DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 7330

Een slechte reputatie

Logo AktueelRechtbank Amsterdam, 26 november 2008, HA ZA 08-532, Eiser tegen Audax Publishing (met dank aan  Annemieke Kappert, Kennedy Van der Laan)

Portretrecht en reputatie van een veroordeelde seriemoordenaar. “Weliswaar heeft (…)  een slechte reputatie gezien diens veroordeling tot levenslang voor de moord op een aantal vrouwen, maar dit neemt niet weg dat het mogelijk is om de reputatie van iemand die reeds een slechte reputatie geniet, verder aan te tasten."

“4.9. De publicatie van het portret van (…) vergroot voorts diens herkenbaarheid in de gevangenis in relatie tot de aantijgingen in het artikel. Dat zijn portret in de gevangenis bekend kan worden verondersteld, doet daaraan niet af. Het door Audax gestelde belang bij publicatie van de foto, inhoudende dat deze meer zeggingskracht aan het artikel geeft, weegt, gezien de aankleding en presentatie van het artikel, minder zwaar dan het belang van (…) om niet afgebeeld te worden in relatie tot de aantijgingen in het artikel.

4.10. In het licht van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het recht op persoonlijke levenssfeer van (…) zwaarder weegt dan het recht van Audax op uitingsvrijheid zodat de publicatie onrechtmatig is jegens (…)”

Lees het vonnis hier.

IEF 7252

Het portret van een professioneel fotomodel (incident)

LJN: BC7354, Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26 februari 2008, Appellant tegen Maxim Europe B.V.

Portretrecht. Nog een oudere Bossche zaak. Hoger beroep in incident. Incidentele conclusie tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, het verstrekken van een door een registeraccountant gecontroleerde en geaccordeerde opgave van het aantal verschillende verpakkingen waarvoor Maxim het portret van appellant heeft gebruikt, gedurende welke periode en in welke landen, alsmede een met dezelfde waarborgen omgeven publicatielijst van het litigieuze fotomateriaal betreffende onder meer het gebruik ervan op internet en overig gebruik, op verbeurte van een dwangsom. Rechtbank en hof bij weigeren de voorziening.

“4.5 [appellant] heeft aangevoerd dat het in verband met het kunnen berekenen van de omvang van zijn claim, in verband met eventuele schikkingsonderhandelingen en met het oog op de comparitie van partijen in de hoofdzaak van belang is over de thans door hem verlangde gegevens te kunnen beschikken. Deze argumenten gaan naar het oordeel van het hof niet op, aangezien de precieze omvang van de claim gelet op de formulering van de verschillende onderdelen van de vordering van [appellant] in de hoofdzaak nog niet aan de orde is. Door [appellant] is niet aannemelijk gemaakt dat schikkingsonderhandelingen noodzakelijkerwijs gedurende de onderhavige procedure dienen plaats te vinden en dat daarvoor niet het resultaat van de procedure, waarin eenzelfde vordering aan de orde is als in dit incident, kan worden afgewacht. Wat de comparitie van partijen betreft stelt het hof vast dat hiermee inmiddels een begin is gemaakt en dat daarin door Maxim een toezegging is gedaan waarmee in ieder geval tot op zekere hoogte tegemoet wordt gekomen aan hetgeen [appellant] in dit incident verlangt.

 4.6 [appellant] heeft verder aangevoerd dat het voor hem vanwege zijn marktpositie als model van belang is te weten in welke mate en op welke wijze zijn portret is gebruikt. Het hof wil op grond van hetgeen [appellant] in dit verband naar voren heeft gebracht aannemen dat een dergelijk belang voor hem aanwezig is, maar dat wil nog niet zeggen dat gesproken kan worden van een dringend belang als vereist voor toewijzing van vordering ingevolge artikel 223 Rv. Door [appellant] is in ieder geval onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een afwachten van de afloop van de hoofdzaak van hem niet gevergd kan worden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat het geruime tijd heeft geduurd voordat [appellant] ervan op de hoogte raakte dat zijn portret op ruimere schaal werd benut dan dat hij kennelijk had verwacht c.q. had mogen verwachten. Het hof leidt daaruit af dat dit gebruik voor hem toen niet van bijzonder grote invloed is geweest, terwijl niet is aangetoond dat dit thans wel het geval is geworden.

4.7 [appellant] brengt naar voren dat de bodemprocedure lang kan duren, zeker gezien de daarmee verbonden vrijwaringsprocedures, zodat het verkrijgen van de gewenst gegevens lang, en wat hem betreft: te lang, op zich zal laten wachten. Dit argument gaat niet op aangezien in ieder geval wat betreft de hoofdzaak [appellant] het mede zelf in de hand heeft of de procedure met de nodige voortvarendheid wordt gevoerd, terwijl daarnaast de toezegging die door Maxim bij de comparitie van partijen is gedaan vooralsnog enig soulaas zal kunnen bieden.

4.8 [appellant] stelt zich in de toelichting op zijn grieven op het standpunt dat het verweer van Maxim inhoudende dat de gevraagde voorziening een definitief karakter heeft en dat in de hoofdzaak hetzelfde wordt gevorderd, niet opgaat. Aan [appellant] kan worden toegegeven dat deze argumenten niet van doorslaggevende betekenis geacht kunnen worden. Echter, het gaat er niet alleen om of het verweer van Maxim al dan niet opgaat, maar allereerst en vooral of hetgeen [appellant] aan zijn incidentele vordering ten grondslag legt, deze vordering kan dragen. Dat nu is naar het oordeel van het hof niet het geval.

4.9 Ten slotte heeft [appellant] aangevoerd dat hij hoe dan ook recht heeft op de door hem verlangde informatie, ook indien het gebruik van zijn portret rechtmatig is. Hierin ligt naar het oordeel van het hof geen grond voor toewijzing van de gevraagde voorziening, aangezien niet op voorhand als vaststaand kan worden aangenomen dat dit standpunt juist. Integendeel, het maakt deel uit van de rechtsstrijd tussen partijen en bij de huidige stand van zaken kan niet op het resultaat daarvan vooruitgelopen worden. Wat daar ook van zij, ook hier geldt dat met de door Maxim gedane toezegging ten aanzien van het onderwerp van de incidentele vordering het dringend belang niet (langer) aannemelijk is.”

Lees het arrest hier. Eindvonnis Rechtbank 's-Hertogenbosch, 17 september 2008: IEF 7125.


 

IEF 7185

Een foto van Johan Cruijff

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, 02 oktober 2008, LJN: BF9979, Eiser tegen Gedaagden G (zoon) en A (vader).

Kort kantonvonnis. Auteursrecht op foto’s van (met) Johan Cruijff. Publicatie op internet zonder toestemming en naamsvermelding van de maker is onrechtmatig. Begroting schade conform gebruikelijke tarieven. Portretrecht van Cruijff zelf doet niet ter sprake. 

“(…) Dat de foto nooit op de server van de website van gedaagde A. heeft gestaan en niet door deze website is “ge-upload” doet - wat daar overigens van zij - niet ter zake. De foto is op de website geplaatst. Gedaagden erkennen dit. Daarmee is de foto openbaar gemaakt zonder toestemming van de gerechtigde en dit is niet toegestaan.

Ook het verweer dat eiser zijn foto's beter had moeten beschermen kan geen doel treffen. Zelfs al zou de foto niet (doeltreffend) zijn beschermd, dan betekent dit nog geen vrijbrief voor onrechtmatige publicatie.  Dat de foto bij plaatsing op de website is versmald is eenvoudig vast te stellen, zodat ook het hierop betrekking hebbende onderdeel van het verweer van gedaagden moet worden gepasseerd.

Het bij dupliek nog gevoerde verweer dat niet aangetoond is dat eiser “beschikt over en/of gebruik mag maken van" het portret recht van Johan Cruijff is in dit geding niet ter zake.

(…) Hij [gedaagde A.] is dus verplicht de door eiser geleden schade te vergoeden [€2420,00]. Eiser heeft bij de begroting daarvan aangeknoopt bij de maatstaven genoemd in de algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie. Gedaagden hebben daarvan gezegd, dat algemene voorwaarden slechts van toepassing zijn op een tussen partijen gesloten overeenkomst en dat tussen hen en eiser (zij noemen in dit verband kennelijk ten onrechte de naam van de eerste gemachtigde van eiser) geen overeenkomst is aangegaan. Deze stelling van gedaagden is niet onjuist, echter dit neemt niet weg, dat, waar de schade van eiser niet exact kan worden vastgesteld, de in de algemene voorwaarden genoemde maatstaven een redelijk aanknopingspunt voor de begroting van de schade geven. Dit als zodanig hebben gedaagden niet bestreden, evenmin als de in de begroting van eiser genoemde bedragen, zodat de kantonrechter eiser daarin zal volgen.

Eiser heeft daarnaast een recht op integrale vergoeding van zijn kosten van rechtsbijstand. Deze zijn door eiser begroot op een totaalbedrag van € 1.456,93, welk bedrag de kantonrechter correct voorkomt, met dien verstande, dat in dit bedrag nog geen rekening is gehouden met het bij dagvaarding gevorderde griffierecht van € 201,00. Ter zake zal worden toegewezen een bedrag van € 1.647,93. “

Lees het vonnis hier.   

IEF 7136

De mogelijkheid van herkenning

Klik voor vergrotingVzr. Rechtbank Utrecht, 3 oktober 2008, KG ZA 08-682, Sauerbrij & Elhorst tegen Tirion Uitgevers B.V. (Met dank aan Helen Maatjes,  Intellectueel Eigendom Advocaten).

Portretrecht. Inbreuk op portretrecht snowboarders door gebruik afbeeldingen voor boek en DVD  ‘Go Snowboarden’.  Ondanks skibrillen en helm kan de identiteit blijken. Publicatie uit commerciële overwegingen. Afbeeldingen op omslag staan op zichzelf en los van de inhoud. (Klik op afbeelding voor vergroting).

4.2. (…) De omstandigheid dat, zoals Tirion heeft aangevoerd. zij pas ruim 9 maanden na het uitbrengen van het boek zich voor het eerst op het standpunt hebben gesteld dat er sprake is van een inbreuk op hun portretrechten doet hieraan in onvoldoende mate af, aangezien Sauerbreij en Eihorst onweersproken hebben gesteld dat zij pas geruime tijd na het uitbrengen van het boek daarvan op de hoogte zijn geraakt. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat  anders dan Tirion heeft betoogd, de vorderingen niet zodanig complex zijn dat zij niet geschikt zijn voor behandeling in kort geding.

4.3. (…) Vaststaat dat de foto op de voorkant van het boek een afbeelding is van Elhorst en de foto op de achterkant van het boek een afbeelding van Sauerbrei. De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk dat, ondanks het feit dat Sauerbreij en Elhorst op de betreffende foto's een skibril en helm dragen, uit hetgeen de foto's tonen de identiteit van Sauerbrei en Elhorst kan  blijken. Sauerbreij en Elhorst hebben onweersproken gesteld dat zij door kennissen op de betreffende foto's zijn herkend. Het door Tirion overgelegde onderzoeksresultaat onder studenten (van de 85 respondenten die hebben meegedaan aan het onderzoek heeft niemand Sauerbreij of Elhorst op de foto's herkend) doet aan deze mogelijkheid van herkenning niets af. Daarmee is een portretrecht in de zin van artikel 2 1 Auteurswet een gegeven.

4.4. (…) De voorzieningenrechter acht op grond van deze feiten voldoende aannemelijk dat Sauerbreij en Elhorst als snowboarders bekendheid hebben verworven in de snowboardwereld. Bij het uitgeven van een lesmethode met betrekking tot snowboarden is het dan ook commercieel aantrekkelijk om gebruik te maken van foto's van bekende snowboarders. Dat de populariteit van Sauerbreij en Elhorst verzilverbaar is, blijkt bovendien uit het feit dat Sauerbreij met de Nederlandse Skivereniging een selectieovereenkomst heeft gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de het gebruik alsook het feit dat zowel Sauerbreij als Elhorst gesponsord worden. De voorzieningenrechter acht voorts van belang dat Elhorst ter zitting onweersproken heeft gesteld dat hij een persoonlijk belang heeft bij een verbod op de openbaarmaking, nu hij zich niet met de in het boek voorgestane lesmethode kan verenigen en dat hij ook niet openlijk met deze lesmethode geassocieerd wenst te worden. Voor zover Tirion heeft gesteld dat er geen sprake is van een redelijk belang omdat de foto's van Sauerbreij en Elhorst slechts illustratief zijn gebruik, gaat dit betoog niet op. De portretten van Sauerbreij en Elhorst op de omslag van het boek staan immers op zichzelf en los van de inhoud van het uit het Engels vertaalde boek. Daarmee staat vast dat Tirion uit commerciële overwegingen de portretten van Sauerbreij en Elhorst heeft gepubliceerd. Dat Tirion, zoals gesteld, niet wist dat de foto's van Sauerbreij en Elhorst waren, dient voor haar rekening en risico te blijven.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7125

Het portret van een professioneel fotomodel

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 17 september 2008, LJN: BF3922, Gevoegde zaken Fotomodel X tegen Maxim Europe B.V.  / Maxim Europe B.V. tegen Max Advertising Eindhoven B.V.  / Max Advertising Eindhoven B.V. tegen  Scala Photography B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Portretrecht. “Hoofdzaak: Het portret van een professioneel fotomodel wordt zonder zijn toestemming en zonder aanvullende vergoeding veel uitgebreider gepubliceerd dan vooraf was overeengekomen. In deze zaak staat vast dat het gebruikelijk is dat de afspraken over het gebruik van het portret niet met het model, maar met het modellenbureau worden gemaakt. Er dient niet snel te worden aangenomen dat tussen neus en lippen door bij de fotosessie door het model toestemming voor uitgebreider gebruik van zijn portret is verleend.

Toestemming tot portretteren kan niet worden gelijkgesteld met toestemming tot publiceren. De rechtbank verklaart voor recht dat het uitgebreidere gebruik onrechtmatig is. Het beroep van de opdrachtgever op goede trouw slaagt gedeeltelijk. De opdrachtgever moet een deel van de schade vergoeden. Vrijwaringszaak: De vordering van de opdrachtgever tegen het reclamebureau wordt gedeeltelijk toegewezen. Ondervrijwaringszaak: Het reclamebureau dient haar stelling te bewijzen dat zij aan de fotograaf heeft meegedeeld dat het portret bestemd was voor wereldwijd gebruik op verpakkingen. Zij slaagt niet in het bewijs. De vordering van het reclamebureau tegen de fotograaf wordt afgewezen.”

Lees het vonnis hier

IEF 6578

Vrijdag portretrechtdag

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 7 augustus 2008, KG ZA 08-1389 SR/EB, Kemna tegen AVRO(met dank aan Fabiënne Meershoek, De Brauw Blackstone Westbroek)

Kort geding over uitzending Opsporing Verzocht.

K. is in 2006 door de rechtbank te Leeuwarden veroordeeld tot 18 jaar cel vanwege de zeer geweldadige roofmoord. In de aflevering “Het verloren leven van K” werd aandacht besteed aan de moord, de persoon van Reggy en zijn levensloop. De voorzieningenrechter oordeelt dat het recht van de AVRO op vrijheid van meningsuiting prevaleert boven de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van K.

"Het belichten van de geschiedenis van een individu om in breder verband een maatschappelijk probleem aan te kaarten levert niet zonder meer een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van dat individu op."  Het is niet ongeoorloofd gegevens over de betrokkene in het verhaal te betrekken waaruit zijn afkomst en levensomstandigheden blijken. Dit "zijn gegevens die nu eenmaal aan de orde komen wanneer zijn leven wordt beschreven. Zonder deze gegevens is het verhaal van de adoptiemoeder ook niet begrijpelijk. Bovendien zijn de gegevens niet zo specifiek dat zij door derden buiten Haulerwijk tot K. te herleiden zijn." De geboortedatum en de initialen zijn wel specifiek, maar daarover oordeelt de voorzieningenrechter dat ze zeer kort in beeld zijn en dat deze gegevens voor een willekeurige derde onvoldoende aanknopingspunten geven om de identiteit van Kemna te achterhalen. Over de portretten zegt de voorzieningenrechter dat deze zodanig onherkenbaar (zullen) zijn gemaakt dat het geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (meer) oplevert.

Met betrekking tot de volgens K. onjuiste beweringen van de adoptiemoeder overweegt de voorzieningenrechter het volgende. "De AVRO heeft voldoende afstand  genomen en kan daarom niet verantwoordelijk worden gesteld voor hetgeen de adoptiemoeder verklaart".
Ook kon de titel van het programma gehandhaafd blijven. "Uit de context blijkt volgens de voorzieningenrechter dat de titel niet zozeer is bedoeld om K. in een kwaad daglicht te stellen, maar dat daarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat het leven van personen die bij een dergelijk misdrijf betrokken zijn geweest, daardoor wordt getekend. Van een ernstige aantijging is geen sprake." Van belang is hierbij nog dat aan het slot van programma wordt vermeld dat K. zijn leven niet als verloren beschouwt.

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Rotterdam, 30 juli 2008, LJN: BD9665, Eiser tegen Gedaagde (portretrecht fysiotherapeut).

Portretrecht; publicatie foto wekt associatie met bepaald product; redelijk belang geportretteerde; portretrecht is geen IE-recht, vergoeding proceskosten o.g.v. art. 1019h Rv afgewezen. 

"5.4  Vervolgens is aan de orde de vraag of [eiseres] een redelijk belang heeft zich te verzetten tegen publicatie van haar foto in de folder. Te dien aanzien overweegt de rechtbank als volgt. Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat vast dat [eiseres] thans werkzaam is als onafhankelijk adviseur en dat haar clientèle met name bestaat uit fysiotherapeuten. Daarbij komt het voor dat zij fysiotherapeuten adviseert omtrent aan te schaffen apparatuur. Gelet hierop heeft zij er belang bij om niet geassocieerd te worden met een bepaalde producent van die apparatuur. Dat door de litigieuze folder een verband wordt gelegd tussen [eiseres] en [gedaagde-1] als producent is evident, nu het logo met naam van [gedaagde-1] prominent op de voorzijde van de folder onder de foto van [eiseres] is vermeld. Door het aangeschreven publiek, de fysiotherapeuten, zal dit worden opgevat als een ondersteuning van de producten van [gedaagde-1]. Deze associatie wordt niet weggenomen door het feit dat de folder ter promotie van de AED is uitgegeven door [gedaagde-2] in het kader van de ideële doelstelling de eerste hulp aan personen die getroffen worden door een hartstilstand te verbeteren. De conclusie moet dan ook zijn dat door de in de folder opgewekte associatie met [gedaagde-1] inbreuk wordt gemaakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] in die zin dat haar reputatie als onafhankelijk adviseur wordt aangetast, zodat zij een redelijk belang heeft zich tegen publicatie van haar foto op de folder te verzetten. Dat zij geen verzilverbare populariteit geniet is daarbij - anders dan [gedaag[gedaagden] kennelijk meent - niet relevant.

(…) 5.10 (…)  [eiseres] heeft volledige vergoeding van de proceskosten gevorderd op grond van artikel 1019h Rv. Daarvoor is in het onderhavige geding echter geen plaats. Het portretrecht is geen intellectueel eigendomsrecht, maar een beperking op het auteursrecht ter bescherming van de geportretteerde tegen onrechtmatige schending van zijn recht op privacy of andere met de publicatie van het portret geschonden belangen, derhalve een species van de gewone onrechtmatige daad. Het enkele feit dat het portretrecht in de Auteurswet is opgenomen kan daaraan niet afdoen en is dan ook onvoldoende om een vordering wegens inbreuk op het portretrecht te kwalificeren als een vordering die is gericht op handhaving van een intellectueel eigendomsrecht als bedoeld in artikel 1019 Rv of artikel 2 lid 1 van de Handhavingsrichtlijn (richtlijn 2004/48/EG). [gedaagde-1] zal worden veroordeeld in de proceskosten begroot op basis van het “normale” liquidatietarief.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Rotterdam, 30 juli 2008, LJN: BD9640, Eiseres tegen Uitgeverij (portret in erotisch maandblad voor zogeheten swingers). 

Portretrecht; herkenbaar in beeld op in swingerstijdschrift gepubliceerde foto's; toestemming; redelijk belang; gevorderde vergoeding proceskosten afgewezen: portretrecht is geen IE-recht. 

“5.5 Vaststaat dat eisers vrijwillig hebben deelgenomen aan de onderhavige foto-sessie ten behoeve van een reportage te publiceren in [X B.V.]. Voorts staat vast dat, kennelijk met het oog op de aard van de foto’s, in de uitnodiging was toegezegd dat desgewenst ( “auf wunsch und schriftlich notiert”) de gezichten onherkenbaar zouden worden gemaakt. Ter comparitie van partijen heeft [eiseres-3] verklaard dat eisers daarover ter plekke nog nadere vragen hebben gesteld aan zowel de exploitant van de club als aan de fotograaf. Aan beiden is toen duidelijk gemaakt dat eisers niet herkenbaar in beeld wilden en door beiden zou gezegd zijn dat de beste methode daartoe het ‘verpixelen’ van foto’s is. Volgens [eiseres-3] heeft hij vervolgens aan de fotograaf gevraagd of eisers nog iets moesten tekenen, waarop de fotograaf zou hebben geantwoord dat een schriftelijke verklaring niet nodig was, omdat hij de hele groep zou ‘verpixelen’. Zijdens eisers zijn ter zake nog schriftelijke verklaringen in het geding gebracht afkomstig van twee andere deelneemsters aan de foto-sessie en van [eiseres-2]. In deze verklaringen wordt bevestigd dat zowel de exploitant van de club als de fotograaf hen heeft verzekerd dat de gezichten onherkenbaar zouden worden gemaakt. Deze afspraak is zijdens [X B.V.] echter uitdrukkelijk betwist, onder verwijzing naar de onder 2.4 vermelde e-mail van de fotograaf. Volgens [X B.V.] heeft bij de bedoelde foto-sessie juist niemand bezwaar gemaakt tegen herkenbare afbeelding in [X B.V.]. [X B.V.] heeft daaromtrent uitdrukkelijk (tegen) bewijs aangeboden door middel van het horen van ter plekke eveneens aanwezige (andere) getuigen en de fotograaf.

5.6 Nu eisers zich op de rechtsgevolgen beroepen van hun stelling dat zou zijn afgesproken dat zij op de in [X B.V.] te publiceren foto’s onherkenbaar zouden worden gemaakt en dit gemotiveerd door [X B.V.] is betwist, rust op hen de bewijslast daarvan. Zij worden toegelaten tot het bewijs van de gestelde afspraak als hierna bepaald.

(…) 5.12 Tenslotte overweegt de rechtbank reeds thans - voor zover relevant - dat voor toewijzing van de gevorderde vergoeding van de daadwerkelijk door eisers gemaakte kosten in het onderhavige geding geen plaats is. Naar het oordeel van de rechtbank kan het portretrecht niet worden gekwalificeerd als een intellectueel eigendomsrecht als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Handhavingsrichtlijn (richtlijn 2004/48/EG). Het portretrecht vormt een beperking op het auteursrecht ter bescherming van de privacy of andere met de publicatie van het portret geschonden belangen van de geportretteerde en is te beschouwen als een gepositiveerde zorgvuldigheidsnorm. Het portretrecht komt ook niet voor op de lijst van rechten die door de Commissie in haar mededeling betreffende artikel 2 van de richtlijn (2005/295/EG, PbEG 13 april 2005, L 94/37) zijn benoemd als rechten die in ieder geval onder de richtlijn vallen. Het enkele feit dat het portretrecht is opgenomen in de Auteurswet kan daaraan niet afdoen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6525

Aan de massagetafel

Rechtbank Rotterdam 30 juli 2008 HA ZA 08-82. Middelman tegen Enraf-Nonius B.V. en Stichting PulseXL (Met dank aan Helen Maatjes, Intellectueel Eigendom Advocaten)

Portretrecht, omvang toestemming, redelijk belang, gebruik portret voor reclame, portretrecht is geen IE.

Middelman is als werknemer van Enraf geportretteerd als fysiotherapeut die een patiënt behandeld op een massagebank van Enraf. De foto is daarna met toestemming van Middelman door Enraf gebruikt voor commerciële uitingen.

Stichting Pulse XL is een stichting met een ideële doelstelling die zich onder meer bezighoudt met promotie en implementatie van de Automatische Externe Defibrilator om de eerste hulp bij personen met hartstilstand te verbeteren.

In 2007 heeft Enraf PulseXL toestemming verleend om de foto te gebruiken in een folder ter promotie van de AED onder fysiotherapeuten. De folder is onder 7000 fysiotherapeuten verspreid. Middelman heeft zich hiertegen verzet.

De rechter 'haviltext' de toestemming en vindt dat Enraf in “redelijkheid niet heeft mogen aannemen dat Middelman destijds impliciet toestemming heeft gegeven voor publicatie van haar foto in de folder.”

Nu er geen toestemming is verleend, komt de vraag aan de orde of Middelman een redelijk belang heeft zich te verzetten tegen de publicatie. Middelman is inmiddels adviseur en haar klanten bestaan voornamelijk uit fysiotherapeuten. Zij heeft er een belang bij om niet geassocieerd te worden met een bepaalde producent van apparatuur. De folder toont duidelijk en prominent het logo van Enraf op de voorpagina van de folder. De associatie wordt niet weggenomen door het feit dat de folder ter promotie van de AED is uitgegeven door PulseXL in het kader van de ideële doelstelling. De opgewekte associatie maakt inbreuk op de eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer. Er is dus sprake van inbreuk op haar portretrecht.

PulseXL mocht erop vertrouwen dat Middelman aan Enraf toestemming had verleend, omdat deze eerder door Enraf zelf was gebruikt voor reclame-materiaal.

De rechtbank vindt € 2.500,- een schappelijk bedrag voor de schade en stelt nog vast dat 1019h Rv niet van toepassing is op portretrecht. Geen toewijzing van volledige proceskosten dus, maar ‘slechts’ het liquidatietarief.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6517

Alle stukken

Rechtbank Amsterdam 23 juli 2008, HA ZA 08-1477. M. tegen The Advanced Travel Partners Nederland B.V. (Met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich)

Artikel 843a incident in portretrechtzaak.

In een artikel 843a-procedure gaat het om concrete, specifiek aan te duiden stukken die zien op de gestelde rechtsbetrekking. M. vordert in het incident echter afschrift van alle door ATP gesloten overeenkomsten en/of alle door ATP met derden gevoerde correspondentie met betrekking tot het vervaardigen en openbaar maken van televisiecommercials, 'audioboardings', billboards en alle overige uitingen, met uitzondering van de website www.vliegticketszoeken.nl, waarin of waarop gebruik is gemaakt van het portret van M., zonder te omschrijven op welke specifiek bepaalde bescheiden zij daarbij het oog heeft. Aldus is niet aan de door artikel 843a gestelde voorwaarden voldaan. De vordering wordt afgewezen. M. wordt in de proceskosten veroordeeld.

Lees het vonnis hier.

IEF 6366

Eerst even voor jezelf lezen

GvEA, 1 juli 2008, zaak T-328/05, Apple Computer, Inc tegen OHIM / TKS-Teknosoft SA(Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Oppositieprocedure. Aanvraag Gemeenschapswoormerk QUARTZ (Apple). Oppositie o.g.v. eerder gemeenschapsbeeldmerk QUARTZ. Oppositie toegewezen.

“59. Accordingly, the fact that the relevant public is composed of persons whose level of attention may be considered high is not sufficient, given the fact that the signs at issue are almost identical and the similarity between the goods in question, to exclude the possibility that that public might believe that the goods and services concerned come from the same undertaking or, as the case may be, from economically-linked undertakings.”

Lees het arrest hier.

Rechtbank Amsterdam , 16 januari 2008, LJN: BD5729, A. tegen Omroepvereniging VARA.

Stilfoto van videoclip rapper (‘op de foto is A te zien met twee schaars geklede dames’. Bij artikel over de stelling dat rapclips aanzetten tot groepsverkrachting. Portretrecht, onrechtmatige perspublicatie. Nalatigheid, VARA, immateriele schadevergoeding.

“5.1.  Voorop dient te worden gesteld dat partijen van mening verschillen over het antwoord op de vraag of A ten aanzien van de gebruikte ‘stil’ uit de videoclip bescherming toekomt als bedoeld in artikel 21 Auteurswet. Volgens Vara berust het auteursrecht op de video niet bij A maar bij de stuntschool, volgens A berust het auteursrecht bij hem.

5.2.  Vast staat dat het portret van A (in de vorm van de ‘stil’ uit zijn videoclip) is gebruikt door Vara zonder toestemming van A te hebben gevraagd. Of dit een schending van het portretrecht van A in de zin van artikel 21 Auteurswet betekent, kan in het midden blijven nu zowel op grond van artikel 21 Auteurswet als op grond van een onrechtmatige daad (schending van de persoonlijke levenssfeer van A in het bijzonder schending van zijn eer en goede naam) de rechtbank toe zal komen aan dezelfde belangenafweging waarbij het belang van A bij bescherming van zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer dient te worden afgewogen tegen het recht op vrijheid van meningsuiting van Vara. Zoals de Hoge Raad bij arrest van 21 januari 1994 reeds heeft overwogen (HR 21 januari 1994, NJ 1994, 473), kent artikel 21 Auteurswet de geportretteerde een bescherming toe met name tegen inbreuken op zijn recht op eerbieding van zijn persoonlijke levenssfeer, maar dit recht heeft niet een absoluut gewicht dat in beginsel groter is dan het recht op vrijheid van meningsuiting.

Er bestaat geen deugdelijke reden om, ingeval het buiten toestemming van de geportretteerde publiceren van diens portret de vrijheid van meningsuiting in conflict brengt met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, ter beoordeling van de vraag aan welke beide vrijheden in het gegeven geval voorrang toekomt, anders te werk te gaan dan wanneer zodanig conflict zijn grond vindt in een andersoortige publicatie, zoals die van mededelingen. Ingeval in het kader van een perspublicatie een portret zonder toestemming van de geportretteerde openbaar wordt gemaakt, onder zodanige omstandigheden dat deze openbaarmaking een inbreuk vormt op zijn recht op eerbieding van zijn persoonlijke levenssfeer, kan het antwoord op de vraag of die openbaarmaking jegens hem onrechtmatig is, slechts worden gevonden door een afweging die met inachtneming van alle bijzonderheden van het gegeven geval ertoe strekt na te gaan welke van beide fundamentele rechten in dit geval zwaarder weegt. “

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 23 april 2008, LJN: BD5728, Nestlé Nederland B.V. tegen Nutricia Nederland B.V. 

Misleidende reclame, claimsverordening.

“4.25.  De rechtbank zal ten aanzien van de claims die zij misleidend of op grond van de Claimsverordening verboden acht de vorderingen tot het staken van het gebruik van die claims en de vorderingen tot rectificatie op na te noemen wijze toewijzen. Nu dit tot gevolg zal hebben dat er geen nieuwe producten en promotiemateriaal met de verboden claims in omloop komen en het publiek wordt geïnformeerd over het oordeel van de rechtbank ten aanzien van die claims, hebben partijen in dit geval geen belang bij de over en weer gevorderde terugname en vernietiging van reeds in de handel zijnde producten en promotiemateriaal met de verboden claims. Dat deel van de vorderingen zal dan ook worden afgewezen. Voorts zullen de gevorderde dwangsommen op na te noemen wijze worden gemaximeerd.”

Lees het vonnis hier

Rechtbank Middelburg, 11 juni 2008, LJN: BD5811, Gevoegde zaken Unitron Systems B.V. tegen Endotwinn B.V./ Unitron Systems B.V. c.s  tegen  Gedaagde c.s

Feitelijk ingewikkelde zaak over wortelkanaalmachine. Piepklein IE-componentje wordt niet nader uitgewerkt. “3.6 (…) Dat de overige gedaagden (als bestuurders) onrechtmatig zouden hebben gehandeld heeft Unitron c.s. niet onderbouwd. Deze gedaagden betwisten “het kunstmatig verschuiven van de intellectuele eigendomsrechten” in de zomer van 2005 naar MDCL;”

Lees het vonnis hier.

IEF 6357

Witheet

Gerechtshof Amsterdam, 26 juni 2008, LJN: BD5538, Media Plus V.O.F. Connie Breukhoven-Witteman.

Het Gerechtshof Amsterdam heeft het vonnis van de voorzieningenrechter inzake de vorderingen van een bekende televisiepersoonlijkheid tegen ZIJonline bekrachtigd. Het op de website geplaatste artikel waarin de betrokkene van prostitutie wordt beticht is onrechtmatig .

 “4.7  Op grond van dit alles concludeert het hof dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat Media Plus cs onrechtmatig hebben gehandeld jegens Breukhoven en dat hij hun terecht heeft bevolen de publicatie van de website te verwijderen, een rectificatie te publiceren en Google en Yahoo opdracht te geven tot verwijdering van de publicatie uit hun zoekmachines. Naar het oordeel van het hof zijn de opgelegde dwangsom, het daarbij vastgestelde maximum alsmede de opgelegde duur van de plaatsing van de rectificatie passend. Daarbij heeft het hof alle omstandigheden, waaronder de aard, de ernst en de duur van in ieder geval drie uren van de inbreuk (drie uur volgens de memorie van grieven onder 33, zes uur volgens de pleitnota van Media Plus cs in eerste aanleg onder 20) en de snelle verspreiding van informatie op het internet in aanmerking genomen.

In het licht van al die omstandigheden acht het hof het ook voldoende aannemelijk dat Breukhoven in een bodemprocedure voor geleden schade wegens onrechtmatige daad – ongeacht een eventuele schending van het portretrecht [zie ook vonnis rb, LJN BA5286 ] – een bedrag van € 10.000,- toegewezen zal krijgen, zodat dit bedrag terecht in dit kort geding is toegewezen. Dat een zelfde bedrag tegen Witheet is toegewezen doet hieraan niet af. Dat betrof nu eenmaal een andere publicatie, die op eigen merites is beoordeeld in het geding voor zover dat tussen Breukhoven en Witheet werd gevoerd.”

Lees het arrest hier.