Auteursrecht  

IEF 10976

Welkom In Onze Buurt (staking executie)

Vzr. Rechtbank Utrecht 29 februari 2012, LJN BV7359 (Miecmarketing/premium solutions tegen Buurt & Co)

Staking van executie ná IEF 10009.

Staking executie van het format. Auteursrechten vormgeving. Buurt & Co heeft een format ontwikkeld dat zij exploiteert onder de naam BuurtKadoos (hierna: het BuurtKadoos-format). Een onderdeel van het BuurtKadoos-format betreft een doos met vouchers van ondernemers (hierna: de BuurtKadoos), die per post aan nieuwe bewoners in een bepaalde regio wordt gezonden voor advertentie- en acquisitiedoeleinden. Buurt & Co heeft met succes bij de voorzieningenrechter een inbreukverbod tegen de Welkom In Onze Buurt-format van Miec Marketing gekregen.

Miec Marketing legt uit dat niet volledig aan het vonnis is voldaan, aangezien er 119 WIOB-overeenkomsten zijn gesloten en in de opgave vermelding was 118 overeenkomsten. Dit is een dermate geringe afwijking dat geen dwangsommen zijn verbeurt. En Buurt & Co heeft niet direct nadat zij bekend geworden met dit feit dat de opgave niet volledig is geweest Miec Marketing aangesproken en zo het bedrag aan dwangsommen heeft laten oplopen.

Geringe overtreding Uit strijdige verklaringen omtrent de 119e WIOB-overeenkomst volgt - zo de voorzieningenrechter - dat de overeenkomst met betrekking tot de WIOB-doos niet heeft opgezegd en is het afnemer [A] niet verteld dat het om een ander marketingproduct gaat dan de WIOB-doos bij het aangaan van de overeenkomst. Aldus is er geen sprake van een geringe overtreding van het gebod.

Bekendheid Het is niet aannemelijk geworden dat Buurt & Co eerder bekend was met de onvolledigheid van de opgave, omdat zij op de genoemde datum pas beschikte over de ondertekende WIOB-overeenkomst.

Conclusie Gelet op het vorenstaande is er geen grond voor de door Miec Marketing c.s. gevorderde staking van de executie en daardoor evenmin voor de door haar gevorderde (terug)betaling van eventueel reeds verbeurde dwangsommen en van door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten. Het gevorderde zal daarom worden afgewezen.

4.7.  Met in achtneming van het vooromschreven toetsingskader is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat de overtreding van het gebod zodanig gering is dat alle omstandigheden in aanmerking genomen geen dwangsommen zijn verbeurd. Voor dit oordeel is het volgende redengevend. Duidelijk is dat de verschillende door partijen overgelegde verklaringen over de gang van zaken met betrekking tot de niet vermelde overeenkomst strijdig met elkaar zijn. Indien de verklaring van [A] van 2 februari 2012 juist is, dan heeft [A] (anders dan Miec Marketing stelt) de overeenkomst met betrekking tot de WIOB-doos niet opgezegd en is [A] op 30 juni 2011 niet verteld dat het nieuwe stuk dat hij moest ondertekenen betrekking had op een ander marketingproduct dan de WIOB-doos. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat Miec Marketing c.s. per vergissing de overeenkomst van 9 juni 2011 niet in de opgave heeft vermeld. Dan is de overtreding van het gebod naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet zo gering van aard dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet leiden tot toewijzing van de ingestelde vordering(en). Dit alles leidt tot het voorlopig oordeel dat Miec Marketing c.s. - gelet op de verklaring van [A] en de gemotiveerde stellingen van Buurt & Co (zie 4.5.) - voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat van een geringe overtreding van het gebod sprake is. Reeds hierom moeten de gevraagde voorzieningen worden afgewezen. De strekking van het gebod in het vonnis van 27 juli 2011 biedt voor een ander oordeel geen aanleiding. De voorzieningenrechter heeft in dat vonnis het gevorderde gebod tot het verstrekken van de opgave immers toegewezen met het oog op het zwaarwegende belang van Buurt & Co bij die informatie voor het bepalen en beperken van haar schade (zie 2.3.). Door het ontbreken van de besproken overeenkomst in de opgave is het met het gebod beoogde doel niet (volledig) bereikt. Het feit dat Buurt & Co de schadebegroting in de bodemprocedure om haar moverende redenen (onzekerheid met betrekking tot de juistheid van de opgave) niet primair op de opgave baseert, brengt hierin geen verandering.


4.11.  Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat de Buurt & Co eerder dan op 25 november 2011 beschikte over de door [A] ondertekende WIOB-overeenkomst. Daarmee is dus ook niet aannemelijk geworden dat Buurt & Co eerder dan deze datum bekend was met de onvolledigheid van de opgave. Miec Marketing c.s. stelt dat [A] tegenover [B] heeft verklaard dat een medewerker van Buurt & Co maximaal twee maanden na 10 juni 2011 de overeenkomst van hem heeft ontvangen. Zij verwijst ter zake naar de als productie 6 overgelegde e-mail van [B] van 29 december 2011 waarin hij daarover aan de heer [D] bericht: “Ook heeft hij (rb: [A]) mij in het gesprek verteld toen ik hem nader toelichtte over het omvang van de rechtszaak dat de mensen van de buurtkadoos de kopie van het origineel wiob contract wat hij nog in het bezit had ,een of maximaal twee maanden later na het cancelen dus 10-06-2011 van het contract bij hem hadden opgehaald dus ergens in juli of augustus 2011.” Deze verklaring wordt echter weersproken in de van de zijde van Buurt & Co als productie 9 overgelegde verklaring van haar medewerker de heer [E] van 3 februari 2012. Hij verklaart ter zake: “Voor zover nodig, bevestig ik u dat ik degene ben geweest die namens Buurtkadoos contact heeft gehad met meneer [A]. Dat was niet in juli of augustus 2011 (toen werkte ik nog helemaal niet voor Buurtkadoos), maar op 25 november 2011. Ik heb de documenten die ik van meneer [A] had gekregen doorgezonden naar mijn werkgever en ik begrijp dat die op zijn beurt alle stukken weer door heeft gestuurd naar onze advocaten.” Nu Buurt & Co de stellingen van Miec Marketing c.s. gemotiveerd heeft betwist, de inhoud van de door beide partijen overgelegde stukken strijdig met elkaar is en nadere bewijslevering onder andere door het horen van getuigen in het kader van dit kort geding niet mogelijk is, staat thans niet vast dat Buurt & Co eerder dan 25 november 2011 het bewijs in handen heeft gekregen van de onvolledigheid van de opgave. Nu geen andere feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die meebrengen dat Buurt & Co in redelijkheid geen gebruik mag maken van haar executiebevoegdheid, gaat de voorzieningenrechter voorshands uit van de rechtmatigheid van de executie.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IEF 10974

VOI©E wil in gesprek met... en reageert op...

Persberichten ingezonden door Marleen van Vliet en Michel Frequin, VOI©E

Uit´t persbericht I. VOI©E wil gesprek met Mariko Peters inzake aantijgingen over auteursrechttarieven

De tarieven van cbo's als Buma, Sena en Videma zijn in overleg met relevante marktpartijen tot stand gekomen, houden rekening met de aard en omvang van het gebruik in de diverse sectoren van de markt, zijn openbaar en voor iedereen onder gelijke omstandigheden gelijk, waarbij de meeste tarieven al tientallen jaren bestaan en alleen worden geïndexeerd. Dit is de reactie van VOI©E, de brancheorganisatie van de cbo’s, op de aantijgingen van Mariko Peters voor NOS Radio. Lees meer hier.

Uit't persbericht II. Reactie VOI©E op nieuwe amendementen wetsvoorstel toezicht

VOI©E heeft mevrouw Peters (GL) en mevrouw Van Toorenburg (CDA) opgeroepen hun amendement inzake ex ante toezicht op tarieven te heroverwegen. Ook het amendement van GroenLinks met de intentie tot overheidsbemoeienis met bestedingsdoelen van rechthebbenden inzake hun eigen gelden gaat veel te ver en verdient naar de mening van VOI©E geen steun. Lees meer hier.

IEF 10973

Bijkletsen en beschuitje eten

Hof 's-Hertogenbosch 28 februari 2012, LJN BV7194 (Van Geffen/Blond Amsterdam tegen Xenos B.V.)

In navolging van IEF 8502. Wel auteursrecht, geen inbreuk. Wel slaafse nabootsing. Stijlnabootsing.

Van Geffen is medeontwerpster van de afbeeldingen die zijn aangebracht op de producten van onder meer aardewerk en textiel. Blond c.s. brengt de productlijn 'Even bijkletsen' op de markt. Xenos verkoopt in haarwinkels voorraadbussen, koektrommels enz. met de teksten 'gezellig zo samen een beschuitje eten', soms voorzien van een geel en roze rand.

Ondanks dat op diverse elementen het auteursrecht berust (maar niet op tekening van een hartje, aardbei en cupcake), worden er geen inbreukvorderingen toegewezen. 

Blond c.s. roepen de bescherming van artikel 6:162 BW in tegen de slaafse nabootsing. Xenos betwist gemotiveerd dat de door Blond c.s. gestelde eigen plaats op de markt slaafs is nagebootst. De negatieve reflexwerking van het auteursrecht brengt mee dat in dit geval geen beroep gedaan kan worden op de aanvullen bescherming van 6:162 BW.

Naar voorlopig oordeel van het hof heeft Blond c.s. voldoende aannemelijk gemaakt dat de productlijn 'Even bijkletsen' en de producten daarvan een eigen positie in de markt bezitten. De partijen twisten over de verwarringssoort: herkomst- of productverwarring.

In lijn met 6:162 BW, mede gelet op de algemene formulering van artikel 10bis van het Unieverdrag van Parijs, biedt zij bescherming tegen beiden. Er Xenos heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat er verwarring ontstaat of wordt vergroot. Het eerdere vonnis wordt vernietigd en het gebod wordt ondersteund met dwangsommen van €20.000  per dag, met een maximum van €1.000.000.

4.17.10. Xenos heeft niet aangevoerd en ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat zij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van de r.o. 4.17.6 genoemde producten gevaar voor verwarring ontstaat of vergroot wordt. Zij had evengoed voor een andere vormgeving kunnen kiezen zonder aan deugdelijkheid en bruikbaarheid van de producten afbreuk te doen. Dat blijkt reeds uit de meer recentere productlijn van Xenos, waarvan ook producten bij gelegenheid van pleidooi aan het hof zijn getoond, waarop bijvoorbeeld prominent rode, blauwe en groene rastermotieven zijn aangebracht en waarop veel meer heldere kleuren aanwezig zijn dan bijvoorbeeld de roze pasteltinten op de producten van Blond c.s..

4.17.11. Het voorgaande leidt er toe dat in r.o. 4.17.6 genoemde producten van Xenos geacht worden slaafs te zijn nagebootst van (de producten van) de productlijn 'Even bijkletsen' van Blond c.s. In zoverre heeft Xenos onrechtmatig jegens Blond c.s. gehandeld en slaagt de tweede grief.

Lees het arrest hier (grosse HD 200.055.449, LJN BV7194, schone pdf).

IEF 10972

Een inbreukverbod volstaat (niet)

Rechtbank 's-Gravenhage 29 februari 2012, HA ZA 09-287 (Bonnie Doon Europe tegen Angro) - schone pdf

Uitspraak ingezonden door Floor de Ruijter, Bingh advocaten.

Auteursrecht. Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Partijen kwamen elkaar al eerder tegen, zie hier. Na tussenvonnis [IEF 9197] slaagt Angro er niet in bewijs te leveren van haar stelling dat de Angro Legging in mei 2006 is ontworpen en daarmee maakt zij inbreuk op auteursrecht en het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht. Het verbod op auteursrechtinbreuk wordt toegewezen. Maar het inbreukverbod op het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel is niet toewijsbaar omdat de bescherming daarvan in januari 2010 is verstreken. Er is - tot slot - geen belang bij verbod op slaafse nabootsing naast het toegewezen auteursrechtelijke inbreukverbod.

De nevenvordering betreffende het afgeven van telefoon- en faxgegevens van afnemers wordt niet toegewezen. De grond om deze gegevens verstrekt te krijgen is rekening en verantwoording over genoten winst in de zin van artikel 27a Aw. Daarvoor ziet de rechtbank niet in dat voor dat doel contactgegevens nodig zijn.

Angro verweert zich tegen de afgifte (en vernietiging) van gegevens omdat een inbreukverbod volstaat. Dit verweer wordt verworpen op grond van artikel 28 lid 1 Aw.

2.19. De gevorderde afgifte van de nog in voorraad zijnde Angro Leggings zal worden toegewezen. De stelling van Angro dat een inbreukverbod volstaat, wordt verworpen. Op grond van artikel 28 lid 1 Aw kan Bonnie Doon aanspraak maken op vernietiging van inbreukmakende goederen. Een rechtmatig belang bij behoud van de goederen heeft Angro niet aangevoerd. De bevole afgifte dient, anders dan Angro heeft betoogd, ook de goederen te omvatten die haar afnemers aan haar hebben geretourneerd naar aanleiding van de brief die Angro op grond van het kort geding vonnis heeft rondgestuurd. Ook die goederen zijn immers inbreukmakend en worden door Angro in voorraad gehouden. Het dat Angro op grond van het kort geding vonnis niet verplicht was om in de brief te verzoeken om retournering, maakt dat niet anders. Dat feit sluit immers niet uit dat afnemers die producten wel hebben geretourneerd.

De rechtbank
3.1. stelt vast dat niet hoeft te worden beslist op de voorwaardelijk ingestelde vorderingen
3.2. beveelt Angro met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis in de Europese Unie te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op het auteursrecht van Bonnie Doon met betrekking tot haar Exquisite Legging.

Op andere blogs:
DeGier|Stam
(strak vonnis)

IEF 10967

Waterkoeler met een extreem grootbeeld flatscreen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 9 april 2009, LJN BV7091 (Het Oplaadpunt h.o.d.n. TENQ en Stichting Waterwijs tegen gedaagde h.o.d.n. JOINTHEPIPE.ORG), LJN BV7091 (herstelvonnis - gedaagden wordt eiseressen) en Hof Amsterdam 9 februari 2010, LJN BM9465 (appellanten tegen Stichting Waterwijs en Het Oplaadpunt)

Auteursrecht, merkenrecht. Waterwijs zet zich in om jongeren te stimuleren meer water te drinken. Om dit doel te bereiken stelt Oplaadpunt in samenwerking met Waterwijs gratis aan scholen en tegen betaling aan bedrijven en diverse andere instellingen waterkoelers met beeldscherm, de zogenaamde TENQ’s, ter beschikking. De TENQ geeft gekoeld leidingwater. TENQ is een multimedia apparaat waarmee jong en oud worden geïnteresseerd in een gezonde levensstijl en ideële boodschappen. TENQ bestaat uit een strak vormgegeven waterkoeler met ingebouwd beeldscherm, met daaraan gekoppeld een extreem grootbeeld flatscreen. Op het beeldscherm worden ondermeer uitzendingen getoond die de gezondheidsgedachte stimuleren en onderwijsinformatie gegeven. Ook worden er entertainmentprogramma’s voor jongeren aangeboden.

Doordat gedaagde foto's van de TENQ, tevens als gemeenschapswoordmerk geregistreerd door Oplaadpunt, te gebruiken, wordt inbreuk op respectievelijk auteursrechten en merkenrecht gepleegd. Oplaadpunt is houder van Gemeenschapsmerk JOIN THE PIPE. Na een tijd is dit ook als  Beneluxmerk geregistreerd, waarop Oplaadpunt gedaagde met succes aanspreekt op het gebruik daarvan.

4.5.  Ten aanzien van de intellectuele eigendomsrechten geldt het volgende.
Voor toewijzing van de vordering in kort geding dient voorshands aannemelijk te zijn dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat er sprake is van inbreuk op het auteursrecht van de gedaagden. Het multimediale waterkoelsysteem, TENQ, waarvoor door eiseressen de bescherming wordt ingeroepen voldoet aan de daarvoor noodzakelijke in de Auteurswet gestelde eisen.
Het gaat immers om een werk dat een eigen karakter en een zekere mate van oorspronkelijkheid bezit, en dat een persoonlijk stempel van de maker draagt. Van dit werk zijn foto’s gebruikt op de website en in folders van gedaagden waardoor het werk is verveelvoudigd. In die zin is sprake geweest van inbreuk op het auteursrecht. Gedaagden zal dan ook worden verboden nog verder inbreuk op het auteursrecht van eiseressen te maken en zij dienen daartoe ieder gebruik van de afbeeldingen van TENQ te staken.

In beroep Hof Amsterdam 9 februari 2010, LJN BM9465 (appellanten tegen Stichting Waterwijs en Het Oplaadpunt)

Gemeenschapsmerk prevaleert in rangorde boven Benelux-merk. Geen relevant (voor)gebruik. Het enkele aandragen van een aanduiding maakt het depot daarvan als merk door een ander nog niet te kwader trouw. Kostenveroordeling deels volgens liquidatietarief.

Het Hof Amsterdam...vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de vorderingen van Waterwijs c.s. betreffende de inbreuk op de merkrechten van Oplaadpunt op het teken JOIN THE PIPE en het verbod op het verrichten van concurrerende activiteiten daarbij (gedeeltelijk) zijn afgewezen;

4.5. Vast staat dat het door Het Oplaadpunt op 22 augustus 2008 ingeschreven Gemeenschapsmerk met betrekking tot het teken JOIN THE PIPE in rangorde prevaleert boven het onder 4.1 sub ix bedoelde Benelux-merk van [B]. Het hof acht voorshands niet aannemelijk dat het depot van Het Oplaadpunt te kwader trouw is verricht in de zin van artikel 2.4 sub f BVIE en om die reden nietig zal worden verklaard.

Vast staat immers dat het teken JOIN THE PIPE in juni 2008 is gebruikt in het kader van de voorgenomen internationale activiteiten van Waterwijs c.s. Dat het de bedoeling van de betrokken partijen was om ook de domeinnaam JointhePipe.org in dit kader te gebruiken, vindt steun in het feit dat de abonnementskosten met betrekking tot deze domeinnaam aan Het Oplaadpunt in rekening zijn gebracht (vgl. productie 3 van Waterwijs c.s. in hoger beroep).

Daar komt bij dat [A] c.s. geen (concrete) feiten hebben gesteld die de gevolgtrekking rechtvaardigen dat The Soon Institute B.V. en/of [B] in augustus 2008 doende waren om met gebruikmaking van het teken JOIN THE PIPE waren en/of diensten aan te bieden, dan wel op dat moment van een ander relevant (voor)gebruik sprake was.

Anders dan [A] c.s. kennelijk menen, is het enkele feit dat het [B] is geweest die de aanduiding JOIN THE PIPE heeft aangedragen op zichzelf niet voldoende om het depot daarvan als merk door Het Oplaadpunt als depot te kwader trouw te beschouwen, laat staan dat een en ander in dit stadium reeds tot de gevolgtrekking leidt dat Het Oplaadpunt aan het door haar gedaan depot niet het recht ontleent om tegen het gebruik door [A] c.s. van het desbetreffende teken op te treden.

Dit brengt mee dat grief 1 in het incidenteel appel slaagt en de in de conclusie van de memorie van grieven in het incidenteel appel onder i geformuleerde vordering alsnog toewijsbaar moet worden geacht.

IEF 10965

Overheid bepaalt niet de waarde van iemands intellectuele eigendom

Reactie Teeven op amendement Groen Links/CDA m.b.t. toezicht op collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten
Reactie Staatssecretaris Fred Teeven op amendement van de leden Peters en Van Toorenburg over het verbreden van de ex-ante toetsing van de tarieven door het College van Toezicht en het geven van nadere criteria voor deze ex-ante toetsing. Kamerstukken II, 2011-2012, 31 766, nr. 21. [ alle amendementen + aanvulling/vervanging]. Inhoudelijke reactie wat betreft het prijsbeleid, de uitvoerbaarheid en de verenigbaarheid met internationale verplichtingen. Tot slot overweegt de Staatssecretaris een aantal verdere (algemene) grondslagen die hem dit amendement laten ontraden om aan te nemen.

Prijsbeleid
In algemene zin vind ik een prijsbeleid van overheidswege in deze private sector, of het nu via de toezichthouder dan wel bij AMvB is, zeer onwenselijk. Ook in Duitsland heeft de wetgever afgezien van een dergelijke ingreep. We kennen ook geen prijsbeleid bij andere ie-rechten, zoals octrooien en kwekersrechten. Vrije prijsvorming is immers een essentiële functie in onze economie.

Het is niet aan de overheid om te bepalen wat de waarde is van iemands intellectuele eigendom; dat is bovendien over de hele breedte van de casuïstiek ook niet mogelijk. We moeten dat vooral aan de markt zelf overlaten, omdat anders het reële risico bestaat dat we het einde van de in deze sector zo gebruikelijke zelfregulering inluiden. (...)

Uitvoerbaarheid
Het amendement introduceert naast de concrete billijkheidstoetsing in het individuele geval (artikel 25) een algemene voorafgaande billijkheidstoets voor tarieven en tariefgrondslagen. Daarmee wordt het College – en indirect de wetgever, via de ook in het amendement voorziene AMvB grondslag – geconfronteerd met twee invullingen van het begrip ‘billijkheid’. (...)

Verenigbaarheid met internationale verplichtingen
Door het amendement wordt in wezen via het toezicht een materieelrechtelijke normering voor tarieven in het leven geroepen. Die materiële normering staat op gespannen voet met het auteursrecht als eigendomsrecht (Berner Conventie, art 17 Europees handvest grondrechten, considerans 9 auteursrechtrichtlijn) voor zover het om verbodsrechten gaat. Ook wordt hier door de nationale wetgever nadere invulling gegeven aan het autonome gemeenschapsrechtelijke begrip "billijke vergoeding". (...)

Tot slot
Bij tariefvorming moet sprake zijn van transparantie, uniforme grondslagen en draagvlak bij betalingsplichtigen. Dat wordt het beste bereikt met het wetsvoorstel in de huidige vorm. Cbo’s moeten transparant zijn over de tarieven, tariefgrondslagen, kortingsregelingen e.d. (artikel 2, onderdeel a, iii). Ook zijn, uiteraard, arbitraire tariefdifferentiaties niet toegestaan, omdat cbo’s gelijke gevallen gelijk moeten behandelen (het huidige artikel 2 lid 2 onderdeel f). De naleving van deze verplichtingen kan door het College straks worden afgedwongen met boetes en dwangsommen. Bovendien zullen ook de uitspraken van de geschillencommissie gaan leiden tot meer uniformiteit in de tarieven en tariefgrondslagen, en daarmee tot meer draagvlak in de markt.

Samenvattend acht ik het amendement onnodig, niet uitvoerbaar en in zijn uitwerking op gespannen voet staan met onze Europese en internationale verplichtingen. Ik ontraad het amendement daarom ten sterkste.

IEF 10935

Internet extremisme: even afstand nemen

E. Angad-Gaur, internet extremisme, artikel verschijnt deze week in de Muziekwereld, blad van de Ntb.

Een inzending van Erwin Angad-Gaur, secretaris/directeur van de Ntb, de vakbond voor musici, componisten en acteurs.

Na de uitvinding van de boekdrukkunst, de telefonie, radio en televisie, heeft het internet in relatief korte tijd de wereld verder verkleind: the global village is opnieuw een stap dichterbij gekomen. Dat vraagt onder meer om aanpassingen van wet- en regelgeving, al was het maar omdat landsgrenzen op het internet nog maar nauwelijks ter zake doen. Het internet is vooral daarom onderwerp van felle politieke en maatschappelijke discussies.

Wat daarbij telkens opvalt is de polarisatie van dat debat: de wereld lijkt, als je kranten leest, of politieke partijprogramma’s doorleest te verdelen in internetenthousiasten en internetcriticasters. Een middenweg lijkt bijna niet mogelijk.

Om even afstand te nemen van de huidige felle discussies over de draconische Amerikaanse anti-piraterij wetten SOPA en PIPA, over het geheimzinnige ACTA-verdrag en het al dan niet afsluiten van The Pirate Bay, een voorbeeld van minder dan een jaar geleden: de discussie over Wikileaks.

Wikileaks
Diverse overheden, de Verenigde Staten voorop, doen hun uiterste best Wikileaks het werken onmogelijk te maken en zouden de website het liefst verbieden, de verantwoordelijken voor de rechter slepen en dwingen al hun bronnen aan justitie te melden. Dat dit ingaat tegen in vele jaren, via vele rechtszaken en politieke discussies opgebouwde regels over de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de pers, lijkt geen argument.

De Wikileaks-enthousiasten daarentegen lijken op een zelfde wijze weinig tolerantie te hebben voor soms terechte kritiek op de gedragingen van Assange en de zijnen. Dat Wikileaks in eerste aanleg weigerde namen van Afghaanse informanten te anonimiseren en daarmee levens in gevaar bracht, mocht hen van internetactivisten niet worden verweten.

Dat de persvrijheid ook eisen van zorgvuldigheid kent en elke vrijheid wordt begrensd door verantwoordelijkheden, lijkt wat hen betreft maar beperkt ter zake te doen.

Vrijheidsstrijders tegenover handhavers
Op exact dezelfde wijze verloopt de discussie over het auteursrecht.

‘Vrijheidstrijders’ menen dat alle informatie vrij toegankelijk dient te zijn. Het auteursrecht is daarbij een belemmering, die zo spoedig mogelijk moet worden weggewerkt. Privacy dient absoluut te zijn en zelfs betaling voor informatie is een onredelijke belemmering voor de toegankelijkheid van die informatie.

Aan de andere kant staan de handhavers, vaak vooral platen- en filmmaatschappijen, die het internet via vergaande verboden en digitale technieken onder controle willen brengen. Een verlangen dat naadloos aansluit bij de behoefte van de ‘internetcriticasters’ die het internet, ook om andere redenen, willen knechten.

Van verbodsrecht naar vergoedingsrecht
Opnieuw hebben beide partijen daarbij weinig oog voor de geschiedenis. Het auteursrecht immers, ontstond na de uitvinding van de boekdrukkunst. Het ‘verbodsrecht’ was in die tijd, toen in een land drie drukpersen stonden, een werkbare methode om auteurs controle te geven over de verspreiding van hun werk.

Al met de komst van de radio en de geluidstechniek werd dit, in het geval van muziek, onwerkbaar. Elk radiostation draait per dag honderden liedjes: het werd zowel voor de makers, als voor gebruikers onmogelijk elkaar op basis van individuele onderhandeling te vinden.

Als oplossing werd daarom het collectief beheer uitgevonden; in Nederlandse termen: muziekauteurs sloten zich aan bij de Buma die hun individuele verbodsrecht feitelijk omzette in een vergoedingsrecht. Wie netjes betaalt krijgt toestemming voor gebruik. Het verbod werd enkel nog een stok achter de deur, voor wie niet betalen wil.

Het succes van dit model vertaalde zich in de Wet op de Naburige Rechten (WNR) in een wettelijk vergoedingsrecht voor openbaarmakingen van commerciële fonogrammen (de Sena-rechten): de wetgever gaf musici en producenten in de WNR niet eens keuze meer individueel te onderhandelen. De maatschappelijke voordelen van de collectieve vergoeding en onderhandeling waren daarvoor te groot. (Helaas werd deze wetgeving niet van toepassing voor digitale on-demand-diensten; reden waarom Sena in het geval van on-demand-streaming geen rol kan spelen.)

Terug naar de nieuwe tijd
Op internet is (in theorie althans) inmiddels elke consument een radiostation geworden; iedereen kan muziek en films ‘uitzenden’ en ook uit tal van bronnen binnenhalen. Radicale internet-enthousiasten vinden soms betalen voor muziek een onredelijke beperking van de vrijheid van informatie en de mogelijkheden die het internet hen biedt. Internetsceptici willen het verbodsrecht scherpe (digitale) tanden geven. Maar de geschiedenis wijst uit dat een toekomst van vergoedingsstructuren (middels gedwongen collectief beheer) de logische, waarschijnlijke en redelijke oplossing is. Alleen een website die binnen een dergelijk systeem nog steeds niet betalen wil, zou moeten worden afgesloten of als ultiem middel (louter op aanwijzing van de rechter) worden geblokkeerd; net als offline een radiostation dat geen auteursrechten betaalt geen lang leven is beschoren; iets wat wij allemaal heel redelijk vinden.

Essentieel is te streven naar een redelijk evenwicht waarin rechtengebruik op het internet eenvoudiger dan nu het geval is wordt mogelijk gemaakt en waarin handhaving van rechten op evenwichtige en effectieve wijze kan plaatsvinden: gericht op illegale websites en niet op consumenten, binnen een vergoedingenstructuur die elk nieuw businessmodel op internet de mogelijkheden biedt legaal muziek, series en films aan te bieden.

Het wordt kortom tijd extreme opvattingen achter ons te laten en te werken aan een evenwichtige regulering van het internet.

Erwin Angad-Gaur is secretaris/directeur van de Ntb, de vakbond voor musici, componisten/tesktschrijvers en acteurs

IEF 10964

Aanvulling en vervanging amendementen wijziging cbo

De amendementen uit IEF 10909, die donderdag a.s. ter stemming gebracht, worden aangevuld en vervangen:

Amendement van de leden Peters en Van Toorenburg over het verbreden van de ex-ante toetsing van de tarieven door het College van Toezicht en het geven van nadere criteria voor deze ex-ante toetsing. Kamerstukken II, 2011-2012, 31 766, nr. 21.

Amendement van het lid Peters ter vervanging van nr. 15 over het bij amvb regels geven voor het beheer van de gelden waarvoor geen rechthebbenden gevonden zijn en de aanwending van de gelden voor andere doeleinden dan uitkering aan de rechthebbenden. Kamerstukken II, 2011-2012, 31 766, nr. 22.

 

IEF 10962

Vooralsnog niet ondertekenen van ACTA

Kamerbrief minister Verhagen en staatssecretaris Teeven over het vooralsnog niet ondertekenen van het Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) totdat vaststaat dat het verdrag in lijn is met de grondrechten in Nederland.

In de aangenomen motie wordt de regering verzocht “om het ACTA-verdrag niet te tekenen zolang niet onomstotelijk vastgesteld is dat het verdrag niet in strijd is met de grondrechten”. In een van de overwegingen is aangegeven dat volgens artikel 218, lid 11 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie iedere lidstaat het advies van het Europees Hof van Justitie kan inwinnen over de verenigbaarheid van een voorgenomen overeenkomst met de Europese verdragen. Tijdens het debat over de Staat van de Europese Unie van 9 februari jl. hebben minister-president Rutte en minister Rosenthal reeds aangegeven dat Nederland een ordentelijke procedure op dit gebied heeft, namelijk het vragen van advies aan de Raad van State.

Afgelopen woensdag, 22 februari, heeft Eurocommissaris De Gucht bekend gemaakt dat de Europese Commissie het Hof van Justitie van de Europese Unie gaat vragen om te beoordelen of ACTA - op enigerlei wijze - onverenigbaar is met Europese fundamentele rechten en vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting en informatie, het recht op gegevensbescherming, en het recht op eigendom in het geval van intellectuele eigendom [red. zie ook IEF 10947].

Voorts heeft de regering besloten om ter uitvoering van de motie de Raad van State op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State om voorlichting te vragen over deze kwestie, overeenkomstig overwogen en gevraagd in de motie, waarbij de vicepresident van de Raad van State expliciet wordt gevraagd in hoeverre hij daartoe ruimte ziet, gegeven het besluit van de Europese Commissie om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie vragen te stellen.