IEF 22012
26 april 2024
Uitspraak

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt ongeldige octrooirechten

 
IEF 22013
26 april 2024
Uitspraak

Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit

 
IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 12908

Midterm rapportage Digitale Agenda.nl

Bijlage bij Kamerstukken II 2012/2013, 32 637 nr. 70. (Midterm rapportage Digitale Agenda.nl)
Europese digitale markt. Aanleiding en doel - Eén Europese interne markt vormt de basis voor onze samenwerking in Europa op economisch gebied. Helaas is deze interne markt op digitaal gebied nog versnipperd. Door het wegnemen van grensoverschrijdende (handels)barrières kunnen consumenten en bedrijven profiteren van de schaalgrootte van de Europese markt.

1.10 Vergroten van de speelruimte ondernemers op de Europese digitale markt

Realisatie
In 2012 zijn twee onderzoeken naar het auteursrecht afgerond en aan uw Kamer aangeboden. Het onderzoek naar digitale drempels geeft een duidelijk beeld van de redenen waarom digitale content achterblijft. Uit het rapport blijkt dat digitale markten zeer dynamisch zijn. Knelpunten die enkele jaren geleden nog actueel waren, zijn inmiddels overwonnen. Dat laat zien dat veel drempels die in dit rapport geconstateerd worden, zonder overheidsinterventie geslecht worden. Sommige knelpunten, met name de juridische, vragen echter wel om maatregelen van de overheid. Deze juridische knelpunten dienen echter primair opgelost worden op Europees niveau. Daarom zet ministerie van Economische Zaken bijvoorbeeld zwaar in op modernisering van het Europese auteursrecht. |

Het Ministerie van Economische Zaken heeft het onderzoek‘Flexible Copyright’ laten uitvoeren. Dit is samen met het eerste advies van de Commissie Auteursrecht, over de vraag in hoeverre binnen de bestaande, op Europees en internationaal recht gebaseerde beperkingen op het auteursrecht ruimte is voor een flexibele uitzondering voor user generated content, op 30 oktober 2012 aan de Tweede Kamer gezonden.

De resultaten van het onderzoek ‘Flexible Copyright’ zijn betrokken bij het tweede advies van de Commissie Auteursrecht, waarin wordt bezien in hoeverre binnen de bestaande Europees- en verdragsrechtelijke kaders ruimte bestaat voor een flexibele uitzondering die aan de in het onderzoek gesignaleerde knelpunten tegemoet kan komen.

Nog te realiseren
De Commissie Auteursrecht heeft inmiddels haar tweede advies aan de Tweede Kamer uitgebracht. Het advies zal zo spoedig mogelijk worden toegezonden. Ook zal een inhoudelijke beleidsreactie op het advies van de Commissie auteursrecht en het onderzoek ‘Flexible Copyright’ de Kamer worden toegezonden.

De digitale interne markt staat de komende tijd prominent op de Europese politieke agenda omdat de Europese bedrijven en consumenten momenteel een potentiële groei van minimaal 4% van het Europese bbp mislopen door het ontbreken van een digitale interne markt. Brussel wil ruimte geven aan grensoverschrijdend zakendoen binnen Europa. Vertrouwen is hierbij cruciaal.

De Richtlijn elektronische handtekeningen wordt vervangen door een verordening die ook de wederzijdse erkenning van elektronische identiteiten gaat regelen. Elektronische identiteiten leveren een belangrijke bijdrage aan veilige digitale dienstverlening. Naar verwachting wordt de tekst van de verordening in 2013 vastgesteld. Om de interoperabiliteit van elektronische identiteiten te beproeven, neemt Nederland actief deel aan Europese pilots.

IEF 12907

Spider-man web launcher royalties vervallen na het verlopen van octrooi

United States Court of Appeals for the ninth circuit 16 juli 2013, nr. 11-15605 (Kimble en Grabb tegen Marvel Enterprises Inc.)
Amerika. Octrooirecht. Contractenrecht. Royalties. Kimble (uitvinder van een spiderman-speelgoed) verliest de voordelen van de in 2001 gesloten licentieovereenkomst.

De Court of Appeals bevestigt het vonnis van de district court in het voordeel van Marvel Enterprises Inc., inhoudende dat de betaling van de royalties hadden moeten worden beëindigd op het moment dat het octrooi voor het Spiderman-speelgoed - de Web Blaster - verliep. De Court of Appeals oordeelde dat op grond van Brulotte v. Thys Co. (1964) een zogenoemde hybride licentieovereenkomst welke onafscheidelijke 'patent and non-patent rights' omvat, onuitvoerbaar is na de datum waarop het octrooi is verlopen, tenzij de overeenkomst 'a discounted rate for the non-patent rights' bevat 'or some other clear indication that the royalty at issue was in no way subject to patent leverage'.

Kimble further contends that this case is distinguishable because it involved a “hybrid” agreement, that coincidentally included both patent and non-patent rights, as opposed to a “hybrid” product, consisting of both patented and nonpatented ideas. Cf. Boggild, 776 F.2d at 1319 (applying Brulotte to a “patented item”). The flaw with Kimble’s argument is that at the time of the Settlement Agreement, it was uncertain whether the Web Blaster sales infringed the ‘856 Patent and the Settlement Agreement does not contain any clear indication that the Web Blaster royalties were not subject to patent leverage.

(...)We acknowledge our application of the Brulotte rule in this case arguably deprives Kimble of part of the benefit of his bargain based upon a technical detail that both parties regarded as insignificant at the time of the agreement. Indeed, as the Seventh Circuit has explained, Brulotte has been criticized for exactly that reason:

The Supreme Court’s majority opinion reasoned that by extracting a promise to continue paying royalties after expiration of the patent, the patentee extends the patent beyond the term fixed in the patent statute and therefore in violation of the law. That is not true. After the patent expires, anyone can make the patented process or product without being guilty of patent infringement. The patent can no longer be used to exclude anybody from such production. Expiration thus accomplishes what it is supposed to accomplish. For a licensee in accordance with a provision in the license agreement to go on paying royalties after the patent expires does not extend the duration of the patent either technically or practically, because . . . if the licensee agrees to continue paying royalties after the patent expires the royalty rate will be lower. The duration of the patent fixes the limit of the patentee’s power to extract royalties; it is a detail whether he extracts them at a higher rate over a shorter period of time or a lower rate over a longer period of time.
Scheiber v. Dolby Labs., Inc., 293 F.3d 1014, 1017 (7th Cir. 2002).

The Seventh Circuit’s criticism is particularly apt in this case. The patent leverage in this case was vastly overshadowed by what were likely non-patent rights, and Kimble may have been able to obtain a higher royalty rate had the parties understood that the royalty payments would stop when the patent expired. Nonetheless, Brulotte and its progeny are controlling. We are bound to follow Brulotte and cannot deny that it applies here. Accordingly, the district court’s judgment is AFFIRMED.

IEF 12906

Buitenlandse uitzendkrachten eerder bekend met de Engelse e-klank

Vzr. Rechtbank Gelderland 23 juli 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:2404 (Connect tegen Conact Uitzendbureau B.V.)
Uitspraak ingezonden door Laurens Kamp, Simmons & Simmons LLP en Gert Jan van de Kamp, Parklegal.
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Connect is sinds 1992 actief als uitzendbureau met diverse vestigingen, waaronder Rotterdam, en is houder van het woordmerk CONNECT. ConAct is een uitzendbureau sinds 2005 en heeft vestigingen in Maasland, Vlaardingen en Den Haag.

Dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden in kort geding, omdat in de overlegde pleitnota meer jurisprudentie wordt aangehaald dan in de dagvaarding, faalt nu het eigen is aan een kort geding. Het past in de context van een uitzendbureau dat beide tekens CONNECT en ConAct Engels worden uitgesproken.

Voor wat betreft de laatste is het niet geloofwaardig dat het met een a-klank wordt uitgesproken, nu laag-opgeleide buitenlandse uitzendkrachten eerder bekend zullen zijn met het Engels (e-klank) dan het Latijn (a-klank). Het is niet aannemelijk dat aan de tekens een ander begrip zal worden toegekend dan aan het Engelse 'connect', dus verbinden en samenbrengen. Dat past immers in de context van een uitzendbureau.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van merkinbreuk en concludeert ook tot verwarring in de zin van art. 5 Handelsnaamwet en is het tevens ex 5a Hnw verboden om een handelsnaam te voeren die het merk bevat waarop een ander recht heeft. Ook de domeinnaam uzbcontact.nl wordt als handelsnaam in strijd met artikel 5 Hnw gevoerd.

4.3. Volgens ConAct is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden omdat Connect in haar ter zitting overlegde pleitnota meer jurisprudentie aanhaalt en uitgebreider ingaat op de juridische standpunten dan in de dagvaarding. Dat verweer faalt. Het is eigen aan een kort geding dat ter zitting in aanvulling op de dagvaarding de standpunten verder worden uitgediept en met jurisprudentie onderbouwd.
4.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de tekens ConAct en ConAct Uitzendbureau in het economisch verkeer worden gebruikt voor identieke diensten als waarvoor Connect haar woordmerk heeft geregistreerd. Het teken wordt immers gebruikt in het kader van een handelsactiviteit waarmee een economisch voordeel wordt nagestreefd, te weten het aanbieden van uitzenddiensten, terwijl het woordmerk CONNECT (onder meer) is ingeschreven in klasse 35, die ziet - kort gezegd - op uitzending en detachering van personeel, waaronder tekenkamer- en technisch uitvoerend personeel, en werving en selectie van personeel.(...) Het mag zo zijn dat ConAct thans vooral de agrarische markt bedient, maar zij kan ook (weer) uitzendactiviteiten ontplooien in de techniek sector. Aldus is er sprake van identieke uitzenddiensten.
4.11. In dat kader wordt overwogen dat in dit geval het merk en de tekens auditief en begripsmatig overeenstemmen. Het is niet aannemelijk dat daar waar in de uitzendbranche connect onweersproken wordt opgevat als een Engels woord en als zodanig wordt uitgesproken, het tegen ConAct, zoals ConAct heeft aangevoerd, door het relevante publiek van opdrachtgevers en werkzoekenden wordt opgevat als een woord afkomstig uit het Latijn en daarom door hen wordt uitgesproken met een a-klank, in plaats van een e-klank, zoals het geval is indien het woord ConAct wordt opgevat als een Engels woord. Dat is vooral neit geloofwaardig waar het de werkzoekenden betreft die zich bij ConAct inschrijven. Die hebben volgens ConAct niet of nauwelijks opleiding gehad en zullen dus doorgaans niet vertrouwd zijn met Latijn en dikwijls, omdat het buitenlanders zijn, wel enigzins met het Engels. (...) Gelet op het vorenstaande is ook niet aannemelijk dat aan de tekens ConAct of ConAct Uitzendbureau een ander begrip zal worden toegekend dan aan het Engelse connect, dus verbinden en samenbrengen. Dat past immers in de context van een uitzendbureau.
4.21. Met betrekking tot de vraag of ook de domeinnaam www.uzbconact.nl in strijd is met art. 5 Hnw, geldt het volgende. In beginsel is een domeinnaam niet meer of anders dan een (internet)adres van de domeinnaamhouder en is het gebruik daarvan niet aan te merken als het voeren van een handelsnaam. Door omstandigheden kan het evenwel anders zijn. Dat is het geval als de domeinnaam overeenkomt met een handelsnaam en gebruikt wordt ter aanduiding van de bedrijfsactiviteiten van een onderneming, waarbij ook de inhoud van de website achter de domeinnaam van belang is (vgl. o.a. gerechtshof Amsterdam 19 oktober 2006, red. IEF 3344).

Lees de uitspraak hier
Rechtspraak.nl (link)
ECLI:NL:RBGEL:2013:2404 (pdf)
KG ZA 13-285 (afschrift)

IEF 12905

Gebruik Zumba offline als ook online

Hof Den Haag 23 juli 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:2585 (Zumba Holland tegen Zumba Fitness LLC)
Zie eerder IEF 10352. Merkenrecht. Forumkeuzebeding. Contractenrecht. Handelsnaamgebruik online en offline. Metatags. Matiging dwangsom. In kort geding werd geoordeeld dat de handelsnaam moet worden uitgeschreven en het gebruik van de domeinnamen en metatags op de website moet worden gestaakt. Auteursrechtinbreuk en rectificatie werd afgewezen. Appellanten hebben acht grieven tegen het vonnis aangevoerd.

Appellanten hebben onvoldoende onderbouwd waarom de opzegging bij e-mail niet tot een rechtsgeldige beëindiging heeft geleid, waardoor het beroep - dat er geen sprake is van inbreuk omdat zij gerechtigd is de merken te gebruiken - geen doel treft. Daarnaast gaat het gebruik van de aanduiding ZUMBA op inschrijfformulieren, het zomerrooster, aan de sportschool en op posters verder dan gebruik om de door ZIN-leden te geven Zumba-lessen aan te duiden. De indruk wordt gewekt dat er een economisch verband bestaat.

Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat voor een beslissing op de inbreukvorderingen een voorlopig oordeel zal moeten worden gegeven over de beëindiging van de ZIN-overeenkomst, waarbij partijen een Amerikaanse rechter hebben aangewezen als de bij uitsluiting bevoegde rechter voor All disputes under this Agreement niet kan leiden tot een ander resultaat. Zoals hiervoor overwogen is de Nederlandse rechter c.q. de Haagse rechter bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van Zumba Fitness en daarmee is hij ook bevoegd de (onderhavige) verweren tegen die vorderingen te beoordelen.

Het gebruik van de aanduiding ZUMBA offline (als onderdeel van handelsnamen en op posters, inschrijfformulieren en roosters en in promotiemateriaal) wordt gezien als inbreukmakend gebruik. De stelling dat de posters historisch materiaal betreffen en dat een deel van de lessen in dezelfde sportschool is gerealiseerd rechtvaardigt een verbod.

De domeinnaam www.zumbaholland.com verwijst automatisch door naar de website www.marlonconnor.com. Appellanten betwisten ten onrechte dat zij hierdoor merkinbreuk maken, nu dit gebruik slechts valt aan te merken als gebruik van een adres of vindplaats op internet en niet als handelsnaamgebruik. Dit geldt idem voor metatags.

Appellanten hebben niet gemotiveerd betwist dat zij in beginsel door derden geplaatste berichten op Hyves, Facebook, Twitter en LinkedIn kunnen verwijderen.

20. Het hof is voorshands van oordeel dat het hiervoor in rechtsoverweging 14 omschreven gebruik verder gaat dan gebruik om de door ZIN-leden te geven Zumba-lessen aan te duiden. Er wordt immers de indruk gewekt dat er een economisch verband bestaat tussen Zumba Fitness en [appellant 1] – wiens foto en/of naam op allerlei posters met een of meer ZUMBA-merken voorkomt – en de sportschool van [appellant 1], waar immers ook andere lessen worden gegeven, terwijl niet aannemelijk is geworden dat daarvoor een andere handelsnaam of een afwijkend inschrijfformulier wordt gebruikt. Het hof wijst er in dit verband op dat “de bewijslast” ter zake rust op [appellanten] die zich op voormelde beperkingen beroepen. Het beroep van [appellanten] op voormelde beperkingen en toestemming kan dus niet slagen. Dit gebruik levert derhalve inbreuk op de merkrechten van Zumba Fitness op.

21. [appellanten] stellen in de memorie van grieven dat zij de bestreden handelsnamen (thans) nog slechts gebruiken voor Zumba-lessen in de sportschool en dat de posters historisch materiaal betreffen en daardoor bovendien niet de indruk wordt gewekt dat [appellant 1] Zumba lessen geeft. Voor zover [appellanten] hiermee beogen te stellen dat het hiervoor vermelde gebruik geen inbreukmakend gebruik oplevert heeft het hof die stelling al (in rechtsoverweging 20) verworpen. Voor zover [appellanten] stellen dat zij daarna geen inbreukmakend gebruik meer hebben gemaakt geldt het volgende. Nog daargelaten dat niet duidelijk is vanaf wanneer [appellanten] het gebruik zouden hebben aangepast, of dat gebeurd is naar aanleiding van het bestreden vonnis en hoe in concreto het handelsnaamgebruik voor een deel van de lessen in dezelfde sportschool is gerealiseerd, is een verbod nog steeds gerechtvaardigd alleen al omdat [appellanten] zich op het standpunt stellen dat zij (onder meer op grond van de in hun visie niet rechtsgeldig beëindigde ZIN-overeenkomst tussen [appellant 1] en Zumba Fitness) gerechtigd zijn de ZUMBA-merken te gebruiken, ook wanneer het niet slechts gaat om het aanduiden van Zumba-lessen door ZIN-leden en niet gesteld of aannemelijk is geworden dat zij zich bereid hebben verklaard zich van dat gebruik te onthouden. Gelet op het bovenstaande is de tussen partijen gevoerde discussie of [appellanten] aan het vonnis hebben voldaan en al dan niet dwangsommen hebben verbeurd weliswaar van belang in een eventueel executiegeschil, maar niet voor de beoordeling van dit hoger beroep.

Het gebruik van de domeinnaam www.zumbaholland.com en het teken zumba als metatag
25. Grief 4 richt zich tegen het bevel om het gebruik van de domeinnaam www.zumbaholland.com en het teken zumba als metatag te staken en gestaakt te houden. Bedoelde domeinnaam verwijst automatisch door naar de website van [appellanten] onder de domeinnaam www.marlonconnor.com. [appellanten] betwisten dat zij hierdoor merkinbreuk maken, nu dit gebruik slechts valt aan te merken als gebruik van een adres of vindplaats op internet en niet als handelsnaamgebruik (of als gebruik “als merk”, begrijpt het hof). In het midden kan blijven of het gebruik van de domeinnaam moet worden aangemerkt als gebruik “als merk” in de zin van artikel 2.20, lid 1, sub (a, b of) c, BVIE of als ander gebruik in de zin van artikel 2.20, lid 1, sub d, BVIE, nu [appellanten] het oordeel van de voorzieningenrechter dat [appellant 1] c.s door het gebruik van de domeinnaam, zonder geldige reden, ongerechtvaardigd voordeel trekken uit het onderscheidend vermogen en de reputatie van het merk, niet hebben bestreden. Daarvan uitgaande is sprake van merkinbreuk. Voor zover [appellanten] bedoelen te betogen dat in het geheel geen sprake is van gebruik, kan het hof hen niet volgen in dat standpunt. Wat betreft het gebruik van het merk ZUMBA als metatag op laatstgenoemde website, geldt hetzelfde. Het bovenstaande brengt mee dat grief 4 faalt.

Sociale media
26. Grief 6 richt zich tegen het bevel het gebruik van het merk of een overeenstemmend teken binnen sociale media zoals Hyves, LinkedIn en Facebook te staken en gestaakt te houden voor zover door dit gebruik bij het publiek de indruk kan ontstaan dat er (nog steeds ) een economische band bestaat tussen [appellanten] en Zumba Fitness. (...)
30. Voor wat betreft eventueel door derden op de pagina’s/ the wall van de accounts van [appellanten] in Hyves, Facebook, Twitter en LinkedIn geplaatste en te plaatsen berichten, hebben [appellanten] niet gemotiveerd betwist dat zij deze in beginsel kunnen verwijderen. Dit valt ook af te leiden uit het feit dat [appellant 1] na de melding van Zumba Fitness een bericht van Bernadet Leijssenaar heeft verwijderd (zie akte uitlaten van [appellanten] onder 8). Zonder nadere onderbouwing van het tegendeel door [appellanten] acht het hof voorshands aannemelijk dat dit ook geldt voor “historische gegevens”.
Dit doet er echter niet aan af dat [appellanten] naar het voorlopig oordeel van het hof in redelijkheid eerst tot verwijdering gehouden zijn nadat zij op de hoogte zijn van door derden geplaatste berichten. Gelet daarop zal het hof het bevel in zoverre aanpassen dat het pas geldt 48 uur nadat Zumba Fitness schriftelijk (per e-mail) heeft verzocht een bericht van een derde te verwijderen. Grief 6 slaagt derhalve in zoverre.

Proceskosten in eerste aanleg
33. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de grieven deels slagen en voor het overige falen en dat het vonnis deels zal worden vernietigd. [appellanten] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Nu de in de memorie van antwoord aangekondigde specificatie van proceskosten niet is overgelegd, zullen deze kosten worden begroot aan de hand van het liquidatietarief.


Het hof:
vernietigt het tussen partijen door de voorzieningenrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage in kort geding gewezen vonnis van 17 oktober 2011 voor zover daarbij
-
[appellanten] zijn bevolen het registreren en geregistreerd houden van een met het merk overeenstemmende handelsnaam te staken en gestaakt te houden;
-
[appellanten] zijn bevolen het gebruik van het merk of een overeenstemmend teken binnen sociale media, zoals Hyves, LinkedIn en Facebook te staken en gestaakt te houden, voor zover dit meer inhoudt dan het bevel het gebruik van het merk of een overeenstemmend teken binnen sociale media, zoals Hyves, LinkedIn en Facebook
a. voor zover door dit gebruik bij het publiek de indruk kan ontstaan dat er (nog steeds) een economische band bestaat tussen [appellanten] en Zumba Fitness en
b. voor zover [appellanten] de inhoud van het desbetreffende account kunnen wijzigen en
c. in geval het gaat om een door een derde op de pagina van het desbetreffende account geplaatste bericht, nadat ten minste 48 uur zijn verstreken na een verzoek namens Zumba Fitness om het bericht te verwijderen,
te staken en gestaakt te houden;
- is bepaald dat de gedaagde die in gebreke blijft met de nakoming van het in 5.1 opgenomen bevel een dwangsom aan Zumba Fitness zal verbeuren van € 5000,00 per overtreding, dan wel – ter keuze van Zumba Fitness – van € 1.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van in totaal € 100.000,00, voor zover dit meer inhoudt dan de bepaling dat de gedaagde/appellant(e) die in gebreke blijft met de nakoming van het aan [appellanten] opgelegde bevel, een dwangsom aan Zumba Fitness zal verbeuren van € 2.000,00 per overtreding, dan wel – ter keuze van Zumba Fitness – van € 400,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van in totaal € 20.000,00 voor inbreuken tot 23 juli 2013 en € 20.000,00 voor inbreuken vanaf 23 juli 2013.
Lees de uitspraak:
Rechtspraak.nl (link)
ECLI:NL:GHDHA:2013:2585 (pdf)
IEF 12904

Tarieven Foto Anoniem met kwart opslag

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 22 juli 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:2907 (Tekstblog)
Auteursrecht. Foto's. Eiser drijft een communicatieadviesbureau en exploiteert foto's, waaronder "Johan Cruijff voor microfoon". Gedaagde is een reclame-,ontwerp- en adviesbureau en heeft op een website de mogelijkheid voor haar bezoekers artikelen te publiceren. Zonder toestemming en zonder naamsvermelding is daarop een foto geplaatst bij het artikel "Voetballers en hun taalgebruik".

Ook het onbewust schenden van auteursrecht komt voor rekening en risico van de inbreukmaker. Door gedaagde is op zichzelf niet betwist dat eiser aan gebruik van door hem geëxploiteerde foto’s de tarieven van de Stichting Foto Anoniem verbindt, de rechter acht dat gedaagde niet aan de algemene voorwaarden van de Nederlandse Fotografenfederatie is gebonden. Voor een verhoging van de licentievergoeding is binnen 27a Auteurswet geen plaats. Een opslag van 25% is redelijk voor de gestelde vermindering van de exploitatiemogelijkheden als gevolg van het ontbreken van de naamsvermelding en de verminking van de foto.

4.3. (...) Ook het onbewust schenden van het auteursrecht komt voor rekening en risico van de inbreukmaker. Het door [gedaagde]gestelde dat de foto slechts in klein formaat op de website is geplaatst als decoratie bij het artikel en in deze verminkte vorm op tientallen andere websites staat, doet evenmin iets aan de inbreuk af.
Schade
4.4. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat als gevolg van de geconstateerde inbreuk schade is geleden. De kantonrechter gaat uit het van het gestelde commerciële gebruik van de foto, nu dit door [gedaagde]onvoldoende gemotiveerd is bestreden. De enkele omstandigheid dat de foto door [eiser] op zijn niet-commerciële website [website]is geplaatst, maakt immers niet dat daarvan geen sprake zou zijn. Daarbij heeft [eiser] onweersproken gesteld dat in en bij de foto op zijn website de naam van [X] als maker is vermeld alsmede de website van zijn communicatieadviesbureau. Nu de schade niet exact is vast te stellen, zal deze begroot moeten worden op een wijze die het meest in overeenstemming is met de aard van de geleden schade.
Schadevergoeding
4.5. (...) Door [gedaagde]is op zichzelf niet betwist dat [eiser] aan gebruik van door hem geëxploiteerde foto’s de tarieven van de Stichting Foto Anoniem verbindt. De kantonrechter gaat dan ook van die tarieven uit. [eiser] heeft gemotiveerd gesteld dat de foto op de website een formaat had van 150 bij 150 pixels. Dit is door [gedaagde]niet dan wel onvoldoende weersproken en staat daarmee vast. Voorts staat vast dat de foto in ieder geval van 6 januari 2011 tot en met 23 augustus 2012 op de website heeft gestaan en daarmee meer dan een jaar openbaar is gemaakt op een Nederlandstalige site met een .nl domeinnaam. In dat geval geldt blijkens de als productie 8 en 11 bij dagvaarding overgelegde tabellen van de tarievenlijst een licentievergoeding van € 513,00 (exclusief BTW). De kantonrechter ziet aanleiding om de bij de betreffende tabel vermelde korting van 25% toe te passen, aangezien [eiser] heeft erkend dat de foto niet steeds op de homepage van de website heeft gestaan. De gederfde licentievergoeding komt daarmee op een bedrag van € 384,75 (exclusief BTW).
4.7. Aan de algemene voorwaarden van de Nederlandse Fotografenfederatie kan in dit geval geen betekenis worden toegekend, omdat [gedaagde]daar niet aan gebonden is. Bovendien kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat de in die voorwaarden genoemde vergoedingen zijn gebaseerd op een berekening van de schade die auteursrechthebbenden lijden indien een foto zonder hun toestemming, zonder vermelding van hun naam als maker dan wel verminkt op een website openbaar wordt gemaakt.
4.8. Voor zover [eiser] betoogt dat verhoging van de licentievergoeding op zijn plaats is ter preventie tegen toekomstige inbreuken op het auteursrecht, gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Dit zou neerkomen op een boete in plaats van schadevergoeding en voor toewijzing van een boete is binnen het kader van artikel 27a Aw geen plaats.
4.9. De kantonrechter acht het in dit geval redelijk om naast het genoemde bedrag aan gederfde licentievergoeding een opslag van 25% te hanteren als vergoeding voor de geleden schade vanwege de gestelde vermindering van de exploitatiemogelijkheden als gevolg van het ontbreken van de naamsvermelding en de verminking van de foto.

Lees de uitspraak:
Rechtspraak.nl (link)
ECLI:NL:RBMNE:2013:2907 (pdf)

Op andere blogs:
Juridisch Dagblad (Foto voetballer/trainer als decoratie bij artikel en verminkte vorm ook inbreuk op auteursrecht)

IEF 12903

Ex parte tegen slijterij Call & Call toegewezen

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank Rotterdam 22 juli 2013, KG RK 13-1355 (Gall & Gall tegen supermarkt Marconiplein hodn Call & Call)
Beschikking ingezonden door Daniël Haije en Christine Fontaine, Hoogenraad & Haak advocaten.
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Ex parte. Gall & Gall is marktleider in Nederland op het gebied van drankenspeciaalzaken. De Gall & Gall-Merken zijn te beschouwen als bekende merken in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE en de Gall & Gall-Handelsnaam wordt al bijna een eeuw gebruikt. Call & Call houdt zich bezig met de exploitatie van een drankenspeciaalzaak in aan het Marconiplein te Rotterdam. Ook is Call & Call op internet te vinden. Gall & Gall verzoekt de voorzieningenrechter een beslissing te geven, strekkende tot het ex parte geven van een bevel om een inbreuk op een recht van intellectueel eigendom te beëindigen.

De Voorzieningenrechter beveelt inbreuk op diverse GALL & GALL merken en handelsnaam te staken, door CALL & CALL-teken te gebruiken, onder last van een dwangsom van €2.500 per dag.

Verwarringsgevaar
3.5. Call & Call is een slijterij, net zoals Gall & Gall. De producten en diensten van Call & Call zijn identiek aan de waren en diensten waarvoor de  GALL & GALL-merken zijn ingeschreven: onder andere alcoholhoudende dranken en exploitatie van slijterijen.
3.6. Gevolg is dat het gebruik van het teken 'Call & Call' voor de producten en diensten die Call & Call aanbiedt, leidt tot gevaar voor verwarring bij het relevante publiek. De gemiddelde consument die producten bij een slijterij koopt zou kunnen denken dat de ondernemingen economisch aan elkaar verbonden kunnen zijn.

De beoordeling.
Voorhands is aannemelijk dat sprake is van inbreukmakend handelen van verweerster met betrekking tot de door verzoekster gevoerde merkrechten, terwijl aan een sommatie om de inbreuk te beeindigen geen gehoor is gegeven.

De beslissing.
De voorzieningenrechter,
1. beveelt verweerder binnen vijf werkdagen na betekening van deze beslissing iedere inbreuk op de GALL & GALL merken en GALL & GALL handelsnaam, meer in het bijzonder door het gebruik van het CALL & CALL-teken als nader in het verzoekschrift omschreven te staken en gestaakt te houden;
2. veroordeelt verweerder tot betaling aan verzoekster van een dwangsom van €2.500 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat verweerder in strijd handelt met het onder 1 gegeven bevel, met een maximum van te verbeuren dwangsommen van €50.000,-

 

IEF 12902

Verstekvonnis Louboutin tegen Van Haren

Rechtbank Den Haag 17 juli 2013, HA ZA 13-694 (Louboutin tegen Van Haren Schoenen)
Uitspraak ingezonden door Wim Maas, Deterink NV.
Zie eerder IEF 12573. Merkenrecht. Verstekvonnis. Zoolmerk heeft aspecten van kleur- en vormmerk. Proceskosten niet opgegeven. Louboutin, ontwerper van high fashion damesschoenen heeft een zogenaamd "zoolmerk" geregistreerd voor de rode zool. Van Haren heeft zich in kort geding op het standpunt gesteld dat het zoolmerk een kleurmerk is, waarvoor derhalve de strenge eisen gelden die zijn ontwikkeld in het Libertel-arrest. In kort geding wordt Van Haren bevolen niet langer zijn zwarte en/of donkerblauwe hooggehakte damesschoenen met rode zolen te verkopen. Dit verstekvonnis in de bodemprocedure bevestigt dat kortgedingvonnis.

De rechtbank wijst de vorderingen uit de aangehechte dagvaarding toe met uitzondering van hetgeen daarin is doorgestreept en met de weergegeven wijzigingen (onderdeel C sub h, E en G).

Beslissing
De rechtbank;
2.1. veroordeelt gedaagde tot hetgeen is weergegeven in de aangehechte dagvaarding, met uitzondering van wat daarin is doorstreept en met de daarin weergegeven wijzigingen;
2.2 veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot dit vonnis aan de zijde van eiser begroot op 805,21 euro
2.3. verklaart de veroordelingen onder 2.1 en 2.2 uitvoerbaar bij voorraad;
2.4. wijst af het meer of anders gevorderde.

Uit de dagvaarding:

het Rechtbank Den Haag moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
A. voor recht te verklaren dat Van Haren inbreuk heeft gemaakt op het geregistreerde rodezoolmerk (registratienummer 0874489), door zonder toestemming van Christian Louboutin de in deze dagvaarding beschreven gewraakte schoenen te verhandelen;
B. Van Haren te bevelen onmiddellijk na betekening van het te dezen te wijzen vonnis en elk gebruik van het aangevochten teken voor hooggehakte damesschoenen te staken en gestaakt te houden;
C. Van Haren te bevelen de advocaat van Christian Louboutin binnen veertien (14) dagen [red. doorhaling rechter] één maand na betekening van het in dit geding te wijzen vonnis te verstrekken een schriftelijke verklaring, gestaafd door goed leesbare afschriften van justificatoire documenten, zoals inkooporders, facturen en afschriften uit de administratie van Van Haren, gecontroleerd en goedgekeurd door een registeraccountant op basis van onafhankelijk en zelfstandig onderzoek door deze accountant, betreffende:
a. de volledige namen en adressen van de leveranciers waarvan Van Haren de in deze dagvaarding beschreven gewraakte schoenen heeft betrokken;
b. de volledige namen en adressen van de professionele afnemers waaraan Van Haren de in deze dagvaarding beschreven gewraakte schoenen heeft geleverd;
c. het aantal door Van Haren vervaardigde en ingekochte exemplaren van de in deze dagvaarding beschreven gewraakte schoenen;
d. het aantal exemplaren van de in deze dagvaarding beschreven gewraakte schoenen dat Van Haren heeft verkocht;
e. de productieprijs en/of inkoopprijs en de verkoopprijs van de in deze dagvaarding beschreven schoenen;
f. de totale hoeveelheid exemplaren van de in deze dagvaarding beschreven gewraakte schoenen die Van Haren, vestigingen van Van Haren en derden voor Van Haren, op zowel de dag van betekening van het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding als op de dag van betekening van deze dagvaarding in voorraad hielden respectievelijk houden, onder vermelding van de locatie waar deze zich bevonden respectievelijk bevinden;
g. het totale bedrag van de winst die Van Haren gemaakt heeft als gevolg van de vervaardiging en/of verhandeling en/of verkoop van de in deze dagvaarding beschreven gewraakte schoenen.
h. het totale aantal bezoekers van de webpagina's waarop Van Haren de in deze dagvaarding beschreven gewraakte schoenen heeft weergegeven; [red. doorhaling rechter]

D Van Haren te bevelen binnen viertien (14) dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de totale voorraad exemplaren van de in deze dagvaarding beschreven gewraakte schoenen, zoals blijkt uit de te verstrekken opgave als bedoeld in vordering C onder f, op eigen kosten te (laten) vernietigen onder toezicht en in het bijzijn van een deurwaarder en een kopie van het door de deurwaarder opgemaakte proces-verbaal van vernietiging aan de advocaat van Christian Louboutin te sturen;

E. Van Haren te bevelen tot het betalen van een dwangsom van:
- € 20.000 (zegge twingtigduizend Euro) voor iedere gehele of gedeeltelijk overtredin van een van de hiervoor sub B t/m D gevorderde bevelen en veroordelingen, althans - naar keuze van Christian Louboutin [red. doorhaling door rechter] - voor iedere dag (een gedeelte van een dag als gehele dag gerekend) waarop een van deze bevelen geheel of gedeeltelijk wordt overtreden; of - eveneens naar keuze van Christian Louboutin -
- € 500 (zegge: vijfhonderd Euro) voor ieder individueel paar schoenen door de verhandeling waarvan het sub B gevorderde geheel of gedeeltelijk wordt overtreden, voor de opgave van ieder individueel paar schoenen ten aanzien waarvan de sub C gevorderde opgave geheel of gedeeltelijk wordt overtreden en ieder individueel paar schoenen ten aanzien waarvan het sub D gevorderde geheel of gedeeltedelijk wordt overtreden; [red. toevoeging rechter: tot een maximum van €1.000.000,-]
F. Van Haren te veroordelen de door Christian Louboutin als gevolg van de in de dagvaarding beschreven merkinbreuk geleden schade te vergoeden, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en dient te worden vereffende volgens de wet;
G. Van Haren te veroordelen in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten in de zin van art. 1019h Rv
De kosten deze zijn voor mij, deurwaarder
[red. doorhaling door rechter]

Op andere blogs:
SOLV (Louboutin vs. Van Haren – de strijd om de rode zool)

IEF 12901

Zijn media gebonden aan de Mediacode?

Raad voor de Journalistiek, Fotomoment Koninklijk Huis – zijn media gebonden aan de Mediacode?, www.rvdj.nl
Uit't persbericht: Geen enkele journalist of journalistieke uiting is gebonden aan de Mediacode van de Rijksvoorlichtingsdienst. De code is eenzijdig door de RVD vastgesteld en is geen afspraak tussen twee partijen.

De code is erop gericht leden van het Koninklijk Huis in hun privéleven te beschermen en te voorkomen dat ‘papparazi’ jacht op hen maken. In de code is specifiek aandacht voor kinderen, de prinsesjes die relatief ongestoord naar school moeten kunnen gaan en relatief ongestoord moeten kunnen opgroeien. De code is geïnspireerd door een vergelijkbare code die in het Verenigd Koninkrijk wordt/werd gehanteerd, om William en Harry een relatief rustige jeugd te bieden. Hij was in zekere zin een reactie op de ‘jacht op Diana’.

Lees verder

IEF 12900

Foutief uit het oogpunt van objectieve berichtgeving

Rechtbank van Eerste Aanleg Mechelen 15 januari 2013, A.R. 12/694/A (Schoeters tegen De Smet)
Uitspraak en samenvatting ingezonden door Willem De Vos en Thomas De Graeve, Sirius Legal.
Bij vonnis van 15 januari 2013 veroordeelde de Rechtbank van Eerste Aanleg te Mechelen Yves Desmet,  hoofdredacteur van de krant De Morgen, tot betaling van een morele schadevergoeding van 1 euro aan de echtgenote van de Antwerpse procureur-generaal Yves Liégeois voor een opiniestuk (De vele facetten van een diamantoorlog) dat hij schreef over de rol van Liégeois bij het gerechtelijk onderzoek naar diamantfraude.

De Antwerpse procureur-generaal Yves Liégeois stond begin 2012 dagen in het oog van de storm door de zogeheten diamantoorlog, waarbij Liégeois publiekelijk ruzie maakte met zijn ondergeschikte, substituut-procureur des Konings Peter Van Calster van het Antwerps parket. Liégeois wilde namelijk een schikking treffen met de diamantsector door hun proces te laten afkopen terwijl Van Calster verlangde dat de rechtbank zou oordelen over een boete en/of straf. Desmet schaarde zich achter het standpunt van Van Calster in een opiniestuk in De Morgen en herhaalde zijn kritiek op Liégeois in een tv-interview op de regionale Antwerpse tv-zender ATV. 

Hierop dagvaardde de echtgenote van procureur-generaal Liégeois Desmet voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Mechelen tot betaling van een schadevergoeding van 19.000 euro voor de schade die zij zou geleden hebben ten gevolge van de kritiek die Desmet had geuit aan het adres van Liégeois in zijn opiniestuk en mediaoptreden. De echtgenote van Liégeois argumenteert dat de indruk wordt gewekt van corruptie en partijdigheid in hoofde van procureur-generaal Liégois, waardoor diens goede naam en dus ook die van zijn echtgenote wordt besmeurd. Desmet werpt de ongegrondheid van de vordering op vermits hij met zijn opiniestuk zich juist kritisch wou uitlaten over de aanpak van Liégeois in het gerechtelijk onderzoek. Ondergeschikt riep hij de onverenigbaarheid in met de vrijheid van meningsuiting gewaarborgd door artikel 10 lid 2 EVRM.

De rechtbank oordeelt dat Desmet een fout beging in de zin van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek bij het vormen van zijn opinie en stelde dat er sprake was van suggestieve, niet gefundeerde meningen die de procureur-generaal in diskrediet konden brengen bij het publiek. Bepaalde bewoordingen in het opiniestuk waren namelijk van die aard zijn om bij het publiek de indruk te wekken van corruptie of partijdigheid in hoofde van de procureur-generaal. Dit kon hem en zijn familie, waaronder zijn echtgenote, schade toebrengen en blootstellen aan de openbare verachting. Verder stelt de rechtbank  dat haar beslissing de wijze waarop Desmet gebruik maakt van zijn vrijheid van meningsuiting veroordeeld, maar verder de vrijheid van meningsuiting zelf onberoerd laat. Desmet wordt bijgevolg veroordeeld tot betaling van een symbolische schadevergoeding van één euro.

Desmet heeft hoger beroep aangetekend tegen het vonnis en de zaak werd reeds ingeleid voor het Hof van Beroep te Antwerpen begin mei 2013. Interessant detail: Liègeois oefent zijn ambt van procureur-generaal uit bij het Parket-Generaal te Antwerpen. Vermits het Parket-Generaal advies moeten uitbrengen lijkt het dan ook aangewezen dat een ander Hof van Beroep de zaak behandeld.

Relevante rechtsoverwegingen: 3.12 t/m 3.15

Willem De Vos en Thomas De Graeve

IEF 12899

Noot Melano sieraden van Paul Geerts

P.G.F.A. Geerts, Noot onder Hof ’s-Hertogenbosch 29 januari 2013 (Melano / Quiges Fashion Jewels) IER 2013/25, p. 222-228.
Bijdrage ingezonden door Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen.

1. In deze korte noot zal ik (alleen) aandacht besteden aan het oordeel van het hof over de slaafse nabootsing (de derde grief) [IEF 12294].
2. Volgens het hof kan de op slaafse nabootsing gebaseerde vordering niet worden toegewezen (r.o. 7.6.4): “reeds omdat niet is komen vast te staan dat geïntimeerde de Melano sieraden heeft nagebootst. Geïntimeerde heeft reeds in eerste aanleg – door Melano onweersproken – gesteld dat hij de Eligo sieraden in november 2009 als gereed product heeft gekocht van een met name genoemde leverancier. Uit niets blijkt dat geïntimeerde zelf heeft nagebootst of heeft laten nabootsen”.
3. Het hof neemt tot uitgangspunt dat de slaafse nabootsingsjurisprudentie van de Hoge Raad alleen bescherming biedt tegen degene die zelf nabootst, dan wel daartoe opdracht geeft. Over dit oordeel van het hof kan ik kort zijn: het is een misvatting.

4. In de Spoorbundel heeft Gielen over deze kwestie het volgende geschreven. Ik citeer:

“Maar eerst iets over de terminologie. De kreet slaafse navolging of nabootsing wordt ook door de Hoge Raad gebruikt, maar kan naar mijn mening tot misverstanden aanleiding geven, met name over de vraag of de bescherming alleen wordt gegeven bij identieke producten (‘slaafs’) en/of alleen bij ontlening. Verder suggereert de kreet ‘navolging’ of ‘nabootsing’ voor de hier bedoelde vorm van onrechtmatig handelen veel teveel dat de onrechtmatigheid zit in de navolgingshandeling, maar dat is onjuist. Het is niet de navolgingshandeling die onrechtmatig is, maar het veroorzaken van verwarringsgevaar. Zoals de Hoge Raad zelf terecht aangeeft in het Borsumij/Stenman-arrest gaat het immers bij de in de rechtspraak ontwikkelde bescherming tegen slaafse nabootsing om ‘het verbod verwarring te stichten door na te bootsen op punten waar dat voor de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product niet nodig is’”.

5. In het onderhavige arrest is sprake van het misverstand waarvoor Gielen heeft gewaarschuwd. Het kan dus geen kwaad die waarschuwing hier nog eens te herhalen, met name ook omdat de redenering van het hof wel vaker wordt gevolgd. Gelukkig niet heel vaak, maar wel eens. Ik heb in ieder geval nog de volgende twee uitspraken gevonden: Vzr. Rb. Utrecht 27 april 2007, IEF 3893 (Heering/Milin) en Rb. Arnhem 29 september 2010, IEF 9126 (Zijlstra/Rolf Benz).

 

6. Kortom: de hier besproken beslissing van het hof moeten wij maar snel vergeten. Zij verdient in ieder geval geen navolging.

7. Ik laat hier verder onbesproken de vraag of door de implementatie van de Richtlijn OHP het slaafs nabootsen van andermans consumentenproduct Europees is geharmoniseerd en indien dat het geval is, welke gevolgen dat heeft voor de toepasbaarheid van de door de Hoge Raad ontwikkelde slaafse nabootsingsjurisprudentie. Die kwestie is onlangs in dit tijdschrift uitgebreid besproken en ik volsta hier gemakshalve met een verwijzing.


P.G.F.A. Geerts