Auteursrecht  

IEF 11985

Verschuiving van de aansprakelijkheid naar de onwillige host

Een bijdrage van Merel Arnoldus, Novagraaf.

BREIN vs Xs Networks; verschuiving van de aansprakelijkheid naar de onwillige host [red. IEF 11916]. Het is overduidelijk dat een site als SumoTorrent.com, waar je als gebruiker zijnde vele torrents kunt vinden die leiden naar auteursrechtelijk beschermd werk, illegaal is en daarmee onrechtmatig handelt. Om te downloaden hoef je niet technisch onderlegd te zijn. Via een simpele klik op de knop kan je gratis en voor niks films, TV-series, muziek en games downloaden. Het gemak staat voorop, alle mogelijke downloads staan netjes gegroepeerd en zelfs via Facebook linkt SumoTorrent.com je door naar alle nieuwe titels.

Aan stichting BREIN de taak om voor de belanghebbenden op te komen en de bron hierachter aan te pakken. Immers is het niks nieuws aan de horizon dat websitehouders onrechtmatig handelen wanneer zij het maken van inbreuken op auteursrechten faciliteren en bevorderen. Volgens vaste rechtspraak is het voor BREIN mogelijk om websitehouders in dit geval aansprakelijk te stellen voor de geleden schade.

Omdat het technisch onhaalbaar is voor BREIN en ze daarnaast op dit moment, net als Justitie, niet over de middelen beschikken om de houder achter de torrentsite SumoTorrent.com te achterhalen, zijn zij genoodzaakt geweest om een schakel terug te gaan om achter de naw-gegevens van de houder te komen, namelijk via de internet hosting provider (in casu XS Networks ). XS Networks heeft zich contractueel met (de houder van) SumoTorrent.com verplicht om de site te hosten. Zij stelt haar server op contractuele basis ter beschikking. Feitelijk en technisch gezien is dat het enige wat ze doen een stukje ruimte op het internet vrijgeven aan een klant die naar eigen behoeften, dan wel inzicht, kan bepalen hoe de website ingevuld wordt. Het behoort niet tot de werkzaamheden van XS networks om zich verder te bemoeien met de inhoud en eventuele illegale activiteiten op gehoste websites. Na het vrijgeven van een gedeelte op hun server zit hun taak erop, althans dat is wat XS networks vindt. Zo zou het niet aan hen zijn om te bekijken wat er zich op de website van de klant bevindt, immers heb je hier te maken met privacy aspecten. Het een en ander blijkt wel uit het beleid van Xs Networks:

We do not see hosting as an added bonus or unavoidable burden; it is the only thing we do and we want to do it right.

Xs Networks neemt het hosten van een website erg letterlijk. Het hosten is inderdaad het enige wat ze doen. Klant is koning, de klant mág en kán alles op het internet plaatsen en faciliteren zonder ze hiervoor terug te fluiten, zelfs als ze jarenlang door BREIN erop zijn gewezen dat er zich op de site van hun klant, Sumotorrent.com, onrechtmatige praktijken afspelen. Puur hosten doen ze ‘right’, maar hoe zit het met de gerelateerde rights?

In de Scientology-zaak (1999, LJN AA1039, hoger beroep 2003, LJN AI5638) was al door de rechter uitgemaakt dat de internet hosting provider zich in een machtige en unieke positie bevindt. De provider beschikt over de naw-gegevens van de houders van de gehoste websites, waardoor er bepaalde verantwoordelijkheden ontstaan. De internet hosting provider dient medewerking te verlenen en adequate maatregelen te nemen als hij ervan op de hoogte wordt gesteld dat een gebruiker inbreuk op het auteursrecht pleegt of anderszins onrechtmatig handelt. Dat een stichting als BREIN kan eisen van een internet hosting provider om een website te staken en gestaakt te houden is daarom ook weinig vernieuwd. Dit is ook in lijn van de eerdere Lycos/Pessers-uitspraak [LJN AU4019], waarbij is uitgemaakt dat de dienstverlener onder omstandigheden verplicht is om aan derden informatie te verstrekken waarmee de afnemers van een dienst kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van de afweging van de betrokken belangen. Zo kan het zijn dat de vrije meningsuiting van de websitehouder een rol speelt. Op een dergelijke site als sumotorrent.com, waarmee de houders op onrechtmatige wijze tonnen per jaar ophalen, mag het duidelijk zijn dat de vrijheid van meningsuiting nihil is.

Op grond van eerdere rechtspraak verzocht BREIN dan ook sinds 2008 aan XS Networks om SumoTorrent.com te staken en gestaakt te houden, waar XS Networks geen gehoor aan gaf. Zelfs na het aanbod van BREIN om tegemoet te komen in eventuele claims van (de houders van) SumoTorrent.com, bleef XS Networks de beruchte site hosten. Willens en wetens zorgde XS Networks ervoor dat de onrechtmatige situatie niet ophield en de schade voor de belanghebbende bleef voortduren. XS Networks wilde zelf niet op de stoel van de rechter gaan zitten. Uiteindelijk kreeg XS Networks waar zij zelf om vroeg; alleen na tussenkomst van de rechter zou zij de verzoeken van BREIN honoreren. Zo gezegd, zo gedaan. BREIN sleepte als ultimum remedium XS Networks voor de rechter, met (onder ander) als vordering; het vergoeden van de schade veroorzaakt door de houders van SumoTorrent.com. Een merkwaardige verschuiving van de schadevergoedingsplicht naar de onwillige internet host toe.

Auteursrechtelijk heeft de rechter als uitgangspunt genomen dat het beschikbaar stellen van auteursrechtelijk beschermde werken via het internet, waardoor deze toegankelijk worden voor andere (zoals gebeurt bij het uploaden van torrents) kan worden aangemerkt als een openbaarmaking in de zin van de Auteurswet en de Wet op de Naburige Rechten. Dit kan niet zonder meer worden aangenomen voor het downloaden, immers is er bij het downloaden van illegale content geen sprake van inbreuk (art. 16 sub c Auteurswet). Technisch gezien is het bij een site als SumoTorrent.com zo dat als je download je het bestand daarna automatisch upload (ter beschikking stelt) wat wel weer inbreuk op auteurs- en naburige rechten oplevert. SumoTorrent faciliteert deze onrechtmatige gelegenheid. Het 'slechts' faciliteren levert geen inbreuk op auteurs- en naburige rechten op, maar er is wel sprake van onrechtmatig handelen. Dat (de houders van) SumoTorrent.com aansprakelijk kunnen worden gesteld dat mag op grond van het voorgaande en eerdere rechtspraak duidelijk zijn.

Volgens de rechter is, mede door het nalaten van XS Networks, een verschuiving van de aansprakelijkheid gekomen richting de internet hosting provider, nu BREIN niet kon achterhalen wie de houder achter SumoTorrent.com is. Zo heeft, blijkens de uitspraak, XS Networks een eigen verantwoordelijkheid voor de wijze waarop zij heeft gehandeld jegens de aangesloten bij BREIN, omdat het onrechtmatige karakter van de site evident en duidelijk was. Privacy-argumenten richting de houder gaan hierbij niet op. In dergelijke omstandigheden prevaleren de belangen van BREIN boven de belangen van XS Networks' klant SumoTorrent.com.

De houders achter SumoTorrent.com blijven een prooi voor BREIN. Het is dan ook van belang dat XS Networks identificerende gegevens van deze houder aan BREIN verstrekt. Ondanks het verzoek van BREIN om deze gegevens te verstrekken, heeft XS Networks valse gegevens verstrekt waar BREIN XS Networks herhaaldelijk op heeft gewezen, zonder enig resultaat. Ook hierbij was het gezien de omstandigheden duidelijk dat het valse gegevens betroffen. Er is voor de internet hosting provider een zorgplicht in het leven geroepen om de juistheid naar redelijkheid te controle, althans, de gegevens moeten in voldoende mate gecontroleerd zijn. Mochten er onjuistheden zijn, dan is het aan de internet hosting provider zelf om evenredige inspanningen te verrichten om de juiste gegevens te achterhalen. Bij onvoldoende controle levert dit een schending op van de zorgplicht. Dit omdat, zoals al eerder aangegeven, de internet hosting provider vaak de enige link is naar de houder. In het geval van BREIN vs XS Networks was het evident duidelijk waarom BREIN de naw-gegevens van de houder wilde verkrijgen. Het belang van BREIN dient hierbij te prevaleren boven het anoniem kunnen blijven van de houder. Immers houdt de houder zich bezig met onrechtmatige praktijken. Door het niet verstrekken van de naw-gegevens handelt XS Networks in strijd met het ongeschreven recht.

Enige relativiteit kan er worden opgemerkt bij het verstrekken van de naw-gegevens. Er is namelijk geen actieve zorgplicht om ten behoeve van derden correcte identificerende gegevens van klanten bij te houden of daar actief onderzoek naar te verrichten. Het is niet zonder meer onrechtmatig, het hangt sterk af van de omstandigheden van het geval. Een internet server provider handelt pas onrechtmatig als zij blijft weigeren de naw-gegevens te verstrekken en niet eerder de dienstverlening staakt. Pas dan vindt er een verschuiving plaats naar de internet hosting provider om de opgelopen schade te vergoeden. Ook al gaat deze verschuiving richting de internet hosting provider op het eerste oog merkwaardig ver, het kan niet vaak genoeg gezegd worden; voor XS Networks was het evident en duidelijk wat er zich afspeelde op SumoTorrent.com. Dit hoeft technisch gezien niet altijd zo te zijn met torrents. Er zijn verschillende manieren om torrents beschikbaar te stellen. Bijvoorbeeld op een site die versleuteld is met passwords en gebruikersnamen. Een provider zal in dergelijke gevallen nooit zelf actief erachter kunnen komen dat er zich illegale activiteiten plaatsvinden, terwijl er in principe hetzelfde gebeurt als op een site als SumoTorrent.com, alleen dan in een andere technische vorm gegoten. Wellicht een opluchting voor andere internet hosting providers die bang zijn om BREIN achter zich aan te krijgen en de schade te moeten vergoeden veroorzaakt door hun klant. Het is zeer casuïstisch, waarbij er moet worden voldaan aan de gestelde eisen.

Om een dergelijke claim van BREIN zoals bij XS Networks tegen te gaan, is het voor internet hosting providers van belang om op grond van eigen handelen niet aangesproken te worden. Gezien voorgaande rechtspraak, blijkt wel dat je van BREIN kan aannemen dat er bij een melding zich daadwerkelijk onrechtmatige activiteiten op de site bevinden. Er moet een voortdurend traject aan niet mee willen werken aan vooraf gaan, wil je als internet hosting provider door BREIN voor de rechter gesleept worden.

Al met al is het weer een nieuwe uitspraak in de reeks van BREIN [zie o.a. op IE-Forum]. Op dit IT-gerelateerde rechtsgebied hebben de afgelopen jaren meerdere verschuivingen plaatsgevonden waar er nu weer een bij kan worden opgeteld. Dat een websitehouder aansprakelijk kan zijn voor de schade veroorzaakt door zijn website is meer dan logisch. Tegenwoordig is het, gezien de recente uitspraak BREIN vs XS Networks, mogelijk dat de onwillige host aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade veroorzaakt door een ander. De vraag is of deze verschuiving wel eigenlijk valt te rechtvaardigen. Tot zover moet gesteld worden dat het zeer casuïstisch is. In de toekomst moet blijken hoe ver de reikwijdte van de privacy gaat dat een internet hosting provider redelijk kan (en moet) inschatten of er zich inderdaad illegale content bevindt op een gehoste site. Tot zover kan je dit als internet hosting provider overlaten aan BREIN.

Merel Arnoldus

IEF 11984

Drie smoezen in inbreukzaken over intellectuele eigendom It wasn´t me!

Een bijdrage van Evert van Gelderen, De Gier | Stam & Advocaten.

Het lijkt wel een nieuwe trend in het land van de intellectuele eigendom: de inbreuksmoezen. In de afgelopen drie maanden kwam iedere maand een uitspraak met een inbreuksmoes voorbij.

1. In september was er de ‘ik-ben-verbijsterd-deze-producten-heb-ik-niet-besteld’-smoes (in TKS S.A. vs M. Petiet, Vzr. Rb Zwolle 13 september 2012, IEF 11777).

Een eenmanszaak werd gesnapt toen bij de douane ongeveer 800 namaakhorloges werden tegengehouden van het merk ICE-WATCH. De inbreukmaker stelde dat hij verbijsterd was; hij had geen bestelling gedaan van (namaak) ICE-WATCH horloges, maar horloges van het merk TADA! Ter onderbouwing van het feit dat hij horloges van het merk TADA zou hebben besteld en de leverancier dus de verkeerde horloges had geleverd, werden documenten aan de rechtbank verstrekt. De essentiële informatie over het bestelde model was echter onleesbaar gemaakt. De rechtbank accepteerde het verweer dan ook niet.


2. Oktober was de maand van de ‘het-was-mijn-buurvrouw’-smoes (in TKS S.A. vs E. Aydar, Vzr. Rb Breda 9 oktober 2012, IEF 11855).

Ook deze zaak ging over namaakhorloges van het merk ICE-WATCH. In dit geval ging het om een vrouw die werd aangesproken wegens inbreuk omdat een pakketje van meer dan 500 horloges door de douane werd onderschept. Het pakketje was gericht aan haar huisadres. De dame had dit niet op haar geweten, zo stelde ze. Zij zou de dupe zijn geworden van bedrog. Ze zou enkel toestemming hebben gegeven aan een buurvrouw om een pakketje bij haar te laten bezorgen. Ze krijgt ten onrechte de zwarte piet toegeschoven. De rechter achtte het niet geloofwaardig dat Aydar belangeloos een onbekend persoon toestemming geeft om een zending met onbekende inhoud naar haar huisadres te sturen. Ook deze smoes haalde het dus niet.

3. En in november zag de ‘ik-deed-het-namens-een-vriend’-smoes het licht (in Björn Borg Brands AB vs X., Rb Den Haag 7 november 2012, IEF 11975).

Genoeg over horloges, deze zaak ging over onderbroeken, of beter: ‘boxers”. De inbreukmaker ‘X’ wordt gesnapt voor het verkopen van nepboxers van het merk Björn Borg. Hij tekent een verklaring dat hij dat niet meer zal doen, met daaraan gekoppeld een boete. Via Marktplaats blijft X vervolgens, onder diverse aliassen, de inbreukmakende boxers verkopen. Bij de rechtbank stelt hij vervolgens dat hij de boxers heeft aangeboden 'namens een vriend'. Ook zou hij zelf geen voorraad boxers hebben gehad en zou hij niets hebben verkocht. Deze smoes redt het evenmin. De Rechtbank acht dat niet geloofwaardig.

Ik kan niet wachten tot de smoes van december; iets van ‘Santa-did-it’?

IEF 11978

BREIN en internetproviders: Samenhang en belang

Rechtbank 's-Gravenhage 31 oktober 2012, zaaknr. 420586 / HA ZA 12-682 (Stichting BREIN tegen internetproviders)

Incidenten bevoegdheid en aanhouding afgewezen. UPC c.s. verlenen net als Ziggo en XS4ALL, aan welke partijen bij vonnis van 11 januari 2012 [IEF 10763] van deze rechtbank een bevel is opgelegd tot het blokkeren en geblokkeerd houden van de toegang tot The Pirate Bay, diverse communicatiediensten aan hun abonnees. Brein heeft UPC c.s. verzocht tot een blokkade van de toegang tot The Pirate Bay over te gaan, waarop UPC c.s. heeft aangegeven niet aan dit verzoek te zullen voldoen.

Brein vordert – kort samengevat – dat de rechtbank UPC c.s. beveelt de toegang tot de domeinnamen/(sub)domeinnamen en IP-adressen via welke The Pirate Bay conform de door Brein overgelegde lijst opereert, voor haar abonnees te blokkeren en geblokkeerd te houden.

Zeelandnet vordert de onbevoegdheidsverklaring van deze rechtbank en verwijzing naar de bevoegde rechter in het arrondissement Middelburg. Er is - aldus Zeelandnet - geen sprake van voldoende samenhang zoals bedoeld in artikel 107 Rv en het gesteld schadebrengende feit doet zich enkel voor in het arrondissement Middelburg.

4.2. De rechtbank is met Brein van oordeel dat er voldoende samenhang bestaat tussen de vorderingen jegens de verschillende gedaagden dat het uit een oogpunt van doelmatigheid wenselijk voorkomt om deze gezamenlijk te behandelen, zodat zij reeds op grond van artikel 107 Rv bevoegd is om ook van de vorderingen jegens Zeelandnet kennis te nemen.

KPN vordert aanhouding van iedere beslissing in de hoofdzaak totdat Gerechtshof ’s-Gravenhage (hierna ook: het Hof) arrest heeft gewezen in het hangende appel tegen het vonnis van deze rechtbank in de zaak tussen Brein en Ziggo/XS4ALL (zaaknummer 200.105.418/01). BREIN stelt dat zij nog geen bevel jegens Zeelandnet heeft verkregen en om die reden belang heeft bij een vonnis in de bodemprocedure. Tevens is er een belang omdat de gevorderde uitbreiding van het bevel met IP-adressen is afgewezen en BREIN om die reden belang heeft bij een beoordeling in de bodemprocedure. Dat in een andere zaak vergelijkbare problematiek speelt tussen andere partijen geen grond is voor aanhouding. De vorderingen worden afgewezen.

6.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Brein terecht gesteld dat het feit dat vergelijkbare vorderingen thans onderwerp van appel zijn in een andere zaak op zichzelf geen grondslag vormt voor aanhouding. Het enkele feit dat de mogelijkheid bestaat dat het oordeel in de onderhavige bodemzaak niet dezelfde zal zijn als die in het te verwachten arrest, is daarvoor eveneens onvoldoende.

6.2. Daar komt bij dat KPN heeft nagelaten aan te geven wanneer, bij benadering, een arrest verwacht kan worden, zodat geen inschatting kan worden gemaakt van de vertraging die een aanhouding met zich zal brengen. Vooralsnog acht de rechtbank het belang van Brein bij voortprocederen in de hoofdzaak, mede in het licht daarvan zwaarder wegen dan het belang van KPN bij de verzochte aanhouding.

IEF 11976

Digitale interne markt en modernisering van het Europese auteursrecht zijn van bijzonder belang

Brief Staatssecretaris inzake nieuwe Commissievoorstellen; fiche 3: mededeling steun aan de culturele en creatieve sector, kamerstukken II 2012-2013, 22 112, nr. 1501.

De mededeling betreft de culturele en creatieve sectoren. Hieronder wordt verstaan: architectuur, archieven en bibliotheken, kunstnijverheid, audiovisuele industrie (inclusief film, televisie, videogames en multimedia), cultureel erfgoed, design, mode, muziek, podiumkunsten, uitgevers en radio. De Commissie is van mening dat de culturele en creatieve sectoren een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan innovatie in andere sectoren. Bovendien kunnen deze sectoren van belang zijn bij het oplossen van maatschappelijke knelpunten rond bijvoorbeeld klimaatverandering en duurzaamheid.

Met deze mededeling beoogt de Commissie het concurrentievermogen en het exportpotentieel van de culturele en creatieve sectoren te bevorderen en de spill-overs naar andere sectoren te vergroten. De volgende belangrijke uitdagingen worden gesignaleerd:

− de door ICT en globalisering snel veranderende omgeving met nieuwe spelers, andere structuren en nieuwe verwachtingen bij de consument;
− de gebrekkige toegang tot kapitaal;
− versnippering van de markt langs nationale en taalkundige grenzen, met als gevolg weinig transnationale uitwisseling van producten en werknemers; en
− het gebrek aan samenwerking tussen de verschillende deelsectoren zoals tussen gaming, film en muziek.

Aandachtspunten
Zoals aangegeven moet Europa zich met name richten op die randvoorwaarden waar de inzet van de Unie van toegevoegde waarde is. Voor de creatieve sector geldt dat vooral de toegang tot financiering voor bedrijven en openbare aanbesteding aandachtspunten vormen. De ontwikkeling van de digitale interne markt en een modernisering van het Europese auteursrecht, waardoor nieuwe verdienmodellen mogelijk worden, zijn eveneens van bijzonder belang voor de creatieve sector.

Het zou goed zijn als de Commissie verder onderzoek laat doen naar Europese topscholen (m.n. voor hoger onderwijs) op het gebied van de creatieve industrie (bijvoorbeeld Royal College of Art te London, Design Academy Eindhoven). De Commissie zou daarnaast – in navolging van de implementatie van de Dienstenrichtlijn – voorstellen kunnen formuleren om barrières voor de creatieve beroepen binnen de EU weg te nemen.

De Commissie spreekt ook over het verbinden van nationale strategieën. Nederland heeft het topsectorenbeleid; andere lidstaten, zoals het VK, Oostenrijk, Duitsland en Finland hebben ieder hun eigen programma’s. Het uitwisselen van informatie en het zoeken van samenwerking op projectbasis is waardevol; Nederland doet dit nu al en zal deze vorm van samenwerking behartigen.

Lidstaten worden uitgenodigd om een analyse te maken van het potentieel van de culturele en creatieve sector. Nederland zal ervoor pleiten om aan te sluiten bij bestaande nationale en regionale initiatieven. Zo is er in het kader van het Nederlandse topsectorenbeleid voor de creatieve industrie een soortgelijke analyse gemaakt in 2011. Nederland juicht het toe dat deze inspanningen ook op Europees niveau in gecoördineerde actie bij elkaar worden gebracht en werkt graag mee om de opgedane kennis en ervaring over te dragen aan andere lidstaten.

De Commissie stelt een aantal concrete activiteiten voor de korte termijn voor, die zij zelf in gang zal zetten. Zo wil zij onderzoeken of een garantiefonds voor de modesector in het leven kan worden geroepen. Nederland zou hierover graag nadere informatie ontvangen en merkt alvast op dat het niet wenselijk is aparte fondsen per deelsector in het leven te roepen.

In het algemeen is Nederland van mening dat terughoudendheid bij het oprichten van nieuwe intermediairs en raden moet worden betracht.

IEF 11973

Geven de werktoets en de inbreuktoets voldoende ruimte om met de vermindering van de beschermingsomvang rekening te houden?

A.A. Stekelenburg, 'Geven de werktoets en de inbreuktoets voldoende ruimte om met de vermindering van de beschermingsomvang rekening te houden?' IE-Forum.nl nr. IEF 11973.

Een bijdrage van Anneke Stekelenburg, Höcker Advocaten.

Naar aanleiding van de Conclusie van A-G mr. D.W.F. Verkade inzake Stokke c.s. tegen Fikszo c.s. (zaaknummer: 11/00447 en IEF 11837) en de reactie hierop van R. Chalmers Hoynck van Papendrecht, ‘De ‘onnodigheid en onwenselijkheid’ van verwatering in het auteursrecht’, 18 oktober 2012 (IEF 11894).

Op 5 oktober 2012 heeft Verkade in de zaak Stokke c.s. tegen Fikszo c.s. geconcludeerd dat in het auteursrecht geen ruimte is voor verwatering van het auteursrecht. Verkade acht toepassing van het verwateringsleerstuk onnodig, omdat de (EOK & PS-)werktoets en de Heertje/Hollebrand-inbreuktoets in zijn optiek voldoende ruimte laten om binnen het systeem van het auteursrecht de echt onwenselijke monopolisering tegen te gaan. Geven de werktoets en de inbreuktoets inderdaad voldoende ruimte om met de vermindering van de beschermingsomvang rekening te houden?

Inhoudsopgave:
1. Stijl en het trendsettersprobleem
2. Verwatering
3. Conclusie A-G Verkade
4. De inbreuktoets
5. Bieden de toetsen voldoende ruimte?
6. Conclusie

Lees de gehele bijdrage hier.

IEF 11971

Het Assyrische volk bestaat niet meer

Rechtbank Almelo 5 november 2011, LJN BY2287 (Cozzmoss B.V. tegen de Stichting Arameeërs van Aram-Naharaim Organisatie)

Als randvermelding. Geen journalistieke verwerking en daarom geen bescherming conform art. 10 Auteurswet.

In het Nederlands Dagblad (hierna: ND) zijn artikelen geschreven waar steeds gerefereerd wordt aan Assyriërs. Stichting Arameeërs heeft een eigen website: www.aramnahrin.org. Op deze website zijn zonder toestemming van ND een paar artikelen gepubliceerd. Het woord Assyriërs is vervangen door Arameeërs. Bij de publicaties op internet zijn door Stichting Arameeërs de namen van de auteurs vermeld en voorts is steeds aangegeven dat het artikel te vinden is op www.nd.nl, de website van het ND. Na sommatie van Cozzmoss zijn de artikelen van de website www.aramnahrin.org verwijderd. Cozzmoss vordert schadevergoeding. De Stichting Arameeërs is van mening dat de vordering moeten worden afgewezen.

De Stichting Arameeërs legt uit waarom ze wijzigingen in het artikel hebben gemaakt: het Assyrische volk bestaat niet meer. De Kantonrechter beslist dat zich hier geen uitzondering voordoet als bedoeld in art. 15 Aw. Het zonder toelichting consequent schrappen van de woorden die refereren aan Assyriërs is geen journalistieke verwerking van de artikelen. De schadevergoeding wordt toegewezen.

4.2 Het Assyrische volk bestaat niet meer. De christenen in het Midden-Oosten zijn in een diaspora geraakt. Het kolonialisme van de westerse landen heeft de diaspora veroorzaakt. Door te doen voorkomen, zoals het Nederlands Dagblad doet, dat er één Assyrisch volk is, wordt onrecht gedaan aan de Arameeërs. De gewraakte artikelen dragen bij aan de “geestelijke genocide”op het Aramese volk. Stichting Arameeërs wil dat met alle haar ten dienste staande middelen een dergelijke genocide voorkomen. De plaatsing van de artikelen op de website van Stichting Arameeërs moet worden gezien als een protest tegen de handelwijze van het Nederlands Dagblad. Stichting Arameeërs heeft meermalen het Nederlands Dagblad verzocht te stoppen met het in artikelen refereren aan Assyriërs. Op de verzoeken is niet adequaat gereageerd.
5.1 De kantonrechter stelt voorop dat Stichting Arameeërs niet heeft bestreden dat de artikelen in het Nederlands Dagblad auteursrechtelijke bescherming genieten en hij stelt vast dat, gelet op de doelstellingen van de Stichting Arameeërs, zich niet de uitzondering voordoet als bedoeld in artikel 15 van de Auteurswet. Daaraan doet niet af dat volgens de parlementaire geschiedenis een individuele website binnen de reikwijdte van artikel 15 van de Auteurswet kan vallen (Nota n.a.v. het verslag bij w.v. 28.482 blz. 27). Er is dan naar het oordeel van de kantonrechter een journalistieke verwerking vereist. Het zonder toelichting consequent schrappen van de woorden die refereren aan Assyriërs is geen journalistieke verwerking van de artikelen.

5.2 Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de gevorderde verklaringen voor recht zullen worden toegewezen. Er is geen aanleiding deze verklaringen uitvoerbaar te verklaren bij voorraad. De omvang van de door Nederlands Dagblad B.V. geleden schade als gevolg van de publicaties op de website van de Stichting Arameeërs zal worden vastgesteld op € 0,31 per woord, hetgeen overeenkomt met het tarief dat het Nederlands Dagblad B.V. hanteert als publicatie op internet is toegestaan. Het gaat hier om een redelijke gebruiksvergoeding, waarbij in aanmerking is genomen dat de publicaties inmiddels door de Stichting Arameeërs van de website is verwijderd. Stichting Arameeërs zal derhalve worden veroordeeld aan Cozzmoss een schadevergoeding te betalen van € 869,55. De gevorderde administratiekosten zullen worden afgewezen. Dergelijke kosten worden geacht te zijn begrepen in de kosten als bedoeld in artikel 1019h Rv. 
Beslissing:

Verklaart voor recht dat de Stichting Arameeërs inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten die rusten op de in het geding zijnde artikelen in het Nederlands Dagblad en dat Stichting Arameeërs door deze artikelen te plaatsen op haar website onrechtmatig jegens het Nederlands Dagblad heeft gehandeld waardoor zij gehouden is na te melden schadevergoeding aan Cozzmoss te betalen.

Op andere blogs:
Nederlands Juridisch Dagblad (Auteursrecht gaat boven 'juiste' vermelding naam volk)
Internetrechtspraak (Rechtbank Almelo 30 oktober 2012 (Arameeërs))

IEF 11969

Riksdag: Richtlijn collectief beheer niet verenigbaar met subsidiariteitsbeginsel

CGemotiveerd advies van de Zweedse Rijksdag inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (COM(2012)0372 – C7-0183/2012 – 2012/0180(COD)), mededeling aan de leden (92/2012).

Swerige Riksdag

Meer over dit onderwerp: Multi-territorial licensing, voorstel richtlijn [IEF 11565].

De Rijksdag is ingenomen met de plannen van de Commissie om het collectieve beheer van rechten te moderniseren en is van oordeel dat het wenselijk is dat er op dit gebied op EU-niveau minimumvoorschriften worden opgesteld.
De Rijksdag is evenwel van mening dat delen van het voorstel met betrekking tot governance en transparantie in het kader van collectief beheer (zie Titel II) in strijd zijn met het subsidiariteitsbeginsel. De Rijksdag betwijfelt of het noodzakelijk is op EU-niveau gedetailleerde bepalingen betreffende transparantie en governance in verband met collectief beheer vast te stellen en is van oordeel dat de bepalingen betreffende governance en transparantie in hun huidige, gedetailleerde vorm niet in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel. Volgens de Rijksdag bestaat het gevaar dat te gedetailleerde bepalingen inzake o.a. verslaglegging de kosten van collectief beheer te veel zullen doen stijgen, met als gevolg dat de kosten van collectief beheer de aan de bepalingen verbonden voordelen teniet zullen doen. De Rijksdag vindt dat te gedetailleerde bepalingen inzake transparantie en governance op het gebied van collectief beheer op EU-niveau vermeden moeten worden. Naast het kostenaspect speelt tevens een rol dat gedetailleerde regels het gevaar kunnen creëren dat de werkingssfeer van oplossingen die op nationaal niveau hun nut hebben bewezen wordt beperkt.
De Rijksdag concludeert derhalve dat het voorstel van de Commissie in zijn huidige vorm niet in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel.

IEF 11964

Kritische vragen Eerste Kamer over toezichtbeleid

Eerste Kamerbrief 30 oktober, richtlijnvoorstel voor collectief rechtenbeheer en multiterritoriale muzieklicentieverlening voor online toepassingen in de interne markt (E120025) Kenmerk 151539u.

Uit de VOI©E-nieuwsbrief: De Eerste Kamer heeft naar aanleiding van het richtlijnvoorstel over toezicht op collectief beheer en multiterritoriale muzieklicentieverlening kritische vragen gesteld over de Nederlandse inzet.

Zorgen over concurrentiepositie van Nederlandse cbo’s. Zo vindt de VVD-fractie dat het Nederlandse wetsvoorstel toezicht op onderdelen verder gaat dan het richtlijnvoorstel. Daarmee is het wetsvoorstel op deze onderdelen te beschouwen als een zogenaamde nationale kop. De leden van de VVD-fractie zijn daar geen voorstander van. Het wetsvoorstel toezicht heeft daardoor een negatieve invloed op de concurrentiepositie van Nederlandse cbo’s.

Ook de leden van de D66-fractie vragen het kabinet aandacht voor de concurrentiepositie van Nederlandse cbo’s en voor een gelijk Europees speelveld.

Met betrekking tot de Europese plannen voor multiterritoriale muzieklicentieverlening vraagt de D66-fractie of niet het gevaar bestaat dat voor bepaald repertoire, bijvoorbeeld met een beperktere doelgroep, of bepaalde cbo’s, met name in de kleinere landen, de kosten relatief toenemen, waardoor zij op termijn uit de markt gedrukt worden? Dit is niet in het belang van de rechthebbenden of cbo’s en kan uiteindelijk ten koste gaan van een veelzijdig cultuuraanbod. Dit is volgens de D66-fractie bepaaldelijk van betekenis voor Nederland, omdat Nederlandse cbo’s en het Nederlandse repertoire vanwege het kleine taalgebied een moeilijkere concurrentiepositie innemen.

Lees hier de brief van de Eerste Kamer aan minister Opstelten.

IEF 11960

Advies Raad van State waarom een E-reader geen voorwerp voor thuiskopieheffing is

Advies Raad van State betreffende Besluit houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, Stcrt. 2012, 22 227.

e-book | e-readerIn navolging van IEF 11759. Naar aanleiding van het advies is de keuze om e-readers niet aan een thuiskopieheffing te onderwerpen nader gemotiveerd in de toelichting. Tevens is in de toelichting nader ingegaan op de motivering van de keuze voor een geldingsduur van het ontwerpbesluit van één jaar. Ten slotte is in de toelichting aandacht besteed aan de uitvoerbaarheid van de regeling voor producenten van dragers die in de bijlage bij het besluit zijn opgenomen. Daarbij is ook de toelichting op de uitvoerbaarheid van artikel 16ga Auteurswet opnieuw bezien.

In het Advies van Raad van State staat het volgende:

1. E-readers
De Afdeling merkt op dat de bijlage in het bijzonder ziet op dragers van muziek of van videobestanden. Zij heeft daarbij de zogenoemde e-readers gemist. Op grond van artikel 16c van de Auteurswet is niet uitgesloten dat ook e-readers aan een thuiskopieheffing worden onderworpen. De Afdeling adviseert in de  toelichting de keuze om e-readers niet aan een thuiskopieheffing te onderwerpen, nader te motiveren en de bijlage bij het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen.

2. Tijdelijke karakter
Ten aanzien van de opkomst van nieuwe dragers merkt de Afdeling op dat zij er niet op voorhand van overtuigd is dat de ontwikkelingen zo snel gaan dat de huidige lijst voorwerpen slechts voor de periode van één jaar zou kunnen worden vastgesteld. Uit de toelichting blijkt dat de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoedingen (SONT) in dit verband een periode van 3 jaar heeft geadviseerd. Daarbij tekent de Afdeling aan dat aanpassing van de bijlage, eventueel na een advies van de SONT, op grond van het voorgestelde artikel 1 altijd tot de mogelijkheden behoort.
(...)
De Afdeling adviseert in de toelichting de relatief korte geldingsduur van het ontwerpbesluit nader te motiveren en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.

3. Uitvoerbaarheid
Producenten van dragers die in de, ten opzichte van het thans geldende besluit ingrijpend gewijzigde, bijlage bij het ontwerpbesluit zijn opgenomen, hebben slechts een korte periode de gelegenheid zich op de uitvoering van het besluit voor te bereiden.3 Uit de toelichting blijkt niet in hoeverre deze producenten daartoe redelijkerwijs in staat zullen zijn.

De Afdeling adviseert de toelichting in de het licht van het bovenstaande aan te vullen.

IEF 11959

Vaststellen van schade bij online auteursrechtinbreuk

K. Sandvliet en A. Engelfriet, 'Vaststellen van schade bij online auteursrechtinbreuk', AMI 2012-5, p. 204.

Bij 'kleine' inbreuken op internet (overnemen foto op blog of artikel op site) wordt steeds vaker geprocedeerd. Daarbij hebben zich enkele opmerkelijke praktijken ontwikkeld, met name rond de wijze van claimen van geleden schade. In dit artikel het resultaat van een onderzoek naar jurisprudentie over deze kwestie.

Het gemak waarmee werk te copypasten is, de misvatting dat op internet alles gratis is en het feit dat een effectieve handhaving ver weg lijkt, heeft geleid tot de brede opvatting dat overnemen 'moet kunnen'. Dit uit zich in massaal overnemen van teksten en afbeeldingen door particulieren en kleine bedrijven en instellingen. Rechthebbenden richten zich steeds meer op online handhaving storten, hetgeen heeft geleid tot vele 'kleine' inbreukzaken. De vraag dringt zich hoe de schade bij dergelijke zaken moet worden bepaald. Met name de praktijk om als schadevergoeding het dubbele of drievoudige te vragen van de gebruikelijke vergoeding springt hierbij in het oog. Is hier niet in feite sprake van boetes?

Inhoudsopgave

De procespartijen
Bepaling van schade
Aansluiting bij richtprijzen
Economische waarde
Eisen van verhogingen
Invloed van algemene voorwaarden
Proceskosten
Conclusies

De procespartijen
De handhaving van online auteursrecht "in het klein" is een opmerkelijk fenomeen dat recentelijk veel aandacht heeft gekregen, met name nu enkele gespecialiseerde bureaus (wij noemen Cozzmoss en Getty Images) en advocatenkantoren deze handhaving als niche hebben ontdekt. Waar de handhaving als zodanig niet ter discussie staat, zijn deze zaken toch opmerkelijk omdat de door rechthebbenden verlangde bedragen als arbitrair en zelfs exorbitant worden ervaren.

Wij onderzochten 53 vonnissen en één arrest waarin de inbreukmaker een relatief kleine websitehouder is, waarin inbreuk is gemaakt op het auteursrecht op een foto of een geschreven werk en de hoofdvraag in de zaak vooral is toegespitst op de hoogte van de schadevergoeding. Deze uitspraken zijn afkomstig van Rechtspraak.nl, Boek9.nl en Ieforum.nl en gewezen tussen 2004 en 29 augustus 2012. Gepoogd is een zo compleet mogelijke inventarisatie te maken, maar naar de aard van de zaak zullen er ongetwijfeld vonnissen gemist zijn. Het betreft - op het arrest na en twee rechtbankuitspraken - alleen kantonrechtersvonnissen. Gezien de relatief geringe hoogte van de schade is het niet te verwachten dat er veel hogere rechtspraak zal volgen.

Eisende partijen
De eisende partijen in de onderzochte vonnissen vallen grofweg uiteen in drie groepen: Cozzmoss (23 zaken), fotografen (29 zaken) en schrijvers (2 zaken). De laatste twee groepen spreken voor zich. Het in 2005 opgerichte Nederlandse bedrijf Cozzmoss verdient wel een kleine toelichting. Het bedrijf richt zich op online handhaving van auteursrechten namens rechthebbenden, met name kranten. Cozzmoss hanteert speciale software om overgenomen auteursrechtelijk beschermde artikelen van haar klanten op te sporen. Fotografen en schrijvers opereren op basis van hun eigen auteursrecht. Cozzmoss is geen rechthebbende, en krijgt ook geen rechten overgedragen, maar opereert op basis van een lastgevingsovereenkomst als lasthebber op eigen naam.

Tegenover deze rechthebbenden staan de inbreukmakers. Wij hanteren deze term omdat de inbreuk in vrijwel alle zaken bewezen werd geacht. Deze groep is gevarieerder, en loopt van particuliere bloggers tot bedrijven en instellingen. Vaak handelt men vanuit commercieel oogmerk, maar lang niet altijd. Regelmatig wordt gesteld dat men niet wist dat er auteursrecht op het artikel of de foto rustte, of dat de inbreuk per ongeluk heeft plaatsgevonden, of dat de inbreuk niet direct de schuld van de gedaagde is. Deze verweren blijken bij de rechter weinig effect te sorteren. Of de gedaagde een commercieel oogmerk had, wordt zowel uitdrukkelijk verklaard niet van belang te zijn bij de vaststelling van de schadevergoeding, als expliciet in aanmerking genomen bij de vaststelling van de schadevergoeding. Ook relevant blijkt de houding van de gedaagde. Een partij die meteen na de eerste sommatie het werk verwijdert, krijgt meestal een verlaagde schadevergoeding opgelegd.

Sommige inbreukmakers verweren zich met een beroep op wettelijke excepties op het auteursrecht. In de elf vonnissen waarin de gedaagde zich beroept op een dergelijke exceptie werd dit beroep door de rechter afgewezen. De persexceptie wordt over het algemeen niet van toepassing geacht omdat de website van de gedaagde niet primair het brengen van nieuws als hoofddoel heeft. Een beroep op het citaatrecht wordt ook vrijwel altijd afgewezen, meestal vanwege ontbrekende naamsvermelding maar ook vaak omdat veeleerder sprake is van versiering dan van een functioneel verband. In één Cozzmosszaak werd echter bewezen geacht dat (in 2002) mondeling toestemming was verleend voor de overname.

Bepaling van schade
De wettelijke grondslag voor schadevergoeding bij inbreuk op auteursrecht is artikel 27 Auteurswet, hoewel strikt gesproken dit recht al voortvloeit uit het algemene artikel 6:162 BW. De regels over aansprakelijkheid en vaststelling van de hoogte van de schade zijn dus bij auteursrechtinbreuk niet anders dan bij een 'gewone' onrechtmatige daad. In de regel berust de berekening van een schadevergoeding op een concrete schadebegroting, waarbij de begroting zo veel mogelijk is gebaseerd op de concrete, individuele omstandigheden van de benadeelde.

Bij inbreuk op het auteursrecht is het moeilijk de daadwerkelijk geleden schade vast te stellen, zeker wanneer dit via een ongrijpbaar medium als het internet plaatsvindt. De schade in deze zaken wordt dan ook op abstracte wijze begroot. Artikel 6:97 BW geeft de rechter de mogelijkheid om de schade te begroten "op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is" met de aard van de schade, alsook de mogelijkheid om de schade te schatten. Deze laatste abstracte schadevergoeding is ook terug te vinden in artikel 27(2) Aw, waarin de rechter de mogelijkheid heeft om een forfaitair bedrag als schadevergoeding vast te stellen.

Dát er schade is geleden door de inbreuk, lijkt voor de rechter een gegeven. Een totale afwezigheid van schade wordt nergens aangenomen. De discussie komt dan ook eigenlijk altijd neer op de vraag welke schade is geleden. Uitgangspunt in vrijwel alle zaken is de vergoeding die verschuldigd zou zijn geweest indien de auteursrechthebbende toestemming zou hebben gegeven voor de overname.

Het recht op naamsvermelding wordt in de Auteurswet als persoonlijkheidsrecht (art. 25) opgevoerd en staat daarmee los van de economische exploitatierechten. In de onderzochte vonnissen wordt naamsvermelding echter regelmatig als economisch belang opgevoerd, bijvoorbeeld omdat naamsbekendheid leidt tot meer opdrachten. In slechts vijf gevallen wordt door de rechter immaterie schade toegewezen voor het ontbreken van de naam, waaronder twee als gevolg van het ontbreken van verweer door de gedaagde en n zonder motivering. Dat ontbreken van naamsvermelding de kans op verdere inbreuk wordt vergroot, wordt ook wel als argument geaccepteerd. In het enige arrest wordt het ontbreken van naamsvermelding als deel van de schade genoemd, maar wordt niet gemotiveerd hoe dit begroot wordt als deel van de vergoeding.

Naast de gemiste gebruiksvergoeding worden ook wel andere schadeposten opgevoerd. Zo wordt verlies aan exclusiviteit en vermindering van exploitatiemogelijkheden regelmatig erkend als schade. Minder sterke argumenten blijken echter afname van traffic naar de website van de rechthebbende, het niet meer kunnen stellen van voorwaarden voor het gebruik, het te algemeen bekend worden van de foto, gemiste advertentie-inkomsten en het zelf moeten opzoeken van de inbreuk.

Aansluiting bij richtprijzen
Voor begroting van schade geleden door professionele rechthebbenden kan aansluiting worden gezocht bij prijzen die in de branche gebruikelijk zijn. De beoordeling door de rechter steunt in deze gevallen op objectieve maatstaven, waarbij de rechter nagaat hoe groot de schade in het algemeen zou zijn geweest van een schuldeiser in een gelijksoortige positie. Fotografen hanteren hierbij vaak (18 van de 29 fotografen-vonnissen) de zogeheten Richtprijzen Fotografie.

Tot 2004 publiceerde de FotografenFederatie, de overkoepelende organisatie van diverse beroepsverenigingen van fotografen een lijst met richtprijzen. Na sommatie door de kartelwaakhond NMa heeft de organisatie de publicatie gestaakt. Publicatie en verhoging van de prijzen is vervolgens als particulier initiatief overgenomen, hoewel volslagen onduidelijk is hoe de representativiteit van deze prijzen wordt bepaald. Het is dan ook bepaald merkwaardig te noemen dat rechters in 9 van de 29 fotografen-zaken de Richtprijzen volgen bij bepaling van de schade.

De auteursrechtenorganisatie voor visuele makers Pictoright heeft ook een tarievenlijst opgesteld voor gebruikers, maar deze wordt in geen enkel vonnis expliciet genoemd. Vanuit de aan Pictoright gelieerde stichting Foto Anoniem is een prijslijst beschikbaar die vaak als vervanging van de Richtprijzen wordt gepresenteerd. Ook hiervan is niet duidelijk hoe de gangbaarheid van de tarieven wordt bepaald.

Er is ons geen onderzoek bekend dat bepaalt welke prijzen gebruikelijk zijn in deze branche. Eind 2010 publiceerde NRC Handelsblad een overzicht van de tien best verkochte foto's van fotobureau Hollandse Hoogte. De nummer n had als topprijs 482 euro. En voor wie als particulier op niet-commercie basis een foto wil gebruiken, is sinds enige tijd de website www.EerlijkeFoto.nl beschikbaar. Deze verkoopt licenties voor enkele euro's voor niet-commercieel gebruik. De toegewezen schadevergoeding wijkt hier fors vanaf: de mediaan ligt rond de 1200 euro, met uitschieters naar enkele duizenden euro en in n geval 19.500 euro.

Economische waarde
Voor het begroten van de schade wordt door Cozzmoss aansluiting gezocht bij het zelf geïntroduceerde criterium van de "economische waarde" van het artikel dat is overgenomen. De economische waarde wordt ingevuld als de kosten die de rechthebbende, in de meeste gevallen een krant, voor het artikel heeft gemaakt. De kosten worden in twaalf van de 23 vonnissen gelijkgesteld aan het betaalde freelance tarief per woord, dat loopt van 36 cent per woord voor de Volkskrant tot 52 cent per woord voor NRC Handelsblad. Hiermee komt de waarde neer op een vergoeding van de volledige kosten die de kranten voor het artikel hebben betaald. Dit staat in groot contrast met de vergoeding van slechts 2% die de kranten zelf in begin 2000 voor het hergebruik op internet aan freelance journalisten bereid waren te betalen.

Een andere invulling van "economische waarde" is de gepubliceerde prijs voor hergebruik. Deze prijs blijkt in de praktijk identiek aan het al genoemde freelance tarief. In 8 van de 23 Cozzmoss-vonnissen wordt deze invulling gevolgd. Het lage aantal is vooral verklaarbaar doordat Cozzmoss deze invulling pas sinds medio 2011 hanteert. In twee zaken werden beide invullingen overigens samen gehanteerd.

Eisen van verhogingen
In 42 van de 53 zaken wordt een verhoging (meestal verdubbeling of verdrievoudiging) van de economische waarde, licentievergoeding of het oorspronkelijk honorarium gest als onderdeel van de schade. Als grondslag wordt onder meer aangevoerd dat sprake is van uitgeholde exclusiviteit,38 dat de inbreuk op internet de kans verhoogt op nieuwe inbreuken,39 dat publicatie ongevraagd plaatsvond,40 dat het achteraf kopen van toestemming moet worden tegengegaan,41 ter ontmoediging van inbreuk of simpelweg dat de auteursrechten zijn geschonden.

De laatste drie grondslagen komen in feite neer op het creen van een afschrikking om auteursrechten te schenden. Dit is vanuit de positie van rechthebbenden begrijpelijk. Wanneer de schadevergoeding gelijk is aan de normale licentievergoeding, bestaat het ree gevaar dat potentie klanten eenvoudigweg het risico nemen niet te betalen totdat zij op de vingers worden getikt.

Een punitieve grondslag voor het hanteren van verhogingen van de gebruikelijke tarieven bij berekening van schadevergoeding is in de wet echter niet terug te vinden. Het gaat in het civiele recht immers om het compenseren van de geleden schade, en niet om leedtoevoeging of bestraffing van de onrechtmatige daad, of om het creen van een afschrikking naar derden toe. Dit zijn overwegingen om een daad strafbaar te stellen, en de reden dat opzettelijke inbreuk op het auteursrecht als misdrijf is vastgelegd.

Kanttekening daarbij is dat strafrechtelijke handhaving in het auteursrecht vrijwel volstrekt afwezig is. Hoewel formeel de opzettelijke schending van het auteursrecht een misdrijf is, komt het Openbaar Ministerie slechts in zeer uitzonderlijke gevallen in actie. Er moet sprake zijn van grootschalige inbreuk die verband houdt met georganiseerde misdaad of de volksgezondheid bedreigt. Het soort inbreuken dat in dit onderzoek centraal staat, voldoet volstrekt niet aan dit criterium.

De afwezigheid van een effectief strafrechtelijke handhaving heeft, samen met de grootschalige inbreuken op internet, er dan ook toe geleid dat rechthebbenden zelf op zoek zijn gegaan naar genoegdoening binnen de civielrechtelijke handhaving. Dit leidt tot allerlei argumenten waarom de schade meer is dan de gewone gemiste vergoeding. Hoe begrijpelijk dit ook is, het wringt wel met het wettelijk systeem van schade-vergoeding.

Invloed van algemene voorwaarden
Een veel gebruikt argument (24 van de 53 zaken) door rechthebbenden om een hogere schadevergoeding te eisen dan de gebruikelijke vergoeding is dat door hen gehanteerde algemene voorwaarden een beding van die strekking kennen. De hierbij vrijwel altijd gehanteerde voorwaarden zijn de standaardvoorwaarden zoals gepubliceerd door Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en de Fotografenfederatie (FF).

Artikel 18A en 19 van de NVJ-voorwaarden bepalen dat bij "gebruik dat niet is overeengekomen" een vergoeding van minstens drie keer het overeengekomen honorarium moet worden betaald, en nog eens 100% van het honorarium wanneer naamsvermelding ontbreekt. Artikel 17.2 en 18.2 van de FF-voorwaarden bevatten overeenstemmende bedingen.

In de onderzochte zaken gaat het om inbreuk en niet om wanprestatie bij overeenkomst, waardoor geen direct beroep kan worden gedaan op algemene voorwaarden. Toch zoekt de rechter regelmatig aansluiting bij deze standaardvoorwaarden. In het ene arrest alsmede negen van de vijftien fotografen-vonnissen wordt analoge toepassing van de FF-voorwaarden aangenomen. Terugkerende overweging daarbij is dat deze "een rechtens aanvaardbaar en geaccepteerd uitgangspunt vormen om de schade te begroten" dan wel dat toepassing aansluit bij wat gebruikelijk is in de branche. Verdere motivering blijft uit, met het gevolg dat het onduidelijk blijft waarop deze overwegingen gebaseerd zijn.

Opmerkelijk is dat bij geschreven werk (Cozzmoss en Schrijvers) de NVJ-voorwaarden veel minder snel van toepassing worden verklaard. In zes van de acht zaken waarin de NVJ-voorwaarden werden opgevoerd door eisers, wees de rechter dit beroep af. De rechter overwoog onder meer dat deze niet overeengekomen waren en dat de daaruit voortvloeiende verhoging niet gebaseerd was op een schadeberekening. De motivatie om wel toe te passen is in de andere twee zaken zeer beperkt.

In vier zaken waar de AV FF als uitgangspunt worden genomen, wordt de verhoging uit deze voorwaarden als objectieve maatstaf aangenomen. Daarnaast is volgens vijf rechters een verhoging gerechtvaardigd als 'straf' omdat het derden anders vrij zou staan achteraf toestemming te kopen. Vijf andere rechters wijzen de verhoging uit de AV FF af, omdat de verhoging het karakter heeft van een boete. Hier wordt vaak aan toegevoegd dat erhaupt geen toepassing van de AV FF kan plaatsvinden, omdat de algemene voorwaarden niet tussen de partijen zijn overeengekomen. Of deze voorwaarden dan een "rechtens aanvaardbaar en geaccepteerd uitgangspunt" kunnen zijn, blijft daarbij in het midden.

Proceskosten
Los van de toewijzing en begroting van een schadevergoeding, geldt bij auteursrechtinbreuken dat in beginsel de volledige, werkelijke proceskosten vergoed moeten worden door de in het ongelijk gestelde partij. De rechter kan beoordelen of de kosten redelijk en evenredig zijn en deze kosten op grond van de billijkheid eventueel matigen. De hoogte van (dreigende) proceskosten wordt in de praktijk, zeker bij de 'kleine' inbreukmaker uit dit onderzoek, genoemd als belangrijke factor om tot een schikking over te gaan.

Uit het onderzoek blijkt dat de rechter in 19 van de 53 gevallen de schadevergoeding matigt, meestal (13 van 19) tot maximaal 1000 euro. In n geval werden de indicatietarieven gevolgd en werd 8.000 euro toegewezen. In nog eens tien gevallen werden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen. In twee zaken kreeg de gedaagde zijn proceskosten vergoed van de eiser.

Conclusies
Hoe bepaalt de rechter de hoogte van de schadevergoeding bij 'kleine' online auteursrechtinbreuken? Wij onderzochten 53 vonnissen waarin de inbreukmaker een relatief kleine websitehouder is, waarin inbreuk is gemaakt op het auteursrecht op een foto of een geschreven werk en de hoofdvraag in de zaak vooral is toegespitst op de hoogte van de schadevergoeding.

Uitgangspunt in vrijwel alle zaken is de vergoeding die verschuldigd zou zijn geweest indien de auteursrechthebbende toestemming zou hebben gegeven voor de overname. Ook wordt voor ontbrekende naamsvermelding regelmatig een aparte vergoeding verschuldigd geacht. In 20 van de 23 onderzochte Cozzmoss-zaken wordt de "economische waarde". als basis genomen, oftewel het aankoopbedrag van het artikel door de krant in wiens opdracht het is geschreven of de gepubliceerde prijs voor hergebruik.

Bij fotografen wordt vaak geschermd met richtprijzen om de vergoeding te bepalen. Deze worden in 9 van de 29 fotografen-zaken overgenomen door de rechter. De algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie worden verder regelmatig (9 uit 15) als "rechtens aanvaardbaar en geaccepteerd uitgangspunt om de schade te begroten" opgevoerd, met overwegend het gevolg van een verhoging naar twee (soms drie) maal de oorspronkelijke licentievergoeding. Bij tekstschrijvers en Cozzmoss wordt het gebruik van de standaardvoorwaarden van de Nederlandse Journalisten Vereniging juist in meerderheid (6 uit 8) van de gevallen afgewezen. Ook zonder toepassing van bepalingen uit algemene voorwaarden wordt een verhoging van de waarde van het werk regelmatig (13 uit 24) toegewezen, zeker wanneer deze is gepresenteerd als aanvullende schade (zoals uitholling van exclusiviteit of ontbrekende naamsvermelding).

Een verhoging met punitief element (bestraffen van overname, afschrikken van derden) wordt echter ook relatief vaak (11 uit 19 zaken) toegewezen. Hoezeer er tegenwoordig sprake is van een tijd waarin gemakkelijk online inbreuk op auteursrechten wordt gepleegd, blijft het buitengewoon merkwaardig dat een vordering tot schadevergoeding kan worden ingezet als algemeen preventiemiddel.