IEF 22016
29 april 2024
Uitspraak

Gerecht EU: bekendheid merk wordt geleidelijk verworven en verloren

 
IEF 22015
29 april 2024
Uitspraak

BREIN doet met succes beroep op Convenant Blokkeren Websites

 
IEF 22012
26 april 2024
Uitspraak

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt ongeldige octrooirechten

 
IEF 14010

AUTEURSRECHTDEBAT: Het downloaddebat anno 2014 - heffen verleden tijd?

Lotte Anemaet, ‘Het downloaddebat anno 2014: heffen verleden tijd?’ Auteursrechtdebat 3 juli 2014, IEF 14010. Thema: Downloadverbod & thuiskopie. Door Lotte Anemaet, VU Amsterdam/hoofdredacteur Auteursrechtdebat. Wat denkt u?
Stelling 1: Het Europese Hof is in de ACI/Thuiskopie-uitspraak totaal voorbijgegaan aan de praktische gevolgen van deze uitspraak in Nederland.
Stelling 2: Een downloadverbod is zinloos, want het is niet te handhaven.
Stelling 3: De rechthebbenden moeten zelf maar geld zien te verdienen met nieuwe business-modellen.
Stelling 4: De billijke vergoeding die rechthebbenden krijgen, is nu helemaal niet meer ‘billijk’ te noemen.
Stelling 5: De thuiskopieheffing moet worden afgeschaft.

‘Downloaden uit illegale bron is onacceptabel.’

Tot deze uitspraak kwam het Hof van Justitie kort gezegd op 10 april 2014. Downloaden uit illegale bron is niet toegestaan en een heffing op dergelijke illegale bronnen ook niet. De Europese rechter geeft hiermee een nieuwe impuls aan ons Nederlands downloaddebat. Het downloadverbod waarvoor Fred Teeven zo hard gestreden heeft, wordt een nieuw leven ingeblazen. Het is immers sinds deze uitspraak verboden om illegale downloads te maken voor eigen gebruik, want illegaal kan niet anders betekenen dan illegaal. Dit betekent ook dat ons heffingssysteem moet worden aangepast. De algemene maatregel van bestuur, waarin de thuiskopieheffingen zijn geregeld op informatiedragers, zoals smartphones, telefoons met mp3-spelers, tablets en hdd-recorders moet opnieuw worden bekeken. Het is immers niet meer geoorloofd om een vergoeding te vragen voor downloads uit illegale bron. En hier is haast mee. De uitspraak heeft immers directe werking.

Het is desalniettemin toegestaan om een beperking, zoals het kopiëren voor privégebruik op te nemen in de Auteurswet mits er maar een billijke compensatie wordt betaald. Daarom is de thuiskopieheffing ingesteld als compensatie voor het nadeel dat rechthebbenden lijden als gevolg van het maken van kopieën voor eigen studie of gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken. Deze beperking mag echter niet zo ruim worden opgevat dat daaronder ook kopieën uit illegale bronnen valt te verstaan, want dit zou duidelijk afbreuk doen aan de goede werking van de interne markt. Dat het downloaden uit illegale bron kan bijdragen aan het verspreiden van cultuur, vormt geen rechtvaardiging. Daarnaast levert het een conflict op met de Europese driestappentoets waaraan beperkingen dienen te voldoen. Het toestaan van privékopieën uit illegale bron doet namelijk afbreuk aan de normale exploitatie van legale werken, terwijl eerlijke gebruikers ook nog eens indirect worden bestraft door de Nederlandse heffingsregeling, omdat zij noodzakelijkerwijze mee moeten betalen aan de compensatie van de schade, aldus het Europese Hof. De omstandigheid dat er geen enkele technische voorziening bestaat om de vervaardiging van ongeoorloofde privékopieën te bestrijden, maakt dat niet anders. Een dergelijke uitspraak was echter wel te verwachten na de veeg uit de pan door advocaat-generaal P. Cruz Villalón. Nederland zou in feite zelf de oorzaak zijn van het massale downloadgedrag van internetgebruikers. Het stimuleren van legale bronnen zou de norm moeten zijn.

Aangezien de uitspraak van het HvJ EU directe werking heeft, dient de stichting SONT (Stichting Onderhandelingen Thuiskopie vergoeding) opnieuw de hoogte van de heffingsplichtige voorwerpen vast te stellen nu geen heffing meer geldt voor illegale downloads. Een advies is in deze zomer te verwachten. De Staat heeft het er evenwel maar druk mee: deze huidige AMvB is namelijk ook niet zonder slag of stoot gekomen. De Staat is namelijk in de uitspraak Norma/Staat onlangs nog op de vingers getikt, omdat de heffingen tot eind 2012 slechts berustten op cd’s en dvd’s en de AMvB moest worden uitgebreid naar moderne dragers.

Wat betekent deze uitspraak voor Nederland? De rechtbank , het hof , de A-G Huydecoper van de Hoge Raad hebben niet voor niets gepleit voor het behouden van de heffing voor de illegale kopie. Dan hebben de auteursrechthebbenden tenminste nog iets aan vergoedingen. Het stimuleren van legaal aanbod moet echter de norm worden. Maar kan inmiddels het alternatieve aanbod opboksen tegen het illegale gratis aanbod op internet? Moeten internetgebruikers nu oppassen wanneer zij films downloaden die onrechtmatig beschikbaar zijn gesteld? Welke rol spelen technische voorzieningen in deze discussie? Hoe een downloadverbod bovendien te handhaven? En hoe billijk is de compensatie voor auteurs eigenlijk?

De download discussie is niet nieuw: het houdt de gemoederen al jaren bezig. Tijdens het Grote Downloaddebat uit 2010 pleitte Ot van Dalen toen nog bij Bits of Freedom al dat het anders moest: ‘De maat is vol. We willen geen downloadverbod, maar een internetrecht.’ Het is evenwel anders geworden, maar niet zoals Bits of Freedom dat voor ogen had. Voor Tim Kuik van Stichting BREIN is deze uitspraak echter zeer welkom: ‘het is immers meer dan logisch dat er betaald moet worden voor de vruchten die het publiek plukt van het internet.’ Niels Aalberts wees er bijvoorbeeld destijds reeds op dat het aanbod van legale content heel belangrijk is. Het is onrechtvaardig om gebruikers te straffen, indien er geen alternatief is: ‘Sorry 3-jarige, we hebben hier geen WC, dus hou je plas maar even 13 jaar op. En dan wildplassen bekeuren.’ Is er nu, vier jaar later, genoeg alternatief aanbod?

En nu is dat downloadverbod er dan toch. Hoe zal het verder gaan?

Lotte Anemaet
.

IEF 14009

BGH: Printers en PCs zijn verveelvoudigingsapparaten

BGH 3 Juli 2014, IEF 14009 (Drucker und Plotter III)
Collectief beheer. Reproductierecht. Thuiskopie en billijke vergoeding. bgh Na HvJ EU IEF 12809. Printers zijn ex 54a en PCs zijn ex 54 UrhG aF vergoedingsplichtig. Door de overdracht van een digitaal opslagmedium naar een ander kunnen niet alleen films en muziek, maar ook andere werken zoals teksten en foto's verveelvoudigd worden. Deze kunnen via internet worden opgeslagen op een server en op andere computers gedownload worden. Zolang PCs op deze manier als apparaat door een eindgebruikers worden gebruikt om digitale kopieën te produceren, is er naar paragraaf 54 UrhG aF een vergoedingsverplichting.

Uit het persbericht: Der Bundesgerichtshof hat nunmehr entschieden, dass Drucker, nicht aber PCs zu den vergütungspflichtigen Vervielfältigungsgeräten nach § 54a UrhG aF gehören. (...) Der Bundesgerichtshof hat weiter entschieden, dass PCs zu den vergütungspflichtigen Vervielfältigungsgeräten nach § 54 UrhG aF gehören. Vervielfältigungsverfahren mit einem PC als Endgerät sind nicht nach § 54a UrhG aF vergütungspflichtig, weil dabei digitale Vervielfältigungsstücke entstehen.(...) Durch Übertragungen von einem digitalen Speichermedium auf ein anderes können nicht nur Filme und Musik, sondern auch "stehende" Texte oder "stehende" Bilder der von der Klägerin und der Verwertungsgesellschaft Bild-Kunst vertretenen Urheber von Sprachwerken, Fotografien, Bildwerken und Grafiken vervielfältigt werden; derartige Texte oder Bilder können beispielsweise über das Internet von der Festplatte eines Servers auf die Festplatte eines Computers heruntergeladen werden. Soweit PCs auf diese Weise als Endgeräte in einem einheitlichen Vervielfältigungsverfahren zur Herstellung digitaler Vervielfältigungsstücke verwendet werden, sind sie nach § 54 UrhG aF vergütungspflichtig.

Der Bundesgerichtshof hat nunmehr entschieden, dass Drucker, nicht aber PCs zu den vergütungspflichtigen Vervielfältigungsgeräten nach § 54a UrhG aF gehören. Diese Bestimmung erfasst bei richtlinienkonformer Auslegung nur Vervielfältigungsverfahren, bei denen analoge Vervielfältigungsstücke entstehen; dabei kommt es nicht darauf an, ob ein analoges oder ein digitales Werkstück als Vervielfältigungsvorlage diente. Erfasst werden auch Vervielfältigungsverfahren mittels verschiedener Geräte, wenn diese Geräte miteinander verbunden sind und es sich um ein einheitliches Vervielfältigungsverfahren handelt, das unter der Kontrolle derselben Person steht und auf die Herstellung analoger Vervielfältigungsstücke abzielt. Unter dieser Voraussetzung sind Vervielfältigungsverfahren nicht nur mit einer aus Scanner, PC und Drucker bestehenden Gerätekette, sondern auch mit einer nur aus PC und Drucker bestehenden Gerätekette vergütungspflichtig. Innerhalb einer solchen Gerätekette ist allerdings nur das Gerät vergütungspflichtig, das am deutlichsten dazu bestimmt ist, zusammen mit den anderen Geräten wie ein Vervielfältigungsgerät eingesetzt zu werden. Innerhalb der aus Scanner, PC und Drucker gebildeten Funktionseinheit ist dies der Scanner; innerhalb der aus PC und Drucker gebildeten Funktionseinheit ist dies der Drucker. Vervielfältigungsverfahren mit einem PC als Endgerät sind nicht nach § 54a UrhG aF vergütungspflichtig, weil dabei digitale Vervielfältigungsstücke entstehen.

Der Bundesgerichtshof hat weiter entschieden, dass PCs zu den vergütungspflichtigen Vervielfältigungsgeräten nach § 54 UrhG aF gehören. Diese Bestimmung erfasst Vervielfältigungen durch Übertragungen von einem Bild- oder Tonträger auf einen anderen. Unter einem Bild- oder Tonträger ist nach § 16 Abs. 2 UrhG eine Vorrichtung zur wiederholbaren Wiedergabe von Bild- oder Tonfolgen zu verstehen. Dazu zählen auch digitale Speichermedien wie Festplatten. Durch Übertragungen von einem digitalen Speichermedium auf ein anderes können nicht nur Filme und Musik, sondern auch "stehende" Texte oder "stehende" Bilder der von der Klägerin und der Verwertungsgesellschaft Bild-Kunst vertretenen Urheber von Sprachwerken, Fotografien, Bildwerken und Grafiken vervielfältigt werden; derartige Texte oder Bilder können beispielsweise über das Internet von der Festplatte eines Servers auf die Festplatte eines Computers heruntergeladen werden. Soweit PCs auf diese Weise als Endgeräte in einem einheitlichen Vervielfältigungsverfahren zur Herstellung digitaler Vervielfältigungsstücke verwendet werden, sind sie nach § 54 UrhG aF vergütungspflichtig.

IEF 14008

Personalia juni 2014

Maandelijks publiceren we een overzicht van personalia-berichten die voorbij kwamen.

 

Astrid Sixma bij Bergh Stoop Sanders
Astrid Sixma heeft op 1 juni 2014 de overstap gemaakt naar Bergh Stoop & Sanders Advocaten te Amsterdam. Zij maakt daar deel uit van de sectie Intellectuele Eigendom, waarbinnen zij zich met name richt op het auteursrecht, merkenrecht, modellenrecht alsmede het mediarecht. Eerder was Sixma onder meer werkzaam bij Houthoff Buruma in Amsterdam en Londen.

BBIE benoemt nieuwe Adjunct-Directeur-Generaal Gustafsson
De Raad van Bestuur van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom heeft per 1 mei 2014 de heer R. Gustafsson benoemd als Adjunct-Directeur-Generaal. Hij wordt verantwoordelijk voor de directie Algemene Zaken met als aandachtsgebied de afdelingen ICT, Financiën, P&O en Corporate Communicatie.

IEF 14007

CC Proof lanceert nieuwe website voor het veilig, mobiel en onbeperkt registreren van intellectueel eigendom

CC Proof lanceert een nieuwe website waarmee uitvindingen en concepten veilig online via de smartphone geregistreerd kunnen worden. Voor 75 euro per jaar kan onbeperkt ideeën geregistreerd worden als wettelijke bescherming tegen inbreuk op intellectueel eigendom. "Het gebruik van CC Proof is de afgelopen jaren exponentieel toegenomen," zegt Mr. Alphons Geerlings van CC Proof. "Bedrijven en particulieren registreren steeds meer ideeën voor apps, producten, tv-programma's, mode en kunst. Dat vroeg om een nieuw en gebruiksvriendelijk platform dat ook via smartphones is te benaderen."

Technologische uitvindingen bescherm je tegen diefstal met patenten. Dit is echter een tijdrovend en kostbaar proces, dat bovendien niet van toepassing is op andere creatieve ideeën. CC Proof is een initiatief van De Merkplaats, een Amsterdamse juridische dienstverlener op het terrein van merken en auteursrecht. Mr. Alphons Geerlings begon zes jaar geleden met CC Proof, als alternatief voor de bewijsregistraties van de Belastingdienst, een dienst die per 1 januari 2013 uit kostenoverwegingen werd stopgezet. Geerlings: "Mensen konden ideeën op papier beschrijven en deze dossiers door de Belastingdienst laten verzegelen met een tijdstempel om als het ware de geboortedatum van het idee vast te leggen. Dat was erg arbeidsintensief en bovendien niet meer van deze tijd. Wij hebben toen een maatschappelijk verantwoord en modern alternatief ontwikkeld voor de bewijsregistraties van de Belastingdienst." De nieuwe website van CC Proof werd ontwikkeld door de Amsterdamse softwareontwikkelaar GlobalOrange, dat gespecialiseerd is het ontwikkelen van schaalbare en gebruiksvriendelijke online diensten.

Mobiel gebruiksgemak De website van CC Proof moest volgens Geerlings vernieuwd worden om beter tegemoet te komen aan de hedendaagse eisen. "Gebruikers verwachten tegenwoordig flow in apps en op websites, ofwel een soepele manier om door menu's te bewegen," zegt Geerlings. "Er was daarom meer gebruikersgemak nodig, een moderne vormgeving en vooral mobiele toegang. GlobalOrange was voor ons de juiste partij om dit nieuwe platform te realiseren op een professionele en snelle manier."

Yvo Gortemaker, directeur van GlobalOrange, is erg tevreden over het resultaat: "Onze ontwikkelaars hebben een robuust platform gebouwd, waarin veel processen zijn geautomatiseerd en documenten op een uiterst veilige manier worden opgeslagen en ook met anderen gedeeld kunnen worden. CC Proof biedt hiermee een dienst waarmee creatieve mensen al hun ideeën altijd en overal, veilig kunnen registreren."

Onbeperkt registreren Naast het volledig vernieuwen van het platform is de dienstverlening van CC Proof ook aangepast. "Voorheen betaalde je als gebruiker 75 euro voor 10 registraties per jaar," zegt Geerlings. "Nu kun je voor datzelfde bedrag onbeperkt ideeën registreren. Daarnaast is het mogelijk om vanuit CC Proof op een veilige manier je ideeën met anderen te delen. Dit werkt via een beveiligde en geregistreerde e-mail, zodat een derde partij niet ongestraft met je idee aan de haal kan gaan.”

Verder kunnen ideeën ook verkocht worden via een online markplaats in het nieuwe platform van CC Proof. Geïnteresseerde ondernemers en bedrijven als TNT, Philips en Eyeworks kunnen hierdoor kopers of investeerders worden van de ideeën die via CC Proof zijn vastgelegd."

Alle gebruikers van de dienst mogen het CC Proof zegel op hun website gebruiken. Dit heeft zowel een preventief effect als een lucratief effect. Geerlings: “Het toont aan dat je bewijs hebt voor je auteursrechtelijk beschermde werk, wat plagiaat minder aantrekkelijk maakt. Daarnaast krijg je 10 procent provisie over nieuwe klanten die via jouw website bij ons komen.”

Geerlings verwacht dat CC Proof de komende jaren nog veel zal groeien. "Er komen steeds meer registraties uit de academische hoek, maar ook op het gebied van softwareontwikkeling en allerlei entertainmentconcepten. Met dit nieuwe CC Proof-platform zijn we klaar voor de toekomst."

IEF 14006

Ontwikkeling innovatierecht blijft achter bij ambities

Alexander Tsoutsanis, 'Ontwikkeling innovatierecht blijft achter bij ambities', FD 21 juni 2014.
Bijdrage ingezonden door Alexander Tsoutsanis, IViR en DLA Piper. Als er één tovermiddel is dat Europa uit de crisis moet helpen, dan is het wel innovatie. Dit jaar lanceert de Europese Unie Horizon 2020, een prestigieus subsidieprogramma van bijna € 80 mrd in de komende 7 jaar voor innovatief onderzoek. Het doel: de VS en Azië de loef af te steken. Ook in Nederland is het innovatie voor en na. In april zei minister-president Rutte nog dat Nederlandse innovaties net zo beroemd moeten worden als onze tulpen en dijken. Het rechtsgebied dat innovatie beoogt te beschermen betreft het intellectueel eigendomsrecht (IE).

Het beschermen van innovaties en creaties staat daarin centraal, met specifieke wetten die aandacht hebben voor het financieel belang van de uitvinder en ontwerper om zijn innovatie of creatie te exploiteren, en tegelijk voor het maatschappelijk belang om bepaald gebruik soms toe te staan. Die grensafbakening tussen privaat en publiek domein is actueler dan ooit, maar hoewel innovatie in Nederland warm in de maatschappelijke belangstelling staat, zit het innovatierecht zelf er minder warmpjes bij. Die tegenstelling blijkt uit tal van punten. Ik noem er drie: ... Lees het artikel

IEF 14005

Brief Regering - De Europese film in het digitale tijdperk

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie-Fiche: Mededeling ‘De Europese film in het digitale tijdperk', Kamerstukken II 2013-2014, 22 112, nr. 1872
Deze mededeling van de Europese Commissie bestaat uit drie onderdelen:
1. Een uitgebreide, met cijfers onderbouwde, stand van zaken van de Europese filmsector.
2. Een uiteenzetting van de uitdagingen die volgens de Europese Commissie zouden moeten worden aangepakt om Europese films toegankelijk en aantrekkelijk te maken voor een breder publiek en om Europese films en filmbedrijven meer rendabel te maken.
3. Een conclusie die stelt dat er behoefte is aan debat tussen alle betrokken partijen en op alle niveaus over filmbeleid in Europa. De concrete actie in deze mededeling is dat de Commissie daartoe het Europees Filmforum op zal richten.

4. Nederlandse positie over de mededeling
In de Nederlandse reactie op het Groenboek over een convergerende audiovisuele wereld heeft Nederland gepleit voor terughoudendheid met Europese regulering en protectie van de audiovisuele industrie.4 Tegelijk staat Nederland positief tegenover grensoverschrijdende distributie van films in EU-lidstaten en daarbuiten en het huidige Nederlands filmbeleid stimuleert dit dan ook middels regelingen binnen het Nederlands Filmfonds.
Nederland is gebaat bij een sterke Europese filmindustrie en een open filmmarkt. Zonder dat dit Europese regulering tot gevolg heeft, is het Europees Filmforum een instrument dat potentieel bij kan dragen aan grensoverschrijdende distributie. De beoogde kennisuitwisseling over hoe de nationale, regionale en EU-audiovisuele beleidskaders beter op elkaar aan kunnen sluiten kan hiertoe leiden. De keuze voor de oprichting van het Filmforum sluit goed aan bij de constatering dat er vanwege de eerder genoemde uitdagingen behoefte is aan debat, tussen alle betrokken partijen en op alle niveaus, over filmbeleid in Europa. In potentie kan dit bijdragen aan de versterking van de Nederlandse audiovisuele industrie in aanvulling op andere reeds bestaande programma’s. Bovendien is het positief dat het Filmforum zal bestaan uit experts uit de filmsector, waardoor wordt gewaarborgd dat de gedeelde kennis in de filmsectoren van de individuele lidstaten
terugvloeit.
IEF 14004

Maatregelen Commissie betere bescherming en handhaving intellectuele-eigendomsrechten

Naar een hernieuwde consensus over de handhaving van intellectuele eigendomsrechten: een EU-actieplan (COM(2014) 392)
Uit het persbericht. De Europese Commissie brengt vandaag twee mededelingen uit: een actieplan om inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten in de EU aan te pakken en een strategie voor de bescherming en handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten (IPR) in derde landen. Het actieplan van de EU omvat IPR-beleidsmaatregelen voor de aanpak van inbreuken op commerciële schaal (de zogeheten “follow the money” aanpak). De strategie voor een internationale aanpak onderzoekt de veranderingen van de laatste tijd en omvat maatregelen waarmee de Commissie beter kan optreden om in derde landen strengere IPR-normen te promoten en de handel in producten die inbreuk maken op de intellectuele-eigendomsrechten in te dammen.

Om dit probleem aan te pakken, zijn in het EU-actieplan tegen inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten de volgende maatregelen opgenomen:

  • een dialoog met de belanghebbenden (bijv. online reclamebedrijven en aanbieders van betalingsdiensten) aangaan om de mogelijkheden om door inbreuken op commerciële schaal via het internet winst te maken, te bestrijden;
  • bevorderen dat alle betrokkenen bij de productie van goederen die een hoge intellectuele-eigendomswaarde vertegenwoordigen, gepaste zorg betrachten, aangezien verantwoordelijke audit van de toeleveringsketen en gepaste zorg het risico op inbreuken van de intellectuele-eigendomsrechten beperken;
  • kleine bedrijven helpen hun intellectuele-eigendomsrechten doeltreffender te handhaven door verbetering van de gerechtelijke procedures. Om dat te bereiken, zal de Commissie zich voor het eerst richten op nationale regelingen om kleine en middelgrote ondernemingen rechtstreeks te steunen bij de toegang tot justitie;
  • de samenwerking tussen de lidstaten verbeteren en de uitwisseling van beste praktijken vergemakkelijken;
  • de autoriteiten van de lidstaten een compleet opleidingsprogramma bieden om in de hele EU sneller preventief te kunnen optreden tegen activiteiten die op commerciële schaal inbreuk maken op de intellectuele-eigendomsrechten. Hindernissen voor grensoverschrijdende samenwerking moeten worden aangepakt.
IEF 14003

Verwarringsgevaar woordmerk ZIECON

Gerecht EU 1 juli 2014, IEF 14003, zaak T-239/12 (ZIECON) - dossier 
Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de aanvrager van het beeldmerk met het woordelement „ZIECON” voor waren van de klassen 5, 10 en 40, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de kamer van beroep van BHIM houdende nietigverklaring van de beslissing van de oppositieafdeling waarbij de oppositie ingesteld door de houder van het woordmerk „CERCON” voor waren van de klassen 5, 9 en 10 is afgewezen. Het beroep is afgewezen.

77      En premier lieu, il convient d’observer que les preuves relatives à l’usage étendu de la marque antérieure apportées par l’intervenante ont été produites pour la première fois devant le Tribunal. À cet égard, il convient de rappeler que le recours devant le Tribunal vise au contrôle de la légalité des décisions des chambres de recours de l’OHMI au sens de l’article 65 de règlement n° 207/2009, de sorte que la fonction du Tribunal n’est pas de réexaminer les circonstances de fait à la lumière des documents présentés pour la première fois devant lui. Dès lors, la légalité d’une décision de la chambre de recours ne saurait être remise en cause par l’invocation de nouveaux faits devant le Tribunal que s’il était démontré que la chambre de recours devait, d’office, prendre en compte ces faits lors de la procédure administrative avant d’adopter toute décision [voir, en ce sens, arrêt du Tribunal du 30 juin 2011, Imagion/OHMI (DYNAMIC HD), T‑463/08, non publié au Recueil, point 10, et la jurisprudence citée], ce qui n’est pas le cas en l’espèce. Il convient donc d’écarter les preuves précitées sans qu’il soit nécessaire d’examiner leur force probatoire.

78      En second lieu, même à supposer que la marque antérieure possède, comme le prétend la requérante, un caractère faiblement distinctif eu égard au lien que, nonobstant la différence d’orthographe, le public pertinent pourrait établir entre, d’une part, la marque antérieure et, d’autre part, la matière première zircon, cela ne s’oppose pas à la constatation de l’existence d’un risque de confusion dans l’esprit du public pertinent. En effet, ainsi qu’il a été relevé au point 22 ci-dessus, si le caractère distinctif de la marque antérieure doit être pris en compte pour apprécier le risque de confusion, il n’est qu’un élément parmi d’autres intervenant lors de cette appréciation. Ainsi, même en présence d’une marque antérieure à caractère distinctif faible, il peut exister un risque de confusion, notamment, en raison d’une similitude des signes et des produits ou des services visés [arrêts du Tribunal du 13 décembre 2007, Xentral/OHMI – Pages jaunes (PAGESJAUNES.COM), T‑134/06, Rec. p. II‑5213, point 70, et du 15 octobre 2008, Air Products and Chemicals/OHMI - Messer Group (Ferromix, Inomix et Alumix), T‑305/06 à T‑307/06, non publié au Recueil, point 59].

79      En l’espèce, il résulte des points 32 et 33 ci-dessus que les produits et les services couverts par les signes en conflit sont, pour partie, identiques et, pour partie, similaires. En outre, il résulte des points 50, 62 et 68 ci-dessus que lesdits signes présentent des similitudes importantes d’un point de vue visuel et phonétique, voire conceptuel. Dans ces conditions, et indépendamment de la circonstance relevée par le chambre de recours, selon laquelle les différences visuelles auraient moins d’importance dans l’appréciation globale du risque de confusion que la haute similitude de ces signes sur le plan phonétique eu égard aux modalités de commercialisation des produits et des services visés, le niveau d’attention plus élevé du public concerné (voir point 30 ci‑dessus) ne saurait suffire pour écarter tout risque que ce public puisse croire que les produits et les services en cause proviennent de la même entreprise ou, le cas échéant, d’entreprises liées économiquement (voir, en ce sens, arrêt Ferromix, point 78 supra, point 63).

IEF 14002

In de tijdschriften juni 2014

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de bladen, voor de sites dient u in te loggen:

Berichten IE juni 2014 GRUR Int IER 2014, afl. 2 

JIPLP 2014 vol 9 issue 7
Mediaforum juni 2014  

BIE
Artikelen
Het Procesreglement is leidend. Na het intrekken van een kort geding mag geen proceskostenveroordeling worden uitgesproken, ook niet in een IE-geschil. – Daan van Eek

Naschrift op Van Eek – Daan de Lange

Rechtspraak in het kort
Octrooirecht
Nr. 32 Hoge Raad 13 september 2013, GBT/Ajinomoto, IEF 13032
Nr. 33 Rechtbank Den Haag 4 december 2013, PPG/Rhodia, IEF 13326
Nr. 34 Rechtbank Den Haag 4 december 2013, Nedap/X, IEF 13323

Merkenrecht
Nr. 35 Hof van Justitie EU 6 februari 2014, Blomqvist/Rolex, IEF 13513
Nr. 36 Rechtbank Den Haag 12 februari 2014, EPP/Zobu, IEF 13545
Nr. 37 Rechtbank Den Haag 26 maart 2014, Het ijs van Columbus/Het brood van Columbus, IEF 13729

Auteursrecht/Modellenrecht
Nr. 38 Hoge Raad 25 oktober 2013, S&S Import en Export B.V./Esschert Design B.V., IEF 13179

GRUR Int.
Michael Loschelder
Generalizations in the wording of a patent claim

Claire Lehr and Gabriele Engels
Taking a position

IER
Nr. 28 VizIER: 30 jaar reclamerecht: good old days?/ Mr. Ebba H. Hoogenraad p. 189
Nr. 29 Non cogito ergo sum. Onmiddellijk en zonder verder nadenken onbedoeld het grootste misverstand in het Europese merkenrecht/Tomas Westenbroek p. 193

Jurisprudentie
Auteursrecht
Nr. 30 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 november 2013 (Blackstone/Brainwave), m.nt. PGFAG p. 202
Nr. 31 Hof van Justitie EU 23 januari 2014 (Nintendo/PC Box), m.nt. FE p. 211

Merkenrecht
Nr. 32 Rb. Den Haag 23 oktober 2013 (Screentime/SBS), m.nt. AMEV p. 220

Octrooirecht
Nr. 33 Rb. Den Haag 11 december 2013 (Pharmaceuticals/Mylan), m.nt. AFK p. 228

JILPLP
Karsten Königer
The published patent application – a basis for injunctive relief?

Tyrone Berger
Patents: Australian Federal Court clarifies statutory termination rights in patent licence agreement

Gian Paolo Di Santo
Pfizer's misuse of patent/SPC rights results in an abuse of dominant position

John Syekei and David Opijah
Contradictions in time limitation in revocation of a granted patent under Kenya law

Matthew Jones
Application for central amendment of a patent after revocation at first instance does not of itself render an appeal an abuse of process

Stefano Barazza
Burden of proving infringement in declaratory judgment actions of non-infringement remains with the patentee

Birgit Clark
Trade marks: Impossible (im)position? General Court refuses registration of teddy maker Steiff's position mark

Mark Williams
Snorkel decision breathes life into quasi design protection

Birgit Clark
Between a rock and a hard place? Bundesgerichtshof decides Hard Rock Café trade mark dispute

Jeremy Blum and Nicholas Round
Boop oop a doop—protection for cartoon image of Betty Boop

Paul Stevens
Copyright: A hyperlink can be both a permissible and an infringing act at the same time

Tina Gausling
Designs: German Federal Supreme Court expands design protection: ‘Birthday Train’

Karen Dyekjaer
Customs: Internet sales into the EU of fake ‘replicas’

Stefano Barazza
Licensing standard essential patents, part two: the availability of injunctive relief

Nick Gardner
Mediation and its relevance to intellectual property disputes

Winfried Tilmann
The Transitional Period of the Agreement on a Unified Patent Court

Eleonora Rosati
Copyright in the EU: in search of (in)flexibilities

Mike Snodin
Three CJEU decisions that answer some questions but pose many more

Mediaforum
Opinie - Om niet te vergeten
Nico van Eijk
Wetenschap- Vrijheid van meningsuiting en onwaarheden
Aernout Nieuwenhuis
Boekbespreking -The Independence of the Media and its Regulatory Agencies
Lucky Belder
Verslag- VMC-Studiemiddag 13 juni 2014: Nationale veiligheid en de afluisterstaat
Olaf Trojan
Jurisprudentie
Nr. 13 HvJ EU 13 februari 2014, Svensson/Retriever m.nt. R.W. de Bruin
Nr. 14 HR 18 april 2014, OM/Vereniging Martijn m.nt. A.J. Nieuwenhuis

IEF 14001

Bewijs van eerder beeldmerk YouView+

Gerecht EU 1 juli 2014, IEF 14001, zaak T-480/13 (YouView+) - dossier 
Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de houder van het Benelux-beeldmerk met de woordelementen "You View You-View.tv" voor diensten van de klassen 35, 38 en 41, en strekkende tot vernietiging van beslissing kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van verzoeksters oppositie tegen de inschrijving van het woordmerk "YouView+" voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 38, 41 en 42. Het gerecht EU vernietigt de beslissing van BHIM, bewijs van eerder merk - dat pas bij kamer van beroep is ingediend - moet in beschouwing genomen worden.

30 First of all, the fact, even were it assumed to be established, that the applicant did not seriously attempt, in the prescribed periods, to prove its ownership of the earlier mark is irrelevant to the lawfulness of the contested decision. As noted, that decision is not based on the lack of probative value of the evidence produced by the applicant before the Board of Appeal, but on the Board of Appeal’s inability to take that evidence into account at the stage of the opposition proceedings at which it adopted that decision.

31 Likewise, the argument that the Board of Appeal must, in certain circumstances, exercise its discretion under Article 76(2) of Regulation No 207/2009 restrictively must be rejected for the reasons set out in the previous paragraph, as must the argument that taking account of the evidence produced late would probably not have been justified. Moreover, in contrast to what it had done in the case that gave rise to Rintisch v OHIM — namely, for the sake of completeness, examining the circumstances warranting the late production of evidence by the applicant and thus exercising its discretion — in the present case, the Board of Appeal did not carry out such an examination.

32 In addition, it must be pointed out that, in view of the Board of Appeal’s discretion, the concept of a lack of legitimate interest in seeking to have the contested decision annulled — which applies where the annulment of the contested decision can only give rise to another decision identical in substance to the decision annulled — cannot be invoked (Case T‑99/95 Stott v Commission [1996] ECR II‑2227, paragraphs 31 and 32).