Merkenrecht  

IEF 12026

Noot Paul Geerts onder HvJ EU Botox

P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ 10 mei 2012, zaak C-100/11 P; IEF 11290 (Botox),gepubliceerd in IER 2012/53, p. 442-455; IEF 12026.

Een bijdrage van Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen.

Merkenrechtelijke noot bij IEF 11290. (...) Uit de jurisprudentie van het HvJ wordt steeds duidelijker dat de soep niet zo heet gegeten hoeft te worden als aanvankelijk wel werd verondersteld. Ook het onderhavige arrest zorgt voor weer een beetje meer afkoeling. Om te beginnen herhaalt het Hof in r.o. 93 de regels die het in Intel-arrest heeft gegeven en in r.o. 94 de regels uit het L’Oréal-arrest. Vervolgens herhaalt het Hof in het eerste deel van r.o. 95 de regels die het in zijn TDK-beschikking heeft gegeven. In het tweede deel van r.o. 95 helpt het Hof ons weer een stapje verder door te overwegen dat de conclusie dat er een toekomstig niet theoretisch gevaar bestaat voor ongerechtvaardigd voordeel of schade:

“in het bijzonder kan zijn gebaseerd op logische gevolgtrekkingen die voortvloeien uit een waarschijnlijkheidsanalyse en waarbij rekening wordt gehouden met de in de relevante handelssector gebruikelijke praktijken en met alle andere omstandigheden van het concrete geval”.

11. De hierboven geciteerde passage komt letterlijk uit het Botox-arrest van het Gerecht. Dat is overigens niet de eerste uitspraak waarin het Gerecht met deze regel heeft gewerkt. Met de onderhavige beslissing bevestigt het HvJ dat het Gerecht op dit punt op het goede spoor zat. Gelukkig maar: bij het oplossen van het in nr. 9 genoemde bewijsprobleem lijkt het gezonde verstand gewonnen te hebben.

12. Dit alles resulteert er uiteindelijk in dat het HvJ van oordeel is dat het Gerecht op juiste gronden kon oordelen dat rekwiranten ongerechtvaardigd voordeel trekken uit het bekende merk Botox. Daarbij wijst het Hof er (in r.o. 96) overigens ook nog even fijntjes op dat het Gerecht in het bestreden arrest nog heeft opgemerkt:

“dat rekwirantes ter terechtzitting hadden erkend dat hun producten weliswaar geen botulinetoxine bevatten, maar dat zij toch voordeel beoogden te trekken uit het imago van dat product, dat in het merk BOTOX terug te vinden is”.

Lees de gehele bijdrage (incl. uitgebreide voetnoten)

IEF 12022

Vijf jaar merkenrechtspraak. Een analyse van vijf jaar merkinbreukzaken in Nederland

Pieter de Bruijn, Marleen van Putten, Woudina Speldenbrink en Charlotte Sophie van Triest, 'Vijf jaar merkenrechtspraak - Een analyse van vijf jaar merkinbreukzaken in Nederland, BerichtenIE oktober 2012, p. 282-291.

Een bijdrage van bachelorstudenten Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Leiden. Binnen het ‘Honours College Law’ programma is dit onderzoek de basis geweest voor de bachelorscriptie onder leiding van prof. Dirk Visser.

In 2006 publiceerde de Amerikaan Barton Beebe een kwantitatief statistisch onderzoek naar de rechterlijke motivering in Amerikaanse merkinbreukzaken. Met zijn ‘multifactor test’ werd de motivering van de rechter aan een gestructureerde toets onderworpen. Dit onderzoek is onderdeel van een lange traditie van kwantitatief statistisch onderzoek in de Verenigde Staten. Voor zover bekend is in Nederland nooit eerder bekeken wat kwantitatief statistisch onderzoek binnen het merkenrecht kan opleveren. Wij hebben daarom een poging gedaan om een vergelijkbaar onderzoek uit te voeren naar Nederlandse rechtspraak.

Inhoudsopgave artikel:
1. Inleiding
2. Verantwoording
3. Plaats, instantie en procedure
4. Een geslaagde procedure voor de merkhouder?
5. Beschermingsomvang van het merk
6. Beneluxmerk of gemeenschapsmerk? (sic)
8. Waren of diensten waarvoor het merk wordt gebruikt
9. Gevoerde en besproken verweren
10. Arresten van het Hof van Justitie
11. Samenloop met andere IE-rechten
12. Inbreukvraag van art. 2.20 lid 1 BVIE
13. Belangrijke factoren bij de inbreukvraag
14. Relevantie in het licht van Red Bull/Bulldog
15. Conclusie

Selectiecriteria:
• Nederlandse rechtbanken en gerechtshoven
• Periode 2007 tot en met 2011
• Praktijkgebied IE, zoekterm ‘merkenrecht’
• IE-Forum.nl, dossier ‘rechtspraak per jaar’
• Eindvonnissen
• Inhoudelijke inbreukbeoordeling


Uit de Conclusie:
Gezien het spoedeisende belang in merkenrechtzaken is het kort geding de meest gebruikelijke procedure voor het beslechten van een dergelijk geschil. Het starten van een procedure is voor veel merkhouders een goede zet gebleken: in ruim 60% van de gevallen bleek de merkhouder te winnen. Daarnaast blijkt een vordering op grond van art. 2.20 lid 1 sub b BVIE het meest voor te komen.

De rechter noemt in zijn beoordeling niet altijd alle vereiste criteria of hij motiveert deze niet naar behoren. Soms wordt alleen de inhoud van het artikel genoemd en niet verder uitgewerkt. Ondanks deze onvolkomenheden, blijkt dat de rechter doorgaans wel veel gebruik maakt van de criteria, of in ieder geval er een aantal motiveert. De criteria en factoren blijven een belangrijk richtsnoer voor de rechter in zijn beoordeling. Of de rechter de criteria en factoren op een juiste wijze heeft toegepast en wat precies de betekenis is van de verschillende criteria voor de einduitspraak, komt niet in een onderzoek als dit naar voren.

(...)

Het is mogelijk geweest om aan de hand van dit onderzoek enkele ontwikkelingen in het merkenrecht te bekijken. Het feit dat de rechtbank Den Haag een exclusieve bevoegdheid bezit ten aanzien van gemeenschapsmerken is ook terug te zien in de resultaten. Ten slotte is bekeken wat de betekenis is van het arrest Red Bull/Bulldog voor de rechtspraktijk. Gebleken is dat rechters het element auditieve, visuele en begripsmatige overeenstemming soms in een adem noemen zonder dit vervolgens te motiveren. Uit het onderzoek is gebleken dat het in de praktijk niet altijd gebeurt dat de rechter die drie factoren noemt en motiveert. Nu er een nieuwe rechtsregel geldt zal de feitenrechter dit vaker moeten doen.

(...)

De door de Nederlandse feitenrechter gehanteerde merkenrechtelijke inbreukcriteria zijn over het algemeen namelijk minder duidelijk en bij de motivering daarvan is vaak sprake van nuanceverschillen. De voornaamste conclusie uit dit onderzoek luidt dan ook dat de Nederlandse merkenrechtpraktijk zich niet leent voor dergelijk kwantitatief statistisch onderzoek zoals Beebe in Amerika heeft uitgevoerd. Daarvoor is de praktijk te casuïstisch van aard. Desalniettemin heeft het onderzoek andere interessante gegevens opgeleverd. In de loop van het onderzoek is de omvang van het onderzoek uitgebreid. Dit heeft erin geresulteerd dat niet alleen gekeken is naar de vraag hoe de rechter daadwerkelijk omgaat met de criteria van de inbreukvraag, maar zijn ook veel andere gegevens over feitelijkheden verzameld die een rol spelen in een merkenrechtelijk geschil.

Lees het gehele artikel hier.

De in de voetnoten genoemde bijlagen:
Bijlage BIE 1238.2012; Bijlage 1 Vragenlijst
Bijlage BIE 1239.2012; Bijlage 2 Dataset rechtspraak 2007-2011 [tip van de redactie: selecteer aan de hand van filters]
Bijlage BIE 1240.2012; Bijlage 3 Aantallen- en percentageoverzicht 2007-2011
Bijlage BIE 1241.2012; Bijlage 4 Waren en diensten gespecificeerd
Bijlage BIE 1242.2012; Bijlage 5 Mogelijkheden voor verder onderzoek
Bijlage BIE 1243.2012; Bijlage 6 Reflectieverslag

IEF 12019

BBIE serie oktober 2012

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 22 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE serie september 2012.


29-10
TRUVEO
TRUVO LABS
Gedeelt.
29-10
TRUVEO
TRUVO
Gedeelt.
29-10
TELEVIC

TELEC SOLUTIONS

Afgew.
29-10
NUTELLA
fitELLA
Afgew.
29-10
TRUVEO
TRUVO
Gedeelt.
25-10
MATRIOSHKA
matroesjka
Toegew.
25-10

FRESH & CLEAN

FRESH MARINE FRESH CLEAN ECO
Afgew.
25-10
NF

NF NEWFYSIC

Toegew.
25-10
NF

NF NEWFYSIC AFSLANKEN IS TOPSPORT

Toegew.
25-10
NF
NF
Toegew.
24-10
RSM

RSM ERASMUS UNIVERSITY

Afgew.

De volgende elf:

24-10

ROUTE 66

Agresso Business World Route 66

Toegew.

24-10

MAXIM

MAXXAM

Afgew.

24-10

B-52

B52

Afgew.

23-10

METRO

METROCONNECT

Afgew.

22-10

OPTION

tOption

Toegew.

09-10

PIN-UP STARS

PINUP CLUB

Toegew.

09-10

MERE POULARD LE MONT SAINT MICHEL MERE POULARD

MERE POULE

Toegew.

09-10

HET DOK

DOK3

Gedeelt.

09-10

SUPER HEROES

SUPERHERO

Gedeelt.

04-10

XANGO

Yango

Gedeelt.

03-10

FARMING TOYS

Toys Farm

Afgew.

 

IEF 12016

Jurisprudentielunch merken-, modellen en auteursrecht

De Balie te Amsterdam, donderdag 29 november van 12.00 tot 15.15 uur.

Op donderdag 29 november 2012 organiseert deLex, uitgever van onder meer IE-Forum.nl wederom een intensieve jurisprudentielunch. Tijdens deze bijeenkomst behandelen Tobias Cohen Jehoram, Christien Wildeman en Joris van Manen de belangrijkste uitspraken op het gebied van het merken-, modellen- en auteursrecht. Van iedere uitspraak zal de essentie en het belang voor de praktijk worden besproken, zodat u in slechts drie uur volledig op de hoogte bent van de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.

Met o.a. de volgende uitspraken:
• HvJ EU Storck/OHIM, IEF 11727
• HvJ EU IP translator, IEF 11454
• HvJ EU Neuman en Galdeano del Sel, IEF 11890
• OHIM BoA (Banketbakkerij Merba tegen Biscuits Poult Sas), IEF 11944
• Rb Amsterdam, Playboy Britt Dekker, IEF 11743
• HR De Thuiskopie-zaken (Opus ACI Adam), IEF 11863

Kosten 
Deelname per persoon € 325 (excl. BTW).
Sponsors betalen slechts € 285 (excl. BTW).
Rechterlijke macht/wetenschappers (full time) € 95 (excl. BTW).

Hier aanmelden

Zie meer in de IE-Forum overzichten HvJ EU.

IEF 12010

Onderzoek over Trade Secrets en vertrouwelijke bedrijfsgeheimen in de interne markt

Following a call for tender, the European Commission contracted Baker & McKenzie to carry out a study on the economic and legal aspects linked with the use, misappropriation and litigation on confidential business information and trade secrets.

In this context Baker & McKenzie is launching a survey to industry aimed at collecting information on how companies manage their know-how and other information of strategic value for their competitiveness. The data to be collected from companies from all sizes and locations within the European Union will help the European Commission to better evaluate whether there is a need to provide companies, and in particular SMEs, with better means of redress against the economic harm resulting from dishonest appropriation of confidential business information.

The European Commission encourages any company to participate in the survey. In order to do so simply send a message to tradesecretstudy@bakermckenzie.com expressing your willingness to participate (ex: Dear Sirs, I would like to participate in the survey). You will then receive an e-mail providing a user ID, a password and a link to the webpage of the survey. You will be able to choose between a number of languages in which to complete the survey.

IEF 12008

POPSTARS is door intensief gebruik in Nederland een algemeen bekend merk

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 15 november 2012, zaaknr. 429981 / KG ZA 12-1198 (Screentime en Five Divas tegen SBS en Talpa)

Merkenrecht. Algemeen bekend merk door intensief gebruik op Nederlandse televisie, Uitzending Gemist en Youtube.

Eisers en Talpa zijn televisie- en productiemaatschappijen, SBS is een omroepbedrijf. Het televisieprogramma 'Popstars', een talentenjacht met diverse rondes van audities en gevolgd door live shows is bedacht, ontwikkeld en geproduceerd door Screentime en Five Divas. Het is via licentieovereenkomsten in 50 landen uitgezonden. SBS kondigt een nieuwe zangtalentenjacht aan met de naam 'The Next Popstar'. Dit wordt aangekondigd via de domeinnaam popstars.nl.

Het beroep van Screentime op haar Beneluxmerken slaagt niet nu de benamingen slechts dienen tot aanduiding van kenmerk van de diensten, zangtalentjachten draaien immers om de selectie en creatie van (potentiële) 'popsterren', waar het relevante publiek in de Benelux het Engels voldoende beheerst om de betekenis van het woord te begrijpen. Er is geen bewijs van inburgering voor het gehele grondgebied van de Benelux (slechts één seizoen op de Vlaamse televisie in 2001 en met name niet in (gericht op) Wallonië of Luxemburg).

Door intensief merkgebruik is er wel sprake van een algemeen bekend merk in Nederland ex 6bis Uvp en 16 lid 2 TRIPs, doordat er tussen 2008 en 2011 ieder jaar vier maanden iedere week prime time een zangtalentenjacht is uitgezonden met een gemiddeld bereik van een miljoen televisiekijkers, herhaalde uitzendingen en via Uitzending Gemist en Youtube en andere media-aandacht. SBS en Talpa worden bevolen merkinbreuk door gebruik van het teken THE NEXT POPSTAR en door gebruik van de domeinnaam popstars.nl te staken.

4.7. Screentime heeft (...) wel voldoende aannemelijk gemaakt dat het teken POPSTARS zo intensief heeft gebruikt in Nederland dat het teken moet worden aangemerkt als een algemeen bekend merk voor het produceren en uitzenden van een zangtalentenjacht in de zin van artikel 6bis UvP en artikel 16 lid 2 TRIPs. Het beperkte gebruik in België en Luxemburg sluit dat niet uit, aangezien voor de toepassing van dat artikel in Nederland (...) volstaat dat het merk in Nederland algemeen bekend is [red. vergelijk Hof 's-Gravenhage inzake Wendy's, IEF 11161].

Lees de grosse KG ZA 12-1198, schone pdf KG ZA 12-1198.

Op andere blogs:
Dirkzwager IE/IT (Beschermingsdrempel van algemeen bekend merk is verlaagd)
IPKat (Screentime, Divas saved by Paris Convention)
Merkenbureau Abcor (POPSTAR – THE NEXT POPSTAR; bekendheid in Nederland voldoende voor merkinbreuk!)
SOLV (Popstars algemeen bekend dus onderscheidend?!)
VZB-blog (The Next Popstar wordt noodgedwongen The Next Pop Talent)

IEF 12003

Conclusie A-G over het begrip derde die houder is van later ingeschreven merk

Conclusie A-G Mengozzi HvJ EU 15 november 2012, zaak C-561/11 (Fédération Cynologique Internationale)

Prejudiciële vragen gesteld door Juzgado de lo Mercantil, Alicante (Spanje).

Uitlegging van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk. Inbreuk of dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk. Aan het gemeenschapsmerk verbonden uitsluitend recht, over het begrip „derde”.

Conclusie:

Artikel 9, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk moet aldus worden uitgelegd dat, in geval van een geschil betreffende schending van het door een gemeenschapsmerk verleende uitsluitende recht, het recht om derden het gebruik van dit merk te verbieden, zich uitstrekt tot iedere derde die een teken gebruikt dat tot verwarring kan leiden, daaronder begrepen de derde die houder is van een later ingeschreven gemeenschapsmerk.

Vraag:

„Strekt het recht om derden het gebruik van een teken in het economische verkeer te verbieden als bedoeld in artikel 9, lid 1, van [verordening (EG) nr. 207/2009] zich in een procedure wegens inbreuk op het aan een gemeenschapsmerk verbonden uitsluitende recht uit tot iedere derde die een teken gebruikt dat verwarring kan doen ontstaan (doordat het overeenstemt met het gemeenschapsmerk en gebruikt wordt voor [soortgelijke] diensten of waren), of valt een dergelijke derde die gebruik maakt van dat teken dat [voor verwarring kan zorgen en] op zijn naam als gemeenschapsmerk is ingeschreven, daar integendeel niet onder zolang die jongere merkinschrijving niet nietig is verklaard?”

Op andere blogs:
IPKat (Community trade mark law goes to the dogs)
Marques (Dogfight over Community trade marks: AG opines)

IEF 12002

Gerecht EU week 45

Gemeenschapsmerkenrecht. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:

(A) bij visuele en fonetisch overeenstemming behoeft geen dominant onderdeel (Impulso creador)
(B) Afkorting GG is beschrijvend voor Großes Gewächs-wijn
(C)  Geen verwarringsgevaar bij merken met gemeenschappelijk element niet te bewijzen met algemene verwijzing naar lijst Gerecht EU-uitspraken

Gerecht EU 14 november 2012, zaak T-555/11 (Evonik Industries / OHMI - Impulso Industrial Alternativo (Impulso creador)(tesa / OHMI))

(A) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk „Impulso creador”, voor waren en diensten van onder meer de klassen 35, 36, 37 en 42, strekkende tot vernietiging van beslissing R 1101/20102 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 20 juni 2011, waarbij is verworpen het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling houdende gedeeltelijke weigering van inschrijving van dat merk in het kader van oppositie van de houder van het nationale en het gemeenschapsbeeldmerk die het woordelement „IMPULSO” bevatten, voor diensten van de klassen 35 en 42. Het beroep wordt afgewezen, visueel en fonetisch zijn de tekens gelijk, daarbij is het niet van belang of het onderdeel Impulso dominant is.

32 It follows from all the aforegoing considerations that, irrespective of the answer to the question whether the word ‘impulso’ must be considered to be the dominant element of the marks in question, they are similar from an overall visual and phonetic perspective.

39 (...) In any event, the applicant has failed to show how attaching the slightest importance to the phonetic aspect of the signs in question influenced the overall assessment of the likelihood of confusion.

Gerecht EU 15 november 2012, zaak T-278/09 (Verband Deutscher Prädikats- und Qualitätsweingüter / OHMI (GG))

(B) Gemeenschapsmerk – Vernietiging van beslissing R 1568/20081 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 30 april 2009 tot verwerping van het beroep tegen de beslissing van de onderzoeker waarbij de inschrijving van het woordmerk „GG”, voor waren van klasse 33, is geweigerd. De hoofdletters „GG“ wordt in de wijnsector gebruikt voor de Duitse uitdrukking „Großes Gewächs“. Het beroep wordt afgewezen.

55 Erstens verhindert, selbst wenn die Abkürzung, wie der Kläger geltend macht, nur von seinen Mitgliedern für den Ausdruck „Großes Gewächs“ verwendet wird, dieser Umstand nicht, dass die Öffentlichkeit oder die Fachleute des Weinsektors über das Internet oder andere Quellen Zugang zu dieser Information haben und sie als solche verstehen, d. h. als eine im Weinsektor für den fraglichen Ausdruck verwendete Abkürzung. Die Beschwerdekammer hat daher in Randnr. 23 der angefochtenen Entscheidung zu Recht festgestellt, dass die bloße Verwendung des Wortzeichens GG durch den Kläger und seine Mitglieder als beschreibende Angabe für die von der Anmeldung erfassten Waren nichts daran ändert, dass dieses Zeichen beschreibend ist.

Gerecht EU 13 november 2012, zaak T-555/11(tesa / OHMI - Superquímica (tesa TACK))

(C) Gemeenschapsmerk – Beroep door de aanvrager van het beeldmerk bevattende de woordbestanddelen „tesa TACK” voor waren van klasse 16 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing R 866/20101 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 5 juli 2011 houdende verwerping van het beroep tegen de weigering van de oppositieafdeling om dit merk in te schrijven in het kader van de oppositie die door de houder van de nationale woord- en beeldmerken bevattende het woordbestanddeel „TACK” voor waren van klasse 16 is ingesteld. Beroep wordt afgewezen, een verwijzing naar een lijst Gerecht EU-uitspraken zonder specifiek aan te geven wanneer er geen verwarringsgevaar is wanneer er toch een gemeenschappelijke element voorkomt, is onvoldoende voor toewijzing van het beroep. Ook op de Marques-blog.

54 Moreover, the applicant’s argument that the General Court has sometimes held that there is no likelihood of confusion in the case of marks sharing a common element cannot succeed. The question whether two marks give rise to a likelihood of confusion goes to the facts and the answer depends on the assessment of the individual circumstances of each case (see, to that effect, GIORGIO BEVERLY HILLS, paragraph 31). In the present case, however, the applicant does no more than list a series of judgments of the General Court in an abstract manner, without giving precise details as to the specific guidance that those judgments could provide for the purposes of settling the present case.

56 In the present case, it should be pointed out that the marks at issue are different from the marks examined by the Spanish Trademarks Office. The question addressed in that context was whether there was a likelihood of confusion between the word mark TESA TAC, written without the letter ‘k’ (‘tac’), and the figurative mark TACKCEYS. It follows that the analysis carried out by the Spanish Trademarks Office is not transposable and that the likelihood of confusion, in the present case, must be assessed only in the light of the individual circumstances of the case.

57 In the light of the foregoing, it must be held that the Board of Appeal did not make an error of assessment in concluding that there was a likelihood of confusion, for the purposes of Article 8(1)(b) of Regulation No 207/2009, between the marks at issue.

IEF 12001

Functieleer in het merkenrecht en de holistische benadering van het HvJ

T. Cohen Jehoram, The function theory in trademark law and the holistic approach of the ECJ, in: Verbindend recht, liber amicorum K.F. Haak, Kluwer 2012, pp. 177-188, IE-Forum nr. IEF 12001.

Bijdrage ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Erasmus Universiteit Rotterdam en De Brauw Blackstone Westbroek.

For this article I turn to a theory developed by the (European) Court of Justice ("CoJ") in the field of trade mark law: the function theory. In the past years it has become the pivot of trade mark protection within the EU, which is remarkable as no word on the function can be found either in the Trade Marks Directive (89/104/EEC of 21 December 1988; "TMDir") or the Community Trade Mark Regulation (last amended and codified version: 207/2009 of 26 February 2009; "CTMR"). This is of course odd, as the TMDir and CTMR aim to provide full harmonization in particular on the protection granted to trade marks in case of use of signs in relation to goods or services; this is one of the most important aspects of an internal market within the EU. It was thus conceived, created and defined solely by the CoJ. And it continues to shape this theory. That fact in itself shows that there is a lack of legal certainty here, but it also underlines the need for a clear interpretation, both to appreciate the effect of what the CoJ has decided to date, and to try to get a grip on where the CoJ is heading. Of course, for this is it essential to see where the CoJ is coming from and what is the (legal) background of this theory.

Below I will try to first provide a theory on the genesis of the function theory; let me already now give away that I think it comes from an adjacent area of the law. This will be followed by a synthesis of where we stand today. I will also aim to indicate what his might mean for future developments. Finally, I will have a brief look as to where else the ECJ is applying non-trade mark doctrine in trade mark law.

Table of contents
What is the function theory?
Background of the function theory
The protected functions of the trade mark
Which protected trade mark function is protected when?
- Application in art 5(1)(a) TMDir situations
- Application in art 5(1)(b) TMDir situations
- Application in art 5(2) TMDir situations
The holistic approach of the CoJ

Liber amicorum K.F. Haak is verkrijgbaar bij bol.com.

IEF 11998

Parallelimport Bacardi-flessen 'verboden waar'

Rechtbank 's-Gravenhage 14 november 2012, HA ZA 11-135 (Bacardi tegen Sanminez en Sandostine) en HA ZA 11-2683 (Sanminez en Sandostine tegen SEVA Trading)

Uitspraak ingezonden door Mark Tsoutsanis en Paul Wezelenburg, RWV advocaten.

In navolging van eerdere Bacardi-uitspraken. Hoofdzaak en vrijwaringzaak, parallelimport, productcode, merkinbreuk Bacardi, douane status, aangeboden website, invoer, verboden waar.

Hoofdzaak tussen Bacardi en Sanminez en Sandostine en in de vrijwaring tussen Sanminez en Seva Trading. Gedaagden in de hoofdzaak, Sandostine en Sanminez, hebben  Seva Trading B.V. opgeroepen in vrijwaring.

Bacardi brengt op haar producten productcodes aan, teneinde deze te kunnen traceren in het geval van een 'product recall'. Bacardi stelt dat Sandostine Bacardi-producten aanbiedt en verhandelt, die niet door of met toestemming van Bacardi in de EER in de handel zijn gebracht. Dat volgt uit de 'US health warning' op de verpakking.

Sanminez gebruikt accounts en inloggegevens van Sandostine voor het publiceren van advertenties op diverse adverteerderswebsites voor handelaren. Het enkel aanbieden van Bacardi producten levert geen merkintbreuk op. Het verweer van Sandostine faalt, de advertenties zijn afkomstig van Sandostine zoals in het advertentie-overzicht wordt vermeld. Voor bezoekers van de website heeft Sandosine te gelden als de adverteerder of wel degene die de producten aanbood. In dat geval blijft Sandostine de aanbieder.

5.10. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee vast komen te staan dat Sandostine Bacardi producten heeft aangeboden. (...) Ook is door X niet besteden dat de betreffende producten 'Rum Bacardi Blak USA health warning' niet door Bacardi in de EER op de markt zijn gebracht en dat Sandostine geen toestemming heeft gekregen van Bacardi voor de verhandeling van deze producten. Daarmee staat vast dat Sandostine inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Bacardi.

SEVA is niet aansprakelijk gehouden voor merkinbreuk door Sandostine, de vordering van Sandostine is dan ook onvoldoende gesubstantieerd. De rechter beslist staking merkgebruik BACARDI en afdracht  van de netto winst. SEVA is niet aansprakelijk gehouden voor merkinbreuk door Sandostine, de vordering van Sandostine is dan ook onvoldoende gesubstantieerd (r.o. 5.23).

Met opmerking van de inzendende advocaat: Ten aanzien van r.o. 5.5 en 5.6. is het interessant te vermelden dat omtrent dit vraagstuk inmiddels prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU gesteld zijn door het Hof 's-Gravenhage 30 oktober 2012, LJN BY1494, IEF 11948.