DOSSIERS
Alle dossiers

Beslag  

IEF 8090

Kleeft niet

Rechtbank Arnhem 27 juli 2009, KG ZA 09-411. Eurovite Nederland B.V. tegen Van Dijk c.s. (Met dank aan Bas Berghuis, Simmons & Simmons)

Bewijsbeslag. Misbruik van bedrijfsgegevens van oud-werknemer niet aangetoond. Geen belang tot afgifte of inzage ex 843a Rv. Geen 1019h Rv proceskosten.

Van Dijk is een voormalig werknemer van Eurovite, een bedrijf in tegellijm. Eurovite heeft conservatoir (bewijs)beslag laten leggen op 2 laptops, diverse USB-sticks, 1 pc en diverse papieren bescheiden en in gerechtelijke bewaring gegeven aangezien Eurovite vermoedt dat Van Dijk misbruik maakt van de bedrijfsgegevens van Eurovite, met name de recepten voor de 'Fobylijm'. Tevens vermoedt Eurovite dat Van Dijk het bij Eurovite opgebouwde klantenbestand heeft meegenomen op zijn laptop/pc, waarna hij klanten van Eurovite zou hebben benaderd voor Bruil, waar hij als adviseur werkzaamheden verricht.

Eurovite vordert onder meer verstrekking van afschriften en/of uittreksels van de (digitale) gegevens waarop beslag is gelegd, afgifte van de in beslag genomen zaken en de kosten van het geding inclusief de beslagkosten. Grondslag van de vordering is artikel 843 Rv.

De voorzieningenrechter oordeelt dat in dit kort geding niet aannemelijk is gemaakt door Eurovite dat Van Dijk op enige wijze onrechtmatig jegens Eurovite heeft gehandeld. Eurovite heeft dan ook vooralsnog geen rechtmatig belang bij de gevorderde afgifte. Ook is niet voldaan aan het vereiste dat het moet gaan om 'bepaalde bescheiden'. De gestelde schending van een geheimhoudingsplicht is niet gebleken. Het beslag wordt opgeheven.

Lees het vonnis hier.

IEF 7770

Uit de nieuwe beslagsyllabus

Nog even een stukje uit de nieuwste beslagsyllabus (samengesteld onder verantwoordelijkheid van het LOVC, het Landelijk overleg van de voorzitters van de sectoren civiel van de rechtbanken), 7e (verbeterde) versie, februari 2009.

"Bewijsbeslag betreffende rechten van intellectuele eigendom (artikel 1019b lid1 juncto artikel 1019c lid 1 Rv)

Dit beslag wordt gelegd met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de vierde titel van boek 3 Rv (de artt. 700 Rv e.v; zie hiervoor). Vaak zal het daarbij gaan om een beslag tot afgifte (zie hiervoor onder Beslag tot afgifte en levering). De in beslag te nemen zaken kunnen echter niet alleen de vermeend inbreukmakende zaken omvatten, maar ook de bij de productie daarvan gebruikte materialen en werktuigen en de op de inbreuk betrekking hebbende documenten. Indien in het beslagrekest tevens om de aanstelling van een gerechtelijk bewaarder wordt verzocht behoeven de gerekwestreerde en eventuele andere belanghebbenden niet eerst te worden opgeroepen teneinde op het verzoek te worden gehoord (artikel 709, derde lid, Rv is namelijk niet van overeenkomstige toepassing). Zie voor de door de voorzieningenrechter aan de gerechtelijke bewaring te stellen beperkingen pag. 10.

Ook zonder dat de wederpartij is opgeroepen en gehoord kan verlof tot het leggen van een bewijsbeslag worden verleend (vergelijk Hof ’s-Hertogenbosch 30 mei 2007, LJN: BA9007; PRG 2007, 104).

Een verlof tot het leggen van bewijsbeslag kan niet automatisch ook een inzagerecht voor de beslaglegger inhouden. Voor een verzoek in een beslagrekest tot het leggen van bewijsbeslag om dat beslag "ten behoeve van inzage door verzoekster" te mogen leggen, kan geen grond zijn. Een dergelijk verzoek dient te worden afgewezen (vergelijk rechtbank Arnhem, 1 juni 2007, LJN: BA9615; NJF 2007, 354).

NB 1: Bewijsbeslag in niet-IE zaken (dat doorgaans wordt gebaseerd op artikel 730 Rv juncto 843a Rv) is naar de mening van het LOVC niet onmogelijk (besluit 13 juni 2008).

NB 2: Conservatoir beslag moet worden beschouwd als een voorlopige maatregel in de zin van artikel 1019i Rv, waarbij door de voorzieningenrechter een redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak (doorgaans 6 maanden) als bedoeld in lid 1 van dat artikel dient te worden bepaald. Wanneer de voorzieningenrechter die termijn niet heeft gesteld, geldt lid 2 van artikel 1019i Rv (vergelijk rechtbank Leeuwarden, 27 juni 2007 r.o. 4.26 en 4.27, LJN: BA9084).

Lees de beslagsyllabus hier.

IEF 7704

Tot veiligstelling van bewijs

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 17 maart 2009, HD 200.012.193, Abbott Cardiovascular Systems Inc. tegen Medtronic B.V. (met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

Arrest in zaak over het inzagerecht in in beslaggenomen documenten met betrekking tot een beweerdelijk octrooi-inbreuk. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (zie Rechtbank Maastricht 29 juli 2008, IEF 6522). Artikel 1019b, alleen veiligstelling bewijs, geen inzage.

4.3.3. Weliswaar is juist dat het bewijsbeslag in het leven is geroepen om de IE-rechthebbende te voorzien van materiaal om zijn inbreukvordering te onderbouwen, maar - zoals het hof in r.o. 4.3.2 a1 overwoog - dat rechtvaardigt niet de conclusie dat een bewijsbeslag inzagerecht met zich mee brengt. Vooropgesteld moet worden - zoals ook de voorzieningenrechter heeft gedaan - dat de Richtlijn en de daarop gebaseerde Nederlandse wetgeving autonoom dienen te worden uitgelegd, en wel aan de hand van de inhoud van de Richtlijnen van die wetgeving. Zoals hiervoor is overwogen is daarin onderscheiden tussen veiligstelling van en inzage in bewijsmateriaal. Dat onderscheid heeft niet tot gevolg dat de minimum waarborg die de communautaire wetgever aan de IE-rechthebbende heeft willen geven niet wordt gehaald. Ook volgens de Nederlandse wetgeving kan de IE-rechthebbende immers op vrij eenvoudige wijze bewerkstelligen dat hij inzage verkrijgt in het inbeslaggenomen materiaal. Dat hij daartoe de weg van artikel l019a Rv. jo. artikel 843a Rv, dient te bewandelen betekent niet dat zijn inzagerecht onaanvaardbaar wordt beperkt.

4.3.5. (…) Voor de (impliciete) stelling van Abbott dat de wetgever heeft bedoeld dat de beslaglegger dan via de weg van artikel 15 lid 4 Gerechtsdeurwaarderswet de beschikking krijgt over de gedetailleerde beschrijving is naar het oordeel van het hof geen steun te vinden in de wet noch in de parlementaire geschiedenis daarvan.

(…) 4.4.1. . In dit hoger beroep heeft Abbott als meer subsidiair verweer in conventie tevens meer subsidiaire grondslag voor haar reconventionele vorderingen een beroep gedaan op artikel 1019a jo. artikel 843a Rv.(…)

4.4.3. Gelijk de voorzieningenrechter heeft overwogen vindt de stelling van Medtronic dat de vordering tot inzage slechts bij de bodemrechter kan worden gedaan geen steun in het recht. Mits aan de overige voorwaarden - waaronder het hebben van een rechtmatig belang en het bestaan van een rechtsbetrekking - is voldaan is denkbaar dat in spoedeisende zaken de vordering in kort geding wordt gedaan.(…)

4.4.4. Abbott heeft inmiddels ook in de versnelde bodemprocedure op de voet van de artikelen 1019a jo 843a Rv. en bij wijze van incident inzage gevorderd. In die procedure heeft de Rechtbank 's-Gravenhage in een rolbeslissing van 26 november 2008 beslist dat zij tegelijk met het eindvonnis op dit incident zal beslissen [zie: Rechtbank ’s-Gravenhage,  11 maart 2009, IEF 7665]. Partijen verwachten dit vonnis in maart 2009. Het oordeel van de bodemrechter omtrent de inzagevordering (en tegelijkertijd omtrent de inbreukvordering in de hoofdzaak) is in tijd dus vrijwel gelijk te verwachten met het oordeel van het hof in het onderhavige kort geding. Daarom heeft Abbott geen spoedeisend belang bij haar vordering in dit kort geding.

1019h proceskosten: €19.388.

Lees het arrest hier.

IEF 7623

Het gebruikte merk is onverklaard gebleven

Motor Mania BellaVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 maart 2009, KG ZA 09-38, Business Motor-Mania España S.L. tegen Asiangear B.V.

Nieuw hoofdstukje in scootergeschil tussen MM-Exclusive en Asian Gear. Aan IE-geschil verwante beslagzaak. Na te hebben vernomen dat er een aantal containers met daarin scooters van MM-Exclusief in de haven van Rotterdam zou zijn aangekomen, heeft Asiangear uit kracht van het vonnis van 16 september 2008 (waarbij de toenmalige beslaglegger MM-Exclusief (nog) niet over geregistreerd merk beschikte,  IEF 7084) executoriaal (derden)beslag gelegd op de inhoud van een aantal containers. Motor-Mania España vordert de opheffing van het beslag, omdat de scooters haar eigendom zouden zijn en niet van MM-Exclusief. De voorzieningenrechter acht dit vooralsnog niet aannemelijk en wijst de vordering af. 

5.9. In het midden kan blijven naar welk recht zou moeten worden beoordeeld wie eigenaar van de scooters is. Het voorgaande roept reeds zoveel vragen op dat de eigendom van Motor-Mania España vooralsnog niet voldoende aannemelijk is gemaakt, ook omdat onverklaard is gebleven waarom op de dozen, waarin de scooters zijn verpakt, het door MM-Exclusief gebruikte merk en haar domeinnaam zijn weergegeven. De opheffing van het beslag moet dus worden afgewezen. Voor toewijzing van de – niet gemotiveerde – subsidiaire vordering tot staking van (verdere) executie van het vonnis zou aanleiding kunnen bestaan indien Asiangear, ondanks een vordering van Motor-Mania España in een bodemzaak tot opheffing van het beslag en afgifte van de scooters, de executie zou willen doorzetten. Die situatie is echter niet aan de orde. Dit voert tot de slotsom dat de vorderingen van Motor-Mania España zullen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7609

Het zogenaamde customizen

Vzr. Rechtbank Zwolle, 8 oktober 2008, LJN: BH2354, Gevoegde zaken Eclectic Industries Inc. tegen Instore Kids Corners B.V. en Play Invest B.V. tegen Eclectic Industries Inc.,gevestigd te Calgary,

Nakoming distributie-overeenkomst Keebee-speeltoestellen. Auteursrecht. Merkenrecht. Opheffing beslag. Fabrikant Eclectic stelt de overeenkomt rechtsgeldig te hebben opgezegd omdat inbreuk op haar auteursrechten zou zijn gemaakt. De distributeur zou (onderdelen van) producten van Eclectic (soms in licht gewijzigde vorm) hebben laten namaken en de imitaties op de Nederlandse markt hebben gebracht en verkocht. De voorzieningenrechter acht de stelling echter onvoldoende onderbouwd en wijst de vordering tot nakoming van de overeenkomst toe. Een conservatoir derdenbeslag ten laste van Eclectic onder een ‘nieuwe’ distributeur wordt opgeheven, omdat de beslagleggende partij geen rechten kon ontlenen aan de overeenkomst en van vereenzelviging i.c. geen sprake kan zijn.

5.5. Gelet hierop is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Eclectic niet kan worden gevolgd in haar stelling dat de overeenkomst is geëindigd. Dat het Memorandum aldus moet worden uitgelegd dat bij ontbreken van commitment (in de visie van Eclectic) de in het Memorandum vastgelegde overeenkomst zonder meer eindigt, dus zonder ingebrekestelling of enig overleg, is door Eclectic tegenover de betwisting door Play Invest onvoldoende onderbouwd.(…)

5.6. Ook het verweer van Eclectic dat de overeenkomst is beëindigd door de opzeggingsbrief van 22 augustus 2008 wordt verworpen. Als reden voor opzegging heeft Eclectic genoemd: inbreuk op het auteursrecht van Eclectic. Hiervoor is in rechtsoverweging 4.13. en 4.14. reeds geoordeeld dat in dit kort geding onvoldoende aannemelijk is geworden dat Eclectic auteursrecht kan doen gelden op (onderdelen van) Keebee producten en dat er sprake is van inbreuk op een dergelijk recht door Play Invest c.s. Eclectic heeft voorts als reden voor onmiddellijke opzegging aangevoerd dat IKC-nieuw dan wel IKC-oud, door onderdelen van Keebee producten in China te laten namaken, rechtstreeks concurreert met Eclectic. Overwogen wordt nogmaals dat in dit kort geding onvoldoende feiten zijn komen vast te staan om voorshands te kunnen oordelen over de toelaatbaarheid van deze handelwijze van IKC-nieuw.

Gelet echter op de omstandigheid dat IKC-nieuw gemotiveerd heeft aangevoerd dat zij met toestemming van Eclectic handelde en op de omstandigheid dat Eclectic (zoals [B] ter zitting desgevraagd heeft meegedeeld) al contact heeft gezocht met Keebee Europe en aan Keebee Europe heeft geleverd voordat de opzegging van de overeenkomst had plaatsgevonden, ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om in dit kort geding, vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter, te oordelen dat de overeenkomst met Play Invest op goede gronden met onmiddellijke ingang op 22 augustus 2008 is opgezegd.

5.7.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering tot nakoming van de overeenkomst voor toewijzing in aanmerking komt. De stelling van Eclectic dat Play Invest de overeenkomst van haar kant niet zelf uitvoert, maar laat uitvoeren door IKC-nieuw doet aan de toewijsbaarheid van de vordering niet af. (…) Dat het Play Invest niet is toegestaan om de overeenkomst via IKC-nieuw te laten uitvoeren, is in dit kort geding gesteld noch gebleken.

Lees het vonnis hier.

IEF 7517

Wellicht zelfs een rechtens relevant belang

Rechtbank Utrecht, 21 januari 2009, HA ZA 08-1438, MD Group B.V. tegen Underlines B.V. (met dank aan Marlous Schrijvers en Charles Gielen, NautaDutilh)

Vonnis in incident. Afgifte stukken ex art. 21, 22 en 843a Rv. Vonnis bevat geen weergave van de feiten in de hoofdzaak, behalve dat herleid kan worden dat het lingeriefabrikanten betreft en er sprake van een beëindigd geschil tussen MD Group (Marlies Dekkers) en een derde partij, Livera en dat Underlines (Sapph) i.c. afgifte vordert van bepaalde stukken met betrekking tot genoemd geschil met Livera (correspondentie, een rectificatie die aan het ANP is verzonden), stellende dat de gevorderde stukken ook de rechtsbetrekking tussen MD Group en Underlines aangaan, omdat de stukken deels betrekking hebben op hetzelfde feitencomplex dat onderwerp van geschil is in de onderhavige procedure.

De incidentele vordering ex. art. 21, 22 en 843a Rv wordt afgewezen en Underlines wordt veroordeeld in de kosten van het incident. Uit artt. 21 en 22 Rv vloeit voor partijen geen (algemene) verplichting tot afgifte van stukken voort. Ook de bijzondere exhibitieplicht van 843a Rv biedt geen soelaas, nu Underlines geen partij bij de rechtsbetrekking tussen MD Group en de derde waarover zij informatie went te verkrijgen. “Wel volgt uit deze stellingen van Underlines dat zij een belang heeft bij inzage in de gevorderde stukken, wellicht zelfs een rechtens relevant belang, maar dit is onvoldoende voor toewijzing van de onderhavige vordering (zie HR 18 februari 2000, NJ 2001,259).”

Lees het vonnis hier.

IEF 7402

Verlichting in spiegels

Hof van Beroep te Gent, 1 december 2008, nr. 2008/RK/94, Philips Lighting B.V. c.s. tegen AGC Flat Glass Europe N.V. (Met dank aan Armand Killan, Bird & Bird)

Belgische zaak. Know-how is uitgesloten van de procedure van beslag inzake namaak.  De openbaarmaking van het verslag is door neerlegging ter griffie en de kennisgeving aan de partijen is strijdig met het specifieke geheime karakter van de know-how. Hierin onderscheidt know-how zich van andere IE rechten zoals octrooien, merken, modellen etc, welke allemaal een publiek aspect hebben.

Op 17 december 2007 heeft de Gentse rechter een ex parte beschikking af gegeven ten gunste van Philips voor het leggen van een beschrijvend beslag bij AGC op basis van verschillende IE rechten, waaronder tevens know-how. Op grond van deze beschikking heeft Philips op 19 december 2007 het bewijs beslag laten uitvoeren.
 
AGC heeft derdenverzet aangetekend voor zover het beslag was gebaseerd op namaak van beweerdelijke know-how. AGC voerde het argument dat know-how niet het type IE recht is op grond waarvan een beschrijvend beslag kan worden gelegd en dat derhalve dat het beslag te breed was gelegd.

Het Hof van Beroep te Gent bevestigt in dit arrest dat een Belgisch beschrijvend beslag niet kan worden gebaseerd op grond van beweerdelijke know-how als gevolg van het geheime karakter van know-how. Het Hof stelt dat een belangrijk element uit de procedure van het beschrijvende beslag inzake namaak de openbaarmaking van het verslag is door neerlegging ter griffie en de kennisgeving aan de partijen. Deze vorm van openbaarmaking is, aldus het Hof, strijdig met het geheime karakter van de know-how.
 
Het Hof oordeelt tevens dat de Begische wetgeving met betrekking tot het beschrijvende beslag niet in strijd is met de Handhavingsrichtlijn of TRIPS. Het Hof refereert naar EG Verordening 772/2004, waarin know-how uitdrukkelijk als apart intellectueel eigendomsrecht wordt vermeld. Echter, het Hof wijst erop dat know-how enigszins specifiek is gezien het geheime karakter. Hierin onderscheidt know-how zich van andere IE rechten zoals octrooien, merken, modellen et cetera, welke allemaal een publiek aspect hebben. Know-how is tevens niet vastgelegd of geregistreerd. Hoewel bepaalbaar, aldus het hof, is know-how voortdurend onderhevig aan onzichtbare en sluipende evoluties.

Het Hof oordeelt dat derhalve geen beslag wegens namaak van know-how kan worden gelegd.

Lees het vonnis hier.

IEF 7084

Op dit tijdstip nog geen merkrechten

Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 september 2008, kG ZA 08-1069, Asiangear B.V. tegen MM-Exclusief.

Merkenrecht. Beslag op containers met scooters. Beslaglegger beschikt echter niet over geregistreerd merk: beslag opgeheven, schadevergoeding, proceskosten.

“4.3. Naar ter zitting is gebleken is een aanvraag gedaan voor het Gemeenschapsmerk maar loopt de in artikel 42 GMVo bedoelde oppositietermijn nog. Het merk is nog niet ingeschreven zodat Mm-Exclusief op dit tijdstip nog geen merkrechten kan inroepen. Verwezen wordt naar de artikelen artikel 6 en artikel 9 lid 3 GMVo. De in dit laatste artikel bedoelde aanspraak van de merkhouder op een redelijke vergoeding voor feiten die hebben plaatsgevonden na publicatie van de aanvraag van het merk is hier niet aan de orde.

4.4. De gelegde beslagen moeten dus worden opgeheven. Mm-Exclusief is aansprakelijk voor de daardoor bij Asiangear ontstane schade. Voor toewijzing van een voorschot op de vergoeding van deze schade in kort geding is plaats indien het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is en daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de voorzieningenrechter in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico moet betrekken (vergelijk onder andere H.R. 29 maart 1985, LJN: AG4992). Asiangear heeft daarnaast gewezen op H.R. 15 juni 2007, LJN BA1522, waarin is overwogen dat, indien de hoofdvordering voldoende spoedeisend is om in kort geding te kunnen worden beoordeeld, de proceseconomie ermee is gebaat dat in hetzelfde geding ook over een daarmee nauw verwante nevenvordering als die ter zake van buitengerechtelijke kosten kan worden beslist en dat deze in kort geding kan worden toegewezen indien die vordering niet of onvoldoende wordt betwist.”

Opheffing van de gelegde beslagen. Voorschot op de door Asiangear geleden schade: €7.737,56. Proceskosten: €10.233,53.

Lees het vonnis hier.

IEF 7020

Kermismachine

Vzr. Rechtbank Groningen 27 augustus 2008, KG ZA 08-281, Firma Bosman c.s. tegen VDW International SPRL-BVBA c.s. (met dank aan Koen Konings, Dorhout Advocaten).

Auteursrecht. Kermismachine (hexagonale coin pusher) is geen werk. Opheffing beslag. Rectificatie "copyright vermelding" in De Kermisgids. Proceskostenveroordeling conform indicatietarief (vordering betwist en geen complexe zaak).

“4.6. Tussen partijen is niet in geschil dat bedrijven als Cromptons Leisure Machines en Harry Levy sinds de jaren ’80 hexagonale coin pushers maken en op de markt brengen. Door KMG Asia zijn van de coin pusher “Circus Circus’ van Harry Levy en van de coin pusher ‘Rock ’n Roll’ van Crompton Leisure Machines foto’s overlegd. De voorzieningen rechter is van oordeel dat de “Fun City’-coin pusher van VdW/EAB qua vorm, stijlkenmerken en functionaliteit sterk lijkt op en in het verlengde ligt van de coin pushers van Cromptons Leisure Machines en Harry Levy. Tegen deze achtergrond is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat niet is gebleken van een eigen oorspronkelijk karakter van de ‘Fun City-coin pusher, dat, zoals hiervoor reeds is aangegeven, vereist is voor het ontstaan van een auteursrecht.”

Lees het vonnis hier. Inmiddels ook gepubliceerd op Rechtspraak.nl, hier.

IEF 6522

Slechts veiligstellen

Rechtbank Maastricht 29 juli 2008, KG ZA 08-276, Medtronic B.V. c.s tegen Abbott Cardiovascular Inc en Voogt (Met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

Kort geding. Bewijsbeslag. Het bewijsbeslag dient primair om bewijs dat dient ter onderbouwing van de stelling dat inbreuk is gemaakt op een intellectueel eigendomsrecht, veilig te stellen en niet om dat te vergaren.

Abbott heeft een bewijsbeslag doen leggen onder Medtronic met betrekking tot een beweerdelijk octrooi-inbreuk. Met het beslag beoogde Abbott bewijs ten aanzien van de omvang van de inbreuk en het distributienetwerk van de inbreukmakende producten te verzamelen en veilig te stellen.

Tegen de beslaglegging heeft Medtronic zich verzet op grond van artikel 1019e lid 3 Rv. In het vonnis van 20 juni 2008 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat Medtronic een beroep op artikel 1019e Rv niet toekomt. “2.3 (…) De oorspronkelijke toestemming dient volgens de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 20 juni 2008 aldus te worden begrepen, dat Medtronic ook na de beslaglegging en de beschrijving in de gelegenheid moet zijn zich succesvol tegen de effectuering van de tenuitvoerlegging van de maatregel te verzetten. Op grond daarvan heeft de voorzieningenrechter beslist dat het verlof (…) tot het treffen van maatregelen ter bescherming van bewijs dat er door Medtronic een inbreuk op het octrooirecht van Abbott met nummer EP1068842 is gemaakt of dreigt te worden gemaakt, aldus moet worden verstaan, dat dit verlof behalve door de voorwaarde dat het octrooi met voormeld nummer aan Abbott zal zijn verleend, eveneens wordt beperkt door de voorwaarde dat de in conservatoir beslag genomen voorwerpen niet worden uitgeleverd aan Abbott en dat de inhoud van de bedrijfsinformatie van Medtronic met, op welke wijze dan ook, aan Abbott bekend wordt gemaakt dan nadat eerst Medtronic in de gelegenheid zal zijn gesteld zich tegen deze uitlevering van voorwerpen of het aan Abbott bekend maken van deze informatie in rechte te verzetten. De beslaglegging is daarop door Voogt voortgezet en voltooid.”

In het onderhavige kort geding moet de vraag worden beantwoord of Abbott als beslaglegger direct na de beslaglegging op informatie ook automatisch inzage heeft in die informatie en, zo nee, vanaf welk moment daarna wel.

 

De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag als volgt: “3.3 (…) uit de tekst van artikel 1019b Rv, dat het onderhavige zogenaamde bewijsbeslag regelt, alsmede uit de parlementaire
geschiedenis en uit de tekst van de Richtlijn 2004/48/EG, waarop voormeld artikel is gebaseerd, volgt dat het bedoelde beslag primair dient om bewijs, dat dient ter onderbouwing van de stelling dat inbreuk is gemaakt op een  ntellectueel-eigendomsrecht, veilig te stellen en niet om dat te vergaren.”

Volgens de voorzieningenrechter gaat het aldus bij het bewijsbeslag slechts om het veiligstellen van bewijs. “3.7 (…) Dat is iets anders dan het hebben van toegang tot dat bewijs. Medtronic stelt terecht dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen de mogelijkheid tot het leggen van bewijsbeslag, welk recht is geregeld is in artikel 1019b e.v. Rv, dat is gebaseerd op artikel 7 van de meergenoemde richtlijn enerzijds, en vervolgens het verkrijgen tot toegang tot dat bewijs, hetgeen is geregeld in artikel 1019a jo. 843a Rv, welk eerste artikel is gebaseerd op artikel 6 van de richtlijn. Indien de beslaglegger op de voet van artikel 1019b Rv bewijs heeft veilig gesteld, is het vervolgens aan de beslaglegger om inzage in dat bewijs te vorderen op grond van artikel 843a Rv; het inzagerecht volgt immers niet automatisch uit het recht om beslag te mogen leggen op het bewijs.”

Het beroep van Abbott op de totstandkominggeschiedenis van de Handhavingsrichtlijn, de vergelijking met het voorlopig getuigen- en deskundigenverhoor en artikel 15 lid 4 van de Deurwaarderswet worden door de voorzieningenrechter verworpen.

Na te hebben overwogen dat de stelling van Medtronic dat de vordering tot inzage alleen bij de bodemrechter kan worden ingesteld die ten gronde oordeelt over de vraag of er sprake is van inbreuk geen steun vindt in het recht, oordeelt de voorzieningenrechter met betrekking tot het reconventionele beroep van Abbott op artikel 1019a jo. 843a RV als volgt:

“3.14. Bij de beantwoordmg van de vraag of Abbott een recht op inzage heeft in het bewijs is doorslaggevend of Abbott daarbij een rechtmatig belang heeft. Daartoe is niet noodzakelijk dat al in rechte is vastgesteld dat er sprake is van een inbreuk door Medtronic op het bedoelde intellectuele-eigendomsrecht van Abbott. Overlegging van redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal om de (inbreuk)vorderingen te onderbouwen mag voldoende worden geacht. Het is dan ook heel wel denkbaar dat een dergelijke vordering bij spoedeisend belang aan een voorzieningenrechter wordt voorgelegd.

3.15. Uit de onderbouwing door Abbott van het inleidende verzoek tot de beslaglegging blijkt echter dat zij met dat beslag geen bewijs wenst te vergaren omtrent de vraag of Medtronic inbreuk heeft gemaakt op het intellectuele-eigendomsrecht van Abbott, maar dat zij met dat beslag informatie omtrent de omvang van de inbreuk en het distributienetwerk van de beweerdelijk inbreukmakende producten wenst te verzamelen en veilig te stellen, om zo een feitelijke onderbouwing te kunnen geven aan de inbreukvordering die Abbott wil instellen, en inmiddels heeft ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage. De omvang van de inbreuk komt in het kader van de begroting van de schade als gevolg van de inbreuk echter pas aan de orde indien is vastgesteld dat er een inbreuk heeft plaatsgevonden. De vraag of er een inbreuk heeft plaatsgevonden ligt, zoals gesteld, thans voor bij de rechtbank 's-Gravenhage. Abbott heeft derhalve ook thans geen spoedeisend rechtmatig belang bij haar vordering tot vrijgave van het bewijsbeslag.”

De vorderingen van Abbott in reconventie worden afgewezen. Medtronic wordt in conventie in het gelijkgesteld.

Lees het vonnis hier.