Auteursrecht  

IEF 12234

Eenvoudige hyperlink naar antwoordboeken en uitwerkingen onrechtmatig

Hof Amsterdam 15 januari 2013, LJN BY8420 (A tegen Noordhoff Uitgevers en ThiemeMeulenhoff B.V.)

Uitspraak mede ingezonden door Dirk Visser en Marloes Bakker, Klos Morel Vos & Schaap.

Geen strijd met auteursrecht. Eenvoudige hyperlink en geen bijzondere technische faciliteiten. Hyperlink onrechtmatig, strijd met de zorgvuldigheid in het maatschappelijk verkeer. Niet-commerciële website. Aanvulling vonnis met staking van opnemen hyperlinks.

In navolging van IEF 10093 (bodemprocedure), IEF 8317 (ex parte), waarin is bepaald dat de uitwerking in antwoordboeken berust op creatieve keuzen. En antwoorden zijn een werk in de zin van de auteurswet.

Niet in geschil is dat de les- en werkboeken van Noordhoff c.s. werken zijn als bedoeld in artikel 10 van de Auteurswet (Aw). Niet alleen bij het formuleren van de lesstof en de opgaven moet de maker creatieve keuzen maken, maar ook bij de wijze van uitwerking van de opgaven kan dat het geval zijn. Dat er uiteindelijk maar één goed antwoord is, doet daar niet aan af.

De door appellant geplaatste hyperlinks maken het voor derden mogelijk, of in ieder geval veel eenvoudiger, om de illegaal op het internet geopenbaarde uitwerkingen te vinden. Nu niet vast staat dat appellant de uitwerkingen zelf op internet heeft gezet en het evenmin door middel van bijzondere technische faciliteiten mogelijk maakte dat derden kennis konden nemen van de uitwerkingen maar slechts door een eenvoudige hyperlink de weg daarnaar wees, kan dit niet worden aangemerkt als openbaar maken in de zin van artikel 12 Aw. Dat appellant door het plaatsen van de hyperlinks derden (in vergaande mate) behulpzaam is, is in dit geval in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt te achten.

In dit verband is van betekenis dat bezwaarlijk anders kan worden aangenomen dan dat Noordhoff c.s. doordat de uitwerkingen op internet zijn gepubliceerd en bereikbaar zijn gemaakt minder uitwerkingenboeken zullen verkopen en daardoor inkomsten derven. Dat de website voor appellant een niet commerciële hobby is waar hij belangeloos naar informatie zoekt die nuttig is voor zijn bezoekers en om leerlingen van dienst te zijn, neemt niet weg dat hij eraan meewerkt dat afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de uitwerkingenboeken door Noordhoff c.s.. Dat Noordhoff c.s., als auteursrechtehebbenden, zelf andere uitwerkingen openbaarmaken mag zo zijn, maar dat rechtvaardigt niet dat appellant handelt zoals hij doet.

Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep en beveelt, in aanvulling op het vonnis, de staking van iedere verwijzing op zijn website door middel van hyperlinks naar plaatsen op het internet waar in strijd met auteursrechten van Noordhoff c.s. (delen van) uitwerkingenboeken zijn openbaar gemaakt.

2.4. (...) Het hof neemt tot uitgangspunt dat van een auteursrechtelijk beschermd werk sprake is indien het gaat om een eigen intellectuele schepping van de maker die de persoonlijkheid van deze weerspiegelt en tot uiting komt door de door deze gemaakte vrije creatieve keuzen.

Niet in geschil is dat de les- en werkboeken van Noordhoff c.s. werken zijn als bedoeld in artikel 10 van de Auteurswet (Aw). Maar volgens [ Appellant ] geldt dat niet voor de daarbij horende uitwerkingenboeken. Volgens hem kunnen wis- en natuurkundige vraagstukken maar tot één juist antwoord leiden. De standaardberekeningen die daaraan ten grondslag liggen, zijn door wetenschappers en niet door Noordhoff c.s. bedacht. Noordhoff c.s. voeren daartegenover aan dat het niet slechts gaat om het uiteindelijke antwoord op een vraagstuk maar ook om de selectie van de te behandelen onderwerpen, de beschrijving van de uitwerking en de lay-out daarvan.

Het gelijk is aan de zijde van Noordhoff c.s. Niet alleen bij het formuleren van de lesstof en de opgaven moet de maker creatieve keuzen maken, maar ook bij de wijze van uitwerking van de opgaven kan dat het geval zijn. Dat er uiteindelijk maar één goed antwoord is, doet daar niet aan af. Anders dan de rechtbank, heeft het hof kennis kunnen nemen van één van de methodes, te weten Moderne Wiskunde. De uitwerkingenboeken daarvan moeten worden gekwalificeerd als werk in vorenbedoelde zin. [ Appellant ] heeft niet aangevoerd dat de gedeponeerde uitwerkingenboeken niet representatief zijn voor die van alle andere onder 2.2.1 genoemde methodes. Het hof kan daarom als vaststaand aannemen dat alle uitwerkingenboeken waar het in dit geschil om gaat, werken zijn in de zin van artikel 10 Aw. De tweede grief slaagt dus niet.

2.8 Op grond van de devolutieve werking van het appel dient het hof thans de oorspronkelijke subsidiaire en meer subsidiaire stellingen van Noordhoff c.s. te beoordelen die inhouden dat [ Appellant ] door het plaatsen van hyperlinks op zijn website het zodanig eenvoudig maakte voor derden om de uitwerkingenboeken in te zien of te downloaden dat dit moet worden gekwalificeerd als openbaren daarvan, althans als een onrechtmatige daad van [ Appellant ] jegens Noordhoff c.s.

Nu niet vast staat dat [ Appellant ] de uitwerkingen zelf op internet heeft gezet en het evenmin door middel van bijzondere technische faciliteiten mogelijk maakte dat derden kennis konden nemen van de uitwerkingen maar slechts door een eenvoudige hyperlink de weg daarnaar wees, kan dit niet worden aangemerkt als openbaar maken in de zin van artikel 12 Aw.

Volgens [ Appellant ] is het downloaden uit illegale bron toegestaan, zodat het faciliteren daarvan evenmin onrechtmatig is. Deze stelling van [ Appellant ] kan in zijn algemeenheid niet als juist worden aanvaard. De door [ Appellant ] geplaatste hyperlinks maken het voor derden mogelijk of in ieder geval veel eenvoudiger enthousiaste reacties in het gastenboek op de website van [ Appellant ] getuigen daarvan om de illegaal op het internet geopenbaarde uitwerkingen te vinden. [ Appellant ] heeft niet weten te concretiseren dat de uitwerkingen ook via zoekprogramma’s of andere links bereikbaar zijn, zodat het hof aan dat verweer, wat daar verder van zij, voorbij gaat. Dat [ Appellant ] door het plaatsen van de hyperlinks derden (in vergaande mate) behulpzaam is, is in dit geval in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt te achten. In dit verband is van betekenis dat bezwaarlijk anders kan worden aangenomen dan dat Noordhoff c.s. doordat de uitwerkingen op internet zijn gepubliceerd en bereikbaar zijn gemaakt minder uitwerkingenboeken zullen verkopen en daardoor inkomsten derven. Dat zijn website voor [ Appellant ] een niet commerciële hobby is in welk kader hij belangeloos naar informatie zoekt die nuttig is voor zijn bezoekers en om leerlingen van dienst te zijn, neemt niet weg dat hij er aan meewerkt dat afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de uitwerkingenboeken door Noordhoff c.s. Dat Noordhoff c.s. zelf andere uitwerkingen openbaar maken mag zo zijn zij zijn daartoe als rechthebbende op de desbetreffende auteursrechten ook bij uitstek gerechtigd maar dat rechtvaardigt niet dat [ Appellant ] handelt zoals hij doet. Daarmee faalt ook grief VIII.

2.10 De omstandigheid dat de vijfde en zesde grief van [ Appellant ] slagen heeft niet tot gevolg dat het vonnis moet worden vernietigd. Het dictum onder 5.1 is nog steeds juist, omdat uit het falen van de zevende grief voortvloeit dat [ Appellant ] inderdaad inbreuk maakte op auteursrechten van Noordhoff c.s. Nu voorts de oorspronkelijke meer subsidiaire grondslag van Noordhoff c.s. –onrechtmatige daad- alsnog deugdelijk is bevonden brengt dat mee dat het vonnis aanvulling behoeft zoals hierna te doen.

Op andere blogs:
1709blog (Linking "facilitates" copyright infringement in the Netherlands)
DirkzwagerIEIT (Hyperlinken naar wiskunde-uitwerkingen onrechtmatig, maar geen auteursrechtinbreuk)
MediaReport (Link naar antwoordboekjes geen openbaarmaking, wel onrechtmatig)
Tweakers (Wiskundedocent is veroordeeld voor hyperlinks naar studieboeken)
Webwereld (Hof: linken naar illegaal bestand is geen inbreuk)

IEF 12233

Jaarstatistieken stichting BREIN

Stichting BREIN, BREIN jaarstatistieken 2012, anti-piracy.nl 15 januari 2013, id=285.

Uit´t persbericht, in navolging van het overzicht BREIN [IEF 12035]. BREIN rondde vorig jaar 651 onderzoeken af naar illegale handel in ongeautoriseerde bestanden en kopieen van muziek, film, TV series, boeken en games. Daarbij werden 571 sites offline gehaald (en 1 geblokkeerd). Het ging om file-sharing sites (m.n. bittorrent), streaming en downloadsites die structureel toegang geven tot ongeautoriseerde bestanden. De meeste hiervan werden door de hosting provider offline gehaald. De sites zelf worden anoniem beheerd en weigeren de toegang tot illegale bestanden te weren want juist daar komen de gebruikers voor en verwerven zij dus hun inkomsten mee. Vorig jaar werd nogmaals door de rechter bepaald dat een hosting provider die weigert een evident illegale site offline te halen aansprakelijk kan worden voor de schade die zo een site veroorzaakt.

(...lees meer hier...)

Wat ook wordt verwijderd zijn advertenties op vraag-en-aanbod sites waarin illegale kopieen op dragers (van USB-stick tot DVD) te koop worden aangeboden. In 2012 werden in 8.107 interventies ongeveer 40.000 advertenties verwijderd. In geval van volhardende aanbieders wordt nader onderzoek gedaan dat civiel- en mogelijk ook strafrechtelijk wordt opgevolgd. Dat gebeurde in 37 gevallen. De handel in illegale kopieen op straatmarkten komt nog slechts sporadisch voor.

IEF 12230

De buitenkant van siloafdekkingen lijken voor een buitenstaander op elkaar

Hof Arnhem 18 december 2012, LJN BY8255 (Wieferink B.V., appellante tegen Flexxolutions c.s.)

Octrooi(proces)recht. Technische onderdelen. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Na kort geding LJN BX3004. Gedaagde drijft een onderneming die zich onder meer heeft toegelegd op het verwerken van flexibele folie in onder meer afdekkingen voor de biogasindustrie en de opslag van vloeibare stoffen zoals mest, water, brandstof, etc..

Ex-werknemers starten een concurrerende onderneming. Het onrechtmatig handelen en het bewijsbeslag zien - volgens appellante op onrechtmatige concurrentie en op de inbreuk op van Flexxolutions c.s. op het met intellectueel eigendomsrecht beschermde bedrijfsdebiet. De vorderingen in kort geding van de ex-werkgever (Wiefferink B.V.) blijken niet toewijsbaar, het hof bekrachtigd het vonnis waarvan beroep.

Er blijkt uit de gelegde beslagen opgemaakte processen-verbaal niet van digitale informatie over de productlijn van appellante; die feiten heeft het Hof nieuw vastgesteld. De inbreukvorderingen inzake octrooirechten zijn niet toewijsbaar, omdat dit hof ingevolge de Rijksoctrooiwet 1995 niet bevoegd is te oordelen over octrooigeschillen.

Onderdelen die louter door hun technische functie worden bepaald, voldoen niet aan het oorspronkelijkheidscriterium. Voor zover moet worden geoordeeld dat bij de producten van appellante sprake is van oorspronkelijke werken, is het hof voorshands van oordeel dat, uitgaande van het “totaalindrukkencriterium”, onvoldoende aannemelijk is dat sprake is van overeenstemming met de producten van Flexxolutions GFS.

Flexxolutions c.s. heeft aangevoerd dat de gelijksoortige producten van de partijen evident verschillen in materiaal en uitvoering. Appellante betoogd dat van de buitenkant inderdaad kan worden gezegd, dat voor een buitenstaander veel siloafdekkingen in meer of mindere mate op elkaar lijken, maar dat appellante zich van de concurrentie probeert te onderscheiden door het ontwikkelen van specifieke technische details. Een aantal overlegde foto’s toont ook aan dat de producten van appellante in enkele gevallen zó veel van elkaar verschillen, dat nabootsing niet aan de orde is (Flexitank en Flexxotank en het aantal doppen; de bevestiging van de afdekking op de verticale silowand). De vorderingen worden afgewezen.

5.6   De stellingen van [appellante] ter zake van het onrechtmatig handelen van Flexxolutions c.s. en het daaropvolgend bewijsbeslag zien, zoals [appellante] heeft betoogd, op de onrechtmatige concurrentie door Flexxolutions c.s. - waarop het hof in de rechtsoverwegingen 5.16 tot en met 5.18 zal ingaan - en op de inbreuk van Flexxolutions c.s. op het met intellectueel eigendomsrecht beschermde bedrijfsdebiet van [appellante]. Volgens haar heeft Flexxolutions c.s. inbreuk gemaakt op het octrooirecht en/of auteursrecht op haar producten, reclamemateriaal en -ideeën, alsmede op tekeningen en modellen. Subsidiair zien de stellingen en vorderingen van [appellante] op de slaafse nabootsing door Flexxolutions c.s. van de producten van [appellante] doordat zij met het ontwerp van de producten van Flexxolutions GFS B.V. geen afstand neemt van de producten van [appellante], maar qua gebruik van materiaal, specifiek relevante maatvoering, details en innovaties precies de uitvoering en relevante uitvoeringsmaten van [appellante] gebruikt. Hierdoor wordt bij het publiek verwarring gesticht en onrechtmatig jegens [appellante] gehandeld.

5.8  Voor zover de vorderingen van [appellante] tegen de andere geïntimeerden dan Flexxolutions B.V. zijn gegrond op schending van de octrooien van [appellante], in het bijzonder het octrooi met nummer 1035020 (inspectieopeningen ten behoeve van biogasinstallaties) en het octrooi met nummer 1035262 (flexibele afdekking met omgevingsvriendelijke uitstraling), zijn deze niet toewijsbaar, reeds omdat dit hof ingevolge de Rijksoctrooiwet 1995 niet bevoegd is te oordelen over octrooigeschillen.

Aan het voorgaande voegt het hof nog ten overvloede toe, dat ter gelegenheid van de pleidooien namens [appellante] is verklaard, dat geen concrete aanwijzingen bestaan dat Flexxolutions c.s. producten vervaardigt met schending van de hiervoor genoemde octrooien.

5.9  Met betrekking tot de stelling van [appellante] dat sprake is van schending van haar auteursrecht stelt het hof voorop dat voor auteursrechtelijke bescherming onder de Auteurswet is vereist dat sprake is van een eigen intellectuele schepping van de auteur die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzen van die auteur. Onderdelen die louter door hun technische functie worden bepaald, voldoen niet aan het oorspronkelijkheids¬criterium.

Aan het oorspronkelijkheidscriterium is niet voldaan wanneer de uitdrukking van de onderdelen waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen door hun technische functie wordt bepaald, aangezien de verschillende manieren om een idee uit te voeren dan zodanig beperkt zijn dat het idee samenvalt met de uitdrukking ervan (HvJ EU 16 juli 2009, C-5/08 (Infopaq); HvJ EU 22 december 2010, C-393/09 (Softwarová); HvJ EU 1 december 2011, C-145/10 (Eva Maria Painer)).

5.10  Voor zover, gelet op het voorgaande, moet worden geoordeeld dat bij de producten van [appellante] sprake is van oorspronkelijke werken, is het hof voorshands van oordeel dat, uitgaande van het “totaalindrukkencriterium”, onvoldoende aannemelijk is dat sprake is van overeenstemming met de producten van Flexxolutions GFS. Flexxolutions c.s. heeft aangevoerd dat de gelijksoortige producten van de partijen - de Flexxocover (silodak) van Flexxolutions GFS en de Silocover (silodak) van [appellante], de Flexxodomer (biogasdak) van Flexxolutions GFS en de AB Cover (biogasdak) van [appellante] en de Flexxotank van Flexxolutions GFS en de Flexitank van [appellante] - evident verschillen in materiaal en uitvoering. Het hof acht voorshands voldoende aannemelijk geworden, dat de bodemrechter Flexxolutions c.s. daarin zal volgen. Daartoe overweegt het hof, dat Flexxolutions GFS B.V. voor haar silodak en biogasdak alleen het materiaal van het door haar gedeponeerde monster “Flexxolutions GFS” gebruikt, terwijl [appellante] een daarvan qua eigenschap en uiterlijk (oppervlaktestructuur en kleur) afwijkend materiaal van het door Flexxolutions c.s. gedeponeerde monster “[appellante]” voor haar silodak gebruikt. De Flexitank van [appellante] en de Flexxotank van Flexxolutions GFS vertonen verder duidelijke verschillen wat het aantal doppen en de bevestiging van de afdekking op de verticale silowand betreft.

Anders dan [appellante] is het hof voorshands van oordeel dat Flexxolutions c.s. door het plaatsen van een zware auto op de Flexxotank (zoals [appellante] eerder heeft gedaan met een tractor of een bus op de Flexitank), waarmee beide partijen kennelijk tot uitdrukking (hebben) willen brengen hoe sterk hun product is, geen inbreuk (heeft ge)maakt op een met het auteursrecht beschermd product van [appellante]. Wat haar tekeningen en foldermateriaal betreft, heeft [appellante] naar het voorlopig oordeel van het hof onvoldoende toegelicht, waarop zij concreet de auteursrechtelijke bescherming daarvan baseert.

5.11  Zoals in rechtsoverweging 5.6 is overwogen, heeft [appellante] aan haar vorderingen subsidiair ten grondslag gelegd dat Flexxolutions c.s. zich schuldig heeft gemaakt aan slaafse nabootsing en onrechtmatige concurrentie.

5.13  Naar het voorlopig oordeel van het hof is onvoldoende aannemelijk geworden dat de producten van [appellante], die volgens haar stellingen door Flexxolutions c.s. worden nagebootst, voldoende onderscheidend vermogen hebben ten opzichte van andere op de markt verschenen producten op dit gebied. Zo betoogt [appellante] zelf bij punt 139 van haar appeldagvaarding dat van de buitenkant inderdaad kan worden gezegd, dat voor een buitenstaander veel siloafdekkingen in meer of mindere mate op elkaar lijken, maar dat [appellante] zich van de concurrentie probeert te onderscheiden door het ontwikkelen van specifieke technische details. Deze detailverschillen kunnen naar het voorlopig oordeel van het hof echter niet de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van voldoende onderscheidend vermogen van de hiervoor genoemde siloafdekkingen. Dat geldt ook voor de andere producten van [appellante], die door Flexxolutions c.s. zouden worden nagebootst. Daarbij heeft het hof ook acht geslagen op de vormgeving van de producten van andere producenten, zoals die blijkt uit de door Flexxolutions c.s. bij haar productie 39 overgelegde foto’s.

5.14  Overigens heeft Flexxolutions c.s. mede door het overleggen van productie 39, waarbij ook foto’s zijn overgelegd van door [appellante] respectievelijk Flexxolutions GFS B.V. gebruikte onderdelen - waarbij het voor het merendeel gaat om vrij verkrijgbare, door derden geleverde producten - gemotiveerd betwist dat zij de door [appellante] ontwikkelde specifieke technische details namaakt, zodat daarvan in deze kort gedingprocedure niet kan worden uitgegaan. Een aantal van die foto’s toont ook aan dat de producten van [appellante] en Flexxolutions GFS B.V. in enkele gevallen zó veel van elkaar verschillen, dat nabootsing niet aan de orde is (Flexitank en Flexxotank en het aantal doppen; de bevestiging van de afdekking op de verticale silowand). Het hof neemt verder, zoals al in rechtsoverweging 5.10 is overwogen, in aanmerking dat Flexxolutions GFS B.V. voor haar silodak en biogasdak alleen het materiaal van het door haar gedeponeerde monster “Flexxolutions GFS” gebruikt, terwijl [appellante] een daarvan qua eigenschap en uiterlijk (oppervlaktestructuur en kleur) afwijkend materiaal van het door Flexxolutions c.s. gedeponeerde monster “[appellante]” gebruikt voor haar silodak.

5.15  Dat Flexxolutions c.s. zich met voorbijgaan aan de in rechtsoverweging 5.12 genoemde verplichting heeft schuldig gemaakt aan slaafse nabootsing van producten van [appellante], is in deze procedure dan ook niet gebleken.

IEF 12225

Auteursrechtinbreuk op oude foto's - typische toeristenfoto's

Rechtbank Noord-Holland 9 januari 2013, IEF 12225 (Lauer Beheer B.V. tegen Uitgeverij R de M vof)

Open Book (60/365+1)

Uitspraak ingezonden door Fulco Blokhuis, Boekx advocaten.

In navolging van IEF 11095. Eiser vordert voor recht dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de aan eiser toekomende auteursrechten, door zonder toestemming de omschreven foto´s te publiceren en/of te wijzigen. Het betreft oude foto's ter illustratie van boeken met tekstuele informatie over de geschiedenis van een bepaald gebied.

Naar het oordeel van de rechtbank vallen de betrokken foto´s onder de auteursrechtelijke bescherming. De foto´s dragen onmiskenbaar het persoonlijke stempel van de maker en hebben een eigen, oorspronkelijk karakter. De rechtbank stelt vast dat eiser een professionele uitgever en exploitant van oude foto´s is. Naar het oordeel van de rechtbank mag daarom verwacht worden dat hij zich goed op de hoogte stelt van de in het kader van het auteursrecht op hem rustende verplichting en dat hij zich tot het uiterste inspant om recht te doen aan auteursrechthebbenden. De uitgeverij heeft zich niet mogen berusten in vage niet nader onderbouwde uitspraken van derde over de status van de maker.

De rechtbank verklaart voor recht dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de aan eiser toekomende auteursrechten door zonder toestemming de foto´s te publiceren en/of te wijzigen. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de rechtbank verbiedt verdere nabootsing en/of een bewerkte vorm openbaar te maken en/of te verveelvoudigen.

4.4. Naar het oordeel van de rechtbank vallen de betrokken foto's onder de auteursrechtelijke bescherming. De foto's dragen onmiskenbaar het persoonlijk stempel van de maker en hebben een eigen, oorspronkelijk karakter. De fotograaf heeft immers de afstand en de hoek - en wellicht het specifieke daglicht - alsook het object gekozen. De foto's hebben geen sterk technisch karakter, zoals foto's voor bijvoorbeeld advertenties of kranten dat wél kunnen hebben. De rechtbank ziet niet in dat het, zoals Lauer beheer stelt, typische toeristenfoto's zijn, nog daargelaten dat die foto's ook onder het auteursrecht kunnen vallen. Daarvoor ontbreken overigens ook aanwijzingen. De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande dan ook van uit dat op de betrokken foto's auteursrecht rust.

4.12. De rechtbank stelt vast dat Uitgeverij de M. een professioneel uitgeverij en exploitant van oude foto's is. Naar het oordeel van de rechtbank mag van De M. daarom verwacht worden dat hij zich goed op de hoogte stelt van de in het kader van het auteursrecht op hem rustende verplichtingen en dat hij zich tot het uiterste inspant om recht te doen aan auteursrechthebbenden. Dat betekend dat c.s. de status van mogelijke auteursrechthebbenden van de foto's die hij gebruikt zoveel mogelijk in kaart moet zien te brengen (is de maker een natuurlijk persoon of een rechtspersoon, leeft of bestaat deze nog, wat is er met de rechtspersoon gebeurd) en de auteursrechthebbenden zoveel mogelijk moet proberen te achterhalen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hem gestelde feiten en omstandigheden zoals vermeld onder 4.11. niet voldaan aan wat van hem in dat kader verwacht mocht worden. De M. mocht niet berusten in vage, niet nader onderbouwde uitspraken van (niet nader geïdentificeerde) derden over de status van het bedrijf ‘Lauer beheer’. (...) Het verweer van De M. dat hij niet op de hoogte is geweest van de naamswijziging van ‘Lauer beheer’ stuit af op het voorgaande. (...)

IEF 12223

Deze regering wil ook geen ACTA-achtige bepalingen in welk akkoord dan ook

Kort citaat uit Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken, Kamerstukken II, 2012/13, 21 501-02, nr. 1208.

Lid Verhoeven: Mijn eerste punt gaat over auteursrechten. Zijn er afspraken over intellectueel eigendom in alle aanstaande verdragen? Ik las daar niets over. Ik zeg dit omdat er in Nederland een motie is aangenomen over het ACTA-verdrag. Wij willen niet dat dit soort verdragen alsnog onderdeel wordt van andere verdragen. Dit mag niet via een andere weg terugkomen in die verdragen. Kan de minister aangeven of zij zich deze motie herinnert en of zij er ook aan zal blijven denken zodra zij namens Nederland weer iets inbrengt in deze verdragen?

Minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking: De zorgen over ACTA zijn bekend. Ik wil dit even goed zeggen tegen de heer Verhoeven. Deze regering wil ook geen ACTA-achtige bepalingen in welk akkoord dan ook. Daar kunnen wij ons geheel in vinden. Wij zullen daar scherp op letten. In het geval van Canada is dat eruit gegaan en staat alleen nog het deel van het opnemen via camcorders in bioscopen erin. Dat lijkt mij alleen maar een fatsoensnorm en niets anders. Nederland zet natuurlijk ook in op de vrijheid van massacommunicatie en de EU ook. Dit zal dus zeker niet veranderen.

IEF 12215

Strafbaarstelling dierenpornofilms is geen ontneming eigendom

Rechtbank Den Haag 9 januari 2013, LJN BY8017 (eiseres B.V. tegen De Staat der Nederlanden)

Dance of LoveIE als eigendomsrecht (Eerste Protocol bij EVRM). Auteursrecht op dierenpornofilms ontnomen door strafbaarstelling. Onrechtmatige overheidsdaad door strafbaar stellen van het plegen van ontuchtige handelingen met dieren en pornografie met dieren (Wet van 4 maart 2010, Stb. 2010, 111), zonder dat handelaren in en producenten van dierenporno financieel worden gecompenseerd of onder een overgangsregeling vallen.

Er is door eisers niet voldaan aan stelplicht en toelichting betreffende de buitensporige schade. Al zouden eiseressen wel aan hun stelplichten hebben voldaan, dan kunnen de bedoelde vervaardiging en verkoop van dierenporno niet kunnen worden gekwalificeerd als eigendom in de zin van artikel 1 EP (vgl. rechtbank ’s-Gravenhage 2 februari 2011, LJN BP4426). Het enkele feit dat dierenporno voorheen niet strafbaar was, rechtvaardigt de verwachting dat eiseressen ook na 1 juli 2010 inkomsten zouden kunnen (blijven) vergaren door vervaardiging en verkoop van dierenporno immers niet. De door de Staat aangevoerde – en door eiseressen op zichzelf niet bestreden – maatschappelijke ontwikkelingen van ruim vóór de inwerkingtreding van de Wet.

De gestelde feiten leveren aldus geen schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. De Staat heeft jegens eiseressen dus niet onrechtmatig gehandeld.

3.2.  [eiseres 1] en [eiseres 2] leggen aan hun vorderingen samengevat het navolgende ten grondslag. De Staat handelt in strijd met de in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: artikel 1 EP) vastgelegde bescherming van eigendomsrechten. Door de invoering van de Wet is immers met onmiddellijke ingang de voorheen legale handel in beeldmateriaal van bestialiteiten onmogelijk gemaakt. [eiseres 1] en [eiseres 2] waren ten tijde van de invoering van de Wet al geruime tijd actief op de dierenpornomarkt. Hun legaal verkregen of verworven rechten op bezit van dierenporno en de handel in dierenporno, dan wel de door middel van het eigen productiebedrijf tot stand gebrachte rechten, die alle een economische waarde vertegenwoordigden en verhandelbaar waren dan wel economisch nut opleverden, zijn waardeloos geworden. [eiseres 1] heeft de auteursrechten van [eiser in het incident] geëxploiteerd door ongeveer zevenduizend dierenpornofilms te vervaardigen en te verkopen. [eiseres 2] heeft dierenpornofilms vervaardigd en verkocht waarvan zij zelf de auteursrechthebbende is. Zo’n 99% van de dierenpornofilms is ruimschoots vóór de indiening van het wetsvoorstel vervaardigd. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben voorts hun internetsites moeten sluiten, nu de door hen gebruikte servers zich op Nederlands grondgebied bevinden. Gezien het verloop van de parlementaire behandeling was niet te voorzien dat tot onmiddellijke inwerkingtreding zonder compensatieregeling zou worden besloten. Nu niet is voorzien in een compensatieregeling en aldus een “fair balance” ontbreekt, is de Staat gehouden de door [eiseres 1] en [eiseres 2] geleden, tijdens de parlementaire behandeling onderkende, schade te vergoeden.

4.4.  De vorderingen van [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn voor een belangrijk deel gegrond op de stelling dat [eiseres 1] en [eiseres 2] door de invoering van de Wet buitensporige schade hebben geleden, omdat hun bedrijfsvoering in belangrijke mate gericht was op de vervaardiging en verkoop van dierenporno. De Staat heeft aangevoerd dat deze stelling onvoldoende is toegelicht.

4.4.2. (...) Uit de processtukken kan niet kan worden afgeleid dat [eiser in het incident] formele betrokkenheid heeft (gehad) bij [eiseres 1]. Het had op haar weg gelegen hierover feitelijke informatie te verschaffen, maar dit heeft zij niet gedaan. De rechtbank is dan ook, met de Staat, van oordeel dat de vorderingen van [eiseres 1] reeds op grond van schending van de op haar rustende stelplicht dienen te worden afgewezen. Hierbij weegt mee dat ook uit de omschrijving van het bedrijf van [eiseres 1] in het register van de Kamers van Koophandel en uit de door haar in het geding gebrachte financiële stukken niet blijkt van handelsactiviteiten met betrekking tot dierenporno of dierenseks. De rechtbank passeert dan ook het ter comparitie door [eiseres 1] op dit punt gedane bewijsaanbod.

4.4.3.  De rechtbank is voorts, met de Staat, van oordeel dat [eiseres 1] en [eiseres 2] niet voldoende hebben toegelicht dat (een belangrijk deel van) de door hen gestelde schade is veroorzaakt door de inwerkingtreding van de Wet.

4.5.  Maar ook als [eiseres 1] en [eiseres 2], anders dan in 4.4 is geoordeeld, wel aan hun daar bedoelde stelplichten zouden hebben voldaan, zouden hun vorderingen niet kunnen slagen. De hier bedoelde vervaardiging en verkoop van dierenporno kunnen niet worden gekwalificeerd als eigendom in de zin van artikel 1 EP (vgl. rechtbank ’s-Gravenhage 2 februari 2011, LJN BP4426). In dit verband is van belang dat [eiseres 1] en [eiseres 2] niet, althans onvoldoende, hebben toegelicht dat en in welk opzicht de Staat de gerechtvaardigde verwachting heeft gewekt dat zij ook na 1 juli 2010 inkomsten zouden kunnen (blijven) vergaren door vervaardiging en verkoop van dierenporno. Het enkele feit dat dierenporno voorheen niet strafbaar was, rechtvaardigt een dergelijke verwachting immers niet. Hierbij komt mede betekenis toe aan de navolgende, door de Staat aangevoerde – en door [eiseres 1] en [eiseres 2] op zichzelf niet bestreden – maatschappelijke ontwikkelingen van ruim vóór de inwerkingtreding van de Wet. Reeds op 18 april 2007 is, zoals vermeld, het wetsvoorstel ingediend dat tot de Wet heeft geleid. In de toelichting op dit wetsvoorstel is aandacht gegeven aan een (straf)zaak uit 2004 die betrekking had op vrouwen die in een loods in Kraggenburg waren gedwongen tot het hebben van seks met dieren. Van belang is voorts de al genoemde weigering van creditcardmaatschappijen, ook al in 2004, om mee te werken aan betalingen voor dierenporno. De maatschappelijke opvatting dat seks met dieren en dierenporno in strijd zijn met de goede zeden, bestond bovendien reeds geruime tijd vóór 2004. De rechtbank grondt dit oordeel in het bijzonder hierop dat, zoals de Staat ook heeft betoogd, tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel geen discussie is gevoerd over de verwerpelijkheid van bestialiteiten en dat het destijds verbazing wekte dat er nog geen algemeen verbod op ontucht met dieren bestond.

4.6.  Ook de overige feiten waarop [eiseres 1] en [eiseres 2] hun “eigendom” baseren, zijn onvoldoende toegelicht. Uit hun stellingen kan niet worden afgeleid dat – de Wet weggedacht – de exploitatierechten van [eiseres 1], die volgens hen in 99% van de gevallen van vóór 2007 dateren, en de gepretendeerde auteursrechten van [eiseres 2] op door haarzelf vervaardigde dierenpornofilms (nog) enige waarde vertegenwoordigden. Ook op dit punt ontbreekt elke toelichting. Dit is temeer relevant, nu in het eerder genoemde nieuwsbericht van 4 februari 2010 te lezen valt dat [eiseres 2] zelf geen dierenpornofilms maakt en slechts dierenpornofilms (via internet) verkoopt.

IEF 12211

(Beperkt) gefaseerde inwerkingtreding wet toezicht cbo's

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten, Kamerstukken II, 2012/13, 31 766, nadere memorie van antwoord.

Over de brief van de Vereniging van Organisaties die intellectueel eigendom Collectief Exploiteren (Voice), waarin wordt ingegaan op de problematiek van de one-stop-shop voor onderhandelingen, betalingen en klachten in met name de omroepsector. Bestuurlijke boete bestuurders, gedwongen samenwerking en de gefaseerde inwerkingtreding.

(...) mijn voornemen ([is] kenbaar gemaakt om de inwerkingtreding van de in artikel 2, vierde lid, van het wetsvoorstel opgenomen regeling voor beleggingen van collectieve beheersorganisaties aan te houden in afwachting van de nadere ontwikkelingen rond het richtlijnvoorstel. Op de overige onderdelen kan het wetsvoorstel na aanvaarding door Uw Kamer geheel in werking treden. Mijn voornemen berust op het feit dat het wetsvoorstel en de in het richtlijnvoorstel verankerde visie van de Europese Commissie nog ver uiteenlopen waar het gaat om de regels ten aanzien van beleggingen door cbo’s. (...)

Het wetsvoorstel gaat hierin verder door de mogelijkheid tot beleggen te beperken tot, samengevat, producten met een hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd, vastrentende waarden en van staatswege uitgegeven waardepapieren (artikel 2 lid 4). Om te voorkomen dat we nu op korte termijn een regeling in werking laten treden, die wellicht al gauw weer moet worden herzien als gevolg van Europese ontwikkelingen, lijkt het me goed die laatste eerst even af te wachten. Dat acht ik juist ook vanuit wetgevingsoptiek een valabele reden. Dit betekent overigens niet dat ik nu al bij voorbaat wil afzien van het in dit wetsvoorstel voorgestelde beleggingsregime. Wel meen ik dat er ruimte moet zijn voor een heroverweging als de uiteindelijke EU-richtlijn over collectief beheer daartoe aanleiding geeft. Daarbij zal uiteraard ook de praktische uitvoerbaarheid een punt van aandacht zijn.

IEF 12207

Logo zal in het najaar vervangen worden door een ander silhouet

Hof Amsterdam 18 december 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:4045 (Lans tegen Monta Street GmbH)

Uitspraak ingezonden door Michiel Ellens, Teurlings & Ellens Advocaten.

In navolging van kort geding-vonnis IEF 11403 en bodemvonnis IEF 9828. Auteursrecht op foto die is verwerkt tot logo. De voorzieningenrechter heeft het standpunt van Lans c.s. dat het logo inbreuk maakt op het auteursrecht op de foto van Wasi gehonoreerd, doch de verbodsvordering niet toegewezen. Het zou namelijk niet aannemelijk zijn dat Lans geen toestemming zou hebben gegeven voor het gebruik van de foto ten behoeve van het logo.

De grieven falen. Monta c.s. hebben onweersproken gesteld dat diverse collecties waarop het gewraakte logo is aangebracht in voortschrijdende staat van voorbereiding zijn. Vanaf de zomer 2013 (de najaarscollectie) zal het logo vervangen worden door een silhouet van Edgar Davids. Het door Lans c.s. gevorderde verbod zal enerzijds zeer ingrijpende gevolgen hebben op het commerciële/financiële vlak voor Monta Street c.s. en anderszijds wordt het belang van Lans c.s. bij het door hen gevorderde verbod beperkt door het feit dat het door hen als inbreukmakend gekwalificeerde gebruik van het logo binnen afzienbare tijd zal eindigen.

Het hof bekrachtigt het kort gedingvonnis waarvan beroep en Lans c.s. worden in de kosten veroordeeld in het hoger beroep.
 

3.3.2. De hiertegen gerichte grieven falen reeds op grond van het volgende. Monta Street c.s. hebben onweersproken gesteld dat de kinderkledingcollectie voor het voorjaar 2013, waarop het door Lans c.s. gewraakte logo is aangebracht, reeds in (voortschrijdende staat van) voorbereiding is en dat zij aanzienlijke schade zouden lijden indien het op de markt brengen daarvan door een verbod zou worden getroffen. Zij hebben ter zitting nader toegelicht dat deze collectie tot juli 2013 in reguliere (sport)winkels verkrijgbaar zal zijn (en daarna nog enige tijd onder meer in genoemde outlet-winkels) en dat deze vanaf deze zomer 2013 vervangen zal worden door de najaarscollectie die niet meer voorzien is van het lititieuze logo maar van een logo met het silhouet van Edgar Davids. Laatstbedoelde stelling is door Monta Street c.s. door middel van producties gestaafd (...).

In het licht van dit een en ander moet worden aangenomen enerzijds dat een verbod als door Lans c.s. gevorderd (zeer) ingrijpende gevolgen zal hebben op het commerciële/financiële vlak voor Monta Street c.s. en anderszijds dat het belang van Lans c.s. bij het door hen gevorderde verbod wordt beperkt door het feit dat het door hen als inbreukmakend gekwalificeerde gebruik van het logo binnen afzienbare tijd zal eindigen. Daarbij komt dat voorshands niet gebleken is dat Lans c.s. door dit gebruik van het logo de in artikel 25 Auteursrecht bedoelde persoonlijkheidsrechten van Lans als maker worden geschonden. Gevoegd bij het feit dat het desbetreffende silhouet van Wasi reeds begin 2010 op de website van Monta Street was te zien als herkenningsteken van de Monta juniors collecties (...) en Lans c.s. daarin toen geen aanleiding hebben gezien om (specifiek) tegen het gebruik van het silhouet/logo op te treden, is er naar het oordeel van het hof geen sprake van een zodanig (dringend/spoedeisend) belang van Lans c.s. dat dit, afgewogen tegen de betrokken belangen van Monta Street c.s., het door hen gevorderde verbod in kort geding rechtvaardigt.

3.3.3. Evenmin bestaat er bij de gevorderde voorziening strekkende tot het verschaffen van informatie omtrent het gebruik van het logo een zodanig (spoedeisend) belang dat dit een voorziening in kort geding rechtvaardigt. De voorzieningenrechter heeft er terecht op gewezen dat de bodemprocedure reeds aanhangig is en dat ook de hierbedoelde vordering in die procedure (die inmiddels in de appelfase verkeert) aan de orde kan komen.

Lees de uitspraak hier
Rechtspraak.nl (link)

ECLI:NL:GHAMS:2012:4045 (pdf)
zaaknr. 200.109/942/01 KG

IEF 12206

Eerste deel van twee kleine juridische muziekrechtkronieken

Bjorn Schipper, Twee kleine juridische kronieken van het muziekrecht; Eerste deel: overzicht van spraakmakende rechtszaken uit 2011, Ntb: Muziekwereld 2012-4.

Een bijdrage van Bjorn Schipper, Bousie advocaten.

Na eerder voor Muziekwereld op willekeurige wijze kleine juridische kronieken gemaakt te hebben op het gebied van elektronische muziek (IEF 9468), jazzmuziek (IEF 9960) en het Nederlandse lied (Bousie.nl 18-04-12), is wat mij betreft de tijd rijp om eens in de zoveel jaar een kleine kroniek te maken van het algemene muziekrecht. Om een kleine inhaalslag te maken in deze bijdrage het jaar 2011. In Muziekwereld 2013/1 komt het jaar 2012 aan bod. In beide jaren is het nodige gebeurd. Het vakgebied staat nooit stil, hetgeen automatisch betekent dat dergelijke kronieken vanwege de beperkte speelruimte niet uitputtend kunnen zijn. Het gaat om kwesties die linksom of rechtsom mijn bijzondere aandacht hebben getrokken.

Om dicht bij de muziekpraktijk te blijven behandel ik enkele spraakmakende rechtszaken zonder al teveel aandacht te besteden aan de meer abstracte uitspraken van de hoogste Europese rechter die vanwege harmonisatie van wetgeving steeds meer invloed blijkt uit te oefenen op de inhoud en uitleg van ons nationale auteursrecht en naburige recht. In deze kronieken van het muziekrecht dan ook geen Thuiskopie en zingende tandartsen. Omdat BREIN het afgelopen jaar ook al genoeg aandacht heeft gekregen6 laat ik het juridische gevecht tegen de illegale (muziek) bestandsuitwisseling
op internet in deze kronieken voor wat het is. Ik benadruk nog maar eens dat, omdat vele kwesties achter de schermen minnelijk geregeld zijn, de uitspraken van de Vaste Commissie Plagiaat (VCP) van Buma/Stemra niet gepubliceerd worden, en lang niet alle zaken externe aandacht hebben gekregen, het kan voorkomen dat kwesties waarvan de lezer denkt dat deze op zijn minst in deze kronieken thuishoren, niet in deze overzichten behandeld worden.

Lees deel 1 van deze kleine juridische kroniek hier.

IEF 12205

Talpa is niet gecharmeerd van de Stem van Hollands Kroon

Een bijdrage van Corina Wolfert, Merkenbureau Abcor.

Merkenrecht. Tv-formatbescherming. Talpa wil stappen ondernemen om de gemeente Hollands Kroon te verbieden om nog langer gebruikt te maken van het logo met de hand waarin een microfoon zit met daaronder de tekstwolk “de STEM van HOLLANDS KROON”. De gehele layout lijkt namelijk wel erg veel op het Talpa’s logo van The Voice of Holland. De gemeente gebruikt het logo om nieuwe medewerkers op een ludieke manier te werven. Zij liet Talpa weten gewoon door te gaan met de wervingscampagne, omdat zij vinden dat het hier om een andere formule gaat. Talpa raadde de gemeente aan om een merkenadviseur in de arm te nemen. Wij [red. Abcor] beamen dit advies, want dan zou deze gemeente hebben geweten dat er spelregels verbonden zijn aan het gebruik van iemands anders merkregistratie en/of auteursrecht.

Sinds 2011 zijn de gemeentes Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer gefuseerd tot een nieuwe gemeente Hollands Kroon (wikipedia). De gemeente wil nu zes nieuwe medewerkers werven die zij een traineeprogramma aanbieden. Gemeente Hollands Kroon wil geen saai imago dus hadden zij bedacht om de nieuwe medewerkers volgens de Talpa methode te werven. Hierbij zitten drie directieleden van de gemeente op een rode draaistoel met de rug naar de kandidaat toe. De kandidaten krijgen twee minuten de tijd om zich te presenteren. De kandidaat gaat door naar de volgende selectieronde wanneer een directielid op een rode knop drukt en de stoel omdraait. Bij deze selectie is net als bij de Voice of Holland publiek aanwezig. In totaal is er ruimte voor 48 kandidaten die mee mogen doen aan een bootcamp. Tijdens de bootcamp moeten er twee opdrachten uitgevoerd worden. De beste twaalf kandidaten gaan naar de finale waar uiteindelijk 6 kandidaten worden uitgekozen die een traineeprogramma gaan doen. Het gehele programma begint 14 januari en eindigt eind februari van dit jaar. De campagne vooraf aan de werving is een groot succes want inmiddels hebben al 200 kandidaten zich aangemeld.

Talpa heeft echter ook lucht gekregen van deze wervingsactie en deelt dit enthousiasme niet. Talpa brengt namelijk al drieseizoenen het televisie programma The Voice of Holland en twee seizoenen The Voice Kids op de buis. Het symbool van het programma is een microfoon die in een vuist wordt vastgehouden waarbij twee vingers worden opgestoken in de vorm van een V. Onder deze vuist is een tekstballon waarin staat “The VOICE of HOLLAND” of “The VOICE KIDS”. Talpa heeft hiervan verschillende merken geregistreerd. The Voice of Holland is erg populair. In 2011 keken er meer dan 3.6 miljoen mensen naar dit programma. Ook afgelopen jaar was het programma een kijkcijferkanon. De Voice Kids is nu wekelijks te zien op RTL4. The Voice of Holland heeft inmiddels ook aftrek gevonden in het buitenland. Onomstreden staat vast dat The VOICE of HOLLAND een bekend merk is. En bekende merken genieten nu eenmaal een bredere beschermingsomvang. Zo kunnen bekende merken ook optreden tegen gelijkende logo’s of woorden die gebruikt worden voor waren of diensten die anders zijn dan die van het bekende merk. Leggen we het logo van De Stem van Hollands Kroon naast het logo van The Voice of Holland dan lijken de deze logo’s wel erg op elkaar. Ondanks dat de werving van de kandidaten door de gemeente een ander doel heeft, namelijk een geschikte ambtenaar vinden in plaats van een zangtalent, kan Talpa op basis van zijn merkrecht actie ondernemen.

De bedoeling van een juridische actie tegen het oneigenlijk gebruik van je beeldmerk is om verwatering van je merk tegen te gaan. Hierdoor blijft de goodwill in je merk gehandhaafd. Daarnaast liggen op de format van de Voice of Holland auteursrechten. Onder een format verstaan we de vaste elementen die in elk programma terugkeren en die het programma ook origineel maken. In de selectieronde van de Voice of Holland is dit onder andere de combinatie van: de rode draaiende stoelen (blinde auditie), de knop waarop gedrukt wordt, de 1 1/2 minuten die een kandidaat krijgt om zijn liedje ten gehore te brengen. De vraag is of de gemeente inbreuk maakt op deze format zoals zij dit gaat gebruiken. Vindt Talpa dit bezwaarlijk genoeg om hiertegen juridische stappen te ondernemen of kunnen zij hiervan de humor inzien?

Corina Wolfert