DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 7826

Niet het portretrecht maar het auteursrecht

Rechtbank Maastricht, sector kanton, 15 april 2009, LJN: BI1157, Eiser tegen Gedaagde (Gebruik eigen portret)

Auteursrecht. Portretrecht. Gebruik eigen portret in strijd met auteursrecht fotograaf. Algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie zijn niet van toepassing op de (niet-contractuele) relatie, maar vormen wel een rechtens aanvaardbaar en geaccepteerd uitgangspunt om - naar analogie - op die basis de schade te begroten.

Eiser stelt dat  gedaagde zonder toestemming twee foto’s heeft geplaatst op gedaagdes eigen website www.careercommitment.com. De foto’s zijn genomen bij een interview van gedaagde in het najaar van 2005 en gepubliceerd in het magazine U&UWV. Met eiser is de kantonrechter van oordeel dat het gebruiken van het eigen portret in het kader van de Auteurswet 1912 enkel is toegestaan indien de opdracht tot het maken van dat portret door gedaagde zelf was gegeven. In dit geval is de opdracht verstrekt door het UWV (voormalig werkgeefster van gedaagde), zodat het verweer van gedaagde niet opgaat. Niet het portretrecht maar het auteursrecht staat in deze kwestie centraal.  (…) Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, concludeert de kantonrechter dat ten aanzien van de beide foto’s sprake is van schending van het auteursrecht van eiser door gedaagde.

Voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding heeft het navolgende te gelden.De algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie zijn weliswaar niet van toepassing op de (niet-contractuele) relatie tussen eisende partij en gedaagde, maar vormen wel een rechtens aanvaardbaar en geaccepteerd uitgangspunt om - naar analogie - op die basis de schade te begroten, zodat de kantonrechter de vordering voor dat gedeelte aan [eisende partij] zal toewijzen.

(…) Veroordeelt [gedaagde] om aan [eisende partij] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 900,- en  tot betaling van de kosten van het geding, in totaal begroot op €425,25.

Lees het vonnis hier.  

IEF 7818

Kennen om te herkennen

Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, 14 april 2009, zaaknr. 200.017.796, Tirion Uitgevers B.V. tegen Marieke Sauerbreij en Bas Elhorst  (met dank aan Kitty van Boven, Heitmann Vermeer Kolle).

Portretrecht. Eerst even voor jezelf lezen. Hoger beroep in de zaak over de al dan niet herkenbare snowboarders (zie Vzr. Rechtbank Utrecht, 3 oktober 2008, IEF 7136). Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. Nadat het Hof heeft geoordeeld dat er sprake is van portretten, oordeelt het dat de afgebeelde snowboarders geen redelijk belang hebben zich tegen deze publicatie te verzetten, omdat er geen sprake is van een verzilverbare populariteit. Ook het beroep van Elhorst op een persoonlijk belang omdat hij zich niet kan verenigen met de beweerdelijke lesmethode wordt verworpen.

12.2 Waar het om gaat is echter of die bekendheid ook verzilverbaar is, dat wil zeggen of ze zodanig is dat commerciële exploitatie ervan door openbaarmaking van portretten redelijkerwijs mogelijk kan worden geacht. Die verzilverbaarheid zou kunnen blijken uit het metterdaad exploiteren van het portretrecht door Sauerbereij en Elhorst. Wat zij daarover meedelen, stelt echter teleur. (…)

12.3 (…) Als de portretten met het oog op de identiteit van de geportretteerden en wegens een daaraan toegeschreven wervende kracht gebruikt zouden zijn, zou dat toch slechts kunnen werken ten opzichte van hen die de geportretteerden goed genoeg kennen om hen te herkennen en zoals hiervoor reeds werd overwogen, zou dat een nogal beperkte kring zijn en zou de commerciële betekenis van dat gebruik dus ook nogal beperkt te zijn. Om die reden acht het hof het commerciële gebruik van de foto’s slechts in zo geringe mate toegespitst te zijn op en voort te vloeien uit de identiteit van de geportretteerden dat daaruit het bestaan van een verzilverbare populariteit niet kan worden afgeleid.

Lees het arrest hier. Pdf van de omslag van het boek hier

IEF 7807

Openlijk ter verspreiding aanbieden

Rechtbank Leeuwarden, 9 april 2009, LJN: BI0666, strafzaak (naaktfimpje You Tube - Manon Thomas)

Strafrecht. Auteursrecht, portretrecht, belediging. “Uit het dossier blijkt dat op het privé-filmpje te zien is dat aangeefster [slachtoffer] naakt in het bad staat. Verdacht heeft eerdergenoemd filmpje zonder toestemming van [slachtoffer] op het internet geplaatst.

“Het bewezene levert de volgende misdrijven op: Eenvoudige belediging, opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat openlijk ter verspreiding aanbieden.  Het bewezene levert de volgende overtreding op: Zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret in het openbaar ten toon stellen.  (…)

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handelen in strijd met de Auteurswet en belediging.

Het gaat hier om een verregaande inbreuk op de privacy van het slachtoffer. Verdachte heeft foto's en een filmpje uit de computer van het slachtoffer gehaald, waarbij het ook nog eens ging om beeldmateriaal dat onmiskenbaar niet voor buitenstaanders bestemd was. Verdachte heeft zich voldoende kunnen realiseren dat dit een verregaande invloed moest hebben op het privéleven van het slachtoffer. Ieder die heden ten dage enig benul heeft van de werking van het internet, weet dat pogingen om onrechtmatig geplaatst beeldmateriaal te verwijderen vaak stranden op de schier oneindige verbindingen van het worldwide web, in combinatie met de gemakkelijke kopieerbaarheid van beeldbestanden.

Als men al in staat is om beeldmateriaal van een bepaalde gevonden plaats verwijderd te krijgen, kan dit alweer in een veelvoud op andere plaatsen opduiken. Het is dan ook niet overdreven om te vrezen dat het slachtoffer nooit meer uit het virtuele moeras zal komen waarin zij zich door toedoen van verdachte bevindt. Schrijnend daarbij is te horen dat verdachte zegt dit allemaal in een melige bui te hebben gedaan. De rechtbank zal verdachte echter ten volle verantwoordelijk houden voor zijn onrechtmatige handelwijze en hem een straf opleggen, zoals hierna te vermelden. (…)

Veroordeelt verdachte te dier zake tot een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid. Een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, betaling van een geldboete ten bedrage van  €250,-. Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.000,-.

Lees het vonnis hier.

IEF 7644

Dit hoeft eiseres niet te dulden

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 februari 2009, LJN: BH3940, Dochter tegen Vader.

Portretrecht (o.a.). Geschil tussen voormalig topturnster Verona van de Leur en haar vader. Vorderingen toegewezen, gedaagde moet onder meer de website www.verona.turnt.nl staken. 

"Daartoe is van doorslaggevend belang dat met de website, mede gelet op de domeinnaam, ten onrechte de indruk kan worden gewekt dat deze van eiseres afkomstig is, althans dat eiseres aan deze website haar medewerking heeft verleend. De omstandigheid dat op de website privéfoto´s staan afgebeeld, kan deze indruk versterken. Dit hoeft eiseres niet te dulden. De omstandigheid dat eiseres zelf ook de publiciteit zoekt, doet hieraan niet af. Eiseres heeft immers -tot op zekere hoogte- het recht om zelf te bepalen of en op welke wijze zij in de publiciteit wenst te treden."

De vader van eiseres en heeft gedurende de topsportcarriëre van eiseres haar administratie verzorgd, Eiseres heeft in juni 2008 haar actieve topsportcarriëre officieel beëindigd. Kort daarvoor is de relatie tussen eiseres en gedaagde bekoeld geraakt. Na het einde van haar topsportcarriëre heeft eiseres het gebruik van haar website gestaakt. Hierna heeft gedaagde een website onder de domeinnaam [eiseres].turnt.nl geopend, waarop (onder meer) wedstrijduitslagen en foto´s van eiseres zijn geplaatst.

Gedaagde is gesommeerd tot, samengevat, het afgeven van de eigendommen en de complete administratie van eiseres, het staken van het gebruik van de naam en het portretrecht van eiseres te staken en het betalen van €1.355,89. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe.

4.11. Voorts dient te worden beoordeeld of er grond is om gedaagde te verbieden onder de domeinnaam [eiseres].turnt.nl een website over eiseres te (doen) onderhouden. Op deze website, zo hebben partijen aangevoerd, staan met name (privé)foto´s en wedstrijduitslagen van eiseres. De website is thans niet zichtbaar, maar gedaagde heeft zich op het standpunt gesteld dat hij het recht heeft deze opnieuw op het internet te zetten. Gedaagde heeft in dit kader aangevoerd dat eiseres een publieke figuur is en geen redelijk belang heeft zich tegen publicatie te verzetten, te minder nu zij zelf ook diverse malen de publiciteit heeft gezocht.

4.12. Vooropgesteld wordt dat eiseres, hoewel zij een zekere mate van bekendheid geniet, recht heeft op de bescherming van haar persoonlijke levenssfeer. Gelet op de context van de website prevaleert dit recht boven het belang van de vrijheid van meningsuiting en staat het eraan in de weg dat gedaagde onder deze domeinnaam, die rechtstreeks refereert aan de persoon van eiseres en haar carrière,  (privé)foto´s en informatie over eiseres publiceert. Daartoe is van doorslaggevend belang dat met de website, mede gelet op de domeinnaam, ten onrechte de indruk kan worden gewekt dat deze van eiseres afkomstig is, althans dat eiseres aan deze website haar medewerking heeft verleend. De omstandigheid dat op de website privéfoto´s staan afgebeeld, kan deze indruk versterken. Dit hoeft eiseres niet te dulden. De omstandigheid dat eiseres zelf ook de publiciteit zoekt, doet hieraan niet af. Eiseres heeft immers -tot op zekere hoogte- het recht om zelf te bepalen of en op welke wijze zij in de publiciteit wenst te treden. Gedaagde heeft aangevoerd dat de website mede tot doel heeft het veiligstellen van de turnprestaties van eiseres. Hiervoor is evenwel niet vereist dat dit op deze, door eiseres niet gewenste,  wijze geschiedt. Hierbij is van belang dat eiseres ter zitting heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen een fanwebsite, mits duidelijk is dat deze niet aan haar gelieerd is. Het gevorderde verbod tot het onderhouden van een website onder de naam [eiseres].turnt.nl, waarmee de indruk wordt gewekt dat deze op enigerlei wijze aan eiseres is gelieerd, komt daarom voor toewijzing in aanmerking.

Lees het vonnis hier. Mediaberichtgeving o.a. hier (BN/De Stem), weblog eiseres hier.

IEF 7545

Dat zij en haar lot niet vergeten worden

Vzr. Rechtbank Breda, 3 februari 2009, LJN: BH1712, Eiser tegen de stichting Stichting Abot Kamay en gedaagde, h.o.d.n. Oriental Decorations.

Portretrecht in zaak over onrechtmatige publicatie. Artikel 21 van de Auteurswet beschermt de geportretteerde en diens nabestaanden. Van schending van het portretrecht is i.c. echter geen sprake. Wel moet de stichting de publicatie van het boek over een Nuenense arts en zijn overleden vrouw staken. Daarnaast verbiedt de rechter een aantal publicaties over het boek en de arts op internet. 

“4.4. Artikel 21 van de Auteurswet beschermt de geportretteerde en diens nabestaanden, door via een wettelijke zorgvuldigheidsnorm een vergaande aanspraak te geven tegen publicatie. In beginsel is sprake van een redelijk belang van de geportretteerde om zich tegen de openbaarmaking van zijn portret te verzetten, indien deze openbaarmaking inbreuk maakt op zijn recht op privacy. Of van een dergelijke inbreuk sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en de mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, terwijl ook het karakter van de foto en de context van de publicatie van belang kunnen zijn.

[eiser] heeft het lichaam van Bebe Paña tweemaal heimelijk begraven en gedurende vier jaar verborgen gehouden. [eiser] heeft door dit respectloos gedrag jegens Bebe Paña het recht als nabestaande verwerkt, verloren, om zijn eigen belangen te laten meewegen in dit verband. Alleen de belangen van Bebe Paña, van haar nagedachtenis, spelen een rol. In dit geval gaat het om normale foto’s van Bebe Paña, en aan te nemen valt dat zij zou wensen dat zij en haar lot niet vergeten worden. Publicatie van deze foto’s is dus niet onrechtmatig.

Ten aanzien van [zoon eiser] geldt dat hij minderjarig is. [eiser] treedt niet in rechte op namens de minderjarige maar alleen voor zichzelf. Bovendien zou ingevolge artikel 1:349 BW, op straffe van niet-ontvankelijkheid, het instellen van de vordering namens de minderjarige slechts mogelijk zijn met toestemming van de kantonrechter. Tenslotte heeft [eiser] geen reëel belang bij de vordering aangezien de publicatie een babyfoto van [zoon eiser] betreft en [zoon eiser] inmiddels 8 jaar oud is zodat hij niet meer van die foto zal worden herkend.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7520

Het belang van de informatievoorziening

Gerechtshof Amsterdam, 27 januari 2009, zaaknummer 200.010.745/01 KG, De Rooij tegen Hollandse Hoogte B.V. (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Auteursrecht. Portretrecht. Hoger beroep in de zaak over de stockfoto van een hardlopende moeder. (De Hollandse Hardloopster, IEF 6302). Eiseres is zonder haar toestemming gefotografeerd en gedaagde, het stockfotobureau Hollandse Hoogte, heeft deze foto zonder toestemming van eiseres op haar website (databank met foto's) geplaatst. Hollandse Hoogte heeft de foto in licentie gegeven aan de Consumentenbond, die de foto paginagroot in de Consumentengids heeft geplaatst bij een artikel over mp3-spelers (klik op afbeelding voor vergroting).

Het Gerechtshof Amsterdam bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Blijkens het arrest heeft Hollandse Hoogte aan eiseres meegedeeld dat zij heeft besloten om de foto niet meer op te nemen in de database, ‘uit begrip voor uw persoonlijke argumenten’, waardoor het vereiste spoedeisend belang ontbreekt. Bovendien wordt volgens het hof door publicatie en exploitatie van de foto geen inbreuk gemaakt op het portretrecht van eiseres.

“Het belang van de informatievoorziening brengt mee dat berichtgeving zoals hier aan de orde moet kunnen worden voorzien van illustratiemateriaal, zoals foto's van de werkelijkheid. Het is daarbij onvermijdelijk dat foto's van toevallige passanten worden gepubliceerd. De foto waar het in dit geding om gaat, is neutraal. Ook kan - objectief gezien - niet worden gezegd dat de foto op enigerlei wijze compromitterend of diskwalificerend is of een zodanig effect heeft.”

“4.3 Het hof overweegt voorts het volgende. Het is op zichzelf begrijpelijk dat De Rooij-Van den Boogaard - op grond van haar persoonlijke keuzes - bezwaar heeft tegen publicatie van de foto als hier aan de orde. In het midden kan blijven of dit - in dit geval - een redelijk belang oplevert op grond waarvan zij zich op de voet van artikel 21 Auteurswet 1912 tegen (verdere) openbaarmaking kan verzetten. Haar belang weegt hier naar het voorlopig oordeel van het hof niet op tegen het door Hollandse Hoogte ingeroepen belang op informatievoorziening. Het hof licht dit toe.

Het belang van de informatievoorziening brengt mee dat berichtgeving zoals hier aan de orde moet kunnen worden voorzien van illustratiemateriaal, zoals foto's van de werkelijkheid. Het is daarbij onvermijdelijk dat foto's van toevallige passanten worden gepubliceerd. De foto waar het in dit geding om gaat, is neutraal. Ook kan - objectief gezien - niet worden gezegd dat de foto op enigerlei wijze compromitterend of diskwalificerend is of een zodanig effect heeft.

De foto is slechts geëxploiteerd door deze in licentie te koop aan te bieden voor - zoals Hollandse Hoogte het formuleert - redactionele doeleinden. De foto en de wijze waarop deze op de website en vervolgens in de Consumentengids is gepubliceerd hebben ook niet de strekking tot aanbeveling van enig product of dienst. Dat voor de licentie (mede ten behoeve van de maker van de foto) wordt betaald, maakt dit niet anders.

Dit een en ander betekent dat de inbreuk op het recht van De Rooij-Van den Boogaard op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer in ieder geval niet zo ernstig is dat voormeld belang van de informatievoorziening daarvoor moet wijken.

Het voorgaande brengt reeds mee dat de voorzieningenrechter de vorderingen terecht - met verwijzing van De Rooij-Van den Boogaard in de kosten - heeft afgewezen.”

Lees het arrest hier.

Op andere blogs:
NVJ (Wel of geen inbreuk op portretrecht)

IEF 7509

De werkelijke plaatser

Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, 21 januari 2009, CV 08-20893, Eisers S. & D. tegen Stichting Maroc.nl (vonnis via blog Arnoud Engelfriet, Internetrecht / Ius Mentis)

Auteursrecht. Portretrecht. Eisers (fotograaf en ouder) maken bezwaar tegen het plaatsen van een door eiser S.  gemaakte foto van het kind van eiser D. op het forum van website Maroc.nl. De foto is geplaatst door een gebruiker van het forum. De vorderingen worden afgewezen.

Niet de website maar de gebruikers hebben het auteursrecht geschonden. De forumbeheerder is niet ‘van iedere verantwoordelijkheid ontslagen’, maar het gaat te ver om van een forumbeheerder te verlangen dat hij voorafgaand aan plaatsing iedere forumbijdrage tevoren op dergelijke aspecten controleert, dan wel het plaatsen van afbeeldingen volledig onmogelijk maakt. Wel mag van een forumbeheerder 'een alerte houding' worden verwacht en daarvan was i.c. wel degelijk sprake.  (1019h?) proceskosten: €50,00).

“4. Als niet betwist staat vast dat de door S. gemaakte foto van de dochter van D. zonder toestemming van S. en/of D. op het forum van Maroc is geplaatst. Aangenomen moet worden dat die plaatsing feitelijk is gebeurd door twee vooralsnog anoniem gebleven gebruikers van het forum. Onjuist is de kennelijke stelling van S. en D. dat door het voeren van een openbaar forum op het internet Maroc in dat geval geacht moet warden degene te rijn die de foto heeft geplaatst, waarmee de schending van het auteursrecht/portretrecht al gegeven zou zijn. Degenen die de foto's hebben geplaatst en daardoor de betreffende rechten hebben geschonden zijn de betreffende gebruikers van het forum.

5. De onder 4 gegeven conclusie maakt niet dat Maroc als forumbeheerder van iedere verantwoordelijkheid voor eventuele auteurs-/portretrechtelijke schendingen door de gebruikers van het forum is ontslagen, maar het gaat - mede gelet op doel en functie van een forum als discussieruimte voor gebruikers - te ver om, zoals S. en D. bepleiten, teneinde bedoelde schendingen door gebruikers te voorkomen, van een forumbeheerder te verlangen dat hij voorafgaand aan plaatsing iedere forumbijdrage tevoren op dergelijke aspecten controleert, dan wel het plaatsen van afbeeldingen volledig onmogelijk maakt. Wel mag van een forumbeheerder een alerte houding worden verwacht in het tegengaan van dit soort plaatsingen op zijn forum. De forumbeheerder dient daartoe ongewenste bijdragen als waarvan hier sprake is op eerste aanmaning te verwijderen en ook de mogelijkheid tot het doen van zulke aanmaningen te faciliteren, alsmede desgevraagd medewerking te verlenen aan het achterhalen van de identiteit van de werkelijke plaatser van auteursrechtelijk beschermd materiaal.

Niet is gebleken dat Maroc hierin in gebreke is gebleven. Immers, onbetwist is gebleven dat Maroc de mogelijkheid heeft gecreëerd voor iedere bezoeker om on-line de beheerder te waarschuwen met betrekking tot de inhoud van forumbijdragen, van welke mogelijkheid S.  en/of D. geen gebruik hebben gemaakt.

Voorts staat onvoldoende vast dat de bij dagvaarding overgelegde brieven van S. en D. aan Maroc van 14 april en 10 mei 2008 geadresseerd aan een voormalig vestigingsadres van Maroc deze hebben bereikt, nu Maroc de ontvangst ervan betwist, daarbij stellende dat rij in deze periode nog wel de post van dit oude adres ophaalde. Daarbij komt dat niet (voldoende) is betwist dat ten tijde van datering van die brieven het juiste adres op de website van Maroc en in de registers van de Kamer van Koophandel werd vermeld, zodat S. en D. voldoende gelegenheid hadden om achter het juiste adres te komen. Dat zij zijn afgegaan opde gegevens van SIDN, maakt dit niet anders, daar zij niet voldoende uitleggen waarom zij zonder nadere controle zouden mogen afgaan op de door die organisatie verstrekte gegevens.

Dat betekent dat er voor de beoordeling van moet worden uitgegaan dat pas met de dagvaarding Maroc door S. en D. in kennis is gesteld van de vermeende schendingen van het auteurs/portretrecht op de foto in kwestie. S. en D. hebben niet betwist dat Maroc daarna de gewraakte bijdragen terstond heeft verwijderd. Voor wat betreft het achterhalen van de identiteit van de plaatsers van de gewraakte bijdragen geldt dat niet is gesteld dat S. en D. Maroc daarin om medewerking hebben gevraagd, zodat ook hierin Maroc niet tekort is geschoten.

6. Het voorgaande betekent dat de vordering van S. en D. wordt afgewezen.

7. Gelet op de uitkomst van de procedure worden S. en D. veroordeeld in de proceskosten. Nu Maroc niet bij procesgemachtigde heeft geprocedeerd zijn deze in beginsel te stellen op nihil. Voor de persoonlijke verschijning op eerstdienende dag is evenwel een bedrag van € 50,00 aan reis- en verletkosten toewijsbaar.”

Lees het vonnis hier.

IEF 8387

Anastasios Reklos

EHRM, 15 januari 2009, Application no. 1234/05, Reklos en Davourlis tegen Griekenland

Portretrecht. Pas geboren baby gefotografeerd op intensive care unit ziekenhuis. “The key issue in the present case is not the nature, harmless or otherwise, of the applicants’ son’s representation on the offending photographs, but the fact that the photographer kept them without the applicants’ consent. The baby’s image was thus retained in the hands of the photographer in an identifiable form with the possibility of subsequent use against the wishes of the person concerned and/or his parents.”

The applicants are the parents of Anastasios Reklos, who was born on 31 March 1997 in a private clinic, I. Immediately after birth the baby was placed in a sterile unit under the constant supervision of the clinic’s staff. Only its doctors and nurses had access to this unit. On 1 April 1997 two photographs of the new-born baby, taken face on, were presented to the second applicant. The photographs had been taken inside the sterile unit by a professional photographer located on the first floor of the clinic. The clinic informed its clients that photography services were available.

The applicants complained to the clinic’s management about the photographer’s intrusion into a unit to which only the clinic’s staff should have had access, adding that the new-born baby was likely to have been upset by the taking of photographs face on and, most importantly, that they had not given their prior consent.

“41.  In the present case the Court first observes that, as regards the conditions in which the offending pictures were taken, the applicants did not at any time give their consent, either to the management of the clinic or to the photographer himself. In this connection it should be noted that the applicants’ son, not being a public or newsworthy figure, did not fall within a category which in certain circumstances may justify, on public-interest grounds, the recording of a person’s image without his knowledge or consent (see Krone Verlag GmbH & Co. KG v. Austria, no. 34315/96, § 37, 26 February 2002). On the contrary, the person concerned was a minor and the exercise of the right to protection of his image was overseen by his parents. Accordingly, the applicants’ prior consent to the taking of their son’s picture was indispensable in order to establish the context of its use. The management of the clinic I. did not, however, seek the applicants’ consent and even allowed the photographer to enter the sterile unit, access to which was restricted to the clinic’s doctors and nurses, in order to take the pictures in question.

42.  In addition, the Court finds that it is not insignificant that the photographer was able to keep the negatives of the offending photographs, in spite of the express request of the applicants, who exercised parental authority, that the negatives be delivered up to them. Admittedly, the photographs simply showed a face-on portrait of the baby and did not show the applicants’ son in a state that could be regarded as degrading, or in general as capable of infringing his personality rights. However, the key issue in the present case is not the nature, harmless or otherwise, of the applicants’ son’s representation on the offending photographs, but the fact that the photographer kept them without the applicants’ consent. The baby’s image was thus retained in the hands of the photographer in an identifiable form with the possibility of subsequent use against the wishes of the person concerned and/or his parents (see, mutatis mutandis, P.G. and J.H. v. the United Kingdom, no. 44787/98, § 57, ECHR 2001-IX).

43.  The Court notes that, during the examination of the case at issue, the domestic courts failed to take into account the fact that the applicants had not given their consent to the taking of their son’s photograph or to the retention by the photographer of the corresponding negatives. In view of the foregoing, the Court finds that the Greek courts did not, in the present case, sufficiently guarantee the applicants’ son’s right to the protection of his private life.

There has therefore been a violation of Article 8 of the Convention.

Lees de uitspraak hier.

IEF 7441

Strakke truitjes verbod

Rechtbank Rotterdam, 26 november 2008,  LJN: BG7976, eiseres tegen gedaagde (Turks dansfeest).

Portretrecht. Stockfoto Hollandse Hoogte. Geen impliciete toestemming. Aansprakelijkheid fotograaf / publicerend medium.

Het aanbieden ter publicatie aan derden van de zonder toestemming van de geportretteerde gemaakte foto acht de rechtbank onrechtmatig, nu de fotograaf zich ervan bewust had moeten dat er een reëel te achten risico bestond dat de geportretteerde een redelijk belang zou hebben zich tegen publicatie van de foto te verzetten.

“Als algemeen bekend mag worden verondersteld dat binnen de Turkse gemeenschap, althans binnen de meer traditionele kringen daarvan, het zich op deze wijze als vrouw in het openbaar vertonen niet algemeen is geaccepteerd en als beledigend of aanstootgevend kan worden ervaren. Naar eiseres heeft gesteld, doet dit zich in haar directe omgeving ook voor en is zij daarop daadwerkelijk aangesproken. Ten aanzien van eiseres kan dan ook niet worden gesproken van een “volstrekt onschuldig portret”.

 In  2002 heeft de gedaagde fotograaf in opdracht van de Volkskrant bezoekers aan een Turks dansfeest in de discotheek “Now & Wow” te Rotterdam gefotografeerd met het oog op een door de Volkskrant te publiceren artikel over Turkse feesten. Gedaagde heeft daarbij, zonder het te vragen, ook een foto gemaakt van eiseres, waarop zij dansend te zien is in moderne kledij. De foto is in 2003 gepubliceerd in de Volkskrant ter illustratie van een artikel genaamd “Strakke truitjes verbod” en begin 2005 op de voorpagina van het magazine “Migranten', uitgegeven door de vakbond AbvaKabo FNV. AbvaKabo heeft de foto verkregen via Hollandse Hoogte.

“4.2 Vooropgesteld wordt dat voor het maken van een foto van een persoon die zich ophoudt in een openbare ruimte geen toestemming van die persoon is vereist. Wel is het zo dat het vervolgens openbaarmaken van die foto zonder toestemming van de geportretteerde onrechtmatig kan zijn jegens de geportretteerde (…) Het geven van expliciete dan wel impliciete toestemming tot publicatie mag echter niet al te snel worden aangenomen. Daarvan is eerst dan sprake indien de geportretteerde zich in voldoende mate bewust is dan wel moet zijn geweest van hetgeen die (impliciete) toestemming betekende, althans de wederpartij, gelet op de gedragingen en de verklaringen van de geportretteerde, mede in aanmerking genomen de bijzondere omstandigheden van het concrete geval, in redelijkheid heeft mogen aannemen dat toestemming is gegeven zoals hiervoor is bedoeld.

4.3 (…) Gesteld noch gebleken is van omstandigheden die, indien bewezen, tot het oordeel zouden kunnen leiden dat [eiseres] - voor zover zij al bemerkt zou hebben te zijn gefotografeerd, hetgeen door haar is weersproken - zich bewust moet zijn geweest dat zij door niet te protesteren impliciet toestemming zou hebben gegeven voor het publiceren van een foto als de onderhavige, de context waarin dat uiteindelijk is gebeurd nog buiten beschouwing latend. [gedaagde] had in redelijkheid dan ook niet aan mogen nemen dat [eiseres] impliciet instemde met publicatie.

4.4.  (…) Als onrechtmatig handelen in de zin van artikel 21 Aw jo artikel 8 EVRM moet ook worden aangemerkt het ter beschikking stellen van een foto voor publicatie aan derden, terwijl de fotograaf weet of behoort te weten dat met publicatie door deze derden naar alle waarschijnlijkheid inbreuk zal worden gemaakt op het portretrecht, op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.  (…)

4.5.Vaststaat dat de onderhavige foto door [gedaagde] speciaal is gemaakt met het doel deze te doen publiceren in de Volkskrant en dat [gedaagde] de foto later via Hollandse Hoogte ter publicatie aan andere derden heeft aangeboden. Op de foto is [eiseres], althans haar bovenlichaam, op de voorgrond prominent en herkenbaar in beeld gebracht. Zij is daarop te zien in een dansende pose, opgemaakt en gehuld in moderne kledij, met ronde diepe hals en deels blote armen. Voorts is duidelijk dat deze foto is gemaakt op een dansfeest. Dat [eiseres] van Turkse afkomst was, lag voor de hand, nu het festijn in Now & Wow een speciaal georganiseerd Turks dansfeest was. Dit is van belang, omdat als algemeen bekend mag worden verondersteld dat binnen de Turkse gemeenschap, althans binnen de meer traditionele kringen daarvan, het zich op deze wijze als vrouw in het openbaar vertonen niet algemeen is geaccepteerd en als beledigend of aanstootgevend kan worden ervaren. Naar [eiseres] heeft gesteld, doet dit zich in haar directe omgeving ook voor en is zij daarop daadwerkelijk aangesproken. Ten aanzien van [eiseres] kan dan ook niet worden gesproken van een “volstrekt onschuldig portret”, zoals door [gedaagde] is betoogd. Voorts wordt overwogen dat een feest onder gelijkgestemden als het onderhavige, ook al speelt dit zich tot op zekere hoogte af in een publieke context, geacht kan worden tot de privésfeer te behoren.

Deze omstandigheden in onderling verband beschouwd, brengen de rechtbank tot het oordeel dat [eiseres] een redelijk belang, bestaande uit het recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer, heeft zich te verzetten tegen publicatie van de foto in welke context deze foto dan ook gepubliceerd zou worden en [gedaagde] zich ervan bewust had moeten zijn dat er een reëel te achten risico bestond dat dit zich voor zou doen. Teneinde te voorkomen dat inbreuk zou worden gemaakt op [eiseres]’s rechten had het op zijn weg gelegen expliciet toestemming te vragen voor publicatie van de foto. Dit geldt te meer nu [gedaagde] heeft verklaard het altijd aan de Volkskrant zelf over te laten op welke wijze en in welke context de door hem aangeleverde foto’s uiteindelijk worden gepubliceerd.

4.6. (…) De rechtbank is niet overtuigd van enige noodzaak om juist deze foto te gebruiken ter vergroting van de zeggingskracht van de onderhavige artikelen. Omstandigheden daartoe heeft [gedaagde] niet gesteld en daarvan is ook niet gebleken. Ter illustratie had heel wel een willekeurig andere mooie foto kunnen dienen van Turkse meisjes, minder prominent en niet herkenbaar in beeld gebracht. Nu er bovendien geen enkele belemmering was vooraf toestemming tot publicatie te vragen aan [eiseres], is de rechtbank van oordeel dat het belang van [gedaagde] bij (het aanbieden ter) publicatie van de foto moet wijken voor het belang van [eiseres] bij het recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer.

4.7. Op grond van het voorafgaande moet de conclusie zijn dat [gedaagde] met het ter beschikking stellen van de foto voor publicatie aan de Volkskrant en aan andere derden onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] en dit handelen hem is toe te rekenen.

4.8 (…) Nu is geoordeeld dat ook het handelen van [gedaagde] zelf onrechtmatig is jegens [eiseres] en zijn handelen onmisbaar was voor het optreden van de gestelde schade, is hij op grond van artikel 6:102 BW tezamen met de Volkskrant respectievelijk tezamen met de AbvaKabo hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden door de publicatie van de foto in de Volkskrant respectievelijk in het AbvaKabomagazine. Nu deze aansprakelijkheid een hoofdelijke is, is [gedaagde] jegens [eiseres] gehouden tot het vergoeden van de gehele schade en staat het [eiseres] vrij uitsluitend [gedaagde] in rechte aan te spreken. Het feit dat de Volkskrant en de AbvaKabo medeaansprakelijk zijn alsmede de afspraken die zijn gemaakt in de interne relatie tussen [gedaagde] en deze organisaties, zijn omstandigheden die [eiseres] niet aangaan. Dat [eiseres] althans enige schade heeft geleden, acht de rechtbank gelet op de hiervoor onder 4.5 genoemde omstandigheden voldoende aannemelijk.

4.9 De slotsom is dat de vordering tot vergoeding van de schade nader op te maken bij staat, dient te worden toegewezen.(…)”

Lees het vonnis hier

IEF 7341

Met de armen uitgespreid

Johian Cruijff, WK 1974. Foto Guus de JongRechtbank Haarlem, sector kanton, 19 november 2008, LJN: BG5139,  Eiser 1 (Sportsphotography) eiser 2 & Stichting Swordstone  tegen gedaagde.

Auteursrecht. Cruijff-zaak (wellicht is het ondertussen eens tijd voor een artikel/boekje over Johan Cruijff en het Intellectueel Eigendomsecht?). Eiser 1 (Guus de Jong) is beroepsfotograaf en exploiteert een beeldarchief (Swordstone) van door hem gemaakte foto’s. Gedaagde heeft op zijn website een door eiser gemaakte foto van Johan Cruijff (in een voor de voetballer typerende houding, met de armen uitgespreid, tijdens een wedstrijd van het Nederlands elftal, de finale van het WK van 1974) geplaatst, zonder toestemming van eiser en zonder vermelding van de naam van eiser. Gedaagde heeft de foto ook bewerkt. Gedaagde heeft daarmee inbreuk gemaakt op het auteursrecht van eiser en wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding en tot plaatsing van een tekst op zijn website.

Zaak wordt gesplitst in kantongedeelte en niet-kantongedeelte. Alleen in kantongedeelte wordt uitspraak gedaan, voor het overige wordt de zaak doorverwezen naar de sector civiel. 

Kantonrechter / sector civiel:  “2.  Eiser 2 en Swordstone vorderen onder meer dat gedaagde gelast wordt een door de kantonrechter te bepalen tekst te publiceren en dat gedaagde verboden wordt zich publiekelijk op smadelijke en /of beledigende wijze over hen uit te laten, zo mogelijk gekoppeld aan een dwangsom. Dit zijn naar het oordeel van de kantonrechter vorderingen van onbepaalde waarde, waarbij geen duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 5.000,00, zodat de sector civiel van deze rechtbank bevoegd is. Dat eiser 2 en Swordstone hun vordering in de dagvaarding hadden beperkt tot de somma van € 5.000,00 doet aan dit oordeel niet af.

3.  De vorderingen van eiser 1 enerzijds en eiser 2 en Swordstone anderzijds staan niet in direct verband met elkaar. De vordering van eiser 1 is deels van een bepaalde waarde en deels van onbepaalde waarde. Er zijn aanwijzingen dat de vordering van eiser 1 tot publicatie van het oordeel van de kantonrechter in dezen over de gestelde inbreuk de waarde van € 5.000,00 niet overstijgt, mede gelet op de bedragen die eiser 1 vordert vanwege de gestelde inbreuk. Ter zake van die vorderingen is de kantonrechter van oordeel dat zij bevoegd is daarvan kennis te nemen.”

Auteursrecht & inbreuk: “4.  gedaagde heeft aanvankelijk betwist maar ter zitting erkend dat hij inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van eiser 1. Hij heeft onvoldoende gemotiveerd de stelling van eiser 1 betwist dat via het ANP of De Telegraaf eenvoudig de rechthebbende op de foto had kunnen achterhalen. Zo hij dat al mocht hebben gedaan, hij heeft daar niet naar gehandeld maar zonder meer die foto gebruikt. Hij heeft erkend dat die foto deel heeft uitgemaakt van een publicatie van hem op zijn website van 25 april 2007. Dat die foto ook na de dagvaarding op die site door gedaagde is gepubliceerd heeft gedaagde niet betwist. Daarmee staat vast dat hij tweemaal de foto heeft gepubliceerd en dat hij daarvoor geen toestemming had gevraagd. Ook is de naam van de fotograaf daarbij niet vermeld en de foto is bewerkt; de zijkanten en bovenkant zijn ingekort. Ook deze inbreuken staan daarmee vast.

5.  eiser 1 heeft er een gerechtvaardigd belang bij dat dit oordeel via hetzelfde kanaal wordt gepubliceerd als waarvoor/waarmee de inbreuk heeft plaatsgevonden. In zoverre is de vordering sub ii ten aanzien van eiser 1 toewijsbaar.

Schadevergoeding: “7.  Naar het oordeel van de kantonrechter is gedaagde eiser 1 in ieder geval het bedrag van het honorarium verschuldigd dat eiser 1 als beroepsfotograaf had kunnen ontvangen als gedaagde zich wel aan de regels had gehouden en toestemming had gevraagd. gedaagde heeft niet gemotiveerd betwist dat het gebruikelijke, niet onredelijke honorarium van eiser 1 € 240,00 per licentie/publicatie bedraagt. Niet alleen heeft gedaagde de foto zonder toestemming van eiser 1 gebruikt, eiser 1 moest ook nog eens zelf achterhalen dat zijn foto was gebruikt, naar later is gebleken door een publicist die naar eigen zeggen bekend is op het gebied van auteursrecht. Deze inbreuk op het auteursrecht rechtvaardigt een hogere schadeloosstelling dan enkel dat honorarium dat eiser 1 bij regulier gebruik van zijn foto zou hebben ontvangen. De kantonrechter is van oordeel dat daarom een vergoeding van € 480,00 per publicatie billijk is, zodat een bedrag van € 960,00 daarvoor toewijsbaar is.

Naamsvermelding: 8.  Verder is het feit dat gedaagde de naam van eiser 1 niet heeft vermeld bij de foto een schadevergrotende omstandigheid. Zoals gedaagde zelf tijdens deze procedure heeft betoogd, meende hij aanvankelijk dat hij uit feit, dat die foto wel vaker zonder de naam van de maker wordt gepubliceerd, mocht concluderen dat het gebruik op die wijze legitiem was. Met zijn handelen heeft hij mogelijkerwijs bij anderen ook die –onjuiste- indruk gewekt en eiser 1 daarmee mogelijk verdere schade berokkend. Ook daarvoor wordt € 480,00 toegewezen.

Verminking: 9.  Tot slot heeft gedaagde het werk van eiser 1 ook nog eens verminkt/aangetast weergegeven. eiser 1 heeft het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van zijn foto die nadeel zou kunnen toebrengen aan zijn eer of naam. eiser 1 heeft onbetwist gesteld dat de compositie van de foto voor een zeer belangrijk deel de kwaliteit daarvan bepaalt en dat deze verminking hem nadeel toebrengt. De kantonrechter is van oordeel dat voor deze inbreuk eiser 1 een vergoeding van € 480,00 toekomt.

Proceskosten: 12 (…) Gelet op het bepaalde in artikel 1019 h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt gedaagde veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten. Voor salaris heeft de gemachtigde van eiser 1 € 1.441,39 begroot, maar dat salaris is volgens de processtukken deels voor de vorderingen eiser 2 en Swordstone, waarin vandaag geen eindoordeel wordt gegeven. Aan salaris voor de gemachtigde van eiser 1 acht de kantonrechter 10 uur à € 113,05 is € 1.130,50 toewijsbaar.
 
 Lees het vonnis hier.