SOMO moet rectificeren wegens onvoldoende feitelijke basis voor persoonsgerichte aantijgingen
Rb. Den Haag 2 september 2025, IEF 22974; ECLI:NL:RBDHA:2025:16353 ([eisers] tegen SOMO). Drie Nederlandse zakenmannen vorderen rectificatie van een SOMO-artikel (22 mei 2025) waarin zij met naam en toenaam worden neergezet als sleutelfiguren achter leveringen door een Indiaas bedrijf aan Israëlische wapenfabrikanten, met verwijzingen naar (medeplichtigheid aan) genocide/oorlogsmisdaden. SOMO beroept zich op art. 10 EVRM (public-watchdog, publiek belang) en op latere aanpassingen van het stuk. De voorzieningenrechter weegt art. 10 EVRM af tegen art. 8 EVRM (bescherming eer, goede naam en persoonlijke levenssfeer) en oordeelt dat de vergaande, persoonsgerichte beschuldigingen onvoldoende feitelijke basis hebben. Cruciaal: de vermeende “douaneaangiften” blijken commerciële Globalwits-overzichten, diverse contactrollen/naamkoppelingen zijn onjuist (zelfs een overleden persoon staat als “Contact2”), en er ontbreekt concrete onderbouwing van persoonlijke, operationele betrokkenheid in 2023–2024; bovendien blijkt één eiser sinds 2022 geen relevante rol meer te hebben en zijn twee eisers slechts non-executive directors. Gezien de zwaarte en impact van de aantijgingen had SOMO meer verificatie en terughoudendheid moeten betrachten; latere correcties nemen de onrechtmatigheid niet weg. Spoedeisend belang is aanwezig.