Auteursrecht  

IEF 13284

Vertrouwelijkheid van schikking over hotlink op retecool naar foto niet geschonden

Ktr. Rechtbank Den Haag 3 juli 2013, CV EXPL 12-7620 (X Photography tegen VE)
Uitspraak ingezonden door Katelijn van Voorst, Fox Waldmeister Advocaten.
Auteursrecht. Hotlink. Schikking. Contractrecht. X Photography is maker en rechthebbende op een foto van Johan Cruijff waarop hij afgebeeld staat met gespreide armen in voetbaltenue tijdens de WK finale van 1974. Onder de naam JayJay heeft VE de foto op de website retecool.com geopenbaard middels een "hotlink". De eigenaar van retecool.com publiceert een artikel over de kwestie en de schikkingsonderhandelingen. Dit zou een schending zijn van de tussen X en VE overeengekomen voorwaarde tot vertrouwelijkheid van de schikking. Er zijn slechts voorafgaand aan de schikking mededelingen gedaan aan de eigenaar van retecool.com.

Uit de passage: "Hiermee gaan zowel X als zijn advocaat akkoord en is het dossier gesloten" volgt niet dat VE de vertrouwelijkheid heeft geschonden. De eigenaar van retecool.com heeft verklaard dat hem alleen is verteld dat er een regeling was bereikt zonder dat VE er verder iets over heeft te zeggen; daaruit heeft hij zelfstandig de conclusie getrokken dat het dossier gesloten is. De vordering van X is niet-ontvankelijk en de schikking is nog altijd van kracht.

3.4. (...) Het tot dat moment in het artikel beschreven verloop van de schikkingsonderhandelingen, biedt dan ook geen steun voor de stelling van X dat VE na het sluiten van de schikkingsovereenkomst de voorwaarde van vertrouwelijkheid heeft geschonden.

3.5. Daarmee wordt toegekomen aan de beantwoording van de vraag of de passage in het artikel "Hiermee gaan zowel X als zijn advocaat akkoord en is het dossier gesloten", tot een ander oordeel leidt. X beroept zich met name op deze passage ter onderbouwing van de gestelde schending van vertrouwelijkheid. (...) Anders dan X betoogt, volgt daaruit niet dat VE de overeengekomen vertrouwelijkheid moet hebben geschonden. Daartoe wordt verwezen naar de verklaring van [RETECOOL]. [RETECOOL]  heeft verklaard dat hij, nadat de schikkingsovereenkomst was gesloten, wel contact heeft gehad met VE, maar dat VE hem alleen heeft verteld dat er een regeling was bereikt zonder er verder iets over te zeggen. X heeft niet gesteld dat VE reeds daarmee de overeengekomen vertrouwelijkheid heeft geschonden.

3.6. Concluderend kan X, in het licht van de betwisting van VE en de verklaring van [RETECOOL], niet worden gevolgd in zijn betoog dat uit het artikel volgt dat VE de overeengekomen vertrouwelijkheid moet hebben geschonden. Voor zover X met zijn stelling dat VE zich had dienen te onthouden aan de discussie op internetpagina naar aanleiding van artikel, betoogt dat VE daarmee de overeengekomen vertrouwelijkheid heeft geschonden, passeert de kantonrechter dat betoog als onvoldoende onderbouwd. Nu X, gelet op de gemotiveerde betwisting van VE, onvoldoende heeft gesteld om te kunnen oordelen dat VE de overeengekomen vertrouwelijkheid heeft geschonden, wordt niet toegekomen aan het leveren van bewijs en passeert de kantonrechter het bewijsaanbod. Aangezien de schikkingsovereenkomst tussen partijen nog van kracht is, zal X niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen.
IEF 13283

Aanbevelingen voor een flexibele uitoefening van auteursrecht

Uit de VOI©E special: Onafhankelijke deskundigen hebben het rapport “Flexibel auteursrecht: samen op weg naar oplossingen” uitgebracht op basis van door gebruikers ingebrachte cases. Google en de Federatie Auteursrechtbelangen hebben dit rapport mogelijk gemaakt.

Ter voorbereiding van de op 23 april 2013 door Google en de Federatie Auteursrechtbelangen georganiseerde werkconferentie over flexibel auteursrecht is aan een veertigtal overkoepelende organisaties gevraagd om vanuit het perspectief van de gebruiker aan te geven welke belemmeringen zij ervaren met auteursrecht. Zie hier de bundel met alle inbreng voor de conferentie en hier het verslag van de werkconferentie.

De afgelopen maanden heeft een team van onafhankelijke deskundigen, Paul Rutten en Antoon Quaedvlieg, onder voorzitterschap van Arda Gerkens, vanuit verschillende expertises naar de inbreng gekeken en hierover een rapport uitgebracht.

De deskundigen constateren dat sommige knelpunten voorkomen hadden kunnen worden als er meer kennis was over auteursrecht, als men beter de weg had geweten om zaken te regelen of als het makkelijker was geweest om zaken te regelen, al was het maar voor het experimentele stadium. Tevens zien de deskundigen door de volledige kostenveroordeling bij auteursrechtinbreuken een onbedoeld bijeffect optreden van dit hoge procesrisico. De gebruiker kan in een ‘chantagepositie’ worden gebracht.

Voorzitter Arda Gerkens: "Op grond van de beoordeelde inbreng is vooralsnog geen noodzaak gebleken voor het hervormen van de Nederlandse Auteurswet, mits de aanbevelingen voldoende door betrokken partijen worden opgepakt. Het rapport geeft daarmee geen eindoordeel over de wenselijkheid van hervormingen, ook niet over de vraag of het wettelijk uitbreiden of oprekken van uitzonderingen of beperkingen en/of invoering van een open norm zinvol zijn.”

De deskundigen bevelen een ‘auteursrechthub’ aan waar informatie over auteursrecht wordt gegeven, een route wordt geboden om regelingen te treffen, waar wordt meegedacht en getracht wordt partijen bij elkaar te brengen voor experimenten. Tot voorbeeld kan ‘the copyright hub’ in het Verenigd Koninkrijk dienen.

De wetgever wordt aanbevolen een studie te verrichten naar de effecten van de huidige handhavingsregels. Veel kleinere particuliere inbreukmakers hebben geen of onvoldoende besef van de inbreuk, terwijl de financiële gevolgen van volledige aansprakelijkheid disproportioneel zijn.

Voor de werkwijze, de uitgangspunten, de knelpunten die om actie vragen en alle conclusies en aanbevelingen van de deskundigen wordt verwezen naar het rapport Flexibel auteursrecht: samen op weg naar oplossingen.

IEF 13280

Conclusie A-G: Een ISP kan worden verplicht toegang tot auteursrechtschendende sites te blokkeren

Conclusie A-G HvJ EU 26 november 2013, zaak C-314/12 (UPC Telekabel Wien, inzake: Kino.to)
Zie eerder IEF 11542. Prejudiciële vragen gesteld door Oberster Gerichtshof, Oostenrijk.

Uitlegging van de artikelen 3, lid 2, 5, leden 1 en 2, sub b, en 8, lid 3, van InfoSocrichtlijn. Website waarop films illegaal kunnen worden gedownload. Recht van de houder van het auteursrecht op een van deze films om een internetprovider te verzoeken om de toegang tot deze specifieke site te blokkeren voor zijn klanten. Haalbaarheid en evenredigheid van blokkeringsmaatregelen.

Uit het persbericht: According to Advocate General Cruz Villalón an internet provider can be required to block access by its customers to a website which infringes copyright. Such a court injunction must refer to specific blocking measures and achieve an appropriate balance between the opposing interests which are protected by fundamental rights.

Conclusie A-G:

1. Art. 8 Abs. 3 der Richtlinie 2001/29/EG des Europäischen Parlaments und des Rates vom 22. Mai 2001 zur Harmonisierung bestimmter Aspekte des Urheberrechts und der verwandten Schutzrechte in der Informationsgesellschaft ist dahin auszulegen, dass eine Person, die ohne Zustimmung des Rechteinhabers Schutzgegenstände im Internet zugänglich macht und damit Rechte aus Art. 3 Abs. 2 der Richtlinie 2001/29 verletzt, die Dienste der Provider jener Personen nutzt, die auf diese Schutzgegenstände zugreifen.
2.      Es ist mit der im Rahmen von Art. 8 Abs. 3 der Richtlinie 2001/29 erforderlichen Abwägung zwischen den Grundrechten der Beteiligten nicht vereinbar, einem Provider ganz allgemein und ohne Anordnung konkreter Maßnahmen zu verbieten, seinen Kunden den Zugang zu einer bestimmten, das Urheberrecht verletzenden Website zu ermöglichen. Dies gilt auch, wenn der Provider Beugestrafen wegen Verletzung dieses Verbots durch den Nachweis abwenden kann, dass er alle zumutbaren Maßnahmen zur Erfüllung des Verbots getroffen hat.
3.      Eine gegen einen Provider gemäß Art. 8 Abs. 3 der Richtlinie 2001/29 verhängte konkrete Sperrmaßnahme bezüglich einer konkreten Website ist nicht allein deswegen prinzipiell unverhältnismäßig, weil sie einen nicht unbeträchtlichen Aufwand erfordert, aber ohne besondere technische Kenntnisse leicht umgangen werden kann. Es ist Sache der nationalen Gerichte, im konkreten Fall unter Einbeziehung aller relevanten Umstände eine Abwägung zwischen den Grundrechten der Beteiligten vorzunehmen und so ein angemessenes Gleichgewicht zwischen diesen Grundrechten sicherzustellen.

Gestelde vragen:

1. Dient artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29/EG (auteursrechtrichtlijn) aldus te worden uitgelegd dat een persoon die zonder toestemming van de rechthebbende beschermde werken op het internet beschikbaar stelt (artikel 3, lid 2, auteursrechtrichtlijn), gebruikmaakt van de diensten van de internetproviders van de personen die zich toegang verschaffen tot deze beschermde werken?

2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: Zijn een reproductie voor privégebruik (artikel 5, lid 2, sub b, auteursrechtrichtlijn) en een voorbijgaande of incidentele reproductie (artikel 5, lid 1, auteursrechtrichtlijn) enkel geoorloofd wanneer het voor de reproductie gebruikte origineel zelf rechtmatig gereproduceerd, verspreid of aan het publiek beschikbaar gesteld is?

3. Indien de eerste of de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord en bijgevolg rechterlijke verbodsmaatregelen in de zin van artikel 8, lid 3, auteursrechtrichtlijn moeten worden opgelegd aan de internetproviders van de gebruiker: Is het verenigbaar met het recht van de Unie, in het bijzonder met de door dit recht vereiste afweging tussen de grondrechten van partijen, een internetprovider in het algemeen (dus zonder concrete maatregelen te gelasten) te verbieden om zijn klanten toegang tot een bepaalde website te verschaffen, zolang er op die website uitsluitend of althans voor het overgrote deel werken beschikbaar worden gesteld zonder toestemming van de rechthebbenden, wanneer de internetprovider - door aan te tonen dat hij toch alle redelijke maatregelen heeft genomen - kan verhinderen dat hem wegens schending van dit verbod dwangmaatregelen worden opgelegd?

4. Indien de derde vraag ontkennend wordt beantwoord: Is het verenigbaar met het recht van de Unie, in het bijzonder met de door dit recht vereiste afweging tussen de grondrechten van partijen, een internetprovider te gelasten bepaalde maatregelen te nemen om zijn klanten toegang tot een website met onrechtmatig beschikbaar gesteld materiaal te bemoeilijken, wanneer deze maatregelen aanzienlijke kosten met zich brengen, terwijl zij ook zonder bijzondere technische kennis gemakkelijk kunnen worden omzeild?

Op andere blogs:
NautaDutilh newsletter (Internet Service Providers can be required to block access to a website which infringes copyright)
SOLV (A-G: Websiteblokkades door ISP’s onder voorwaarden toegestaan)

IEF 13279

Coverfoto van Belgische voetballers is gerelateerd aan de informatieve inhoud van een jaarboek

Hof van Beroep te Brussel 12 november 2013, A.R. 2013/KR/234 (VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond tegen N.V. Van Halewyck)
Persoonlijkheidsrecht. Recht op afbeelding. Meningsuiting/persvrijheid. KBVB is de sportfederatie die de officiële vertegenwoordiging van het voetbal in België waarneemt en staat in voor het beheer en exploitatie van de persoonlijkheidsrechten van de Rode Duivels (nationale A-voetbalelftal Heren). Van Halewyck bracht media september het Jaarboek Voetbal 2012-2013 op de markt met op de cover in kleur 7 Rode Duivels. In Kort Geding wordt de vordering ontvankelijk doch ongegrond verklaard.

Het recht op afbeelding als persoonlijkheidsrecht is geen absoluut recht en wordt bij publieke personen - zoals in casu - begrensd door het recht op informatie (art. 10 EVRM). De coverfoto werd genomen tijdens een officiële wedstrijd van de Belgische nationale ploeg, een publiek optreden in het kader van de sportbeoefening waaraan zij hun bekendheid hebben te danken. Daarbij streeft het Jaarboek Voetbal 2012-2013 een informatief doel na. De intentie is duidelijk om het publiek te informeren over het voorbije voetbalseizoen van de Belgische en Europese competitie en de voorrondes van de Belgische nationale ploeg voor het WK 2014. Het heeft zodoende een algemene nieuwswaarde.

De coverfoto illustreert de inhoud van het boek en sluit aan bij de informatie die het boek verstrekt. Eigen aan een jaar- of seizoensoverzicht is dat er een bepaalde keuze moet worden gemaakt voor de afbeelding op de cover. Het kan niet zijn dat de cover een jaaroverzicht enkel zou kunnen bestaan uit een collage van afbeeldingen. De opgang en het succes van de Rode Duivels hebben een belangrijke nieuwswaarde in het voetbalgebeuren van 2012-2013. De coverfoto is bijgevolg gerelateerd aan de informatieve inhoud van het boek en heeft zelf ook informatieve waarde. Het vormt geen commercieel gebruik waartegen de KBVB zich kan verzetten.

Dat de coverfoto 80% van de cover beslaat, sticht nog geen verwarring. Bij de aankoop van een boek zal een potentiële koper zich niet enkel baseren op de cover van het boek, maar ook op de korte inhoud ervan.

Leestips: overwegingen 11, 12 en 14.

IEF 13278

Onduidelijkheid of Thuiskopie-AMvB in strijd is met Richtlijn - Acer moet 50 procent betalen

Vzr. Rechtbank Den Haag 22 november 2013, KG ZA 13-1065 (Stichting de Thuiskopie tegen Acer Computer B.V.)
Uitspraak ingezonden door Arnout Groen en Aimée van Hattum, Hofhuis Alkema Groen.
Thuiskopie. Geen bescherming WNR niet-Rome opname. Onderscheid legale/illegale bron. Professioneel/thuisgebruik. Begrip 'onverwijlde opgave'. De Thuiskopie int en verdeelt vergoedingen op grond van art. 16c Aw. Het aantal voorwerpen is bij AMvB van 23 oktober 2012 uitgebreid, de werking van deze AMvB is verlengd tot 1 januari 2016. Acer heeft samen met branchevereniging FIAR CE een bodemprocedure aangespannen tegen de Staat en stellen dat de Staat onrechtmatig handelt. In deze procedure vordert De Thuiskopie opgave door Acer en vervolgens telkens onverwijld opgave te doen na import of fabricage en betaling van de thuiskopievergoeding.

De voorzieningenrechter beveelt Acer opgave te doen voor de periode van 1 januari 2013 tot 22 november 2013. En gebiedt Acer om 50% van de in de AMvB bepaalde billijke vergoeding te betalen voor al het gebruik (professioneel en privé). Onverwijlde opgave hiervan dient maandelijks te worden gedaan.

De Wet op de naburige rechten (WNR) biedt geen bescherming aan niet-Rome visuele opnamen en dus is er geen billijke thuiskopievergoeding verschuldigd. Een niet te verwaarlozen deel van het totale thuiskopiegebruik betreft opnamen uit de Verenigde Staten die behoren tot deze categorie niet-Rome opnamen. Er is onduidelijkheid of de schade, veroorzaakt door thuiskopieën uit illegale bron, door een thuiskopievergoeding gecompenseerd mag worden.

Het bezwaar gericht tegen het onderscheid tussen professioneel en privé gebruik is een bezwaar tegen het restitutiestelsel, en niet tegen de AMvB, zodat dit niet tot een onverbindendverklaring kan leiden. De voorzieningenrechter acht een voorziening waarbij Acer 50% van de verschuldigde vergoeding voor alle heffingsplichtige producten dient te betalen een bewarende maatregel die recht doet aan de belangen van beide partijen.

Het begrip 'onverwijlde opgave' uit artikel 16f Aw betekent niet dat er 'op dezelfde dag' gerapporteerd dient te worden nu De Thuiskopie pas na afsluiting van een boekjaar verdeeld. Een maandelijkse opgave, binnen een week na het einde van de maand is voldoende.

Bezwaar A: Strijd met Richtlijn omdat AMvB niet uitgaat van daadwerkelijk geleden schade
5.17 Naar voorlopig oordeel is de AMvB derhalve in strijd met het vereiste dat de vergoeding gebaseerd dient te zijn op de door de rechthebbenden geleden schade doordat geen rekening is gehouden met het aandeel niet-Rome visuele opnamen in het gemeten thuiskopiegebruik. Onverbindendverklaring van de AMvB vanwege bezwaar E zou tot gevolg hebben dat De Thuiskopie geen vorderingsrecht op Acer zou hebben.

Bezwaar B: AMvB gaat uit van alle thuiskopieën uit legale en illegale bron:
5.20 In de ACI/Thuiskopie zaak heeft de Hoge Raad zoals gezegd vragen van uitleg gesteld aan het Europese Hof van Justitie. Het standpunt dat de huidige thuiskopieregeling op dat punt in strijd is met de Richtlijn, is daarom in ieder geval niet zo evident onjuist dat de Hoge Raad meende daarover te kunnen beslissen zonder prejudiciële vragen te stellen. Acer heeft ter zitting onweersproken gesteld dat in die procedure bij het Europese Hof van Justitie inmiddels pleidooi heeft plaatsgevonden, waarbij de Europese Commissie heeft bepleit dat kopiëren uit illegale bron niet onder de uitzondering voor thuiskopiëren valt. De voorzieningenrechter acht het dan ook geenszins uitgesloten dat het Hof van Justitie zal antwoorden dat de uitzondering voor thuiskopiëren uitsluitend betrekking heeft op het kopiëren uit legale bron.

5.21. Anderzijds is van belang dat de hoogste Nederlandse rechter die daarover tot nu toe heeft geoordeeld, het Hof Den Haag in de ACI/Thuiskopie zaak [red. IEF 9217], heeft geoordeeld dat de Nederlandse thuiskopieregeling op dit punt niet in strijd is met de Richtlijn. (...) In dat laatste geval zou de in de AMvB vastgestelde thuiskopievergoeding in strijd zijn met de Richtlijn, zodat (...) dit bezwaar van Acer c.s. tot gevolg heeft dat De Thuiskopie geen vordering op Acer ter zake thuiskopievergoeding heeft.

Bezwaar C: Onderscheid professioneel en privé gebruik
5.26 Ook voor deze bezwaren van Acer c.s. geldt echter dat die niet gericht zijn tegen de AMvB, maar tegen het door De Thuiskopie gehanteerde restitutiestelsel. Ook dit bezwaar zal naar voorlopig oordeel derhalve niet leiden tot onverbindendverklaring van de AMvB en het oordeel dat er dientengevolge geen grond is voor de vorderingen van De Thuiskopie tot betaling van thuiskopievergoeding.

Bezwaar D: Strijd met beginselen van behoorlijk bestuur, onzorgvuldigheid en willekeur.
5.28. Naar voorlopig oordeel zal dit bezwaar niet slagen. De staatssecretaris heeft de SONT gevraagd om advies. Zoals uit het SONT-advies blijkt, konden partijen in de SONT geen overeenstemming bereiken, zodat de voorzitter gebruik heeft gemaakt van zijn statutaire bevoegdheid om bij een impasse zelf een advies uit te brengen. De SONT heeft derhalve wel inspraak gehad, al kunnen Acer c.s. zich niet met het SONT-advies vereniging. Waarom Acer c.s. of haar branchevereniging daarnaast recht zouden hebben op inspraak bij de vaststelling van de AMvB, hebben zij in dit kort geding onvoldoende gemotiveerd.

Overig
5.35. Acer heeft zelf aangeboden 50% van de door haar op grond van AMvB verschuldigde vergoedingen voor producten voor de niet-professionele markt te betalen en de overige 50% van die vergoedingen op een kwaliteitsrekening van een notaris te storten. Blijkens dat aanbod is Acer echter niet bereid vrijwillig een vergoeding te betalen voor producten die zij afzet via kanalen die zich richten op de professionele markt. Voorshands is echter niet aannemelijk dat er een scherp onderscheid gemaakt kan worden tussen de markten voor professionele en particuliere gebruikers, noch dat in alle gevallen reeds bij import duidelijk is of een product bestemd is voor de professionele of particuliere markt. Een voorlopige maatregel volgens de lijnen van het aanbod van Acer zal daarom naar verwachting tot executiegeschillen aanleiding geven.

5.36 Alles afwegend acht de voorzieningenrechter een voorziening waarbij Acer 50% van de verschuldigde vergoeding voor alle heffingsplichtige producten dient te betalen een bewarende maatregel die recht doet aan de belangen van beide partijen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in overweging genomen dat de administratieve problemen die De Thuiskopie stelt te ondervinden bij restitutie-aanvragen door afnemers van Acer daarmee niet worden opgelost. De Thuiskopie heeft echter zelf gekozen voor een systeem waarbij geen restitutie aan importeurs wordt verstrekt, maar slechts aan eindgebruikers, om ontduiking van thuiskopieheffing te voorkomen. De Thuiskopie dient zelf ook de administratieve nadelen van dat systeem te dragen.

5.39. (...) Daarbij geldt echter wel dat, nu het gaat om een administratieve opgave die benodigd is voor het vaststellen van een heffing die De Thuiskopie pas na afsluiting van een boekjaar verdeelt, het begrip 'onverwijld' niet opgevat kan worden als 'op dezelfde dag'. (...) Naar voorlopig oordeel voldoet onder deze omstandigheden een maandelijkse opgave waarbij binnen een week na het einde van de maand opgave wordt gedaan van hetgeen in die maand door Acer is geïmporteerd of gefabriceerd. Acer zal daarom worden bevolen om telkens binnen één week na het einde van een maand de gevorderde opgave te doen.

Op andere blogs:
Thuiskopie.nl (Rechtbank veroordeelt Acer tot opgave en betaling thuiskopievergoeding)

IEF 13274

Inbreng verslag thuiskopieheffing: zichtbaar maken in de aanschafprijs

Inbreng verslag over brief inzake aanwijzing van voorwerpen ex 16c Auteursrecht (thuiskopieregeling), 2013-2014, Docnr. 2013D45642.
Thuiskopieheffing. Modernisering van wetgeving. Grensoverschrijdend aspect en central rol van internet. Zichtbaarheid heffing in aanschafprijs en op facturen.

VVD-fractie: De aan het woord zijnde leden vinden het een positieve ontwikkeling als het bedrag dat wordt geheven als thuiskopieheffing zichtbaar wordt gemaakt in de aanschafprijs, bijvoorbeeld door het te tonen op de factuur. (...) Wat voor mogelijkheden ziet de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (hierna: de Staatssecretaris) om voornoemde positieve ontwikkeling te koppelen aan de verschuldigdheid of de vorm van de vergoeding? Dit zou ook het door het veld geconstateerde probleem ondervangen dat zowel web- als fysieke winkels geen melding maken van de thuiskopieheffing in het aankoopproces. Winkels zijn echter wettelijk verplicht om de prijs van een artikel inclusief alle niet te vermijden kosten te melden.

Deze leden vragen voorts om een korte toelichting op de handhaving van het toepassen van de thuiskopieheffing. Zijn er het afgelopen jaar gevallen geconstateerd waarin niet werd voldaan aan de in het besluit van 23 oktober 2012 gestelde regels en voorwaarden?

PvdA-fractie: De leden van d PvdA-fractie willen nogmaals benadrukken dat de discussie over het (voort)bestaan van de Auteurswet door moet blijven gaan omdat het aanpassen en moderniseren van wetgeving noodzaak is. (...)

 Daarbij kan het grensoverschrijdende aspect van internet niet ontbreken, gelet op de centrale rol van internet in de (ontwikkeling van de) markt. Kan de staatsecretaris ten slotte aangeven welke strategie hij gaat volgen en wat zijn volgende stappen zijn om tot een modern auteursrecht te komen?

CDA-fractie: Is de Staatssecretaris van mening dat een zichtbare heffing meer duidelijkheid geeft voor zowel consument als bedrijfsleven en is hij bereid met een plan van aanpak te komen om een zichtbare heffing te bewerkstelligen totdat de thuiskopieheffing wordt afgeschaft?

(...)

Deelt hij voorts de mening dat dit een cruciaal verschil is tussen settop boxen en de andere in het Besluit genoemde apparaten en dat dit betekent dat een heffing van 5 euro op een smartphone wellicht gerechtvaardigd is, maar voor een settop box zeker niet. Daarbij wijzen zij ook op het feit dat met rechthebbenden vergoedingen zijn overeengekomen voor het gebruik van settop boxen met harde schijven voor onder meer «time shifting», Video on Demand en de mogelijkheid om lineaire uitzendingen te kunnen pauzeren. Klopt het dat de Stichting Overleg Orgaan Thuiskopie op juridische gronden van mening is dat settop boxen in het Besluit thuishoren?(...)

De aan het woord zijnde leden vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat de auteursrechtelijke exploitatievormen (vastlegging en openbaarmaking) door collectieve beheersorganisaties in feite nog steeds techniek-afhankelijk worden beoordeeld in de uitleg die men geeft aan de Auteurswet. Deelt hij voorts de mening dat het verschil tussen een settop box en een cloudoplossing (netwerk Personal Video Recorder) in de commerciële praktijk bijvoorbeeld nihil is, maar in de juridische praktijk erg groot wordt gehouden/gemaakt?

Deze leden vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat Nederland toe moet naar een situatie waarin de gebruiker centraal staat en waarin functioneel in plaats van technisch wordt gekeken naar de toepassingen van content. Deelt hij ten slotte ook de mening dat makers dan nog steeds hun verdiende deel krijgen, maar dat commerciële aanbieders wel veel minder rechtsonzekerheid en andere obstakels ondervinden die de uitrol van nieuwe diensten bemoeilijken?

IEF 13270

Graffitikunstenaars kunnen hun werk niet veiligstellen

B. Kist, Graffitikunstenaars kunnen hun werk niet veiligstellen, NRC 21 november 2013.
Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever BV.
Het belang van een eigenaar om zijn gebouw te exploiteren weegt zwaarder dan het belang van een kunstenaar die zijn graffiti veilig wil stellen, is afgelopen week in New York gebleken. In de Amerikaanse stad was een conflict ontstaan over 5Pointz, een beroemd gebouwencomplex met de bijnaam Graffiti Mecca: het gebouw is geheel bedekt met graffiti. Eigenaar Gerald Wolkoff wil het pand slopen om er luxeappartementen te bouwen. 17 graffitiartiesten, met mooie namen als Bishop 203 en AK 47, hadden de rechter gevraagd de afbraak te verbieden.

Ze beriepen zich op een wet uit 1990, die kunstenaars het recht geeft zich te verzetten tegen verminking van hun werk. Bovendien, zo voerden de artiesten aan, gaat het hier niet om ongevraagde graffiti. Wij kregen in 2002 expliciet toestemming van Wolkoff, aldus de kunstenaars. Hij benoemde zelfs een van ons tot graffitimanager van het gebouw. Door zijn vriendelijke gebaar zit Wolkoff met de gebakken peren.

Maar de rechtszaak viel in hun nadeel uit. De rechter stelde Wolkoff in het gelijk, hoewel met pijn in het hart: „I love the work and it’s going to tear my heart out to see it torn down, but as a judge I have to apply the law”, aldus rechter Frederic Block in zijn uitspraak .

De sloop kan doorgaan.

Bas Kist

IEF 13269

Bescherming characters en portretrechten “Blues Brothers”

Bijdrage ingezonden door Helen Maatjes, The Legal Group – Intellectueel Eigendom Advocaten.
Tussen de Amerikaanse organisatie Black Rhino Enterprises en het Europese “Stars in Concert” ontstaat een geschil over de tributeshows die door Stars in Concert onder de naam “I’m a Soul Man – a tribute to the Blues Brothers” worden gepresenteerd[1 Vzr. Rb. Den Haag IEF 13120]. Stars in Concert produceert vaker dergelijke tributeshows waarbij imitators optreden die diverse muzikale grootheden vertolken. Maar wat zijn de juridische mogelijkheden om tegen dergelijke tributeshows op te treden?

Auteursrecht?
Black Rhino (het bedrijf van één van de ‘echte’ Blues Brothers) maakt om verschillende redenen bezwaar tegen deze tributeshows. Zo beroept zij zich bijvoorbeeld op inbreuk op de auteursrechten op de personages Jake en Elwood Blues. Personages kunnen zeker auteursrechtelijk beschermd zijn, indien deze een bepaalde creatieve schepping betreffen. Zo heeft de rechter in het verleden bijvoorbeeld de characters Sjef van Oekel en Bassie & Adriaan auteursrechten toegekend. De kenmerken van de personages Jake en Elwood Blues (zoals de zwarte pakken, zwarte zonnebrillen en bakkebaarden) zijn volgens de rechtbank echter niet voldoende oorspronkelijk om auteursrechtelijk beschermd te kunnen zijn. De stijlkenmerken komen daarvoor teveel overeen met de kledingstijl en uiterlijke vertoning van diverse andere blues legendes. Het staat derden dan ook vrij om gebruik te maken van deze “Blues Brothers” personages.

Portretrecht?
Black Rhino stelt vervolgens dat inbreuk wordt gemaakt op de portretrechten van Jake en Elwood Blues, door het afbeelden van sterk gelijkende personages op onder meer posters. Dit wordt door de rechtbank verworpen. De overweging die de rechtbank daarbij maakt, is opmerkelijk, zeker gezien andere uitspraken op dit gebied. De rechtbank overweegt namelijk dat er onder bijzondere omstandigheden portretrecht kan worden ingeroepen tegen look-a-likes, maar dat de acteurs voorshands geen beroep zouden kunnen doen op het portretrecht van hun ‘alias’, namelijk als een van de personages van de Blues Brothers. De rechtbank wijst hiermee dus het beroep op portretrecht af indien het portret van een ‘character’ wordt gebruikt in plaats van dat van de acteur als zichzelf.

De rechtbank verwijst hierbij naar het “Ja zuster/nee zuster” arrest[2 Hoge Raad 16 januari 1970, Ja zuster/nee zuster, IEPT19700116] waarin werd overwogen dat de poppetjes die werden aangeboden van diverse characters uit Ja zuster/nee zuster, niet op de acteurs leken en kon er om die reden geen succesvol beroep worden gedaan op een portretrecht. Dat een acteur weldegelijk een beroep op zijn portretrechten kan doen, blijkt wel duidelijk uit bijvoorbeeld de uitspraken over gebruik van foto’s van de televisieserie ’t Schaep met de 5 Pooten in een boek[3 Hoge Raad 19 januari 1979, ‘t Schaep met de 5 Pooten, IEPT19790119], gebruik van het portret van Bram van der Vlugt in zijn rol als Sinterklaas in een reclamecampagne[4 Rechtbank Amsterdam 2 december 1999, Van der Vlugt/KPN, AMI 2000, 31.] en gebruik van het personage Sjef van Oekel in stripverhalen[5 Rechtbank Haarlem 22 januari 1991, Dolf Brouwers, AMI 1992, 188]. In al deze gevallen werd inbreuk aangenomen op het portretrecht van de acteur in een bepaalde rol. Blijkbaar vindt de rechtbank, gelijk aan Ja zuster/nee zuster, dat er van overeenstemmende gelaatstrekken geen sprake is en er geen inbreuk op het portretrecht wordt gemaakt, maar de acteurs komt toch wel degelijk een portretrecht toe, ook in hun rol als Blues Brother.

Merkrecht?
Tot slot komen in de procedure aan bod de merkregistraties die door Black Rhino zijn verricht, te weten “Blues Brothers” en “The Blues Brothers”. Onder bepaalde omstandigheden is het toegestaan om gebruik te maken van een merk van iemand anders. Er moet dan sprake zijn van gebruik volgens de “eerlijke gebruiken in nijverheid en handel”. Er is bijvoorbeeld geen sprake van eerlijk gebruik, indien je ten onrechte een relatie met de merkhouder veronderstelt, terwijl die er niet is. De rechtbank oordeelt dat door Stars in Concert geen eerlijk gebruik van de merken wordt gemaakt. De tekst “a tribute to the Blues Brothers” is niet slechts een ondertitel, maar onderdeel van de titel. Belangrijk hierbij is bijvoorbeeld hoe de titel op posters en andere uitingen wordt afgebeeld. In dit geval werd in diverse uitingen “Blues Brothers” met hoofdletters geschreven of in een contrasterende kleur afgebeeld. Dit gebruik is dan ook niet toegestaan volgens de rechter. Wat wel mag, is het gebruik van de woorden “Blues Brothers” in promotiemateriaal en op de website ter beschrijving van de inhoud van de show en als aanduiding van inspiratiebron.

Of het toegestaan is om zonder toestemming van de artiest een tributeshow te exploiteren, hangt allereerst uiteraard af van de rechten die de artiest bezit. Rekening dient te worden gehouden met auteursrechten, portretrechten en merkrechten. Bezit de artiest merkrechten, dan kun je niet zomaar in de titel van de show de naam van de artiest vermelden. Afhankelijk van de inhoud van de vormgeving van posters en teksten ter ondersteuning van de show kunnen onder bepaalde voorwaarden verwijzingen naar de artiest worden opgenomen.

IEF 13265

Reflecties - Ik zal handhaven

E. Angad-Gaur, Reflecties - Ik zal handhaven, Sena Performers Magazine 3, 2013.
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, secretaris/directeur van Ntb en VCTN en voorzitter van de Sena sectie Uitvoerend Kunstenaars.
Onderzoekers van onder andere de Universiteit van Amsterdam (UvA) concludeerden deze zomer dat het downloaden van illegaal materiaal op het internet is toegenomen sinds de blokkade van The Pirate Bay. In de pers verscheen de conclusie dat de actie van Stichting Brein daarmee niet succesvol is geweest. Doel was immers het downloaden vanuit illegaal aanbod te laten dalen.

Voorstanders van harde handhaving, de directie van Buma/Stemra voorop, reageerden als door een wesp gestoken. Buma kwam met een persbericht: ‘Blokkade The Pirate Bay wel degelijk effectief.’ Maar duidelijke bronnen van onderzoek om deze bewering te staven ontbraken. Om de voorstanders van harde handhaving hier daarom voor een keer te helpen (alvorens hen opnieuw tegen te spreken) is het interessant naar een eerder onderzoek van onder meer het Instituut voor Informatierecht (IvIR) te verwijzen: in het onderzoeksrapport Filesharing 2©12 - downloaden in Nederland concludeerden de onderzoekers dat het downloaden en ook het streamen uit legaal aanbod aan het toenemen was.

 

Die conclusie is inmiddels ook uit de kwartaalcijfers van de NVPI te trekken. Aangezien deels dezelfde onderzoekers bij beide onderzoeken betrokken waren, is op eerste gezicht wellicht de vraag of hier geen merkwaardige tegenspraak te constateren is. Op tweede gezicht is echter heel helder wat de cijfers uit beide onderzoeken uitwijzen: de ontwikkeling van legaal aanbod doet het downloaden uit illegale bron dalen. Handhaven alleen is dweilen met de kraan open.

Dit artikel is ingekort; lees de gehele bijdrage hier.

PEER2PEER
Op een zelfde manier zou peer-to-peer gebruik gereguleerd kunnen worden. Een laatste citaat van Hugenholtz: ‘[Ik] pleit voor een andere benadering: legaliseren van filesharen in combinatie met een eerlijke vergoeding voor muziekauteurs en artiesten.’ Een voorstel dat inmiddels ook door de vakbonden Ntb, FNV en de Franse en Nederlandse Consumentenbonden werd gedaan en wordt gesteund door tal van andere organisaties, waaronder de Nederlandse Vereniging van Journalisten, the Dutch Directors Guild, ACT, Netwerk Scenarioschrijvers, de Fla (De FreeLancers Associatie) en de Vereniging van Letterkundigen.

Pas als een rijk en volledig digitaal aanbod mogelijk wordt gemaakt, op een manier waarbij auteurs en artiesten een eerlijke beloning voor hun werk krijgen, heeft handhaven werkelijk zin. En pas dan zal handhaven ook door de meerderheid van consumenten als redelijk en rechtvaardig worden ervaren.

Natuurlijk: totdat dat moment er is, tot de politiek haar verantwoordelijkheid neemt, zijn en blijven wij gedwongen gezamenlijk, zo goed en zo kwaad als het kan, de ‘slimme jongens op internet’ – die over de ruggen van rechthebbenden soms miljoenen euro’s per jaar verdienen – waar het kan aan te pakken. Het volledig openzetten van de sluizen kan tenslotte ook het antwoord niet zijn op falende, achterblijvende wet- en regelgeving. Maar uiteindelijk worden alleen advocaten daar rijker van. En daar was het allemaal niet om begonnen. Daar mag het dan ook zeker niet bij blijven.

Erwin Angad-Gaur

IEF 13262

Noot Hugenholtz bij Broeren/Duijsens

P.B. Hugenholtz, Annotatie bij HR 29 maart 2013 (Broeren/Duijsens) NJ 2013-46, nr. 504, p. 5927-5929.
Bijdrage ingezonden door Bernt Hugenholtz, IvIR.
Gerdine Duijsens is kunstschilderes en redelijk succesvol met haar collectie kleurrijke  ‘Eettaferelen’, waarop voluptueuze dames en vlinderdasdragende heren met glazen in de hand  en neuzen in de lucht feestelijk bij elkaar aan tafel zitten. Theo Broeren maakt schilderijen die  – om het voorzichtig te zeggen – door het werk van Duijsens geïnspireerd lijken te zijn. Ook  hier: vrolijke dames en heren in bonis die met de neuzen in de lucht en met volle teugen van  de drank, de spijs en het leven in het algemeen lijken te genieten (de litigieuze werken zijn in kleur afgedrukt in AMI 2013/3, p. 110-111). Volgens Duijsens is er sprake van méér dan inspiratie, en het Bossche hof is het met haar eens. Het hof verklaart voor recht dat Broeren met een aantal werken inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Duijsens. Ten aanzien van enkele andere werken van Broeren is het oordeel nauwelijks milder. Volgens het hof wijken deze werken zozeer af van die van Duijsens dat er weliswaar geen sprake is van auteursrechtinbreuk, maar wel van onrechtmatig handelen jegens Duijsens “door nodeloos haar stijl na te bootsen”.

Conform de conclusie van A.-G. Verkade casseert de Hoge Raad dit onrechtmatigheidsoordeel. De Hoge Raad stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie het auteursrecht geen bescherming toekent aan degene die volgens een hem kenmerkende stijl werkt. “Aan deze rechtspraak ligt de gedachte ten grondslag dat de auteursrechtelijke bescherming van abstracties als stijlkenmerken een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van creatie van de maker zou meebrengen, en aldus een rem op culturele ontwikkelingen zou vormen.” (r.o. 3.5). De Hoge Raad leidt hieruit af dat het recht om dezelfde reden ook geen ruimte laat voor bescherming van een stijl op grond van onrechtmatige daad, tenzij er sprake zou zijn van ‘bijkomende omstandigheden’, die in het arrest overigens niet worden aangeduid (te denken ware aan misleiding of bedrog, aldus J.C.S. Pinckaers, AMI 2013/3, p. 117).

Deze bijdrage is ingekort, lees de volledige bijdrage hier.