Portretrecht  

IEF 7520

Het belang van de informatievoorziening

Gerechtshof Amsterdam, 27 januari 2009, zaaknummer 200.010.745/01 KG, De Rooij tegen Hollandse Hoogte B.V. (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Auteursrecht. Portretrecht. Hoger beroep in de zaak over de stockfoto van een hardlopende moeder. (De Hollandse Hardloopster, IEF 6302). Eiseres is zonder haar toestemming gefotografeerd en gedaagde, het stockfotobureau Hollandse Hoogte, heeft deze foto zonder toestemming van eiseres op haar website (databank met foto's) geplaatst. Hollandse Hoogte heeft de foto in licentie gegeven aan de Consumentenbond, die de foto paginagroot in de Consumentengids heeft geplaatst bij een artikel over mp3-spelers (klik op afbeelding voor vergroting).

Het Gerechtshof Amsterdam bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Blijkens het arrest heeft Hollandse Hoogte aan eiseres meegedeeld dat zij heeft besloten om de foto niet meer op te nemen in de database, ‘uit begrip voor uw persoonlijke argumenten’, waardoor het vereiste spoedeisend belang ontbreekt. Bovendien wordt volgens het hof door publicatie en exploitatie van de foto geen inbreuk gemaakt op het portretrecht van eiseres.

“Het belang van de informatievoorziening brengt mee dat berichtgeving zoals hier aan de orde moet kunnen worden voorzien van illustratiemateriaal, zoals foto's van de werkelijkheid. Het is daarbij onvermijdelijk dat foto's van toevallige passanten worden gepubliceerd. De foto waar het in dit geding om gaat, is neutraal. Ook kan - objectief gezien - niet worden gezegd dat de foto op enigerlei wijze compromitterend of diskwalificerend is of een zodanig effect heeft.”

“4.3 Het hof overweegt voorts het volgende. Het is op zichzelf begrijpelijk dat De Rooij-Van den Boogaard - op grond van haar persoonlijke keuzes - bezwaar heeft tegen publicatie van de foto als hier aan de orde. In het midden kan blijven of dit - in dit geval - een redelijk belang oplevert op grond waarvan zij zich op de voet van artikel 21 Auteurswet 1912 tegen (verdere) openbaarmaking kan verzetten. Haar belang weegt hier naar het voorlopig oordeel van het hof niet op tegen het door Hollandse Hoogte ingeroepen belang op informatievoorziening. Het hof licht dit toe.

Het belang van de informatievoorziening brengt mee dat berichtgeving zoals hier aan de orde moet kunnen worden voorzien van illustratiemateriaal, zoals foto's van de werkelijkheid. Het is daarbij onvermijdelijk dat foto's van toevallige passanten worden gepubliceerd. De foto waar het in dit geding om gaat, is neutraal. Ook kan - objectief gezien - niet worden gezegd dat de foto op enigerlei wijze compromitterend of diskwalificerend is of een zodanig effect heeft.

De foto is slechts geëxploiteerd door deze in licentie te koop aan te bieden voor - zoals Hollandse Hoogte het formuleert - redactionele doeleinden. De foto en de wijze waarop deze op de website en vervolgens in de Consumentengids is gepubliceerd hebben ook niet de strekking tot aanbeveling van enig product of dienst. Dat voor de licentie (mede ten behoeve van de maker van de foto) wordt betaald, maakt dit niet anders.

Dit een en ander betekent dat de inbreuk op het recht van De Rooij-Van den Boogaard op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer in ieder geval niet zo ernstig is dat voormeld belang van de informatievoorziening daarvoor moet wijken.

Het voorgaande brengt reeds mee dat de voorzieningenrechter de vorderingen terecht - met verwijzing van De Rooij-Van den Boogaard in de kosten - heeft afgewezen.”

Lees het arrest hier.

Op andere blogs:
NVJ (Wel of geen inbreuk op portretrecht)

IEF 7509

De werkelijke plaatser

Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, 21 januari 2009, CV 08-20893, Eisers S. & D. tegen Stichting Maroc.nl (vonnis via blog Arnoud Engelfriet, Internetrecht / Ius Mentis)

Auteursrecht. Portretrecht. Eisers (fotograaf en ouder) maken bezwaar tegen het plaatsen van een door eiser S.  gemaakte foto van het kind van eiser D. op het forum van website Maroc.nl. De foto is geplaatst door een gebruiker van het forum. De vorderingen worden afgewezen.

Niet de website maar de gebruikers hebben het auteursrecht geschonden. De forumbeheerder is niet ‘van iedere verantwoordelijkheid ontslagen’, maar het gaat te ver om van een forumbeheerder te verlangen dat hij voorafgaand aan plaatsing iedere forumbijdrage tevoren op dergelijke aspecten controleert, dan wel het plaatsen van afbeeldingen volledig onmogelijk maakt. Wel mag van een forumbeheerder 'een alerte houding' worden verwacht en daarvan was i.c. wel degelijk sprake.  (1019h?) proceskosten: €50,00).

“4. Als niet betwist staat vast dat de door S. gemaakte foto van de dochter van D. zonder toestemming van S. en/of D. op het forum van Maroc is geplaatst. Aangenomen moet worden dat die plaatsing feitelijk is gebeurd door twee vooralsnog anoniem gebleven gebruikers van het forum. Onjuist is de kennelijke stelling van S. en D. dat door het voeren van een openbaar forum op het internet Maroc in dat geval geacht moet warden degene te rijn die de foto heeft geplaatst, waarmee de schending van het auteursrecht/portretrecht al gegeven zou zijn. Degenen die de foto's hebben geplaatst en daardoor de betreffende rechten hebben geschonden zijn de betreffende gebruikers van het forum.

5. De onder 4 gegeven conclusie maakt niet dat Maroc als forumbeheerder van iedere verantwoordelijkheid voor eventuele auteurs-/portretrechtelijke schendingen door de gebruikers van het forum is ontslagen, maar het gaat - mede gelet op doel en functie van een forum als discussieruimte voor gebruikers - te ver om, zoals S. en D. bepleiten, teneinde bedoelde schendingen door gebruikers te voorkomen, van een forumbeheerder te verlangen dat hij voorafgaand aan plaatsing iedere forumbijdrage tevoren op dergelijke aspecten controleert, dan wel het plaatsen van afbeeldingen volledig onmogelijk maakt. Wel mag van een forumbeheerder een alerte houding worden verwacht in het tegengaan van dit soort plaatsingen op zijn forum. De forumbeheerder dient daartoe ongewenste bijdragen als waarvan hier sprake is op eerste aanmaning te verwijderen en ook de mogelijkheid tot het doen van zulke aanmaningen te faciliteren, alsmede desgevraagd medewerking te verlenen aan het achterhalen van de identiteit van de werkelijke plaatser van auteursrechtelijk beschermd materiaal.

Niet is gebleken dat Maroc hierin in gebreke is gebleven. Immers, onbetwist is gebleven dat Maroc de mogelijkheid heeft gecreëerd voor iedere bezoeker om on-line de beheerder te waarschuwen met betrekking tot de inhoud van forumbijdragen, van welke mogelijkheid S.  en/of D. geen gebruik hebben gemaakt.

Voorts staat onvoldoende vast dat de bij dagvaarding overgelegde brieven van S. en D. aan Maroc van 14 april en 10 mei 2008 geadresseerd aan een voormalig vestigingsadres van Maroc deze hebben bereikt, nu Maroc de ontvangst ervan betwist, daarbij stellende dat rij in deze periode nog wel de post van dit oude adres ophaalde. Daarbij komt dat niet (voldoende) is betwist dat ten tijde van datering van die brieven het juiste adres op de website van Maroc en in de registers van de Kamer van Koophandel werd vermeld, zodat S. en D. voldoende gelegenheid hadden om achter het juiste adres te komen. Dat zij zijn afgegaan opde gegevens van SIDN, maakt dit niet anders, daar zij niet voldoende uitleggen waarom zij zonder nadere controle zouden mogen afgaan op de door die organisatie verstrekte gegevens.

Dat betekent dat er voor de beoordeling van moet worden uitgegaan dat pas met de dagvaarding Maroc door S. en D. in kennis is gesteld van de vermeende schendingen van het auteurs/portretrecht op de foto in kwestie. S. en D. hebben niet betwist dat Maroc daarna de gewraakte bijdragen terstond heeft verwijderd. Voor wat betreft het achterhalen van de identiteit van de plaatsers van de gewraakte bijdragen geldt dat niet is gesteld dat S. en D. Maroc daarin om medewerking hebben gevraagd, zodat ook hierin Maroc niet tekort is geschoten.

6. Het voorgaande betekent dat de vordering van S. en D. wordt afgewezen.

7. Gelet op de uitkomst van de procedure worden S. en D. veroordeeld in de proceskosten. Nu Maroc niet bij procesgemachtigde heeft geprocedeerd zijn deze in beginsel te stellen op nihil. Voor de persoonlijke verschijning op eerstdienende dag is evenwel een bedrag van € 50,00 aan reis- en verletkosten toewijsbaar.”

Lees het vonnis hier.

IEF 8387

Anastasios Reklos

EHRM, 15 januari 2009, Application no. 1234/05, Reklos en Davourlis tegen Griekenland

Portretrecht. Pas geboren baby gefotografeerd op intensive care unit ziekenhuis. “The key issue in the present case is not the nature, harmless or otherwise, of the applicants’ son’s representation on the offending photographs, but the fact that the photographer kept them without the applicants’ consent. The baby’s image was thus retained in the hands of the photographer in an identifiable form with the possibility of subsequent use against the wishes of the person concerned and/or his parents.”

The applicants are the parents of Anastasios Reklos, who was born on 31 March 1997 in a private clinic, I. Immediately after birth the baby was placed in a sterile unit under the constant supervision of the clinic’s staff. Only its doctors and nurses had access to this unit. On 1 April 1997 two photographs of the new-born baby, taken face on, were presented to the second applicant. The photographs had been taken inside the sterile unit by a professional photographer located on the first floor of the clinic. The clinic informed its clients that photography services were available.

The applicants complained to the clinic’s management about the photographer’s intrusion into a unit to which only the clinic’s staff should have had access, adding that the new-born baby was likely to have been upset by the taking of photographs face on and, most importantly, that they had not given their prior consent.

“41.  In the present case the Court first observes that, as regards the conditions in which the offending pictures were taken, the applicants did not at any time give their consent, either to the management of the clinic or to the photographer himself. In this connection it should be noted that the applicants’ son, not being a public or newsworthy figure, did not fall within a category which in certain circumstances may justify, on public-interest grounds, the recording of a person’s image without his knowledge or consent (see Krone Verlag GmbH & Co. KG v. Austria, no. 34315/96, § 37, 26 February 2002). On the contrary, the person concerned was a minor and the exercise of the right to protection of his image was overseen by his parents. Accordingly, the applicants’ prior consent to the taking of their son’s picture was indispensable in order to establish the context of its use. The management of the clinic I. did not, however, seek the applicants’ consent and even allowed the photographer to enter the sterile unit, access to which was restricted to the clinic’s doctors and nurses, in order to take the pictures in question.

42.  In addition, the Court finds that it is not insignificant that the photographer was able to keep the negatives of the offending photographs, in spite of the express request of the applicants, who exercised parental authority, that the negatives be delivered up to them. Admittedly, the photographs simply showed a face-on portrait of the baby and did not show the applicants’ son in a state that could be regarded as degrading, or in general as capable of infringing his personality rights. However, the key issue in the present case is not the nature, harmless or otherwise, of the applicants’ son’s representation on the offending photographs, but the fact that the photographer kept them without the applicants’ consent. The baby’s image was thus retained in the hands of the photographer in an identifiable form with the possibility of subsequent use against the wishes of the person concerned and/or his parents (see, mutatis mutandis, P.G. and J.H. v. the United Kingdom, no. 44787/98, § 57, ECHR 2001-IX).

43.  The Court notes that, during the examination of the case at issue, the domestic courts failed to take into account the fact that the applicants had not given their consent to the taking of their son’s photograph or to the retention by the photographer of the corresponding negatives. In view of the foregoing, the Court finds that the Greek courts did not, in the present case, sufficiently guarantee the applicants’ son’s right to the protection of his private life.

There has therefore been a violation of Article 8 of the Convention.

Lees de uitspraak hier.

IEF 7441

Strakke truitjes verbod

Rechtbank Rotterdam, 26 november 2008,  LJN: BG7976, eiseres tegen gedaagde (Turks dansfeest).

Portretrecht. Stockfoto Hollandse Hoogte. Geen impliciete toestemming. Aansprakelijkheid fotograaf / publicerend medium.

Het aanbieden ter publicatie aan derden van de zonder toestemming van de geportretteerde gemaakte foto acht de rechtbank onrechtmatig, nu de fotograaf zich ervan bewust had moeten dat er een reëel te achten risico bestond dat de geportretteerde een redelijk belang zou hebben zich tegen publicatie van de foto te verzetten.

“Als algemeen bekend mag worden verondersteld dat binnen de Turkse gemeenschap, althans binnen de meer traditionele kringen daarvan, het zich op deze wijze als vrouw in het openbaar vertonen niet algemeen is geaccepteerd en als beledigend of aanstootgevend kan worden ervaren. Naar eiseres heeft gesteld, doet dit zich in haar directe omgeving ook voor en is zij daarop daadwerkelijk aangesproken. Ten aanzien van eiseres kan dan ook niet worden gesproken van een “volstrekt onschuldig portret”.

 In  2002 heeft de gedaagde fotograaf in opdracht van de Volkskrant bezoekers aan een Turks dansfeest in de discotheek “Now & Wow” te Rotterdam gefotografeerd met het oog op een door de Volkskrant te publiceren artikel over Turkse feesten. Gedaagde heeft daarbij, zonder het te vragen, ook een foto gemaakt van eiseres, waarop zij dansend te zien is in moderne kledij. De foto is in 2003 gepubliceerd in de Volkskrant ter illustratie van een artikel genaamd “Strakke truitjes verbod” en begin 2005 op de voorpagina van het magazine “Migranten', uitgegeven door de vakbond AbvaKabo FNV. AbvaKabo heeft de foto verkregen via Hollandse Hoogte.

“4.2 Vooropgesteld wordt dat voor het maken van een foto van een persoon die zich ophoudt in een openbare ruimte geen toestemming van die persoon is vereist. Wel is het zo dat het vervolgens openbaarmaken van die foto zonder toestemming van de geportretteerde onrechtmatig kan zijn jegens de geportretteerde (…) Het geven van expliciete dan wel impliciete toestemming tot publicatie mag echter niet al te snel worden aangenomen. Daarvan is eerst dan sprake indien de geportretteerde zich in voldoende mate bewust is dan wel moet zijn geweest van hetgeen die (impliciete) toestemming betekende, althans de wederpartij, gelet op de gedragingen en de verklaringen van de geportretteerde, mede in aanmerking genomen de bijzondere omstandigheden van het concrete geval, in redelijkheid heeft mogen aannemen dat toestemming is gegeven zoals hiervoor is bedoeld.

4.3 (…) Gesteld noch gebleken is van omstandigheden die, indien bewezen, tot het oordeel zouden kunnen leiden dat [eiseres] - voor zover zij al bemerkt zou hebben te zijn gefotografeerd, hetgeen door haar is weersproken - zich bewust moet zijn geweest dat zij door niet te protesteren impliciet toestemming zou hebben gegeven voor het publiceren van een foto als de onderhavige, de context waarin dat uiteindelijk is gebeurd nog buiten beschouwing latend. [gedaagde] had in redelijkheid dan ook niet aan mogen nemen dat [eiseres] impliciet instemde met publicatie.

4.4.  (…) Als onrechtmatig handelen in de zin van artikel 21 Aw jo artikel 8 EVRM moet ook worden aangemerkt het ter beschikking stellen van een foto voor publicatie aan derden, terwijl de fotograaf weet of behoort te weten dat met publicatie door deze derden naar alle waarschijnlijkheid inbreuk zal worden gemaakt op het portretrecht, op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.  (…)

4.5.Vaststaat dat de onderhavige foto door [gedaagde] speciaal is gemaakt met het doel deze te doen publiceren in de Volkskrant en dat [gedaagde] de foto later via Hollandse Hoogte ter publicatie aan andere derden heeft aangeboden. Op de foto is [eiseres], althans haar bovenlichaam, op de voorgrond prominent en herkenbaar in beeld gebracht. Zij is daarop te zien in een dansende pose, opgemaakt en gehuld in moderne kledij, met ronde diepe hals en deels blote armen. Voorts is duidelijk dat deze foto is gemaakt op een dansfeest. Dat [eiseres] van Turkse afkomst was, lag voor de hand, nu het festijn in Now & Wow een speciaal georganiseerd Turks dansfeest was. Dit is van belang, omdat als algemeen bekend mag worden verondersteld dat binnen de Turkse gemeenschap, althans binnen de meer traditionele kringen daarvan, het zich op deze wijze als vrouw in het openbaar vertonen niet algemeen is geaccepteerd en als beledigend of aanstootgevend kan worden ervaren. Naar [eiseres] heeft gesteld, doet dit zich in haar directe omgeving ook voor en is zij daarop daadwerkelijk aangesproken. Ten aanzien van [eiseres] kan dan ook niet worden gesproken van een “volstrekt onschuldig portret”, zoals door [gedaagde] is betoogd. Voorts wordt overwogen dat een feest onder gelijkgestemden als het onderhavige, ook al speelt dit zich tot op zekere hoogte af in een publieke context, geacht kan worden tot de privésfeer te behoren.

Deze omstandigheden in onderling verband beschouwd, brengen de rechtbank tot het oordeel dat [eiseres] een redelijk belang, bestaande uit het recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer, heeft zich te verzetten tegen publicatie van de foto in welke context deze foto dan ook gepubliceerd zou worden en [gedaagde] zich ervan bewust had moeten zijn dat er een reëel te achten risico bestond dat dit zich voor zou doen. Teneinde te voorkomen dat inbreuk zou worden gemaakt op [eiseres]’s rechten had het op zijn weg gelegen expliciet toestemming te vragen voor publicatie van de foto. Dit geldt te meer nu [gedaagde] heeft verklaard het altijd aan de Volkskrant zelf over te laten op welke wijze en in welke context de door hem aangeleverde foto’s uiteindelijk worden gepubliceerd.

4.6. (…) De rechtbank is niet overtuigd van enige noodzaak om juist deze foto te gebruiken ter vergroting van de zeggingskracht van de onderhavige artikelen. Omstandigheden daartoe heeft [gedaagde] niet gesteld en daarvan is ook niet gebleken. Ter illustratie had heel wel een willekeurig andere mooie foto kunnen dienen van Turkse meisjes, minder prominent en niet herkenbaar in beeld gebracht. Nu er bovendien geen enkele belemmering was vooraf toestemming tot publicatie te vragen aan [eiseres], is de rechtbank van oordeel dat het belang van [gedaagde] bij (het aanbieden ter) publicatie van de foto moet wijken voor het belang van [eiseres] bij het recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer.

4.7. Op grond van het voorafgaande moet de conclusie zijn dat [gedaagde] met het ter beschikking stellen van de foto voor publicatie aan de Volkskrant en aan andere derden onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] en dit handelen hem is toe te rekenen.

4.8 (…) Nu is geoordeeld dat ook het handelen van [gedaagde] zelf onrechtmatig is jegens [eiseres] en zijn handelen onmisbaar was voor het optreden van de gestelde schade, is hij op grond van artikel 6:102 BW tezamen met de Volkskrant respectievelijk tezamen met de AbvaKabo hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden door de publicatie van de foto in de Volkskrant respectievelijk in het AbvaKabomagazine. Nu deze aansprakelijkheid een hoofdelijke is, is [gedaagde] jegens [eiseres] gehouden tot het vergoeden van de gehele schade en staat het [eiseres] vrij uitsluitend [gedaagde] in rechte aan te spreken. Het feit dat de Volkskrant en de AbvaKabo medeaansprakelijk zijn alsmede de afspraken die zijn gemaakt in de interne relatie tussen [gedaagde] en deze organisaties, zijn omstandigheden die [eiseres] niet aangaan. Dat [eiseres] althans enige schade heeft geleden, acht de rechtbank gelet op de hiervoor onder 4.5 genoemde omstandigheden voldoende aannemelijk.

4.9 De slotsom is dat de vordering tot vergoeding van de schade nader op te maken bij staat, dient te worden toegewezen.(…)”

Lees het vonnis hier

IEF 7341

Met de armen uitgespreid

Johian Cruijff, WK 1974. Foto Guus de JongRechtbank Haarlem, sector kanton, 19 november 2008, LJN: BG5139,  Eiser 1 (Sportsphotography) eiser 2 & Stichting Swordstone  tegen gedaagde.

Auteursrecht. Cruijff-zaak (wellicht is het ondertussen eens tijd voor een artikel/boekje over Johan Cruijff en het Intellectueel Eigendomsecht?). Eiser 1 (Guus de Jong) is beroepsfotograaf en exploiteert een beeldarchief (Swordstone) van door hem gemaakte foto’s. Gedaagde heeft op zijn website een door eiser gemaakte foto van Johan Cruijff (in een voor de voetballer typerende houding, met de armen uitgespreid, tijdens een wedstrijd van het Nederlands elftal, de finale van het WK van 1974) geplaatst, zonder toestemming van eiser en zonder vermelding van de naam van eiser. Gedaagde heeft de foto ook bewerkt. Gedaagde heeft daarmee inbreuk gemaakt op het auteursrecht van eiser en wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding en tot plaatsing van een tekst op zijn website.

Zaak wordt gesplitst in kantongedeelte en niet-kantongedeelte. Alleen in kantongedeelte wordt uitspraak gedaan, voor het overige wordt de zaak doorverwezen naar de sector civiel. 

Kantonrechter / sector civiel:  “2.  Eiser 2 en Swordstone vorderen onder meer dat gedaagde gelast wordt een door de kantonrechter te bepalen tekst te publiceren en dat gedaagde verboden wordt zich publiekelijk op smadelijke en /of beledigende wijze over hen uit te laten, zo mogelijk gekoppeld aan een dwangsom. Dit zijn naar het oordeel van de kantonrechter vorderingen van onbepaalde waarde, waarbij geen duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 5.000,00, zodat de sector civiel van deze rechtbank bevoegd is. Dat eiser 2 en Swordstone hun vordering in de dagvaarding hadden beperkt tot de somma van € 5.000,00 doet aan dit oordeel niet af.

3.  De vorderingen van eiser 1 enerzijds en eiser 2 en Swordstone anderzijds staan niet in direct verband met elkaar. De vordering van eiser 1 is deels van een bepaalde waarde en deels van onbepaalde waarde. Er zijn aanwijzingen dat de vordering van eiser 1 tot publicatie van het oordeel van de kantonrechter in dezen over de gestelde inbreuk de waarde van € 5.000,00 niet overstijgt, mede gelet op de bedragen die eiser 1 vordert vanwege de gestelde inbreuk. Ter zake van die vorderingen is de kantonrechter van oordeel dat zij bevoegd is daarvan kennis te nemen.”

Auteursrecht & inbreuk: “4.  gedaagde heeft aanvankelijk betwist maar ter zitting erkend dat hij inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van eiser 1. Hij heeft onvoldoende gemotiveerd de stelling van eiser 1 betwist dat via het ANP of De Telegraaf eenvoudig de rechthebbende op de foto had kunnen achterhalen. Zo hij dat al mocht hebben gedaan, hij heeft daar niet naar gehandeld maar zonder meer die foto gebruikt. Hij heeft erkend dat die foto deel heeft uitgemaakt van een publicatie van hem op zijn website van 25 april 2007. Dat die foto ook na de dagvaarding op die site door gedaagde is gepubliceerd heeft gedaagde niet betwist. Daarmee staat vast dat hij tweemaal de foto heeft gepubliceerd en dat hij daarvoor geen toestemming had gevraagd. Ook is de naam van de fotograaf daarbij niet vermeld en de foto is bewerkt; de zijkanten en bovenkant zijn ingekort. Ook deze inbreuken staan daarmee vast.

5.  eiser 1 heeft er een gerechtvaardigd belang bij dat dit oordeel via hetzelfde kanaal wordt gepubliceerd als waarvoor/waarmee de inbreuk heeft plaatsgevonden. In zoverre is de vordering sub ii ten aanzien van eiser 1 toewijsbaar.

Schadevergoeding: “7.  Naar het oordeel van de kantonrechter is gedaagde eiser 1 in ieder geval het bedrag van het honorarium verschuldigd dat eiser 1 als beroepsfotograaf had kunnen ontvangen als gedaagde zich wel aan de regels had gehouden en toestemming had gevraagd. gedaagde heeft niet gemotiveerd betwist dat het gebruikelijke, niet onredelijke honorarium van eiser 1 € 240,00 per licentie/publicatie bedraagt. Niet alleen heeft gedaagde de foto zonder toestemming van eiser 1 gebruikt, eiser 1 moest ook nog eens zelf achterhalen dat zijn foto was gebruikt, naar later is gebleken door een publicist die naar eigen zeggen bekend is op het gebied van auteursrecht. Deze inbreuk op het auteursrecht rechtvaardigt een hogere schadeloosstelling dan enkel dat honorarium dat eiser 1 bij regulier gebruik van zijn foto zou hebben ontvangen. De kantonrechter is van oordeel dat daarom een vergoeding van € 480,00 per publicatie billijk is, zodat een bedrag van € 960,00 daarvoor toewijsbaar is.

Naamsvermelding: 8.  Verder is het feit dat gedaagde de naam van eiser 1 niet heeft vermeld bij de foto een schadevergrotende omstandigheid. Zoals gedaagde zelf tijdens deze procedure heeft betoogd, meende hij aanvankelijk dat hij uit feit, dat die foto wel vaker zonder de naam van de maker wordt gepubliceerd, mocht concluderen dat het gebruik op die wijze legitiem was. Met zijn handelen heeft hij mogelijkerwijs bij anderen ook die –onjuiste- indruk gewekt en eiser 1 daarmee mogelijk verdere schade berokkend. Ook daarvoor wordt € 480,00 toegewezen.

Verminking: 9.  Tot slot heeft gedaagde het werk van eiser 1 ook nog eens verminkt/aangetast weergegeven. eiser 1 heeft het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van zijn foto die nadeel zou kunnen toebrengen aan zijn eer of naam. eiser 1 heeft onbetwist gesteld dat de compositie van de foto voor een zeer belangrijk deel de kwaliteit daarvan bepaalt en dat deze verminking hem nadeel toebrengt. De kantonrechter is van oordeel dat voor deze inbreuk eiser 1 een vergoeding van € 480,00 toekomt.

Proceskosten: 12 (…) Gelet op het bepaalde in artikel 1019 h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt gedaagde veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten. Voor salaris heeft de gemachtigde van eiser 1 € 1.441,39 begroot, maar dat salaris is volgens de processtukken deels voor de vorderingen eiser 2 en Swordstone, waarin vandaag geen eindoordeel wordt gegeven. Aan salaris voor de gemachtigde van eiser 1 acht de kantonrechter 10 uur à € 113,05 is € 1.130,50 toewijsbaar.
 
 Lees het vonnis hier.

IEF 7330

Een slechte reputatie

Logo AktueelRechtbank Amsterdam, 26 november 2008, HA ZA 08-532, Eiser tegen Audax Publishing (met dank aan  Annemieke Kappert, Kennedy Van der Laan)

Portretrecht en reputatie van een veroordeelde seriemoordenaar. “Weliswaar heeft (…)  een slechte reputatie gezien diens veroordeling tot levenslang voor de moord op een aantal vrouwen, maar dit neemt niet weg dat het mogelijk is om de reputatie van iemand die reeds een slechte reputatie geniet, verder aan te tasten."

“4.9. De publicatie van het portret van (…) vergroot voorts diens herkenbaarheid in de gevangenis in relatie tot de aantijgingen in het artikel. Dat zijn portret in de gevangenis bekend kan worden verondersteld, doet daaraan niet af. Het door Audax gestelde belang bij publicatie van de foto, inhoudende dat deze meer zeggingskracht aan het artikel geeft, weegt, gezien de aankleding en presentatie van het artikel, minder zwaar dan het belang van (…) om niet afgebeeld te worden in relatie tot de aantijgingen in het artikel.

4.10. In het licht van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het recht op persoonlijke levenssfeer van (…) zwaarder weegt dan het recht van Audax op uitingsvrijheid zodat de publicatie onrechtmatig is jegens (…)”

Lees het vonnis hier.

IEF 7328

30 jaar Commercieel portretrecht

Televisie Album Schaep met de vijf pooten - VNU 1970Op maandag 19 januari 2009 is het precies dertig jaar geleden dat de Hoge Raad arrest wees in de zaak ‘'t Schaep met de vijf pooten’, (afbeelding: omslag van het litigieuze televisie- album) waarmee het commerciële portretrecht voor het eerst op het hoogste niveau in de Nederlandse rechtspraak werd erkend.

Om stil te staan bij dit heugelijke feit zal op die dag, maandag 19 januari 2009, van 15 tot 19 uur door het Leidse PAO in Leiden een studiebijeenkomst worden georganiseerd over commercieel portretrecht én zal er een bundel verschijnen over dat onderwerp, waaraan tal van prominente wetenschappers en praktijkjuristen inmiddels hun medewerking hebben toegezegd.

Enkele onderwerpen waarover gesproken zal worden:

- Privacy als commercieel (eigendoms) recht door prof. mr E.J. Dommering
- Alles wat goodwill draagt moet beschermd zijn door jhr. mr J.L.R.A. Huydecoper
- Portretrecht moet volledig overdraagbaar zijn door prof. mr Th.C.J.A. van Engelen

Klik hier  voor het volledige programma.

 

IEF 7252

Het portret van een professioneel fotomodel (incident)

LJN: BC7354, Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26 februari 2008, Appellant tegen Maxim Europe B.V.

Portretrecht. Nog een oudere Bossche zaak. Hoger beroep in incident. Incidentele conclusie tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, het verstrekken van een door een registeraccountant gecontroleerde en geaccordeerde opgave van het aantal verschillende verpakkingen waarvoor Maxim het portret van appellant heeft gebruikt, gedurende welke periode en in welke landen, alsmede een met dezelfde waarborgen omgeven publicatielijst van het litigieuze fotomateriaal betreffende onder meer het gebruik ervan op internet en overig gebruik, op verbeurte van een dwangsom. Rechtbank en hof bij weigeren de voorziening.

“4.5 [appellant] heeft aangevoerd dat het in verband met het kunnen berekenen van de omvang van zijn claim, in verband met eventuele schikkingsonderhandelingen en met het oog op de comparitie van partijen in de hoofdzaak van belang is over de thans door hem verlangde gegevens te kunnen beschikken. Deze argumenten gaan naar het oordeel van het hof niet op, aangezien de precieze omvang van de claim gelet op de formulering van de verschillende onderdelen van de vordering van [appellant] in de hoofdzaak nog niet aan de orde is. Door [appellant] is niet aannemelijk gemaakt dat schikkingsonderhandelingen noodzakelijkerwijs gedurende de onderhavige procedure dienen plaats te vinden en dat daarvoor niet het resultaat van de procedure, waarin eenzelfde vordering aan de orde is als in dit incident, kan worden afgewacht. Wat de comparitie van partijen betreft stelt het hof vast dat hiermee inmiddels een begin is gemaakt en dat daarin door Maxim een toezegging is gedaan waarmee in ieder geval tot op zekere hoogte tegemoet wordt gekomen aan hetgeen [appellant] in dit incident verlangt.

 4.6 [appellant] heeft verder aangevoerd dat het voor hem vanwege zijn marktpositie als model van belang is te weten in welke mate en op welke wijze zijn portret is gebruikt. Het hof wil op grond van hetgeen [appellant] in dit verband naar voren heeft gebracht aannemen dat een dergelijk belang voor hem aanwezig is, maar dat wil nog niet zeggen dat gesproken kan worden van een dringend belang als vereist voor toewijzing van vordering ingevolge artikel 223 Rv. Door [appellant] is in ieder geval onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een afwachten van de afloop van de hoofdzaak van hem niet gevergd kan worden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat het geruime tijd heeft geduurd voordat [appellant] ervan op de hoogte raakte dat zijn portret op ruimere schaal werd benut dan dat hij kennelijk had verwacht c.q. had mogen verwachten. Het hof leidt daaruit af dat dit gebruik voor hem toen niet van bijzonder grote invloed is geweest, terwijl niet is aangetoond dat dit thans wel het geval is geworden.

4.7 [appellant] brengt naar voren dat de bodemprocedure lang kan duren, zeker gezien de daarmee verbonden vrijwaringsprocedures, zodat het verkrijgen van de gewenst gegevens lang, en wat hem betreft: te lang, op zich zal laten wachten. Dit argument gaat niet op aangezien in ieder geval wat betreft de hoofdzaak [appellant] het mede zelf in de hand heeft of de procedure met de nodige voortvarendheid wordt gevoerd, terwijl daarnaast de toezegging die door Maxim bij de comparitie van partijen is gedaan vooralsnog enig soulaas zal kunnen bieden.

4.8 [appellant] stelt zich in de toelichting op zijn grieven op het standpunt dat het verweer van Maxim inhoudende dat de gevraagde voorziening een definitief karakter heeft en dat in de hoofdzaak hetzelfde wordt gevorderd, niet opgaat. Aan [appellant] kan worden toegegeven dat deze argumenten niet van doorslaggevende betekenis geacht kunnen worden. Echter, het gaat er niet alleen om of het verweer van Maxim al dan niet opgaat, maar allereerst en vooral of hetgeen [appellant] aan zijn incidentele vordering ten grondslag legt, deze vordering kan dragen. Dat nu is naar het oordeel van het hof niet het geval.

4.9 Ten slotte heeft [appellant] aangevoerd dat hij hoe dan ook recht heeft op de door hem verlangde informatie, ook indien het gebruik van zijn portret rechtmatig is. Hierin ligt naar het oordeel van het hof geen grond voor toewijzing van de gevraagde voorziening, aangezien niet op voorhand als vaststaand kan worden aangenomen dat dit standpunt juist. Integendeel, het maakt deel uit van de rechtsstrijd tussen partijen en bij de huidige stand van zaken kan niet op het resultaat daarvan vooruitgelopen worden. Wat daar ook van zij, ook hier geldt dat met de door Maxim gedane toezegging ten aanzien van het onderwerp van de incidentele vordering het dringend belang niet (langer) aannemelijk is.”

Lees het arrest hier. Eindvonnis Rechtbank 's-Hertogenbosch, 17 september 2008: IEF 7125.


 

IEF 7185

Een foto van Johan Cruijff

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, 02 oktober 2008, LJN: BF9979, Eiser tegen Gedaagden G (zoon) en A (vader).

Kort kantonvonnis. Auteursrecht op foto’s van (met) Johan Cruijff. Publicatie op internet zonder toestemming en naamsvermelding van de maker is onrechtmatig. Begroting schade conform gebruikelijke tarieven. Portretrecht van Cruijff zelf doet niet ter sprake. 

“(…) Dat de foto nooit op de server van de website van gedaagde A. heeft gestaan en niet door deze website is “ge-upload” doet - wat daar overigens van zij - niet ter zake. De foto is op de website geplaatst. Gedaagden erkennen dit. Daarmee is de foto openbaar gemaakt zonder toestemming van de gerechtigde en dit is niet toegestaan.

Ook het verweer dat eiser zijn foto's beter had moeten beschermen kan geen doel treffen. Zelfs al zou de foto niet (doeltreffend) zijn beschermd, dan betekent dit nog geen vrijbrief voor onrechtmatige publicatie.  Dat de foto bij plaatsing op de website is versmald is eenvoudig vast te stellen, zodat ook het hierop betrekking hebbende onderdeel van het verweer van gedaagden moet worden gepasseerd.

Het bij dupliek nog gevoerde verweer dat niet aangetoond is dat eiser “beschikt over en/of gebruik mag maken van" het portret recht van Johan Cruijff is in dit geding niet ter zake.

(…) Hij [gedaagde A.] is dus verplicht de door eiser geleden schade te vergoeden [€2420,00]. Eiser heeft bij de begroting daarvan aangeknoopt bij de maatstaven genoemd in de algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie. Gedaagden hebben daarvan gezegd, dat algemene voorwaarden slechts van toepassing zijn op een tussen partijen gesloten overeenkomst en dat tussen hen en eiser (zij noemen in dit verband kennelijk ten onrechte de naam van de eerste gemachtigde van eiser) geen overeenkomst is aangegaan. Deze stelling van gedaagden is niet onjuist, echter dit neemt niet weg, dat, waar de schade van eiser niet exact kan worden vastgesteld, de in de algemene voorwaarden genoemde maatstaven een redelijk aanknopingspunt voor de begroting van de schade geven. Dit als zodanig hebben gedaagden niet bestreden, evenmin als de in de begroting van eiser genoemde bedragen, zodat de kantonrechter eiser daarin zal volgen.

Eiser heeft daarnaast een recht op integrale vergoeding van zijn kosten van rechtsbijstand. Deze zijn door eiser begroot op een totaalbedrag van € 1.456,93, welk bedrag de kantonrechter correct voorkomt, met dien verstande, dat in dit bedrag nog geen rekening is gehouden met het bij dagvaarding gevorderde griffierecht van € 201,00. Ter zake zal worden toegewezen een bedrag van € 1.647,93. “

Lees het vonnis hier.   

IEF 7136

De mogelijkheid van herkenning

Klik voor vergrotingVzr. Rechtbank Utrecht, 3 oktober 2008, KG ZA 08-682, Sauerbrij & Elhorst tegen Tirion Uitgevers B.V. (Met dank aan Helen Maatjes,  Intellectueel Eigendom Advocaten).

Portretrecht. Inbreuk op portretrecht snowboarders door gebruik afbeeldingen voor boek en DVD  ‘Go Snowboarden’.  Ondanks skibrillen en helm kan de identiteit blijken. Publicatie uit commerciële overwegingen. Afbeeldingen op omslag staan op zichzelf en los van de inhoud. (Klik op afbeelding voor vergroting).

4.2. (…) De omstandigheid dat, zoals Tirion heeft aangevoerd. zij pas ruim 9 maanden na het uitbrengen van het boek zich voor het eerst op het standpunt hebben gesteld dat er sprake is van een inbreuk op hun portretrechten doet hieraan in onvoldoende mate af, aangezien Sauerbreij en Eihorst onweersproken hebben gesteld dat zij pas geruime tijd na het uitbrengen van het boek daarvan op de hoogte zijn geraakt. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat  anders dan Tirion heeft betoogd, de vorderingen niet zodanig complex zijn dat zij niet geschikt zijn voor behandeling in kort geding.

4.3. (…) Vaststaat dat de foto op de voorkant van het boek een afbeelding is van Elhorst en de foto op de achterkant van het boek een afbeelding van Sauerbrei. De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk dat, ondanks het feit dat Sauerbreij en Elhorst op de betreffende foto's een skibril en helm dragen, uit hetgeen de foto's tonen de identiteit van Sauerbrei en Elhorst kan  blijken. Sauerbreij en Elhorst hebben onweersproken gesteld dat zij door kennissen op de betreffende foto's zijn herkend. Het door Tirion overgelegde onderzoeksresultaat onder studenten (van de 85 respondenten die hebben meegedaan aan het onderzoek heeft niemand Sauerbreij of Elhorst op de foto's herkend) doet aan deze mogelijkheid van herkenning niets af. Daarmee is een portretrecht in de zin van artikel 2 1 Auteurswet een gegeven.

4.4. (…) De voorzieningenrechter acht op grond van deze feiten voldoende aannemelijk dat Sauerbreij en Elhorst als snowboarders bekendheid hebben verworven in de snowboardwereld. Bij het uitgeven van een lesmethode met betrekking tot snowboarden is het dan ook commercieel aantrekkelijk om gebruik te maken van foto's van bekende snowboarders. Dat de populariteit van Sauerbreij en Elhorst verzilverbaar is, blijkt bovendien uit het feit dat Sauerbreij met de Nederlandse Skivereniging een selectieovereenkomst heeft gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de het gebruik alsook het feit dat zowel Sauerbreij als Elhorst gesponsord worden. De voorzieningenrechter acht voorts van belang dat Elhorst ter zitting onweersproken heeft gesteld dat hij een persoonlijk belang heeft bij een verbod op de openbaarmaking, nu hij zich niet met de in het boek voorgestane lesmethode kan verenigen en dat hij ook niet openlijk met deze lesmethode geassocieerd wenst te worden. Voor zover Tirion heeft gesteld dat er geen sprake is van een redelijk belang omdat de foto's van Sauerbreij en Elhorst slechts illustratief zijn gebruik, gaat dit betoog niet op. De portretten van Sauerbreij en Elhorst op de omslag van het boek staan immers op zichzelf en los van de inhoud van het uit het Engels vertaalde boek. Daarmee staat vast dat Tirion uit commerciële overwegingen de portretten van Sauerbreij en Elhorst heeft gepubliceerd. Dat Tirion, zoals gesteld, niet wist dat de foto's van Sauerbreij en Elhorst waren, dient voor haar rekening en risico te blijven.”

Lees het vonnis hier.