Domeinnaamrecht  

IEF 2649

Diverse publicaties

1- A.C. Lagemaat, M.L. Boonk, and M Briet, In: Recht in een virtuele wereld: juridische aspecten van massive multiplayer online role playing games, Chapter 2, pages 21-40. NVvIR, Elsevier, 2006. 

Vermogensrechtelijke aspecten. Mede vanwege het toegenomen economisch belang van online gaming en de verhandeling van virtuele objecten die door spelers worden gebruikt in online games, is het belang van de vraag welke juridische status die objecten hebben toegenomen. Lees hoofdstuk 2 hier

2- M.L. Boonk and DF Groenevelt, In: Recht in een virtuele wereld: juridische aspecten van massive multiplayer online role playing games, Chapter 5, pages 81-96. NVvIR, Elsevier, 2006. 

Internationaal Privaatrechtelijke aspecten van Virtuele Werelden. Het internet kent vele verschillende toepassingen, waarbij deterritorialisering en multinationalsering in meer of mindere mate optreden. Een virtuele wereld zoals een MMORPG is bij uitstek het voorbeeld van een internettoepassing  waarbij deze effecten zich in extreme mate doen gevoelen. Lees hoofdstuk 5 hier.

3- S.H. Bol, M.L. Boonk, W.-H. Hogerzeil, C.L.H. Netze-Ritsema, and M. Weij, In: Recht in een virtuele wereld: juridische aspecten van massive multiplayer online role playing games, Chapter 6, pages 97-112. NVvIR, Elsevier, 2006. 

Intellectuele eigendom. In de wereld van de virtuele computergames (MMORPG) gaat veel geld om (…)  Bij deze handel gaat het om spelkarakters (avatars) of andere spelattributen, zoals bijvoorbeeld een virtueel zwaard, een stuk land of kleding. Stel nu dat een van deze goederen een merknaam in zich heeft.  Lees hoofdstuk 6 hier

4- F.P. van Koppen. De vermogensrechtelijke status van de domeinnaam,  maandblad voor Vermogensrecht, augustus 2006.

De auteur verdedigt dat de relatief-recht-benadering de voorkeur verdient boven de aanname dat het domeinnaamrecht een recht sui generis is. Daarnaast is hij van mening de wetgever te zijner tijd een “domeinnaamwet” zou moeten invoeren, waarin de belangrijkste vermogensrechtelijke vraagstukken volgens de relatief-recht-leer geregeld worden. Lees het artikel hier

5- P.B. Hugenholtz, Annotatie bij HvJEG 6 februari 2003, C-245/00 (SENA/NOS), HR 28 mei 2004 (SENA/NOS) en HR 28 november 2003 (SENA/NKP). Verschenen in NJ 2006-374-376, p. 3617-3619.  Lees hier meer. Eerder bericht hier.

IEF 2623

Punt

Gerechtshof Den Haag, 15 juni 2006, rol nummer 05/1107.Nokta Telecom V.O.F. tegen Nokia Corporation

In juni 2005 oordeelde de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag dat er sprake is van auditieve en visuele gelijkenis tussen het bekende merk NOKIA en de door gedaagde gebruikte handelsnaam Nokta Telecom en de domeinnaam www.noktatelecom.nl.

 Nokta voert aan dat zij het teken NOKTA niet als merk, maar als onderdeel van hun handelsnaam en hun domeinnaam gebruiken.  Het Hof oordeelthet teken 'nokta' wordt gebruikt als onderdeel van een handelsnaam. Hoewel een handelsnaam mede kan dienen ter onderscheiding van waren of diensten (in de zin van art. 13A lid 1 sub b en c BMW) is er in casu geen sprake van merkgebruik. Nokia  heeft niet aannemelijk gemaakt  dat het publiek het gebruik van de handelsnaam NOKTA TELECOM in fiete opvat als gebruik van een teken waarmee de diensten van Nokta worden onderscheiden.. Het gebruik van Nokta als onderdeel van de domeinnaam levert volgens het hof gebruik als handelsnaam, en geen merkgebruik op.

 

Met betrekking tot 13A lid 1 sub d merkt het hof op  Nokia sinds de jaren 90 merkrechten heeft, Nokia een bekend merk is en dat Nokta haar winkels pas in 2002 heeft geopend. Daar de tekens voor wat betreft het kenmerkende gedeelte - Nokta - in ieder geval visueel overeenstemt met het merk Nokia en gebruikt wordt dan wel ingeschreven is voor dezelfde waren  en diensten, en dat Nokia als bekend merk een ruime beschermingsomvang heeft, acht het hof aannemelijk dat Nokta  ongerechtvaardigt voordeel heeft getrokken uit en/of ongerechtvaardigd afbeuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. Het feit dat 'nokta' een aanduiding is voor (tref)punt in de Turkse taal, levert ook bij het hof geen geldige reden voor gebruik  op.

Ten overvloede gaat het Hof nog in op de stelling van Nokta dat art. 5a Handelsnaamwet toepassing mist omdat er naar haar mening geen sprake van verwarringsgevaar is. Het Hof overweegt dat in de handelsnaam NOKTA TELECOM, NOKTA als het kenmerkende deel moet worden aangemerkt en dat de woorden 'nokia' en 'nokta' een visuele gelijkenis vertonen. Op grond van de activiteiten die beide ondernemingen verrichten, oordeelt het Hof dat er gevaar voor indirecte verwarring mogelijk is.

Het Hof verlengd wel de termijn waarbinnen Nokta het gebruik van de domeinnaam moet staken.

Lees het arrest hier. Eerder bericht + vonnsi rechtbank hier

IEF 2604

Geheel of ten dele

Rechtbank Zutphen , 5 september 2006, LJN: AY7524.

Strafrechtzaak met onbeantwoorde  IE component: Kan het tekenen van het wijzigingsformulier m.b.t. houder domeinnaam gekwalificeerd worden als de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort dan wel als het ter beschikking stellen van gegevens, in de zin van artikel 317, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht?

Lees het vonnis hier.

IEF 2580

Bureaucratie.eu

Zoals eerder bericht visten Ahold en KPN achter het formele net bij de aanvraag van diverse .eu domeinnamen (lees hier en hier meer ). De Rotterdamse organisatie ESPO trof een min of meer soortgelijk lot en stapte naar het Arbitartion Center voor .EU Disputes. De uitspraak ivan het ADR wijst er op dat EURid de aanvragen wellicht te strikt beoordeeld.

Op 13 december 2005 wordt de domeinnaam espo.eu aangevraagd, door “Buyuksarac” van de organisatie “ESPO” uit Rotterdam.  Op de print van het BMB, thans BBIE, van het woordmerk “ESPO”, staat als merkhouder “Güler Buyuksarac-Esgikan h.o.d.n. European Social Projects Office”. De adresgegevens in merkregistratie en domeinnaamaanvrage zijn identiek.

EURid wijst de aanvraag af omdat aanvrager en merkhouder niet gelijk zouden zijn. Er mag volgens het EURid geen ruimte zijn voor speculatie.

In de ADR-procedure beslist het panellid dat EURid of de validator should, have been aware that “h.o.d.n” was the abbreviation of “doing business under the name” in Dutch and that therefore the legal entity which owned the trade mark was a natural person “Güler Buyuksarac-Esgikan” trading under the name “European Social Projects Office”.

(...) The Panel concludes that the respondent’s overly restrictive approach failed to safeguard the Complainant’s prior rights in accordance with the Regulation.

Lees de uitspraak hier (met dank aan Boekx advocaten).

IEF 2525

Trematerreur & domeinkruimeldieven

Planet.nl  bericht over het Domain Defense Program van Microsoft, een juridisch offensief dat het softwarebedrijf is gestart tegen onder meer domeinnaamkapers. Volgens Microsoft is er sprake van een explosief groeiend aantal van dergelijke 'domeinkruimeldieven'

In een persbericht vol gespierde taal klaagt Microsoft vier met naam en toenaam genoemde uitbuiters aan wegens "ongeoorloofd profiteren van domeinen die Microsofts merknamen schenden.". Rod Rasmussen, bevelhebber in de strijd tegen het webgespuis, weet hoe serieus het is: "Dagelijks worden er tenminste tweeduizend domeinen geregistreerd die inbreuk maken op het merkenrecht van Microsoft. En dat is een conservatieve schatting."

- Lees hier meer over merknaamgijzelaars, tikfoutprofiteurs, trematerreur en andere mooie scrabble-woorden, persbericht hier.

- Als tegenwicht hier een artikel uit het FD van Christiaan Alberdink Thijm met een pleidooi voor de vrije handel van generieke .eu-domeinnamen, en

-  hier een reactie in het FD van Menno Weij op het stuk van CAT.

IEF 2515

Een gyroscopisch instrument

npbl.bmpRechtbank Arnhem, 16 augustus 2006, Mill Holding tegen J.W.L. Fronik. (Met dank aan Tom de Wit, Banning Advocaten).

 

Uitgebreid vonnis over uitputting, domeinnamen en onrechtmatige uitlatingen.

 

Partijen komen elkaar niet voor het eerst tegen. In deze procedure gaat het om de vraag of Fronik op enige wijze inbreuk maakt op de merkrechten van Mill door op zijn websites originele powerballs van het merk NSD POWER BALLS aan te bieden.

Mill verkoopt "powerballs", een gyroscopisch instrument, onder het merk NSD POWER BALL. Nano Second fabriceert de powerballs in Taiwan en heeft het Europees gemeenschapsmerk NSD POWER geregistreerd. Mill is houder van het gelijkluidende Benelux woordmerk. In Duitsland importeert Kern de powerball van Nano Second.

 

Fronik brengt eveneens powerballs op de Nederlandse markt, onder andere onder de aanduiding DYNABEE. Sinds 2004 heeft Fronik voorts een overeenkomst met Kern en brengt de powerballs van Nano Second onder de naam POWERBALL THE ORIGINAL en "Nano-Second the Original Powerball" op de markt. Zowel Mill als Fronik bieden de powerballs aan op het internet.

 

Er is al eerder geprocedeerd tussen partijen, waarbij werd geoordeeld dat van inbreuk op het merk Powerball door Fronik geen sprake was. In een tweede kort geding heeft de rechter Fronik geboden het gebruik van de merknaam NSD POWER BALL als domeinnaam te staken en Mill verboden zich op enigerlei wijze of in enigerlei vorm onjuiste, misleidende, suggestieve of denigrerende mededelingen te doen over de door Fronik aangeboden powerballs. In het ingestelde appel is nog geen uitspraak gedaan.

 

In dit geding vordert Mill onder meer het gebruik door Fronik van de merknaam NSD POWERBALL te staken en verscheidene domeinnamen over te dragen.

 

De rechtbank gaat ervan uit dat Fronik uitsluitend de originele NSD POWER BALL aanbiedt en dat niet is gebleken dat Fronik het teken zelf aanbrengt. Het aanbieden van powerballs afkomstig van Nano Second met het teken "Nano-Second the Original Powerball" levert dat ook geen inbreuk op de merkrechten van Mill op.

 

Fronik stelt dat hij de powerballs heeft verkregen van Mill zelf dan wel van haar wederverkopers en dat er derhalve sprake is van uitputting in de zin van art. 13 lid 9 BMW. De rechtbank gaat hierin mee en oordeelt dat Mill zich in beginsel niet kan verzetten tegen doorverhandeling van die powerballs door haar wederverkopers en vervolgens door Fronik.

 

De rechtbank verwerpt het beroep van Mill op Dior/Evora, te weten dat het aanbieden van haar powerball tezamen met andere ballen, die naar het oordeel van Mill van mindere kwaliteit zijn, afbreuk doet aan het image van haar powerball.

 

Een en ander leidt tot de conclusie dat het verhandelen van de NSD POWER BALL door Fronik geen inbreuk oplevert op de rechten van Mill. Dat geldt ook voor het aanbieden daarvan op de website van Fronik. Van een gebruik zonder geldige reden is geen sprake. Ook het gebruik van metatags ‘nsd power ball’ levert geen inbreuk op, nu dit gebruik voortvloeit uit en beperkt is tot de toegestane aanbieding en verkoop van de powerballs van het merk NSD POWER BALL.

 

De vorderingen van Mill liggen derhalve voor afwijzing gereed.

 

In reconventie stelt Fronik dat Mill onrechtmatig jegens hem handelt, onder meer door uitlatingen als 'goedkope imitatie uit China van belabberde kwaliteit' en 'rommel'. De rechtbank behandelt de verschillende uitlatingen en gaat hier gedetailleerd op in. De rechtbank acht de hierboven genoemde uitlatingen evenals een e-mail gericht aan dealers danwel potentiële klanten onrechtmatig en acht tevens voldoende aannemelijk dat Fronik schade heeft geleden als gevolg van deze onrechtmatige mededelingen van Mill.

 

Tot slot stelt Fronik dat Mill het merk NSD POWER BALL te kwader trouw heeft gedeponeerd, aangezien Kern de powerballs reeds in de Benelux leverde vóórdat Mill daarmee begon. Nu de ratio van artikel 14B BMW meebrengt dat een verklaring voor recht, waarvoor een oordeel over de nietigheid de basis is, ook slechts gevorderd kan worden (mede) op verzoek van de voorgebruiker, en niet tijdig een vordering tot voeging of tussenkomst van Kern is ingesteld, verklaart de rechtbank deze vordering niet ontvankelijk.

Rechtbank verwijst de zaak naar de rol om de schade nog in deze procedure op te maken en de laatste onduidelijkheid over een eerdere rectificatie weg te nemen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 2512

Twijfelachtige praktijken

“De consultants van Novagraaf worden de laatste tijd geregeld geconfronteerd met malafide bedrijven die er twijfelachtige praktijken op na houden. Zo komt het voor dat klanten van Novagraaf door aanbieders van domeinnaamdiensten worden gebeld met een verhaal dat een derde hen heeft gevraagd een domeinnaam te registreren die identiek is aan de merknaam van de klant.”

Lees hier meer.

IEF 2506

Vad

kvd.bmpO.a. Fok.nl  bericht dat “Het moederbedrijf van drogisterijketen Kruidvat wil dat de domeinnaam Kruidvad.nl wordt opgeheven. De domeinnaam wordt nu gebruikt door Drogisterij.net BV, de grootste online drogist van Nederland. (...) Directeur J. Santifort van Drogisterij.Net weet nog niet of hij ingaat op het verzoek van de drogisterijketen. "Dat moeten wij eerst overleggen met onze juristen”.

Lees hier meer.

IEF 2503

Belangrijke namen

Nieuws van gisteren: “Ahold is door interne blunders een aantal belangrijke namen voor websites misgelopen, waaronder de commercieel interessante domeinnaam Ahold.eu. Koninklijke Ahold N.V. vergat in zijn aanvraag zijn koninklijke status: de systeembeheerders van het concern vulden op het formulier alleen 'Ahold N.V.' in. (Wellicht om dat koninklijke  status nog niet helemaal duidelijk was?)

Daarop wees accountantsbureau PricewaterhouseCoopers (PwC) de aanvraag af. PwC controleert alle aanvragen in opdracht van domeinbeheerder EurID. Volgens Van den Bosch van Ahold ging PwC hierbij 'nogal ruig te werk'. ''Het gaat om een kleine formaliteit die niet in orde was. Toch heeft Ahold intern een onderzoek ingesteld naar de schuldvraag voor de reeks missers.

Ahold.eu komt op 3 oktober om 11.00 uur openbaar te koop. Iedereen kan dan de naam claimen. Ahold zal dan alsnog meedingen, verzekert Van den Bosch. (…) Van den Bosch: ''Wie misbruik maakt van ons merk, kan rekenen op juridische actie. Daar hebben wij ervaring mee.''

Lees hier meer. (Parool)

IEF 2449

Naamgever

Rechtbank Haarlem, 5 juli 2006, HA ZA 05-1450. L* c.s. tegen L* c.s. Interessant vonnis over schending van een geheimhoudings – en relatiebeding na de verbreking van een samenwerking en over de vraag of het gebruik van de naam van de oorspronkelijke naamgever in emailverkeer kan worden beschouwd als het voeren van een handelsnaam.

L* beëindigde in  december 2004 de samenwerking met L* en N* met de ondertekening van een vaststellingsovereenkomst. Op basis van deze overeenkomst is het L* en N* verboden de naam L* als handelsnaam en/of domeinnaam in welke vorm dan ook te hanteren. Daarnaast bevat de vaststellingsovereenkomst ook een geheimhoudings - en relatiebeding.

L* begint in 2005 voor zichzelf met P*.. Op de website van P* kondigt L* onder meer aan dat hij “Na ruim 10 jaar betrokken te zijn geweest als oprichter/eigenaar/naamgever en later als Managing Partner bij L* B.V. heeft hij besloten om zijn jarenlange specialisatie op het gebied van werving, selectie en executive search als core-competentie centraal te stellen en de volle aandacht te geven om daarmee het hoge kwaliteitsniveau dat voor deze activiteiten is vereist te kunnen blijven garanderen“. Onder de tab “laatste nieuws” staat: “P* is een doorstart van G. F. L*”. Onder dit kopje zet L* uiteen waarom hij voor zichzelf is begonnen.

In april 2005 heeft L* vanaf zijn e-mailadres gfl*@****.nl een mailing verzonden aan onder meer drie relaties die voorkomen op de L*-lijst. De contactpersoon bij S* heeftop deze e-mail op 28 april 2005 gereageerd met de tekst: “Hoe is het met je? Ik zie opeens geen L* meer. Wat is er gebeurd? Kan het interessant zijn om mijn CV bij jullie in het bestand te plaatsen?”

L* heeft hierop gereageerd: “Uw reactie is niet geheel onbegrijpelijk. Ik heb als oprichter/eigenaar en later als Partner per 1 januari jl. afscheid genomen van L* om onder de naam P*  B.V. een herstart te maken met professionele arbeidsbemiddeling. De redenen hierachter zijn er een aantal, doch de belangrijkste is dat mijn opvattingen betreffende het kwaliteitsniveau van de dienstverlening niet door mijn partners werd gedeeld. De versnippering van de activiteiten over te veel verschillende soorten dienstverlening is hier mede debet aan. Dan rest slechts een oplossing en dat is apart van elkaar verder. Dat men nog steeds de naam L*  voert is een juridische consequentie geweest, doch in moreel opzicht verre van netjes. De markt reageert daar dan ook heel vreemd op, doch dat is verder hun zaak”. De contactpersoon van S*  heeft deze mail aan L*  doorgestuurd.

Volgens de rechtbank is de naamsvermelding in de e-mail niet in strijd met het verbod tot het voeren van de handelsnaam. “De omstandigheid dat bij het versturen van een e-mail de naam van de verzender bij de ontvanger in beeld komt, in dit geval de eigen naam G.F. L*  is in het e-mailverkeer niet ongebruikelijk en kan niet leiden tot de conclusie dat L* onder de handelsnaam L* naar buiten is getreden.”

Er is wel sprake van schending van het relatiebeding. “Hoewel de mailing en het ontwerp van de bijlage op zich niet als wervend voor L* s eigen bedrijf zijn te beschouwen, is het enkele feit dat L* met deze mail cliënten van L*, die op de L*-lijst voorkomen, heeft benaderd, reeds een overtreding van het relatiebeding.”

Het is L* op grond van het geheimhoudingsbeding is toegestaan om in neutrale bewoordingen mededelingen te doen aangaande zijn vertrek bij L*. In casu is dat echter niet altijd het geval.

De rechter matigt de boetes, omdat het aannemelijk is dat de schade, zoals die door L* wordt vastgesteld, gering zal zijn. De rechtbank acht het niet nodig dat L*, N* en P* worden verboden zich in de toekomst te zullen moeten onthouden van het expliciet refereren aan L*. In de vaststellingsovereenkomst is een dergelijk verbod al geregeld. Dat geldt ook voor de gevorderde dwangsommen.

Lees het vonnis hier