IEF 22028
2 mei 2024
Uitspraak

Vertrouwensbeginsel bij beroepstermijnen UPC

 
IEF 22025
2 mei 2024
Uitspraak

Vorderingen afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang

 
IEF 22027
2 mei 2024
Artikel

Porterfield opent haar deuren!

 
IEF 14783

Rectificatie op een openingspagina met veel andere informatie

Vzr. Rechtbank Gelderland 20 maart 2015, IEF 14783 (Sigma tegen Starsurgical)
Uitspraak ingezonden door Marga Verwoert, Hoogenraad & Haak advocaten. Er diende twee maanden te worden gerectificeerd op de openingspagina in zwarte letters tegen een witte achtergrond zonder verdere mededeling. Er gebeurt van alles op de website waardoor de aandacht wordt afgeleid en de rectificatie niet opvalt: een opvallende afbeelding, een foto van de directeur-eigenaar en reclame voor andere Sigma Medical-producten.De plaatsing van de rectificatie op deze manier is niet overeenkomstig het doel en de strekking is van de rectificatie om reputatieschade van het merk Starsurgical te voorkomen. Er zijn dwangsommen verbeurd en executie mag plaatsvinden

 4.8. De voorzieningenrechter overweegt dat het doel en de strekking van de rectificatie het voorkomen reputatieschade van het merk, met de volledige Engelse vertaling van de rectificatie wrodt gewaarborgd. Voor derden is immers duidelijk dat de "Wittmann Patches" niet langer bij Sigma Medical kunnen worden gekocht. Dat de laatste zin van de Engelse tekst niet exact overeenkomt met de laatste zin van de Nederlandse tekst doet daar niet aan af. Uit de rest van de Engelse vertaling van de rectificatie, (... ) wordt duidelijk dat Starsurgical de exclusief gerechtigde distributeur is van de "Wittmann Patches" en dat Sigma Medical niet gerechtigd is het product te verkopen (...)
Dit kan echter niet worden gezegd van de de plaatsing van de rectificatie op de openingswebsite van Sigma Medical. De rectificatie diende geplaatste te worden op de openingspagina in zwarte letters tegen een witte achtergrond zonder verdere mededelingen. De plaatsting aan de linkerzijde op een openingspagina die verder veel andere informatie bevat, voldoet daar naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, niet aan. Er gebeurt van alles op de website waardoor de aandacht wordt afgeleid en de rectificatie niet opvalt. Er staat een opvallende afbeelding weergegeven, een foto van de directeur-eigenaar en er wordt overduidelijk reclame gemaakt voor andere producten die door Sigma Medical wordt verkocht. Niet gezegd kan worden dat de plaatsing van de rectificatie op deze manier overeenkomstig het doel en de strekking is van de rectificatie om reputatieschade van het merk Starsurgical te voorkomen. Dat de toevoeging 'zonder verdere mededelingen' ziet op de rectificatie zelf is, gelet op de gemotiveerde betwitsting hiervan door Starsurgical niet aannemelijk geworden.
Gelet hierop is voorshans voldoende aannemelijk dat Sigma Medical op het punt van de rectificatie niet op de juiste wijze volledig aan het vonnis heeft voldaan. Derhalve zijn er dwangsommen verbeurd (...)

IEF 14782

Conclusie AG: verwerping cassatieberoep Stokke

Conclusie AG HR 20 maart 2015, IEF 14782; ECLI:NL:PHR:2015:317 (Stokke tegen Hauck)
Conclusie ingezonden door Sjo Anne Hoogcarspel en Sven Klos, Klos Morel Vos & Reeskamp. Het gaat in deze zaak om de gestelde auteursrechtinbreuk van het ontwerp Tripp Trapp-kinderstoel. Incassatie zijn klachten aangevoerd over de beschermingsomvang en de maatstaf van HR 12 april 2013 [IEF 12554] en eerdere HvJ EU-rechtspraak [IEF 14209], alsmede motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof over de mate van overeenstemming. De AG concludeert tot verwerping van het cassatieberoep, waardoor het arrest [IEF 13809], waaruit volgt dat er geen inbreuk wordt gemaakt door de New Alpha op de Tripp Trapp-stoel, in stand blijft. Lees de conclusie (pdf/html)
Lees verder

IEF 14781

Toners zonder enig hergebruikt onderdeel zijn niet 'totally rebuild'

Vzr. Rechtbank Den Haag 19 maart 2015, IEF 14781; ECLI:NL:RBDHA:2015:3577 (Hewlett Packard tegen Digital Revolution)
Uitspraak ingezonden door Rutger Kleemans, Freshfields Bruckhaus Deringer. Misleidende reclame. Reclamerecht. HP produceert printers en toners. Digital Revolution verkoopt via 123inkt.nl ook originele en huismerk (compatible) toners. HP adverteert met toner recycling/remanufactured toners en vordert met succes een rectificatie van de misleidende mededeling [klik afbeelding] waaronder het aanbieden van 'totally rebuild' toners door Digital Revolution. Het gaat niet om een toner samengesteld uit hergebruikte onderdelen, maar nieuwe, compatible toners zonder enig hergebruikt onderdeel. Slechts rectificatie is bevolen.

3.3. De gecreëerde misleiding is volgens HP niet weggenomen door de na de dagvaarding doorgevoerde aanpassing van de advertentie op de website, zoals die is weergegeven hiervoor onder 2.9. Door thans in het midden te laten of de toner die onder het huismerk wordt aangeboden remanufactured of compatible is, kan de misleidende mededeling naar stelling van HP nawerken. In het hoofd van de consument heeft zich door de eerdere misleidende mededeling het beeld vastgezet dat Digital Revolution remanufactured toners aanbiedt. Dit beeld kleurt volgens HP de huidige aanbieding, waardoor de huidige aanbieding eveneens misleidend is.

De ‘totally rebuild’-uiting
4.3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat ter zitting is gebleken dat de ‘totally rebuild’-uiting kort na de - zonder voorafgaande sommatie - in december 2014 uitgebrachte dagvaarding is gestaakt en niet meer wordt gebruikt door Digital Revolution. Digital Revolution heeft betoogd dat het aanbieden van de huismerktoners als ‘totally rebuild’ [sic] een administratieve fout betrof, welke inmiddels is hersteld en heeft, onder overlegging van een verklaring van haar directeur, toegezegd die claim in de toekomst niet meer te zullen gebruiken. Het debat ter zitting is ook volledig verschoven naar de wijze waarop Digital Revolution thans de onder haar huismerk 123inkt verhandelde toners aanbiedt en de bezwaren die HP daartegen heeft.
4.5. HP behoudt naar voorlopig oordeel wel belang bij de gevorderde rectificatie, welke beperkt wordt toegewezen. Digital Revolution heeft de onjuistheid van de gedane uiting niet bestreden. Door het gebruik van de term ‘totally rebuild’ wordt met HP aangenomen dat dit bij de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument tot wie de mededeling zich richt of die zij bereikt, de ‘maatman’, de onjuiste indruk wekt dat de toner van Digital Revolution ten minste3 ten dele is opgebouwd uit hergebruikte materialen, terwijl door Digital Revolution erkend is dat in een aantal gevallen compatible en derhalve geheel nieuwe toners zijn geleverd. Het wordt redelijkerwijs aannemelijk geacht dat de term ‘totally rebuild’ van materieel belang is voor de beslissing van de maatman om al dan niet tot aankoop van de betreffende toner over te gaan. Nu die uiting onjuist blijkt te zijn, kunnen consumenten daardoor zijn misleid. Die misleiding kan door de rectificatie worden weggenomen. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat een rectificatie op de homepage van Digital Revolution als hierna in het dictum te melden en gedurende een ononderbroken periode van 14 dagen, geplaatst in het door Digital Revolution gesuggereerde kader (waar normaliter wordt aangegeven dat zij een aantal maal is uitgeroepen als beste webwinkel – vgl. paragraaf 4.4.3 van de conclusie van antwoord) een voldoende proportionele en gepaste maatregel is. De ook gevorderde rectificatie door een brief aan de afnemers zal gelet hierop worden afgewezen.

Dictum:
“RECTIFICATIE:
Onlangs hebben wij toner cartridges aangeboden in Nederland, welke werden aangeduid als ‘totally rebuild’.

Bij vonnis van 19 maart 2015 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag beslist dat deze mededeling misleidend was. Onder de door ons aangeboden toners bevonden zich nieuwe, compatible toners zonder enig hergebruikt onderdeel. Van deze toners kan derhalve niet worden gezegd dat zij ‘totally rebuild’ zijn”.

Lees de uitspraak hier (pdf/html)

IEF 14780

Negatieve uitingen op shocklog OK Huis niet onjuist

Vzr. Rechtbank Overijssel 17 december 2014, IEF 14780; ECLI:NL:RBOVE:2014:6697 (Arthos tegen OK Huis)
Mediarecht. Onrechtmatige publicaties. Arthos [eiser] gebruikt OK Huis Nederland als handelsnaam. OK Huis [eisers] lanceren onder hun beheer de website www.mijn-okhuis-ervaring.nl. Feitelijk is hier sprake van een zogenaamd shocklog welke tracht door middel van schokkende en agressieve inhoud veel publiek te trekken, niet gehinderd door enige grens. Eiser heeft onvoldoende gesteld dat de uitingen feitelijk onjuist zijn. Uitingen kwalificeren niet als intimiderend, suggestief en/of grievend. Vordering tot verwijdering negatieve uitlatingen van weblog afgewezen.

4.4. Aan zijn vorderingen legt [eiser], samengevat, ten grondslag dat op gemelde website van [eisers] feitelijk alleen negatieve geluiden over OK Huis, waaraan hij onlosmakelijk is verbonden, (komen te) staan. [eiser] stelt dat [eisers] als beheerders daarvoor aansprakelijk zijn, dat de negatieve uitlatingen slechts gericht zijn om hem 'kapot te maken' en dat het doel van [eisers] is om hem dan wel OK Huis tot betaling (van een bedrag van € 75.000,00) te dwingen, hetgeen een vorm van chantage is. Voorts stelt [eiser] dat [eisers] onrechtmatig jegens hem handelen door intimiderend, grievend, suggestief en feitelijk onjuiste stellingen op de website te plaatsen en dat deze onrechtmatigheid c.q. het recht op bescherming van eer en goede naam en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het algemeen maatschappelijk belang c.q. het recht van vrijheid van meningsuiting. In dit verband verwijst [eiser] naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 25 juni 2009 (ECLI:NL:RBALK:2009:BI9969). Volgens [eiser] heeft hij dagelijks last van de internetterreur van [eisers] die uiteindelijk ook heeft geleid tot het faillissement van OK Bouw BV en OK Huis BV. Het vinden van een nieuwe baan wordt ernstig bemoeilijkt door de weblog van [eisers] Toelaatbare en ontoelaatbare uitingen wisselen elkaar op de website af. Deze zijn in de huidige opzet van de website echter zodanig met elkaar verweven, de ontoelaatbare uitingen zijn zo talrijk, en de daarmee nagestreefde doelen zo dubieus, dat de enig werkbare en passende reactie is om de site geheel te verbieden. Feitelijk is hier sprake, aldus [eiser], van een zogenaamd shocklog welke tracht door middel van schokkende en agressieve inhoud veel publiek te trekken, niet gehinderd door enige grens. Verder stelt [eiser] dat het onmogelijk is om op de weblog positieve zaken te vermelden, dat de afzenders die daarop staan niet duidelijk zijn vermeld, dat de adressen niet te achterhalen zijn en dat een weerwoord van hem onmogelijk is.

4.9. Ten aanzien van de op de website geplaatste uitingen over [eiser], heeft [eiser] onvoldoende gesteld en is door [eisers] voldoende gemotiveerd betwist dat deze feitelijk onjuist zijn. Voorts kan de aard van deze uitingen, naar voorshands oordeel, niet als intimiderend, suggestief en/of grievend worden gekwalificeerd. Ook hebben [eisers] voldoende gemotiveerd betwist dat het doel van hun website is dat zij tegen betaling van een bedrag (schadeloosstelling) van € 75.000,00 door [eiser] bereid zijn de website uit de lucht te halen. De enkele opmerking in de e-mail van [eisers] van 1 september 2014 (Wij hebben dus 75.000 euro schade. Alleen dit bedrag zal voor ons een reden zijn om het blog te stoppen.), in samenhang gelezen met de daaraan voorafgaande e-mails van partijen van 27 augustus 2014 en 1 september 2014, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat sprake is van (een vorm van) chantage, zoals door [eiser] is gesteld.

4.10. Het voorgaande voert de voorzieningenrechter tot de slotsom dat, alle omstandigheden tegen elkaar afgewogen, het belang van [eisers] om zich vrij te uiten zwaarder behoort te wegen dan de belangen waarvoor [eiser] opkomt en dat in dit geval derhalve het grootste gewicht moet toekomen aan het belang dat een (vermeende) misstand die de samenleving raakt door bekendmaking aan het grote publiek bestreden moet kunnen worden. Van een ontoelaatbare inbreuk op het in artikel 8 lid 2 EVRM gewaarborgde recht is dus geen sprake en de door [eiser] genoemde uitlatingen op de website van [eisers] zijn jegens hem niet onrechtmatig te noemen. Hieruit volgt dat de vorderingen van [eiser] dienen te worden afgewezen.
IEF 14779

Geen uitzendverbod na confrontatie bij verlaten kantoorpand

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 3 maart 2015, IEF 14779 (F&S tegen AvroTros)
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam, Van Kaam. Mediarecht. Tros Opgelicht is voornemens een uitzending te wijden aan F Bedrijfsadviseurs en Fiscalisten. Telefonisch en per e-mail is contact opgenomen en verzocht om een interview op camera. Er vond een confrontatie met een cameraploeg plaats op het moment dat F zijn kantoorpand verliet en weg wilde rijden met de auto. Er is een klacht bij de RvdJ ingediend. Niet of onvoldoende onderbouwd heeft F. betwist wat door AvroTros naar voren is gebracht en gedane uitingen vinden in het beschikbare feitenmateriaal steun. Afwijzing van de gevorderde uitzendverboden en onherkenbaarmaking.

4.5. Bij de onder 4.2. genoemde belangenafweging is van belang of de in de voorgenomen uitzending gedane uitingen voldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Indien dit het geval is, wint het belang van Tros Opgelicht om F. en het herkenbaar in beeld te brengen het van de inbreuk die met de uitzending en de mede daarin te vertonen opnamens (...) wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de aantasting van de eer en goede naam van F. c.s.. (...).
Gelet op het vorengaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat in het onderhavige geval op dit moment onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van zodanige lichtvaardige verdachtmakingen aan de zijde van F. c.s. dat dit in het licht van voornoemde belangenafgeweging onrechtmatig is jegens F. c.s.. Daarmee weegt het belang van Tros Opgelicht om F. c.s. herkenbaar in beeld te brengen zwaarder dan de inbreuk die daarmee op de persoonlijke levenssfeer van F. c.s. wordt gemaakt.
IEF 14778

Hof verbiedt citeren uit dagboek moeder Marianne Vaatstra

Hof Amsterdam 17 maart 2015, IEF 14778; ECLI:NL:GHAMS:2015:955 (Dagboek moeder Marianne Vaatstra)
Uitspraak ingezonden door Yehudi Moszkowicz, Moszkowicz advocaten Utrecht. Auteursrecht. Citaatrecht. Zie eerder IEF 13354 en IEF 13491. Het auteursrecht van Terpstra moet in casu niet wijken voor vrijheid van meningsuiting van eiser. Dat het dagboek aan anderen is verstrekt in het kader van het onderzoek naar de dader van de moord op dochter Marianne Vaatstra impliceert geen toestemming voor publicatie van (delen van) het dagboek op een website of in het boek. Aanbieden van het dagboek aan derden is nog geen toestemming tot openbaarmaking door D. Beroep op citaatrecht (15a Aw) faalt. Dat er in hoofdstuk 4 rechtmatig openbaargemaakte toespraken, gebaseerd op passages uit het dagboek, zijn geciteerd wordt onvoldoende duidelijk en concreet aangegeven. Verbod en vernietiging van 'Maaike's dagboek'.

Er wordt geen straat- of contactverbod afgegeven omdat D. slechts éénmaal boeken heeft uitgedeeld in woonplaats van moeder Vaatstra en niet meer naar haar belt. De grief dat de inhoud van het vonnis integraal moet worden vermeld zonder duurbeperking slaagt.

3.3.2 (...) Voor zover D. c.s. in hoger beroep het verweer hebben gehandhaafd dat het dagboek van Terpstra geen auteursrechtelijke beschermd werk is, wordt het verworpen. Het dagboek bevat een verslag van hetgeen Terpstra te ntijde van de moord op haar dochter Marianne en de jaren nadien heeft meegemaakt en hoe zij een en ander heeft ervaren. Het dagboek van Terpstra is haar schepping en draagt derhalve (in hoge mate) haar persoonlijke stempel, zodat het als gevolg hiervan auteursrechtelijke bescherming geniet.

Leestips 3.3.3. t/m 3.3.6.

3.6. De grief slaagt. D c.s. voeren terecht aan dat niet van D. kan worden verwacht dat het vonnis tot in lengte der dagen gepubliceerd te houden op de website. Het hof zal de toegewezenduur beperken tot de dag waarop het onderhavige arrest wordt uitgesproken.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14777

Gelijkenis tussen spijkerbroeken

Vzr. Rechtbank Den Haag 18 maart 2015, IEF 14777 (Imperial tegen Çak)
Uitspraak ingezonden door Manon Rieger-Jansen en Lara van Huizen, Bird & Bird. Auteursrecht. Imperial ontwerpt en produceert spijkerbroeken voorzien van het merk PLEASE. Çak gebruikt het merk LTB-jeans en verhandeld de Margie-broek. De omstandigheid dat de Margie-broek niet meer wordt verhandeld, doet niet af aan het spoedeisend belang van eiser. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat vóór de ontwerpdatum van de PLEASE-broek geen vergelijkbare broeken waren en de genoemde elementen komen niet banaal of trivial voor. Gelet op de gelijkenis tussen de broeken kan een vermoeden van ontlening worden aangenomen. Staking van de broek en verspreiding van reclamemateriaal wordt bevolen en verwijdering van afbeeldingen van hun websites, advertentiewebsites al dan niet van derden.

4.5. Door de keuze, de combinatie en de rangschikking van de hierna te noemen kenmerkende elementen heeft de ontwerper, uitdrukking aan zijn creatieve geest gegeven wat resulteerde in een auteursrechtelijk beschermde intellectuele schepping, aldus Imperial. Die elementen zijn:
* V-vormige stiksel over de bovenboven, waarbij de stiksels diagonaal naar beneden lopen vanaf de dubbel gestikte broekzakken naar de binnen been naad en deze raken ter kniehoogte;
* dubbel gestikte broekzakken aan de voorzijde;
* bij de sluiting zichtbare knopen;
* dubbelen horizontale stiksel boven de achterzakken.
Imperial benadrukt dat deze elementen niet banaal zijn of louter voortvloeien uit het toepassen van een bepaalde stijl. Dit geldt volgens haar des te sterker voor de gekozen combinatie van de elementen.

4.8. Nu er in het kader van dit kort geding van moet worden uitgegaan dat er vóór de ontwerpdatum van de PLEASE-broek geen vergelijkbare broeken waren en de door Imperial als (combinatie van) kenmerkend aangemerkte elementen de voorzieningenrechter niet banaal of trivial voorkomen, geldt dat de PLEASE-broek voorshands als auteursrechtelijk beschermd werk moet worden beschouwd.

4.15. De voorzieningenrechter overweegt dat gelet op de gelijkenis tussen de broeken er een vermoeden van ontlening kan worden aangenomen. Dat vermoeden wordt onvoldoende weggenomen door de enkele summiere schriftelijke verklaring van de ontwerper van Çak en de overgelegde ontwerptekeningen, eens te minder gelet op de door Imperial benadrukte omstandigheden en de — aanzienlijk gedetailleerdere — verklaringen van Bernardi op dit punt. Voor nadere bewijsvoering door Çak is in het kader van dit kort geding geen plaats.

IEF 14737

Onrechtmatige daad is rechtsbetrekking ex 843a Rv

Conclusie AG Hoge Raad 6 maart 2015, IEF 14737; ECLI:NL:PHR:2015:156 (Psychiatrisch rapport slachtoffers Alphen a/d Rijn)
Afgifte ex 843a Rv. NIFP-rapport. Schietincident Alphen a/d Rijn. Vraag of slachtoffers en nabestaanden recht hebben op een kopie van het psychiatrisch rapport dat het Openbaar Ministerie heeft laten opstellen na de dood van de schutter. Toezegging minister hierover/Toepasselijkheid Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Nu de wetgever eenmaal heeft aanvaard dat een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad waarbij de afschrift verzoekende partij betrokken is, een ‘rechtsbetrekking’ in de zin van art. 843a lid 1 Rv kan zijn, ligt een bevestigend antwoord op deze vraag meer voor de hand dan een ontkennend antwoord.

2.31 […] Het hof is van oordeel dat het bepaalde in art. 843a lid 1 Rv niet van toepassing is omdat de verlangde afgifte niet kan worden gebaseerd op enige tussen eisers en de Staat bestaande rechtsbetrekking (rov. 4.2).
[…]

2.45 Na deze beschouwingen – het is spijtig voor de slachtoffers en nabestaanden te Alphen aan den Rijn dat zij onbedoeld verzeild zijn geraakt in een al lang lopende rechtswetenschappelijke discussie −, keer ik terug naar het cassatiemiddel. Naar mijn mening is de rechtsklacht gegrond, in zoverre dat art. 843a Rv niet de eis stelt dat in rechte een rechtsbetrekking vaststaat tussen eisers (als verzoekers van een afschrift van het NIFP-rapport) en de Staat (als degene tot wie het verzoek om een afschrift is gericht). Naast een ‘rechtmatig belang’ vereist art. 843a lid 1 Rv dat het gaat om bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin de verzoekende partij of haar rechtsvoorganger(s) partij zijn; dat kan, dunkt mij, ook een rechtsbetrekking zijn tussen eisers en een ander dan de Staat.

2.46 Daarmee komt vervolgens de vraag aan de orde, of het in dit geval gaat om bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin eisers (of hun rechtsvoorganger) partij zijn. […]

2.48 Nu de wetgever eenmaal heeft aanvaard dat een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad waarbij de afschrift verzoekende partij betrokken is, een ‘rechtsbetrekking’ in de zin van art. 843a lid 1 Rv kan zijn, ligt een bevestigend antwoord op deze vraag meer voor de hand dan een ontkennend antwoord. Op basis van de voorliggende feiten zou de Hoge Raad m.i. zelf kunnen beslissen dat het NIFP-rapport is aan te merken als een bescheid aangaande een rechtsbetrekking waarbij eisers (of hun rechtsvoorganger) partij zijn. Daarmee is niet gezegd dat de vordering van eisers dan voor toewijzing gereed ligt. Na vernietiging en verwijzing zal opnieuw moeten worden onderzocht of het bepaalde in het derde lid, dan wel het bepaalde in het vierde lid van art. 843a Rv aan toewijzing in de weg staat72. De slotsom is dat ik onderdeel 3 gegrond acht.
IEF 14776

Keyword Insertion is geen woordmerk-adword-gebruik

Vzr. Rechtbank Overijssel 17 maart 2015, IEF 14776; ECLI:NL:RBOVE:2015:1350 (Serbo Serres tegen Luxlight)
Merkenrecht. Keyword. Serbo Serres is houdster van woordmerk LUMINUS en houdt zich evenals Luxlight onder meer bezig met assemblage en verkoop van lichtstraten. Luxlight maakt gebruik van Keyword Insertion waardoor bij bepaalde keywords ('lichtstraat') de zoekopdracht terugkomt in de advertentie. Er is geen inbreuk merkrechten woordmerk LUMINUS, want er is geen verwarring omtrent de vraag van wie de door Google samengestelde advertentie afkomstig is.

4.4. Luxlight heeft ter zitting betoogd dat zij van mening is dat er in het geheel geen sprake is van gebruik van het woordmerk van Serbo Serres. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat zij weliswaar betaalde advertentiemogelijkheden van Google gebruikt, maar daarbij geen gebruik maakt van het woordmerk LUMINUS. Luxlight heeft na de brief van het incassobureau van 23 januari 2015 opdracht gegeven te achterhalen hoe zij inbreuk zou maken op het woordmerk LUMINUS, maar dit heeft zij niet kunnen achterhalen. De brief was in dat opzicht ook niet duidelijk. Pas na ontvangst van de dagvaarding werd duidelijk waar de vermeende inbreuk uit zou moeten bestaan. Luxlight maakt gebruik van de betaalde advertentiemogelijkheden door toepassing van zogenaamde ‘Keyword Insertion’, waardoor bij bepaalde keywords (zoals ‘lichtstraat’) de Google-zoekopdracht van de gebruiker terugkomt in de kop boven de Adwords-advertentie van Luxlight. Dit blijkt ook uit de in rechtsoverweging 2.6 weergegeven screenshot waar de zoekopdracht ‘luminus lichtstraat’ is ingevoerd. Google heeft de zoekopdracht beantwoordt met ‘luminus lichtstraat?’ en gekoppeld aan de advertentie van Luxlight. Dit betekent dat indien de zoekopdracht ‘volkswagen lichtstraat’ gegeven zou worden, de melding ‘volkswagen lichtstraat?’ in beeld zou verschijnen, wederom gekoppeld aan de advertentie van Luxlight. Luxlight maakt dus geen gebruik van een keyword dan wel adword dat gelijk is aan of overeenstemt met het woordmerk LUMINUS. Inmiddels heeft Luxlight onverplicht het woordmerk LUMINUS als ‘negative keyword’ opgegeven, teneinde Serbo Serres tegemoet gekomen. Luxlight blijft zich echter op het standpunt stellen dat zij geen gebruik, laat staan inbreuk maakt op het woordmerk van Serbo Serres.

4.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verweer van Luxlight doel treft.  (...)

Op andere blogs:
Dohmen
Novagraaf

IEF 14774

Rood licht voor octrooi op paarse radijs-spruit

Bijdrage ingezonden door Ellen Crabbe en Johan Brants, Brantsandpatents. De Haagse rechtbank heeft het Nederlandse deel van Europees octrooi EP 1 290 938 nietig verklaard wegens voorgebruik. EP 1 290 938 heeft betrekking op een radijsplant die paarse cress voortbrengt. De radijsplant in kwestie werd verkregen via klassieke verdeling met startmateriaal uit de zadenbank van Wageningen. In 2012 startte de octrooihouder Taste of Nature op basis van EP 1 290 938 een inbreukprocedure tegen concurrent Cresco, een Nederlandse producent van cress. Cresco vorderde daarop de nietigheid van het octrooi.

In een eerder, spraakmakend vonnis in kortgeding had de Haagse voorzieningenrechter al geoordeeld dat er een niet geringe kans was dat het octrooi nietig zou worden verklaard, aangezien er aan planten verkregen via een klassiek verdelingsproces bij wet geen bescherming kan worden geboden. Volgens de voorzieningenrechter vallen dergelijke planten onder de exclusie van Art. 53 (b), dat bepaalt dat veredelingsprocessen niet octrooieerbaar zijn. De voorzieningenrechter was van mening dat ook aan voortbrengselen van deze veredelingspocessen bijgevolg geen octrooi mag worden toegekend. Het toelaten van octrooibescherming op planten verkregen via veredeling zou immers een uitholling van Art. 53 (b) betekenen.

Hoewel de Grote Kamer van Beroep bij het EOB in de Tomaat en Broccoli-zaak zich momenteel over dezelfde vraag buigt, werd deze zienswijze in beroep alsook bij tussenvonnis in de zaak te gronde verworpen.

De Haagse rechtbank verklaart EP 1 290 938 in het eindvonnis nu nietig wegens gebrek aan nieuwheid. De rechtbank acht het bewezen dat de paarse radijsspruiten door Koppert Cress al aan klanten werden geleverd voor datum van octrooi. Het baseert zich hiervoor op getuigenverklaringen van afnemers uit de markt.

Als gevolg van deze uitspraak vervalt de eerdere uitspraak in het beroep in kortgeding. Taste of Nature wordt veroordeeld tot het (terug)betalen van alle proceskosten aan Cresco.

Het vonnis kan hier worden nagelezen.