Rb. 19 november 2025, IEF 23123; ECLI:NL:RBDHA:2025:21744 (Coty tegen Prestige). Prestige Parfums B.V. (hierna: Prestige) houdt zich bezig met de wereldwijde handel in originele parfumflessen, waaronder parfumflessen van merken die beheerd worden door Coty Beauty Germany GmbH (hierna: Coty). In een eerdere bodemprocedure heeft de rechtbank geoordeeld dat Prestige met de vastgestelde verkoop en levering van producten geen merkinbreuk heeft gemaakt. Het betrof goederen met douanestatus T1 (transitgoederen) en de leveringen impliceerden in dit geval niet noodzakelijkerwijs dat deze goederen in het vrij verkeer van goederen van de Unie zouden worden gebracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat Prestige met het aanbieden van de demonstratiemodellen op de aanbiedingenlijst, zonder vermelding dat het om goederen met de douanestatus T1 ging, wel merkinbreuk heeft gemaakt. Prestige is bevolen opgave te doen van gegevens met betrekking tot de demonstratiemodellen met de Coty Merken [IEF 22053]. Dit leidde tot een eerder 843a-kortgeding tussen Coty en Prestige (eerste aanleg IEF 22237; hoger beroep IEF 22862), nu wijst de rechtbank het vonnis in de 843a-bodemzaak. Coty vordert inzage om zo de omvang van de inbreuk vast te stellen en verdere inbreuken tegen te houden door de voormannen van Prestige aan te spreken. Prestige voert gemotiveerd verweer, volgens haar is niet aan de vereisten uit artikel 843a Rv voldaan.