

 

Wieke During (Bird & Bird) versterkt de redactie van IE-Forum.nl


Voormalig topman Philips brengt unieke global IP management ervaring mee als nieuwe commissaris van Novagraaf
Ruud Peters was appointed Chief Intellectual Property Officer (CIPO) of Royal Philips in 1999, in which position he was responsible for managing the worldwide IP portfolio, and the technical and formal standardisation activities of Philips. In this role, he turned the company’s IP department from a cost centre into a successful revenue-generating operation, while at the same time integrating all the different IP activities within various parts of the company into one IP centralised organisation. He further developed and introduced a new concept for intellectual asset management, in which all the different forms of IP are handled together in an integrated manner, and advanced methods and systems used for determining the total return on IP investment by measuring direct and indirect profits.

Nieuwe partners versterken Louwers IP|Technology advocaten
Huub de Jong (1974) is deze maand toegetreden als partner van Louwers IP|Technology Advocaten, nichekantoor gespecialiseerd in IT, technologie, privacy en intellectuele eigendom. Hij stapt van Bird & Bird over naar Louwers, in 2006 opgericht door Ernst-Jan Louwers en Marianne Korpershoek. Ook Tom de Wit (1969) is partner geworden. Hij is al sinds 2011 verbonden aan Louwers.

Olav Schmutzer stapt over naar Legal Tree
Olav is gespecialiseerd in het intellectuele eigendomsrecht, met een focus op merken, auteursrechten, modellen, handelsnamen en slaafse nabootsing. Hij heeft uitgebreide ervaring in het adviseren en procederen op dit gebied, zowel voor nationale als Europese gerechten, als ook in oppositieprocedures. Daarnaast is Olav veelal actief betrokken bij commerciële (internationale) samenwerkingsverbanden, zoals agentuur, distributie en franchise, met name in de kledingbranche.