DOSSIERS
Alle dossiers

Onrechtmatige mededinging  

IEF 7276

Omzeilen

ANP NovumRechtbank Amsterdam, 12 november 2008, HA ZA 04-3620, B.V. Algemeen Nederlands Persbureau ANP tegen Novum Nederlands Nieuws B.V. (met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek).

Eerst even voor jezelf lezen. Vonnis  in de langlopende zaak tussen ANP en Novum (zie IEF 698). De vorderingen worden toegewezen op basis van ongeoorloofde mededinging.

“4.15. Novum B.V. heeft een deel van haar nieuwsgaring en nieuwsvoorziening gebaseerd op werk dat door inspanningen van het ANP, haar directe concurrent, tot stand was gekomen en (nog) niet publiekelijk toegankelijk was. Dit terwijl Novum B.V. wist dat ANP haar geen toegang tot die gegevens had gegeven. Novum B.V. heeft met gebruikmaking van niet aan haar toegekende inloggegevens technische beschermingsmaatregelen omzeild en is zodoende opzettelijk en wederrechtelijk binnengedrongen in de ARTOS-Nieuwsserver. Het op deze wijze profiteren van de inspanningen van een ander bedijf is een vorm van ongeoorloofde mededinging en onrechtmatig wegens handelen in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7083

Een onderneming met een machtspositie

HvJ EG, 16 september 2008, In de gevoegde zaken C-468/06 tot en met C-478/06, Sot. Lélos kai Sia EE c.s. tegen GlaxoSmithKline AEVE Farmakeftikon Proïonton, voorheen Glaxowellcome AEVE. Verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Efeteio Athinon (Griekenland)

Parallelexport. Mededinging. Weigering om groothandelaren die zich met parallelexport bezig houden te bevoorraden.

“Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart voor recht: Artikel 82 EG moet aldus worden uitgelegd dat een onderneming met een machtspositie op de relevante geneesmiddelenmarkt die, ter voorkoming van de parallelexport door bepaalde groothandelaren van een lidstaat naar andere lidstaten, weigert om normale bestellingen van deze groothandelaren uit te voeren, misbruik maakt van haar machtspositie. Het staat aan de verwijzende rechter om te bepalen of die bestellingen normaal zijn, gelet op de omvang van deze bestellingen uit het oogpunt van de behoeften van de markt van die lidstaat en op de vroegere commerciële relaties tussen die onderneming en de betrokken groothandelaren.”

Lees het arrest hier.

IEF 7080

De gegevens op de chip

Punch Telematix JamaVzr. Rechtbank Zutphen, 15 september 2008, Punch Telematix Nederland B.V. tegen Jama B.V. (Met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek).

Eerst even voor jezelf lezen. Auteursrecht. Over het gebruik van RFID chips in vuilniscontainers en de vraag of de toegangscode tot die chips gekraakt mag worden. Beroep op auteursrecht en ongeoorloofde mededinging afgewezen. Veel is onvoldoende aannemelijk of gebleken. Het gestelde intellectuele eigendomsrecht maakt slechts een summier deel uit van de procedure: liquidatietarief.

“4.3. De voorzieningenrechter acht de stelling van Punch, dat zij met Rd4 een gebruiksbeperking ten aanzien van de chips is overeengekomen op grond waarvan Rd4 geen recht heeft op het password van de chips, onvoldoende aannemelijk geworden, aangezien Jama die stelling gemotiveerd heeft betwist en Punch onvoldoende bewijs heeft overgelegd van haar stelling. (…) Nu niet gebleken is van een overeengekomen gebruiksbeperking, Punch ter zitting heeft erkend dat niet kan worden uitgesloten dat niet Jama maar Rd4 het password heeft gekraakt en Punch onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Jama Rd4 heeft uitgelokt tot het kraken van het password van de Punch-chips, is onvoldoende gebleken dat Jama door het beschikken over het password onrechtmatig handelt jegens Punch.

4.4. Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van inbreuk op de door Punch ontwikkelde programmatuur, aangezien niet gesteld is dat Jams gebruik maakt van de programmatuur van Punch, maar slechts de chip gebruikt. Punch heeft gesteld dat de structuur van de gegevens op de chip uniek is, maar Jama heeft deze stelling betwist en aangevoerd dat op eenvoudige wijze toegang tot de gegevens kan worden gekregen. Ten aanzien van de gegevens op de chip is niet gebleken van een Punch toekomend auteursrecht, omdat door Punch onvoldoende is gesteld en aannemelijk gemaakt op grond waarvan ten aanzien van de gegevens op de chip sprake is van een eigen oorspronkelijk karakter en een persoonlijk stempel van Punch. Onvoldoende is gebleken dat Jama door het lezen van de Punch-chips onrechtmatig handelt jegens Punch.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6524

Even voor jezelf lezen

Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 30 juli 2008, LJN BD8862, KG ZA 08-619. Market Food Group B.V. c.s. tegen De Broodpiraat c.s.

Samenvatting Rechtspraak.nl: "Bakkerij 't Stoepje, een franchiseketen van marktbakkers, heeft in kort geding gevorderd dat concurrent De Broodpiraat en een franchisenemer van De Broodpiraat (een voormalig franchisenemer van Bakkerij 't Stoepje) stoppen met het prominente gebruik van de kleur geel bij de inrichting van hun marktkramen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht heeft die vordering toegewezen. Volgens de rechter handelt De Broodpiraat in strijd met de vaststellingsovereenkomst die zij in het verleden met Bakkerij 't Stoepje heeft gesloten, door dit prominente gebruik van de kleur geel door haar franchisenemers toe te staan. De gedagvaarde franchisenemer heeft zich door het voortzetten van het prominent gebruik van de kleur geel in zijn marktkraam naar het oordeel van de voorzieningenrechter schuldig gemaakt aan ongeoorloofde mededinging jegens Bakkerij 't Stoepje. Door zijn handelwijze heeft de franchisenemer er welbewust voor gekozen om de wervingskracht van 't Stoepje aan te tasten ten gunste van de wervingskracht van zijn eigen marktkraam en de formule van De Broodpiraat, en daarmee nodeloos verwarring gesticht bij het publiek, althans de uniforme uitstraling van 't Stoepje doen verwateren. Daarnaast is het De Broodpiraat niet meer toegestaan SMS-berichten met commerciële inhoud te sturen aan bepaalde franchisenemers van Bakkerij 't Stoepje."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam 10 juli 2008, KG ZA 08-993. High Fashion Music B.V. tegen Gelderblom (Met dank aan Maarten Leopold, Leopold Law Office)

Auteursrecht. Vordering in kort geding tot onder meer ondertekening van de concept aktes tot overdracht van Gelderblom's aandeel als componist c.q. tekstschrijver in de werken 'The Catwalk', 'Respected', 'Take it down' en 'Insane' toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 6397

Het verwateringproces

mos.gifRechtbank Middelburg, 2 juli 2008, LJN: BD6027, Se Zee-Land B.V. tegen Prins & Dingemanse B.V. c.s. (diverse mosselverwerkingsbedrijven).

Ongeregistreerd herkomstaanduidingenrecht, soortnaam, ongeoorloofde mededinging, misleidende reclame. Zeeuwse Mosselen moeten ‘een band’ met Zeeland moeten hebben. Die band met Zeeland ontstaat niet exclusief door verwerken, verwateren en verpakken in Zeeland, maar mosselen hoeven nou ook weer niet van alle vreemde smetten vrij te zijn om zich Zeeuws genoemd te mogen worden.

Eiser heeft mosselen met het etiket ‘Zeeuwse moddelen’ geleverd aan een Belgische supermarkt. Die mosselen waren (grotendeels) niet in Zeeland volgroeid en gevangen, maar afkomstig uit Denemarken en daar ook verwaterd, verwerkt en verpakt. Gedaagden brengen ook mosselen op de markt niet in Zeeuwse wateren, maar elders in het Noord-Oostelijk Atlantisch gebied, zijn volgroeid en gevangen onder de aanduiding ‘Zeeuwse mosselen’ op de markt. Maar deze mosselen worden wel in Zeeland verwaterd, verwerkt en verpakt. Eiser vraagt nu een verklaring voor recht dat het onderscheid dat de al dan niet in Zeeland zijn verwaterd, verwerkt en verpakt niet relevant is end at gedaagden niet meer rechten kunnen claimen dan eiser. Kortom, is de aanduiding ‘Zeeuwse mosselen ’vogelvrij’? Zowel Nederlands als Belgisch recht is toepasselijk.

Geen soortnaam, wel herkomstaanduiding. 4.6 (…) Het enkele feit dat [alle gedaagden] mosselen die niet in Zeeland zijn opgevist, maar daar alleen zijn verwaterd, verwerkt en verpakt, als ‘Zeeuwse mosselen’ verkoopt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de conclusie dat van een soortnaam sprake is, te rechtvaardigen. Deze omstandigheid maakt nog niet dat alle mosselen die aan de onder 3.1.4. genoemde eigenschappen voldoen door de gemiddelde consument als ‘Zeeuwse mosselen’ worden beschouwd en ook als zodanig kunnen worden beschouwd.

4.7.  Nu er niet van kan worden uitgegaan dat de ‘Zeeuwse mossel’ een soortnaam is geworden, is dit dus een herkomstaanduiding en dienen mosselen die als ‘Zeeuwse mossel’ op de Nederlandse markt worden gebracht tenminste een band met Zeeland te hebben. Daarbij kunnen diverse factoren een rol spelen, waaronder de vraag of de mosselen in kwestie (ook) in Zeeland zijn verwerkt, verwaterd en/of verpakt.

(…) De mosselen die [eiser] SE Zee-land op de markt heeft gebracht hebben in het geheel geen relatie met Zeeland, terwijl die benaming dat wel suggereert. De benaming is daarom misleidend voor het gemiddelde publiek zodat het SE Zee-land niet vrij staat deze mosselen op die wijze op de markt te brengen.

4.8.  Dat voor de benaming ‘Zeeuwse mossel’ tot op heden nog geen bescherming is aangevraagd en verkregen op grond van de verordeningen 509/2006 en 510/2006 van de Raad, betekent niet dat het een ieder vrijstaat om zijn producten onder die benaming op de markt te brengen. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft bepaald dat verordening 2081/92 (thans 510/2006) niet in de weg stond aan toepassing van een nationale regeling die het mogelijkerwijs misleidende gebruik verbiedt van een geografische herkomstaanduiding waarbij geen verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische herkomst ervan (zie HvJEG 7 november 2000, NJ 2001, 358) . Nu ook hier de kenmerken van de door SE Zee-land verhandelde mosselen geen verband houden met de aangeduide herkomst, kan aan SE Zee-land de gevraagde verklaring voor recht worden onthouden. Ook de artikelen 28-30 van het EG verdrag staan daar niet aan in de weg. Voor zover van een maatregel van gelijke werking sprake zou zijn, geldt dat het gaat om een proportionele en doeltreffende maatregel ter bescherming van de consument tegen misleiding, die zonder onderscheid wordt toegepast op alle mosselen waarbij iedere relatie met Zeeland ontbreekt.De maatregel is dan ook gerechtvaardigd.

Dat de Nederlandse en Belgische warenautoriteiten bij hun bezoeken geen normoverschrijdingen hebben geconstateerd, betekent ook niet dat het gebruik van de benaming ‘Zeeuwse mosselen’ door SE Zee-land rechtmatig was. Het is immers aan de rechter om hierover te oordelen.

Miseliding & Zeeuwse kwaliteitseisen. 4.9.  (…) Dat het gemiddelde publiek eveneens misleid zou kunnen worden door het gebruik van de benaming ‘Zeeuwse mosselen’ op verpakkingen van mosselen die uitsluitend in Zeeland zijn verwerkt, verwaterd en verpakt, maar overigens geen band met Zeeland hebben, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het feit dat de mosselen in biologische zin geen Zeeuwse mosselen zijn geworden door het verwateringproces, betekent nog niet dat in dit geval ook sprake is van misleiding van het publiek. Het staat immers vast dat bij deze mosselen in elk geval een deel van het consumptiegereed maken in Zeeland heeft plaatsgevonden. Hieruit kan de consument afleiden dat de mosselen in Zeeland aan bepaalde kwaliteitseisen zijn getoetst. Het belang van een herkomstaanduiding is met name gelegen in de veronderstelling dat het product aan een bepaalde kwaliteitsnorm voldoet. Of de mosselen die SE Zee-land op de markt heeft gebracht wellicht (ten minste) aan de zelfde kwaliteitsnormen voldoen, is in dit verband niet relevant. Het gaat bij de vraag of mededelingen misleidend zijn in de zin van artikel 6:194 BW immers om de subjectieve beleving van het publiek. Er kan dus evenmin voor recht worden verklaard dat het Prins & Dingemanse c.s. niet vrijstaat hun mosselen onder die benaming op de markt te brengen.

De rechtbank geeft echter nog geen eindoordeel maar houdt de zaak aan. “Partijen hebben echter ter onderbouwing van hun stellingen uitsluitend verwezen naar Nederlands recht en zich niet over de consequenties van de toepasselijkheid van Belgisch recht uitgelaten. De vraag naar het toepasselijke recht is ook pas in een laat stadium van de procedure naar voren gebracht. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich bij nadere conclusie over de gevolgen van de toepasselijkheid van het Belgisch recht uit te laten.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4399

Geen fishing expedition

eosreb.gifRechtbank Utrecht 11 juli 2007, zaaknr./rolnr. 209421 / HA ZA 06-488, Canon Kabushiki Kaisha en Canon Europa N.V. tegen Crown International B.V. en Crown Holding B.V. (Met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof)

Bodemprocedure over parallelimport, uitputting, fishing expeditions en ongeoorloofde mededinging. De procedure volgt op een kort geding tussen partijen waarin Crown is veroordeeld tot een inbreukverbod met betrekking tot de camera Canon Digital Rebel en enkele andere Canon-producten.

Op grond van de veroordeling in kort geding heeft Crown aan Canon opgave gedaan van de in- en verkoop van in totaal 19 Digital Rebels in het jaar 2005. Canon meent dat deze opgave onvolledig is en vordert een inbreukverbod en een onderzoek van de volledige administratie van Crown door een door de rechter aan te wijzen forensische registeraccountant.

Crown stelt in reconventie dat Canon zich op de Nederlandse markt schuldig maakt aan ongeoorloofde mededinging door het opleggen van niet toegestane verticale beperkingen aan Canon dealers en misbruik maakt van haar economische machtspositie. Canon zou daarmee onrechtmatig handelen jegens Crown.

Crown vordert derhalve in reconventie onder meer afschriften van stukken met betrekking tot contractuele verhouding tussen Canon en diverse Nederlandse Canon dealers en een verklaring voor recht dat Canon op de Nederlandse markt in strijd handelt met het mededingingsrecht.

Crown stelt dat de merkrechten van Canon met betrekking tot de Canon Digital Rebels zijn uitgeput in de zin van artikel 2.23 lid 3 BVIE.

In dat kader moet volgens de rechtbank de vraag worden beantwoord of Crown Canon-producten binnen de EER op de markt heeft gebracht die niet voor deze markt bestemd waren en, zo ja, of Canon zich daartegen kan verzetten omdat die producten niet door of met toestemming van Canon binnen de EER in het verkeer zijn gebracht. De rechtbank stelt onder verwijzing naar het arrest Van Doren/Lifstyle (HvJ EG, 8 april 2003) dat de bewijslast terzake rust op Crown, alleen al omdat tussen partijen vaststaat dat fotocamera’s met typeaanduiding Digital Rebel in beginsel niet voor verhandeling binnen de EER bestemd zijn (in de EER is de typeaanduiding van deze camera’s namelijk EOS 300D).

De rechtbank overweegt dat Crown onvoldoende heeft gesteld om tot deze bewijslevering te worden toegelaten en concludeert dat Crown zonder toestemming van Canon producten van het merk Canon heeft verhandeld die bestemd waren voor de markt buiten de EER en dat Canon zich tegen deze handelswijze kan verzetten. Het gevorderde inbreukverbod wordt grotendeels toegewezen.

Ook het door Canon gevorderde administratieonderzoek wordt grotendeels toegewezen, omdat is vastgesteld dat de opgave van de aankoop en verkoop van 19 Digital Rebels door Crown in 2005 op grond van het vonnis in kort geding onvolledig was. Ook in 2003 en 2004 heeft Crown in deze camera’s gehandeld.

De vorderingen van Crown in reconventie worden afgewezen. De vordering tot het verschaffen van afschriften van bescheiden met betrekking tot de contractuele verhouding tussen Canon en diverse Nederlandse Canon dealers betreft een vordering op grond van artikel 843a Rv. De vordering is volgens de rechtbank onvoldoende bepaald en derhalve te beschouwen als een “fishing expedition”, waarvoor dit artikel niet is bedoeld. Ter zake van de gevorderde verklaring voor recht dat sprake zou zijn van ongeoorloofde mededinging en misbruik van machtspositie heeft Crown volgens de rechtbank niet aan haar stelplicht voldaan c.q. zijn de door Crown overgelegde bewijsmiddelen onvoldoende.

Lees het vonnis hier

 

IEF 4300

18etcetera

Rechtbank Zwolle, 28 juni 2007, KG ZA 07-259. 1850 B.V. c.s. tegen KPN B.V. (met dank aan Michael Kellog, KPN)

Wel gemeld, nog niet samengevat. Ongeoorloofde concurrentie. KPN schendt in haar hoedanigheid van netwerkexploitant de zorgplicht jegens 1850 B.V. c.s. door te verwijzen naar haar eigen informatienummer 1888 bij storing van het KPN-netwerk waarvan 1850 B.V. c.s. afhankelijk is.

Het informatienummer 118 bestaat niet meer en daarvoor in de plaats zijn nummers gekomen die beginnen met 18, gevolgd door twee andere cijfers (de zogenaamde '18xy nummers'). Eiseres 1850 B.V. c.s. exploiteert het nummer 1850 en gedaagde KPN exploiteert het nummer 1888. Voor de bereikbaarheid van het informatienummer 1850 maakt 1850 B.V. c.s. gebruik van het platform van Verizon. Verizon maakt op haar beurt weer gebruik van het netwerk van KPN. Tussen KPN en 1850 B.V. c.s. bestaat geen contractuele relatie.

In de periode van 17 tot 24 mei 2007 was het informatienummer 1850 niet bereikbaar voor KPN-prepaid bellers. Zij kregen de tekst te horen: “Dit nummer is niet in gebruik. We helpen u graag bij het vinden van het juiste nummer. Het nummer is 1888. Ik herhaal 1888.”  Volgens 1850 B.V. c.s. wordt door KPN opzettelijk de aankiesbaarheid van de informatienummers van 1850 B.V. c.s. verstoord. Volgens de voorzieningenrechter kan van het opzettelijk veroorzaken van storingen niet worden uitgegaan zonder nadere bewijsvoering, waarvoor een kort geding zich niet leent.

De rechter is echter wel van oordeel “dat het onrechtmatig geacht moet worden dat tijdens een storing in het door het KPN BV geëxploiteerde netwerk bellers met de xy-nummers van 1850 B.V. c.s. geconfronteerd worden met een bandje met de mededeling dat het nummer van 1850 B.V. c.s. niet in gebruik is en dat de beller wordt opgeroepen het KPN informatienummer 1888 te bellen. (…)” 4.7.

“(…) Het door KPN B.V. in haar hoedanigheid van exploitant van een netwerk verwijzen naar het eigen informatienummer schendt in die omstandigheid dan ook de op haar rustende en jegens 1850 B.V. c.s. in acht te nemen zorgplicht.” 4.9.

“4.10. Dit leidt echter niet tot toewijzing van (een van) de vorderingen. De gevraagde voorzieningen zijn daarvoor – nu niet van het door 1850 B.V. c.s. gestelde opzettelijk handelen van KPN B.V. c.s. kan worden uitgegaan, niet gebleken is van de door 1850 B.V. c.s. gestelde onrechtmatige wijze van oplossen en afhandelen van de klachten (…) – te verstrekkend dan wel kan er niet van uit worden gegaan dat zij feitelijk uitvoerbaar zijn.(…)”

Lees het vonnis hier.

IEF 4299

Geen prioriteit

Nederlanse Mededingingsautoriteit, 10 mei 2007. Fresh FM tegen Buma (met dank aan Anja Kroeze, Buma/Stemra).

Het verzoek van Fresh FM om te verklaren dat Buma misbruik maakt van haar economische machtspositie door het hanteren van prijsdiscriminatie tussen verschillende radio-omroepinstellingen en/of het hanteren van een excessief tarief ten opzichte van Fresh FM wordt afgewezen.

Fresh FM verzoekt de Raad te verklaren dat Buma misbruik maakt van haar economische machtspositie door verschillende tarieven te hanteren voor dezelfde commerciële omroepinstellingen, door verschillende tarieven te hanteren voor publieke en commerciële omroepinstellingen, en door extreem hoge tarieven te berekenen in vergelijking met andere collectieve beheersorganisaties in de EG. Daarnaast zouden de wederkerigheidscontracten tussen Buma en de buitenlandse zusterorganisaties nietig zijn op basis van art. 6 Mw.

De Raad geeft aan dat zij in november 2005 een algemeen onderzoek is gestart naar collectieve beheersorganisaties. In februari 2007 concludeerde de Raad dat er thans geen bevredigende methode is om op basis van de Mededingingswet te kunnen beoordelen of collectieve beheersorganisaties excessieve tarieven hanteren.

Met betrekking tot de discriminatie en excessieve tarieven, neemt de Raad een aantal kanttekeningen in acht, te weten het onderhandelde tarief, het niet rivaliserend aspect van auteursrechten en de niet eenduidige welvaartseffecten van prijsdiscriminatie. De Raad onderscheidt vervolgens twee vormen van misbruik van een economische machtspositie: uitsluiting en uitbuiting. 

De Raad acht uitsluiting niet aannemelijk. Zolang Buma namelijk een wettelijke monopoliepositie heeft, kan zij geen rechtstreekse concurrenten benadelen of uitsluiten door het hanteren van prijsdiscriminatie. Daarnaast is Buma niet actief op de downstreammarkt, in casu de markt waarop Fresh FM actief is. Hierdoor is het zeer aannemelijk dat Buma geen prikkel heeft om afnemers van een licentie uit te sluiten of een afnemer te benadelen ten opzichte van een ander.

Er is eveneens geen sprake van uitbuiting door middel van het hanteren van excessieve tarieven. Hoewel uit de voorgenoemde Raad rapportage bleek dat zowel kostenoriëntatie, een internationale tariefsvergelijking en het achterhalen van welvaartseffecten geen bevredigende methoden zijn om te beoordelen of er sprake is van excessieve tarieven in het kader van collectieve beheersorganisaties, past de Raad de methode van vergelijking toe. De Raad baseert de vergelijking op de tarieven die collectieve beheersorganisaties in 2006 hanteerden, en concludeert dat er geen sprake is van een zodanige hoge vergoeding dat sprake is van misbruik van een economische machtspositie.

Met betrekking tot de wederkerigheidscontracten, overweegt de Raad dat de Europese Commissie op basis van gelijksoortige klachten heeft onderzocht of een overtreding van artikel 81 EG Verdrag heeft plaatsgevonden. De Commissie heeft in deze zaken tot nog toe geen overtreding kunnen vaststellen en de klachten afgewezen. Gelet hierop acht de Raad de kans op vaststelling van overtreding van de Mededingingswet zeer gering en acht het niet doeltreffend en doelmatig om deze overeenkomsten nader te onderzoeken. Het verzoek van Fresh FM wordt op grond van prioriteit afgewezen.

Lees het besluit hier en lees hier meer over de Nma rapportage.

IEF 3367

Alarmsystemen

scrtas.gifRechtbank Dordrecht ,18 januari 2007, LJN: AZ7053. Beheer B.V., Savebound Beheer B.V. en Securisys B.V. tegen gedaagden sub 1 en 2, Armon Trading Holland B.V. en Family Alert B.V.

Vonnis over auteursrecht op een logo en folder en onrechtmatige concurrentie. Partijen zijn in geschil omtrent een concept om gratis alarmsystemen te verstrekken bij het afsluiten van een abonnement op de meldkamer van een beveiligingsonderneming. De rechtbank wijst alle vorderingen af.

Voor zover er al sprake is van auteursrecht op het logo, is er onvoldoende gelijkenis tussen de logo's om te kunnen concluderen dat er sprake is van inbreuk. Hierbij dient het hele logo in ogenschouw te worden genomen, en niet slechts een onderdeel, zoals bijvoorbeeld de door eiseressen bedoelde afbeelding van twee volwassenen en twee kinderen - al dan niet met hond. Ook de vorderingen met betrekking tot auteursrecht op een folder worden afgewezen daar geen sprake is van gelijkenis.

Indien al sprake zou zijn van onrechtmatig handelen, volgt evenwel niet zonder meer dat de vorderingen  toewijsbaar zijn. Voor toewijzing van deze vorderingen is immers noodzakelijk dat er (thans) activiteiten worden verricht die, in het licht van de mogelijke onrechtmatigheid, verboden moeten worden. Omdat niet gebleken is dat gedaagde sub 2 op enig moment ten opzichte van Securisys zelfstandig concurrerende werkzaamheden heeft verricht, en omdat onvoldoende aannemelijk dat gedaagde sub 1 op dit moment concurrerende werkzaamheden jegens Securisys verricht, worden de vorderingen afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3003

Niet zomaar een concurrent

ingr.gifRechtbank Amsterdam. 26 oktober 2006, /KGO6-1652P. Van Ramshorst tegen Gedaagden (met dank aan Marco Balhuizen, Dijkstra Voermans).

Interessante uitspraak Ideeënbescherming over het kopiëren van een bedrijfsconcept door een voormalige medewerker. Auteursrechtinbreuk, plagiaat, depot te kwader trouw en, zeker gezien de omstandigheden van het geval, onrechtmatige mededinging.

Van Ramshorst heeft een werkwijze ontwikkeld voor het omgaan met stoffelijke resten van mensen en dieren na crematie. Deze werkwijze komt er op neer dat de asresten worden vermengd met aarde, die wordt ingebracht in een houder, waarin vervolgens een boom, heester of plant wordt opgekweekt. Re-In Green biedt hiertoe een verzekering en een koopsompolis aan en geeft o.a. een brochure uit met de titel “In de bloei ná het leven”.  Van Ramshorst heeft op de werkwijze op 13 januari 2006 octrooi aangevraagd. Van Ramshorst heeft in 2005 de naam Re-In Green als handelsnaam voor zijn toenmalige onderneming laten registreren bij de KvK en in maart 2006 is Re-In Green a.o. ingeschreven in het handelsregister.

Ten behoeve van de verdere ontwikkeling van het door van Van Ramshorst bedachte concept heeft hij vanaf januari 2006 met gedaagde 1 samengewerkt. Gedaagde 1 heeft het woordmerk RE-INGREEN gedeponeerd en de domeinnaam www.re-ingreen.eu laten vastleggen. In juli 2006 heeft Van Ramshorst de samenwerking opgezegd en gedaagde 1 gesommeerd het woordmerk en de domeinnaam over te dragen.

Gedaagden brengen inmiddels  onder de naam Eternal Tree een uitvaartfaciliteit op de markt waarbij asresten van personen of dieren worden toegevoegd aan (het wortelbed van) bomen of heesters. Zij bieden hiertoe een verzekering en een koopsompolis aan en geven een, vrijwel identieke, brochure uit met de naam “Een boom als dierbare herinnering”.  Van Ramshorst vordert niet alleen de overdracht van het woordmerk re-ingreen en de eu-domeinnaam maar ook dat gedaagden wordt bevolen om het aanbieden van producten onder het Eternal Tree concept te staken. De Amsterdamse voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe.

Auteursrecht

“Op de door Re-In Green uitgegeven brochure berust auteursrecht. Gezien de tekst, de opmaak, het kleurgebruik en de keuze van de in de brochure opgenomen foto’s, is sprake van een oorspronkelijk werk dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Re-In Green maakt de brochure als van haar afkomstig openbaar, zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden. Op grond van artikel 8 van de Auteurswet (Aw) wordt Re-In Green dan ook als de maker van het werk aangemerkt. Gedaagde 1  heeft ter zitting aangevoerd dat hij degene is die indertijd de Re-In Green-brochure heeft ontworpen en dat hem daarom de auteursrechten op die brochure toekomen. Gedaagde 1  zal hierin niet worden gevolgd. Hij heeft op geen enkele wijze, bijvoorbeeld aan de hand van tekeningen of schetsen, aannemelijk gemaakt dat hij de betreffende brochure inderdaad heeft ontworpen en dat Re-In Green jegens hem onrechtmatig handelt door die brochure te openbaren. Voorshands is er dan ook geen aanleiding af te wijken van de hoofdregel van artikel 8 Aw zodat Re-In Green in het hiernavolgende als auteursrechthebbende op de brochure zal worden aangemerkt.

Vervolgens wordt geoordeeld dat de brochure van Re-In Green en die van Eternal Tree wat betreft uiterlijk, opmaak, indeling, tekst, het gebruik van de foto’s en het onderwerp van de foto’s zeer gelijkend zijn. De raadsman van eisers heeft ter zitting per pagina en tot in detail een zo groot aantal gelijkenissen getoond, die niet zijn bestreden, zodat voorshands aannemelijk is dat de brochure van Eternal Tree geheel is ontleend aan die van Re-In Green en moet worden beschouwd als een nabootsing in gewijzigde vorm, die niet als een nieuw, oorspronkelijk werk kan. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat hier sprake is van inbreuk op het auteursrecht van Re-In Green.”

Ongeoorloofde mededinging

“Van ongeoorloofde mededinging is in zijn algemeenheid geen sprake indien wordt geprofiteerd van andermans inspanning, kennis of inzicht, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. Uitgangspunt is immers het beginsel van vrijheid van bedrijf en beroep. In geval van bijkomende omstandigheden kan echter wel sprake zijn van onrechtmatig handelen, bijvoorbeeld indien wordt geparasiteerd op de bedrijfsactiviteiten of resultaten van een ander of indien bedrijfsgeheimen, klanten of personeel afhandig worden gemaakt. In deze zaak is sprake van het kopiëren van het totale bedrijfsconcept. Allereerst wordt de werkwijze waarop Re-In Green octrooi heeft aangevraagd gekopieerd. In dit kader heeft weliswaar aangevoerd dat de werkwijze van Etemal Tree geen houder kent die moet voorkomen dat de asresten weglekken, maar dit verweer is in strijd met de door Etemal Tree uitgebrachte brochure waarin is vermeld: “Door gebruik te maken van speciale beschermingsjute en een ijzeren raamwerk blijft de as onlosmakelijk verbonden met de boom of heester”.

Ook het vierstappenproces is door Etemal Tree gekopieerd. Net als bij Re-In Green gaat ook Etemal Tree als volgt te werk: (stap 1) de keuze van een boom of heester, (stap 2) het samenbrengen van de as met de boom of heester tijdens een plechtige ceremonie, (stap 3) het opkweken van de boom of heester in de houder en (stap 4) het overbrengen van de boom of heester naar een door de nabestaanden aangewezen plek. Verder zijn ook de drie aanschafmogelijkheden door Etemal Tree gekopieerd en worden deze mogelijkheden op dezelfde manier aangeduid. De eerste mogelijkheid is de “Re-In Green Polis” respectievelijk de “Eternal Tree Polis” genoemd, de tweede mogelijkheid is de “Re-In Green Koopsom Polis” respectievelijk de “Etemal Tree Koopsom Polis” genoemd en de derde mogelijkheid is de “Re-In Green Directsom Voorziening” en de “Eternal Tree Direct Aankoop Voorziening” genoemd. De website van Eternal Tree vertoont eveneens grote gelijkenis met die van Re-In Green. De tekst op de website van Eternal Tree is op een aantal punten (bijvoorbeeld de drie
aanschafmogelijkheden) duidelijk gekopieerd van de website van Re-In Green. Voor zover de tekst niet letterlijk hetzelfde is, is de strekking ervan wel identiek. Verder hanteert Re-In Green een lijst met de naam De meest aansprekende vragen over Re-In Green. Etemal Tree hanteert een lijst met de naam De meest aansprekende vragen over Eternal Tree. De tekst van de lijst van Eternal Tree is volledig identiek aan die van Re-In Green. Hetzelfde geldt voor de prijslijst; de tekst van die van Eternal Tree is volledig identiek aan die van Re-In Green, met dien verstande dat Etemal Tree lagere prijzen hanteert. Hier is de conclusie gerechtvaardigd dat sprake is van plagiaat. Ten aanzien van de brochures is reeds overwogen dat met de brochure van Eternal Tree inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van Re-In Green.”

De omstandigheden van het geval

“Voor de vraag of sprake is van ongeoorloofde mededinging is niet alleen van belang dat het totale bedrijfsconcept wordt gekopieerd. Andere omstandigheden kunnen eveneens een rol spelen. In dit geval is van belang dat gedaagde 1 niet zomaar een concurrent is van Re-In Green. Tot juli 2006 was hij nauw bij Re-In Green betrokken en aannemelijk is dat hij daarom in staat is geweest het bedrijfsconcept te kopiëren. Bovendien wist hij van de (vertrouwelijke) octrooiaanvraag en heeft hij in strijd met de bedoeling van partijen het merkdepot en de eu-domeinnaam van Re-In Green op eigen naam laten zetten. Verder is aan de hand van de in het geding gebrachte verklaringen op zijn minst de vrees van eisers gerechtvaardigd dat gedaagde 1, na het beëindigen van de samenwerking nog contacten heeft gehad met klanten en relaties van Re-In Green, dat hij zich nog heeft voorgedaan als vertegenwoordiger van Re-In Green en dat hij zich (negatief) over Re-In Green heeft uitgelaten. Tot slot valt niet uit te sluiten dat sprake is geweest van een vooropgezet plan van gedaagde 1. De domeinnaam www.eternaltree.nl is immers al op 24januari 2006 door hem geregistreerd en de domeinnaam www.eternaltree.eu op 7 april 2006. Beide data liggen véér de beëindiging van de samenwerking. “

Op grond van hetgeen is overwogen is de conclusie gerechtvaardigd dat  zich schuldig maakt aan ongeoorloofde mededinging en derhalve onrechtmatig handelt jegens eisers.  De voorzieningenrechter verbiedt gedaagden het Eternal Tree concept en producten uit dat concept aan te bieden, klanten of relaties van Van Ramshorst te benaderen en zich op welke wijze dan ook te associeren met Re-In Green en het  eerder genoemde woordmerk en de domeinnaam aan over te dragen zonder dat hierbij aanspraak te maken op een vergoeding.

Lees het vonnis hier.