Domeinnaamrecht  

IEF 16200

Huurkoop van website met domeinnaam, dus kantonrechter is bevoegd

Rechtbank Noord-Holland 17 aug 2016, IEF 16200; ECLI:NL:RBNHO:2016:6239 (Marron tegen De Media Groep), https://www.ie-forum.nl/artikelen/huurkoop-van-website-met-domeinnaam-dus-kantonrechter-is-bevoegd

Rechtbank Noord-Holland 17 augustus 2016, IEF 16200; IT 2116; ECLI:NL:RBNHO:2016:6239 (Marron tegen De Media Groep) Eiser in het incident stelt met succes dat sprake is van huurkoop (7A:1576h BW) zodat de zaak verwezen moet worden naar de sectie kanton. Verweerster in het incident stelt dat geen sprake is van huurkoop omdat de overeenkomst betrekking heeft op een website met daarbij behorende domeinnamen. Dit zijn geen voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (3:2 BW). In 7A:1576 vijfde lid zijn de bepalingen van die titel ook van toepassing verklaard op vermogensrechten. De rechtbank oordeelt dat een website en domeinnaam kunnen worden aangemerkt als vermogensrechten in de zin van 3:6 BW. De rechtszaak wordt verwezen naar de kantonrechter.

IEF 16082

Uitspraken ingezonden door Joost Becker en Arno Stoffelsma, Dirkzwager.

Domeinen poortvanamsterdam.com/nl/eu niet overgedragen ondanks merk PORT OF AMSTERDAM

WIPO , IEF 16082; (poortvanamsterdam.com/nl/eu), https://www.ie-forum.nl/artikelen/domeinen-poortvanamsterdam-com-nl-eu-niet-overgedragen-ondanks-merk-port-of-amsterdam

WIPO 26 april 2016, DNL2015-0072 (Havenbedrijf Amsterdam tegen Europarcs - poortvanamsterdam.nl
WIPO 25 januari 2016, D2015-2207 (Havenbedrijf Amsterdam tegen Europarcs; poortvanamsterdam.com)
ADRCentrum voor eu-domeinen 7 december 2015, zaaknr. 07110 (Havenbedrijf Amsterdam tegen Rintjema; poortvanamsterdam.eu)
Domeinnaamrecht. Klachten bij WIPO en ADRCentrum afgewezen. Havenbedrijf Amsterdam is merkhouder van PORT OF AMSTERDAM. Op de domeinnamen poortvanamsterdam.com/nl/eu staan in de Nederlandse taal gestelde website gericht op het promoten van het vakantiepark genaamd "Marina Resort Poort van Amsterdam" en de termen “poort van Amsterdam” verwijst naar de ligging en de architectuur van de huizen op het vakantiepark. Gezien het beschrijvend karakter van de gebruikte termen is het Panel van oordeel dat Verweerder minstens een gewettigd belang heeft in de Domeinnaam. De klachten in drie procedures worden afgewezen.

IEF 16068

Uitspraak ingezonden door Wim Maas en Eelco Bergsma, Taylor Wessing.

Nietig octrooi roterend vorkenbord, merkinbreuk door voormalig distributeur door oude marktplaatsadvertenties

Rechtbank Den Haag 29 jun 2016, IEF 16068; (Slemaco tegen VHS), https://www.ie-forum.nl/artikelen/nietig-octrooi-roterend-vorkenbord-merkinbreuk-door-voormalig-distributeur-door-oude-marktplaatsadve

Rechtbank Den Haag 29 juni 2016, IEF 16068 (Slemaco tegen VHS)
Octrooirecht. Merkenrecht. Slemaco ontwikkelt en produceert voorzetstukken voor verreikers, zoals een roterend vorkenbord onder het merk ROMASTOR. Zij is houdster van EP2427402  voor een hefinrichting en heforgaan voor toepassing in een hefinrichting. Het Nederlandse deel van het octrooi is nietig; de Rototilt op een graafmachine in een YouTube-filmpje is van net voor de prioriteitsdatum.

Partijen hadden een distributierelatie en het teken ROMASTOR werd vermeld op een opdrachtbevestiging (voor een tweede vorkenbord), waar geen ROMASTAR werd geleverd. Ook werden er marktplaatsadvertenties getoond onder verwijzing naar romastor.nl. Dit gebeurde in de periode dat er nog een samenwerking liep. De omstandigheid dat er op dat moment nog een distributierelatie bestond tussen partijen, maakt vanzelfsprekend niet dat VHS het teken ROMASTOR mag gebruiken voor niet van Slemaco c.s. afkomstige vorkenborden. Het in de lucht houden van advertenties na afloop van de samenwerking is te kwalificeren als merkinbreuk aangezien een beroep op uitputting niet meer kan opgaan (er was geen sprake van voorraad bij VHS). Er volgt een merkinbreukverbod, afgifteplicht en over een weer overdracht van domeinnamen met ROMASTOR en handelsnaam VHS daarin.

 

IEF 16036

Beslissing ingezonden door Hidde Koenraad, Simmons & Simmons.

"Wat heb je in gedachten voor compensatie" wijst op kwader trouw registratie bmw-accessoires.nl

WIPO 8 jun 2016, IEF 16036; https://www.ie-forum.nl/artikelen/wat-heb-je-in-gedachten-voor-compensatie-wijst-op-kwader-trouw-registratie-bmw-accessoires-nl

WIPO 8 juni 2016, IEF 16036; DNL2016-0018 (BMW-accessoires.nl)
Domeinnaamrecht. Gedaagde registreert bmw-accesoires.nl, waarin het gehele merk van BMW, een bekend merk, is opgenomen. Accessoires is een gewoon, beschrijvend en niet-onderscheidend element in de domeinnaam. Op de sommatiebrief werd gereageerd met “[w]hat do you have in mind for compensation", wat wijst op registratie te kwader trouw. Domeinnaamoverdracht wordt bevolen.

IEF 16033

Uitspraak mede ingezonden door Denise Verdoold en Ranee van der Straaten, BANNING.

Verwarring Parfumswebwinkel met Parfumswinkel

Rechtbank Den Haag 15 jun 2016, IEF 16033; ECLI:NL:RBDHA:2016:6475 (Parfumswinkel tegen ANS Trading), https://www.ie-forum.nl/artikelen/verwarring-parfumswebwinkel-met-parfumswinkel

Rechtbank Den Haag 15 juni 2016, IEF 16033; ECLI:NL:RBDHA:2016:6475 (Parfumswinkel tegen ANS Trading)
Handelsnaamrecht. Conflicterende handelsnamen 'Parfumswinkel' en 'Parfumswebwinkel'. Het beroep op HR-arrest (Artiestenverloning) wordt verworpen, omdat handelsnaam niet louter beschrijvend is. Hoewel ‘parfumswebwinkel’ in de strikte zin van het woord als louter beschrijvend voor een webwinkel in parfums kan worden beschouwd, is het naar het oordeel van de rechtbank niet een gebruikelijke of gangbare aanduiding in de branche (geworden). ANS heeft dat weliswaar gesteld, maar anders dan door verwijzing naar de beschrijvendheid (in strikte zin) van haar handelsnaam heeft zij dit niet nader onderbouwd. Door de grote gelijkenis tussen de handelsnamen Parfumswinkel en Parfumswebwinkel is verwarring tussen de ondernemingen van Parfumswinkel en ANS te duchten. Verbod.

IEF 15851

Geen alleenrecht op het gebruik van voornaam in domeinnamen

Rechtbank Amsterdam 10 mrt 2016, IEF 15851; ECLI:NL:RBAMS:2016:165 (Sektarische psychogroep), https://www.ie-forum.nl/artikelen/geen-alleenrecht-op-het-gebruik-van-voornaam-in-domeinnamen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 10 maart 2016, IEF 15851; ECLI:NL:RBAMS:2016:1653 (Sektarische psychogroep)
Mediarecht. Domeinnaamrecht. Eiseres is erkend psycholoog en psychotherapeut (BIG en en lid van NIP en andere beroepsorganisaties) en verzorgt trainingen voor persoonlijke ontwikkeling, waaronder de Gestalt Opleidings Training. Gedaagde heeft (naar ontevredenheid) trainingen gevolgd, begint een website om "mensen bewust te maken van de gevaren van de therapeutische gemeenschap rondom eiseres" en om haar persoonlijke ervaringen te delen. De uitingen zijn heel kritisch, evenals de vergelijking met een sekte. In het huidige digitale tijdperk kunnen eiseres en haar organisatie voorts verwachten dat er informatie over haar in de vorm van goede en slechte ervaringen van derden via internet wordt verspreid. Van een enkele wraakactie met als doel eiseres te beschadigen lijkt geen sprake. De vorderingen tot verwijdering, rectificatie en overdracht domeinnamen worden afgewezen. Eiseres heeft geen alleenrecht op gebruik van haar voornaam, ook niet in de domeinnaam.

IEF 15790

Eerste WIPO Friesland-gTLD-.frl-zaak wordt toegewezen

WIPO 10 mrt 2016, IEF 15790; D2016-0104 (euromaster.frl), https://www.ie-forum.nl/artikelen/eerste-wipo-friesland-gtld-frl-zaak-wordt-toegewezen

WIPO Arbitrage 10 maart 2016, IEF 15793; D2016-0104 (euromaster.frl)
Domeinnaamrecht. De domeinnaam euromaster.frl refereert overduidelijk naar activiteiten in Friesland, waarvoor de gTLD .frl is gereserveerd.  Het hebben van een domeinnaam zonder actieve website is geen fair use of te goeder trouw gebruik. Het is zeer onwaarschijnlijk dat domeinnaamhouder niet bekend was met het merk Euromaster, wat een bekend merk is over de gehele wereld. De overdracht wordt bevolen.

IEF 15682

Klustoppers en Studentenkarwei maken inbreuk op handelsnaam Studenten Verhuis Service

Rechtbank Den Haag, 9 februari 2016 IEF 15682; ECLI:NL:RBDHA:2016:1182 (Studenten Verhuis Serivice (SVS) tegen Klustoppers en Studentenkarwei)
Uitspraak ingezonden door Ümit Arslan, Arslan & Ersoy Advocaten. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. SVS verleent, evenals Klustoppers en Studentenkarwei, diensten op het gebied van verhuizen en transport. SVS stelt dat er sprake is van merk- en handelsnaaminbreuk door Klustoppers, nu zij de handelsnamen en merken van SVS veelvuldig in diverse uitingen gebruikt. Zij vordert dat Klustoppers wordt bevolen elk gebruik hiervan te staken. Het gebruik van de woordcombinatie "student(en) verhuis service” maakt geen inbreuk op de merkrechten van SVS, aangezien het gaat om beschrijvende termen. Voor de uitlatingen waarbij "student(en) verhuis service” in wezen als een tweede of volgende handelsnaam wordt gepresenteerd is sprake van een inbreuk volgens art. 5 Handelsnaamwet. Hetzelfde geldt voor een dergelijk gebruik in de url van de website. Het gevorderde verbod wordt op straffe van een dwangsom toegewezen.

4.4. Voorshands overweegt de voorzieningenrechter dat er een gerede kans is dat de bodemrechter niet tot merkinbreuk zal concluderen. Daartoe is het volgende redengevend. Zoals reeds eerder in de Nederlandse jurisprudentie is overwogen, kan een merkhouder door de enkele omstandigheid dat hij daaraan een beeldelement toevoegt, niet alsnog de facto een monopolie krijgen op een beschrijvende aanduiding die als woordmerk geweigerd zou worden. Met Klustoppers c.s. kan worden aangenomen dat een merkhouder dan immers alsnog “via de achterdeur” zou krijgen waarop hij langs de voordeur (inschrijving als woordmerk) geen recht zou hebben.  Het “Freihaltebedürfnis” oftewel het recht van eenieder om beschrijvende termen te gebruiken dient te prevaleren. Naar voorlopig oordeel is dit hier aan de orde. Ook SVS geeft toe dat de woorden STUDENT(EN) VERHUIS SERVICE in haar beeldmerken beschrijvend zijn aangezien zij een verhuis service aanbiedt die wordt gerund en uitgevoerd door studenten. De voorzieningenrechter volgt het betoog van SVS niet dat de combinatie van woorden, waarbij zij vooral wijst op het ongebruikelijker “service”, meer is dan de som der delen. Dat er mogelijk gebruikelijker alternatieven, zoals het woord “dienst”, voor handen zijn neemt niet weg dat ook “service” louter beschrijvend is te achten, evenzeer in deze combinatie. SVS heeft voorts niet (onderbouwd) betoogd dat de woorden door gebruik ingeburgerd zouden zijn geraakt.


4.8. Anders is dit echter voor de uitlatingen waarbij “student(en) verhuis service” door Klustoppers c.s. in wezen als een (tweede of volgende) handelsnaam wordt gepresenteerd. Dit geldt bijvoorbeeld daar waar “Studenten Verhuisservice” met begin hoofdletters is geschreven en voorts ook in de volgende passage: (…)  Het gebruik van “studenten verhuisservice” in deze passage op de pagina amsterdamverhuisservices.nl/studenten-verhuisservice-amsterdam is naar voorlopig oordeel niet langer beschrijvend maar voldoende duidelijk gericht op een (specifiek onderdeel van een) onderneming zodat het in aanmerking te nemen publiek zou kunnen menen met de onderneming van SVS van doen te hebben of althans een daaraan verbonden onderneming. Een vergelijkbare passage komt ook voor op enkele andere zogenaamde landingspagina’s (met achtervoeging “/studenten-verhuisservice-…”) van de websites www.amsterdamverhuisservices.nl, www.haagsverhuisbedrijf.nl, www.utrechtsverhuisbedrijf.nl, www.budgetverhuisservices.nl naar aanleiding van een google zoekopdracht op die woorden.8 Nu voorts onbestreden is dat SVS haar handelsnamen eerder dan Klustoppers c.s. voerde en beide ondernemingen in dezelfde plaatsen actief zijn op het hetzelfde gebied, is van inbreuk volgens artikel 5 van de Hnw sprake.


4.9. Naar voorlopig oordeel geldt dit ook voor het gebruik in de url van dergelijke landingspagina’s van de achtervoeging “/studenten-verhuisservice-…” . Het in aanmerking te nemen publiek zal immers door voormelde tekst op de betreffende pagina die toevoeging aan het internet adres niet langer als beschrijvend opvatten maar integendeel als een verwijzing naar een (specifiek onderdeel van een) onderneming. Dergelijk gebruik zal dan ook worden verboden als na te melden. Teneinde executiegeschillen te voorkomen, wordt evenwel reeds nu overwogen dat indien in de tekst van de betreffende landingspagina de woorden “studenten verhuis service” op een beschrijvende manier zullen worden gehanteerd, de enkele opname in de url van die woorden (zonder een plaatsnaam) geen inbreukmakend handelsnaamgebruik oplevert, althans onvoldoende zeker is dat de bodemrechter die conclusie zal trekken.

IEF 15670

Inbreuk op intellectuele eigendomsrechten van HOF audio-licht-beeld

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 3 februari 2016, IEF 15670 (Hof audio-licht-beeld tegen gedaagde)
Uitspraak ingezonden door Jarl Koning, Trip Advocaten & Notarissen. Merkenrecht. Handelsnaam. Auteursrecht. Domeinnaam. Gedaagde houdt zich onder de naam HOF bedrijfsmatig bezig met dienstverlening op het gebied van audio, licht en beeld, waarbij hij een logo is gaan gebruiken dat enige verwantschap vertoont met het logo dat eiseres in de afgelopen jaren gebruikte. De voorzieningenrechter oordeelt dat het gebruik door gedaagde van de handelsnamen waarin HOF voorkomt schending van artikel 5 Hnw oplevert. Daarnaast maakt gedaagde op grond van art. 2.20 lid 1 sub a BVIE merkinbreuk. Doordat gedaagde zonder toestemming van eiseres foto’s heeft gebruikt ten behoeve van zijn website, heeft hij tevens auteursrechtinbreuk. Ook wordt domeinnaamoverdracht bevolen.

Handelsnaam
4.10. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in casu sprake van een zodanig geringe afwijking tussen de in geding zijnde handelsnamen dat bij het relevante publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is. In dit verband speelt een rol dat beide ondernemingen in dezelfde regio op een soortgelijk vakgebied werkzaam zijn en zich (deels) richten tot hetzelfde publiek.
4.11. Bij het oordeel dat verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is, hecht de voorzieningenrechter geen overwegende betekenis aan het verschil tussen beide namen in die zin dat eiseres soms de toevoeging 'audio-licht-beeld' gebruikt en gedaagde de toevoegingen 'eventsupport', 'eventsupport  & AV', 'AV' en 'Pro'. Juist vanwege de grote bekendheid van de naam HOF is dit het kenmerkend element van beide handelsnamen. Ook indien en voor zover het relevante publiek het verschil tussen beide ondernemingen onderkent, acht de voorzieningenrechter het gevaar alleszins aanwezig dat men desalniettemin een band van economische of juri disc he aard veronderstelt (indirecte verwarring).
4.12. In de gegeven omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het gebruik door gedaagde van handelsnamen waarin de naam HOF voorkomt, voor het vakgebied waarop gedaagde thans werkzaam is, schending oplevert van het bepaalde in artikel 5 Hnw.

Merkrecht
4.17. Ingevolge artike12.20 lid l.a BVIE kan de merkhouder (in casu eiseres) optreden tegen gebruik van een met zijn merk identiek teken voor identieke waren of diensten. Onder identiek teken moet worden verstaan wanneer het zonder wijziging oftoevoeging alle bestanddelen van het merk afbeeldt, of wanneer het in zijn geheel beschouwd verschillen vertoont die dermate onbeduidend zijn dat zij aan de aandacht van de gemiddelde consument kunnen ontsnappen (vgl. Hvr EU 20 maart 2003, IER 2003,237). Nu het dominerende bestanddeel van de door beide partijen gebruikte tekens HOF is, terwijl de verschillen - eiseres gebruikt naast HOF als toevoeging drie rode bollen en gedaagde gebruikt voor de letter 0 in HOF een rode kleur en in het midden van die 0 een rode stip, alsmede onder de naam HOF in een veel kleiner lettertype de woorden 'Eventsupport  & AV' - zo gering zijn dat deze aan de aandacht van de gemiddelde consument kunnen ontsnappen.
4.18. Zoals hiervoor ook is overwogen worden de merken van partijen gebruikt voor werkzaamheden die liggen op het zelfde danwel een soortgelijk terrein als waarop eiseres werkzaam is. Beide merken zijn daarnaast ingeschreven in de klassen 35 en 42. De diensten van partijen komen dan ook in ieder geval voor een gedeelte met elkaar overeen.
4.19. Gelet op het voorgaande maakt gedaagde inbreuk op het merkrecht van eiseres, waartegen eiseres kan optreden op grond van artikel 2.20 lid 1.a BVIE.

Auteursrecht
4.21. Niet weersproken is dat de foto's door gedaagde zijn gemaakt. Evenmin is weersproken dat dat heeft plaatsgevonden tijdens het dienstverband van gedaagde bij eiseres. Ingevolge artikel 7 Auteurswet (Aw) wordt de werkgever als maker van in dienstbetrekking vervaardigde werken (in casu de foto's) aangemerkt. Eiseres heeft dan ook het uitsluitend recht om de foto's openbaar te maken en te verveelvoudigen. Doordat gedaagde zonder toestemming van eiseres die foto's heeft gebruikt ten behoeve van zijn website, heeft hij inbreuk gemaakt op de auteursrechten van eiseres.

Domeinnamen
4.22. Zoals hiervoor is vastgesteld heeft gedaagde in 2006 alle activiteiten van zijn toenmalige bedrijf (alle activa en passiva) ondergebracht in de besloten vennootschap van eiseres Hof Audio-Licht-Beeld BV. Nu daaromtrent geen andersluidende afspraak is  gemaakt, zijn onder de activa begrepen de eigendom van de domeinnamen www.hof.nl en www.hofeventsupport.nl. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit de omstandigheid dat bij de overschrijving van de domeinnaam www.hof.nl naar een andere registrar op 10 augustus 2009 gedaagde als directeur heeft aangegeven dat eiseres houder is van deze domeinnaam. Verder is niet betwist dat de kosten van deze domeinnaam na 2006 steeds door eiseres zijn betaald. In  dit verband is komen vast te staan dat indertijd abusievelijk is verzuimd de domeinnaam www.hof.nl over te dragen aan de vennootschap van eiseres.
4.23. Gelet op het vorenoverwogene dient de eigendom van de domeinnamen www.hof.nl en www.eventsupport.nl te worden overgedragen aan gedaagde.

IEF 15612

Geen sprake van negatieve gevolgen, eiseres mag handelsnamen blijven voeren

Rechtbank Oost-Brabant 13 januari 2016, IEF 15612; ECLI:NL:RBOBR:2016:64 (Expertise en Taxatie handelsnamen)
Uitleg overeenkomst. Handelsnaam. Domeinnaam. Beeldmerk. Woordmerk. Eiseres en gedaagde hebben een koopovereenkomst gesloten waarbij gedaagde haar ondernemingen waarin schade-expertises plaatsvonden verkoopt aan eiseres. Met deze overdracht krijgt zij ook het recht om de handelsnaam [B] Expertise, [A] Expertise en [A] contra-expertise, met een beëindigingsmogelijkheid in het geval van negatieve effecten. Gedaagde behoudt haar andere onderneming waarin taxaties plaatsvinden. Zij deponeert bij het BBIE de beeldmerken [B] resp. [B] Taxatie met het onderschrift Taxatie en Expertise. Eiseres vordert een verklaring voor het recht dat het haar is toegestaan de handelsnamen [B] Expertise, [A] Expertise en [A] contra-expertise te gebruiken. Partijen verschillen van mening over de strekking van het begrip ‘negatieve effecten’. Rechter gaat over tot uitleg en oordeelt dat bij gebreke van voldoende relevante feiten en omstandigheden het niet is komen vast te staan dat zich negatieve effecten hebben voorgedaan. Eiseres mag de handelsnamen (blijven) voeren.

4.1.3. Ingevolge het bepaalde in artikel 1 onder B van de Overeenkomst heeft [gedaagde] ten alle tijde het recht om het gebruik van de naam [A] in voormelde handelsnamen in overleg met de aandeelhouders van [eiseres] te beëindigen indien het verdere gebruik van de handelsnamen tot negatieve effecten voor [gedaagde] leidt. Partijen verschillen van mening over de strekking van het begrip ‘negatieve effecten’. Dit begrip is in de Overeenkomst niet nader toegelicht. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan, anders dan [gedaagde] heeft gesteld, niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.

4.1.4.    De omstandigheid dat in de Overeenkomst niet nader is omschreven wat in het verband van de beëindiging van het gebruik van de naam [A] onder ‘negatieve effecten’ moet worden verstaan, brengt volgens [gedaagde] mee dat daaronder dienen te worden verstaan effecten die door [gedaagde] als negatief worden ervaren. Uit de tekst van de Overeenkomst, die door [gedaagde] is opgesteld zoals tussen partijen niet in geschil is, blijkt dat niet en [gedaagde] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat het de bedoeling van partijen was dat de onder negatieve effecten dienen te worden verstaan effecten die door [gedaagde] als negatief worden ervaren. Tegen die stelling van [gedaagde] spreekt bovendien dat in artikel 1 onder B van de Overeenkomst is bepaald dat [gedaagde] het recht tot beëindiging kan uitoefenen in overleg met de aandeelhouders van [eiseres] , welk overleg overigens onweersproken niet heeft plaatsgevonden. Dit komt er immers op neer dat [gedaagde] dat recht niet geheel zelfstandig kon uitoefenen. Volgens [eiseres] kwam het recht tot beëindiging van het gebruik van de naam [A] enkel aan [gedaagde] toe als [eiseres] ernstig met justitie in aanraking zou komen dan wel in staat van faillissement zou geraken. De heer [naam 4] , directeur van [gedaagde] , heeft daaromtrent ter comparitie verklaard dat hij navraag heeft gedaan bij degene die zijdens [gedaagde] bij de totstandkoming van de Overeenkomst waren betrokken, te weten [x] [naam 2] en [x] [A] , en dat deze personen hem hebben gezegd dat de negatieve effecten breder waren dan een faillissement of justitiële contacten, zonder dat aan hem daarbij is aangegeven hoeveel breder. Dat onder negatieve effecten dienen te worden verstaan effecten die door [gedaagde] als negatief worden ervaren, is kennelijk door genoemde personen niet bevestigd.

Er kan gelet op het voorgaande niet van worden uitgegaan dat met ‘negatieve effecten’ wordt gedoeld op enkel door [gedaagde] als zodanig ervaren effecten.

4.1.5. Voor wat betreft de door [gedaagde] ondervonden negatieve effecten heeft [gedaagde] gewezen op de omstandigheid dat de clientèle van [gedaagde] door de splitsing steeds vaker in verwarring kwam, hetgeen bleek uit verkeerd geadresseerde e-mails en andere correspondentie en overboeking van bedragen naar het rekeningnummer van het verkeerde [B] . Volgens [gedaagde] heeft de verwarring tussen [eiseres] en [gedaagde] een steeds negatiever effect op de dienstverlening door [gedaagde] en belemmert zij de verdere uitbouw van de onderneming van [gedaagde] . [gedaagde] heeft de verkeerd geadresseerde e-mails, correspondentie en overboekingen en de gestelde verwarring niet nader onderbouwd en evenmin heeft zij nader geadstrueerd in hoeverre dit tot negatieve effecten voor [gedaagde] heeft geleid.

Ter comparitie heeft [naam 4] voornoemd verklaard dat [gedaagde] enorme administratieve lasten en ICT-kosten had en dat [gedaagde] inkomsten misloopt als men bij het zoeken op internet naar [gedaagde] bij de onderneming van [eiseres] terecht kan komen, maar ook dit is door haar niet nader geconcretiseerd en onderbouwd.

4.1.6. Bij gebreke van voldoende relevante feiten en omstandigheden ter onderbouwing van het standpunt van [gedaagde] dat zich negatieve effecten als bedoeld in de Overeenkomst voordoen, komt de rechtbank niet toe aan het opdragen van bewijs aan [gedaagde] . Het door [gedaagde] gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd.