IEF 22752
16 juni 2025
Artikel

deLex zoekt Juridisch eindredacteur (32 uur)

 
IEF 22754
16 juni 2025
Artikel

FIPE x KvdL event op 26 juni 2025

 
IEF 22749
16 juni 2025
Uitspraak

Kantonrechter bevestigt doorlopende licentieovereenkomst tussen SENA en eenmanszaak

 
IEF 1753

Zijdelings

Rechtbank Alkmaar, 9 maart 2005, LJN: AV4170. Tradekar International B.V. tegen Pat Europe B.V.

Eiser krijgt domeinnaam overgedragen, maar moet daar wel voor betalen. Overdracht wordt bevolen op grond van overeenkomst en hoewel de rechtbank o.a. stelt dat een overeenkomst met gedaagde, waarin wordt gemeld dat (de Britse merkhouder) Kingavon "in het geheel" tot het merk gerechtigd is en dat dat laatste niet op een voorbehoud terzake de domeinnamen wijst, vindt de rechter dat er geen ruimte is voor Trips/260 Rv, omdat er slechts zijdelings sprake is van IE-recht. Vonnis vraagt wellicht om een nootje.

Tradekar is een groothandel in onder meer autoaccessoires. Pat was distributeur daarvan en zij nam goederen van Tradekar af. Kingavon Limited was voorheen houdster van het merk Pro User in Groot Brittannië en zij gebruikte het merk in Europa. Kingavon heeft Tradekar toegestaan om de naam Pro User in Nederland en Duitsland te gebruiken.

Vervolgens heeft Tradekar aan Pat toegestaan om de naam Pro User in Nederland te gebruiken. Pat heeft het merk Pro User op haar naam doen registreren voor de Benelux. Pat het merk Pro User later om niet overgedragen aan Kingavon.

Inmiddels had Pat, onder meer, de domeinnamen www.pro-user.com en www.pro-user.nl op haar naam doen registreren. Uit E-mailverkeer tussen medewerkers van partijen blijkt dat Pat zich akkoord verklaarde met overschrijving van de registratie.Nadat Pat in een later stadium weigerde aan de overdracht mee te werken, heeft Stadekar conservatoir beslag tot overdracht doen leggen op de beide domeinnamen, dus zowel op www.pro-user.com als www.pro-user.nl.

Nu vast staat dat Kingavon in ieder geval sedert 2002 houdster in Groot Brittannië en gebruikster in Europa van het merk Pro Use is, moet het oudste gebruik aan Kingavon worden toegekend. Ouder gebruik geldt ook voor Tradekar, nu zij het recht van gebruik kreeg van Kingavon en nadien dat recht aan Pat verleende. Daarom is het nog maar de vraag of Pat zonder meer het recht toekwam om het merkrecht Pro User op haar naam voor de Benelux te doen inschrijven.

In dat kader kan ook de overdracht van het merkrecht van Pat aan Kingavon worden gezien, namelijk om niet en zonder nadere voorwaarden. Pat heeft betoogd dat zij aan de overdracht meewerkte omdat zij ervan uitging dat zij nadien als vanouds, via Tradekar, de importeur, als distributeur zou kunnen blijven optreden, maar het zou meer dan voor de hand liggen dat dat streven, al dan niet met Tradekar als derde partij, in de overeenkomst zou zijn opgenomen, waarvan niet is gebleken.

Overdracht van een merk brengt wellicht niet mee dat automatisch de domeinnaam wordt overgedragen, maar het feit dat de merkhouder ervan wordt weerhouden zijn eigen merk en/of naam als domeinnaam te registreren doordat die domeinnaam al door een derde is geregistreerd kan onder omstandigheden - in het bijzonder wanneer de registratie door de derde zonder geldige reden is geschied - als onrechtmatig jegens de merkhouder, respectievelijk degene waarvan het ouder gebruik vast staat, worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is nog een complicerende factor dat Tradekar niet de merkhouder is maar degene die het gebruik van de merkhouder heeft verkregen, maar gelet op die omstandigheid komt het niet ongewoon voor dat Tradekar een, weliswaar relatief bescheiden geldbedrag zoals in casu de Euro 1.000,-, voor de daadwerkelijke overschrijving van de domeinnaamregistratie voldoet.

Pat heeft als geldige reden voor registratie opgegeven dat zij zeker wilde zijn van een voortdurend gebruik van de naam Pro User, mede omdat zij aanzienlijke bedragen zou hebben geïnvesteerd in de naam, maar Tradekar heeft dat laatste bestreden en Pat heeft vervolgens in het geheel niet aannemelijk gemaakt dat zij dermate grote investeringen heeft gedaan in de naam Pro User dat overdracht onbillijk zou zijn. Bovendien is de stelling dat het haar bedoeling was uitsluitend de domeinnaam .com over te dragen, zoals hierna behandeld, daarmee in strijd, want waarom zou .com wel voor een gering bedrag kunnen worden overgedragen en .nl niet? Verder is niet aannemelijk dat een naam opgebouwd in de automaterialenbranche bekendheid zou opleveren in de kantoorartikelenbranche, waarop Pat stelt zich momenteel te richten.

Pat heeft betoogd dat het desbetreffende E-mailverkeer uitsluitend betrekking had op de domeinnaam www.pro-user.com en niet op www.pro-user.nl maar die stelling komt gekunsteld voor. Niet in de laatste plaats wordt in dit kader verwezen naar de inhoud van meergenoemde overeenkomst, waarin wordt gemeld dat Kingavon "in het geheel" tot het merk gerechtigd is. Zoals hiervoor reeds overwogen wijst dat laatste niet op een voorbehoud terzake de domeinnamen.

De rechtbank gaat ervan uit dat zowel een overeenkomst van overdracht ten aanzien van de beide domeinnamen tot stand is gekomen en dat ook overigens Pat de plicht zal hebben ten behoeve van Tradekar afstand te doen van de door haar indertijd geregistreerde domeinnamen www.pro-user.com en www.pro-user.nl.

Dat brengt mee dat de gevorderde overdracht in conventie zal worden toegewezen. Bij de bedoelde toewijzing wordt er mede van uitgegaan dat Tradekar terzake de overdracht bij nakoming door Pat Euro 1.000,- aan laatstgenoemde voldoet.

Nu de grondslag van de vorderingen in conventie nakoming van een overeenkomst is en slechts zijdelings betrekking heeft op bescherming van intellectuele eigendom is het Trips-verdrag niet van toepassing en zal geen termijn als bedoeld in artikel 260 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden bepaald.

Lees het vonnis hier.

IEF 1752

Miljoenen (2)

“In het onderstaande bericht dat op uw website staat en dat door Novum is verspreid staat een onjuiste opmerking over VIDEMA (zie vetgedrukt). Dit stuk is door Novum verspreid naar aanleiding van een bericht uit de Telegraaf van zondag 5 maart. In de bewuste passage (zie vetgedrukt) van het artikel gaat het over Reprorecht ipv VIDEMA. Novum heeft deze wijziging een dag later ook gemeld via haar nieuwsfeed. Op uw website is dit echter nog niet aangepast. Wij zouden graag zien dat dit wordt aangepast op uw website.  Met vriendelijke groet, Stichting Videma

´Volgens het bericht zou Buma/Stemra bovendien 46 miljoen euro hebben verloren op een beleggingsportefeuille van 330 miljoen euro. En Videma zou vorig jaar 19,4 miljoen euro hebben geïnd, waarvan 6,3 miljoen euro is uitgekeerd aan rechthebbenden. De kamervragen zullen wel snel komen.” Eerder bericht hier.

IEF 1751

Alleen of in combinatie met ‘du’

Gerechtshof Amsterdam, 2 maart 2006, 761/05 KG. J.L.K. Bosch, One Stop Business B.V. tegen Pon Holdings B.V., Pon Power B.V. en Pon Equipment B.V. (Met dank aan Mélanie Loos, Clifford Chance).

Over merken, domeinnamen, forumshoppen en geheime concepten. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter die, volgens het arrest, de vorderingen tot het staken van inbreuk op de merkrechten en handelsnaamrechten van  Pon, het staken van onrechtmatig handelen jegens Pon en de overdracht van de inbreukmakende domeinnamen, op de in het dictum van het vonnis gepreciseerde wijze heeft toegewezen.

Bosch heeft de domeinnamen ponequipment.com en ponpower.com op 16 september 2004 op zijn naam geregistreerd en doorgelinkt naar de website van zijn eigen bedrijf.  Pon beschikt over twee PON woordmerken en gebruikt de handelsnamen Pon Power en Pon Equipment sinds 14 september 2004. Beide bedrijven verrichten diensten op de grond- weg- en watermarkt.

Het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter in rechtbank Amsterdam wel degelijk bevoegd was, nu het hier een beweerde merkinbreuk betreft, gepleegd door het gebruik van domeinnamen, en de bij deze domeinnamen behorende websites in heel Nederland, dus ook in het arrondissement Amsterdam,  zijn te raadplegen. ‘Dat het gevolg hiervan is dat de weg wordt geopend voor ‘forum shopping’ maakt dit niet anders.’

Met betrekking tot de inbreuk stelt Bosch allereerst dat het woordmerk PON onvoldoende onderscheidend vermogen bezit, o.a. omdat het een familienaam is die alleen of in combinatie met ‘du’ regelmatig voorkomt. Het hof gaat hier niet in mee.

Pon is het dominerende en meest onderscheidende element van de domeinnamen. Naar het voorlopig oordeel van het hof is het niet aannemelijk dat de bedrijven niets met elkaar uitstaande hebben, zodat ervan moet worden uitgegaan dat Bosch ongerechtvaardigd voordeel trekt van het doorlinken.

Dat Pon haar merk pas een dag na de domeinnaamregistratie van Bosch heeft uitgebreid met de klassen 7 en 12 is volen het hof niet relevant, te minder nu Pon onweersproken heeft gesteld dat er sprake is van overlapping tussen deze nieuwe klassen en de klassen waarvoor het merk al was geregistreerd.  

Ook de stelling van Bosch dat er een geldige reden is voor het gebruik van de domeinnamen, omdat er sprake zou zijn van toekomstig gebruik van een vooralsnog geheim Pay On Need concept is onvoldoende is gesubstantieerd en baat Bosch niet.

Lees het arrest hier.

IEF 1750

Miljoenen (2)

Reactie van Cees Vervoort, directeur van Buma/Stemra op de uitspraken van VVD Tweede-Kamerlid Charlie Aptroot over het functionere van o.a. Buma/Stemra (eerder bericht hier)

"Aptroot slaat de plank volledig mis," Volgens Vervoort wordt vooral duidelijk dat het Kamerlid de jaarverslagen van Buma niet goed heeft gelezen. "Als hij dat had gedaan, dan had hij gezien dat wij geen 330 miljoen euro beleggen euro maar zo'n 240 miljoen, waar wij positieve resultaten op behalen. Dat wij 46 miljoen euro hebben verloren is absolute nonsens." De rechtenorganisatie kan dit bedrag investeren omdat er veel tijd zit tussen het innen van geld en het verdelen ervan over de artiesten. Buma/Stemra vermijdt daarbij risicovolle beleggingen en de winst die de organisatie maakt gaat naar de artiesten, zegt Vervoort.

Ook het commentaar op het 'luxe kantoorpand van 1,7 miljoen euro' wijst Vervoort van de hand. "Het is een kantoorpand, maar we zitten gewoon in Hoofddorp aan de snelweg. Bovendien worden delen van het pand doorverhuurd aan derden." Ook hier wijkt Aptroot dus af van de feiten, aldus Vervoort. "Het is gewoon een verkiezingsstunt. Hij wil blijkbaar alle horecaondernemers tot VVD-kiezers bekeren, wat ze volgens mij al voor een groot deel zijn. Onze tarieven lopen gelijk met de inflatie op, terwijl de prijzen voor gas en licht veel harder stijgen. Daar hoor ik ze nooit over klagen." Aptroot houdt vol dat zijn berekeningen kloppen. Lees hier meer (VPRO).

IEF 1749

Juridisch niets mis mee (8)

Edwin Jacobs bericht op zijn tweetalige weblog Law&Justice over de Deense versie van NVM-zoekallehuizen.nl: “in a groundbreaking judgment the Danish Maritime and Commercial Court accepted the use of deep linking in relation to real estate advertisement. The Court rules specifically on the realestate-broker vs. portals domain, allthough the wording of central paragraphs are very generic.

According to the Court, Ofir's deep linking is legal because it is done pursuant to principles of loyalty. The Court also mentiones that deep linking in general (so apparently not only in this real estate case) is a desirable function of the Internet and search engines. The Court also said that the www.home.dk real estate database is not considered as a database in the meaning of the database legislation (European Union Database-directive).

The Danish case could also be relevant for a very recent Dutch case where the Dutch association of real estate agents sued Zoekallehuizen.nl. (…) Both the Dutch and the Danish case are about real estate websites. I don't know all the facts, nor all the legal arguments used, but both of them are very relevant cases to follow because they are likely to have far-reaching consequences for other Internet businesses, and in particular, real estate websites and (meta) search engines.” Lees hier meer.

IEF 1748

Een achtergrond van amber

Conclusie AG Verkade inzake Kecofa B.V. tegen Lancôme SNC, Hoge Raad, 16 december 2005, rolnr. C04/327 (Metdank aan De Brauw Blackstone Westbroek).  

Wordt een ‘frisse bloemgeur van witte rozen en lelietjes-van-dalen, versterkt door de poederachtige geur van iris, abrikozenbloesem en heliotroop en met een achtergrond van amber, sandelhout en musk’ beschermd door het auteursrecht?

Uitgebreide conclusie, 62 pagina's, over de auteursrechtelijke bescherming van parfum. Summa summarum kiest Verkade naar Nederlands recht voor een positieve beantwoording van de vraag of parfums (of meer in het algemeen: geurcomposities), in aanmerking kunnen komen voor bescherming als werken in auteursrechtelijke zin.  Het is de geur, het corpus mysticum, die auteursrechtelijk beschermd is, niet de vloeistof, het corpus mechanicum.

Dat het hof bescherming voor de 'reukstof' heeft aangenomen, is hier alleen louter taalkundig mee in tegenspraak. Het hof spreekt immers van 'de stof die als gevolg van haar samenstelling een bepaalde geur verspreidt' en volgens Verkade kan je in deze zin de nadruk net zo goed op 'bepaalde geur' leggen in plaats van op 'stof.' De geur is belichaamd in de reukstof of bepaalbaar via de reukstof in het flesje.

Maar, in dit geval is er echter geen sprake van inbreuk, althans van deugdelijk bewezen inbreuk. Verkade concludeert dat hofs oordeel omtrent de (te grote) mate van auteursrechtelijk relevante gelijkenis tussen het parfums uitsluitend is gebaseerd op het in opdracht van Lancôme opgestelde rapport, zonder zelfs een eigen zintuiglijk onderzoek te hebben gedaan met het rechterlijke reukorgaan. Het is de vraag of Kecofa voldoende in gelegenheid is geweest om een adequate reactie te formuleren op het rapport en het hof had hierop ambtshalve acht moeten slaan. Dat de advocaat van Kecofa heeft nagelaten protest aan te tekenen tegen de late indiening van het rapport doet daaraan niet af. Conclusie strekt derhalve tot vernietiging van het arrest van het Hof en verwijzing.

62 pagina’s lijkt veel, maar Verkade heeft ook deze keer weer een juridische page-turner afgeleverd. Droge feiten worden afgewisseld met juweeltjes als: 

“Bepaald niet ondenkbaar is de openbaarmaking van een parfum in de zin van art. 12 lid 1 onder 4: de ‘voorstelling in het openbaar’, die zich volgens art. 12 lid 4 reeds voordoet in besloten kring, tenzij die kring zich beperkt tot de (nader) besloten familie-, vrienden- of daaraan gelijk te stellen kring. Hier kunnen bijv. dameskappers mee te maken krijgen, die de behandeling van hun clientèle niet compleet vinden zonder een vleugje - eerlijk gekochte - Trésor. Een parfumeur als Lancôme zal daartegen misschien niet aanstonds willen optreden, maar wél als zij een bijv. een relatief lucratief contract kan afsluiten (en dan waarschijnlijk meteen voor alle Lancôme-parfums) met het Hilton-concern, waarbij de Hilton-coiffeurs daartoe het exclusieve recht krijgen.

Wie er ook mee te maken kunnen krijgen zijn dansschoolhouders, zaalverhuurders, en winkeliers die in hun bedrijfsruimten Trésor of een ander (eerlijk gekocht) parfum willen gebruikt om een aangename atmosfeer te scheppen: alles vanwege het (qua informele wetshistorie vooral voor Buma bedoelde) zo ruime wettelijke openbaarmakingsbegrip. Ik zeg niet dat het recht van de parfumeur-auteur beslist niet zo ver zou mogen gaan, maar ik wijs op de consequentie bij ongewijzigde toepassing en uitleg van deze openbaarmakingsbegrippen.

Aanzienlijke moeite krijg ik wel als iemand die bijv. Trésor gekocht heeft en dat wil laten merken inbreuk op het auteursrecht van de parfumeur pleegt, zodra hij dat parfum ook in besloten kring ruikbaar met zich draagt en (in de aan een muziekzaak ontleende woorden van de Hoge Raad) ‘er een beroeps- of bedrijfsbelang bij heeft dat ook anderen dan hij zelf’ het parfum kunnen ruiken. Ook al zal het ze wel vergeven worden: een stewardess en een receptioniste zitten dus parfumauteursrechtelijk fout; een lerares en een secretaresse zitten in de gevarenzone. Een gewone rechter niet, denk ik, maar de persrechter? Een luchtvaartmaatschappij die al haar stewardessen ‘standaard’ met Trésor uitgerust wil zien, zal in het bestaande auteursrechtelijk systeem niet alleen theoretisch maar allicht ook in de praktijk toestemmingsafhankelijk kunnen blijken.”

Lees de gehele conclusie hier.

IEF 1747

Elk afzonderlijk dier is niet origineel (2)

Plaatjes. Vanuit België wordt regelmatig in het archief gezocht op “paard dat over de halve staldeur kijkt” en andere afbeeldingen bij de zaak ‘Balta’ van het Belgische Hof van Cassatie van 11 maart 2005.

In deze zaak legt het Belgische Hof van Cassatie de lat voor auteursrechtelijke bescherming voor Nederlandse, maar naar verluid ook ook naar Belgische begrippen opzienbarend hoog. In bijgaande afbeeldingen eerst het origineel van eiseres Balta, gevolgd door de bewerkingen van gedaagde Roger Vandeberghe. 

Eerder bericht van 18 april 2005, met arrest, hier.
Afbeelding boerderij hier, circus  hier en muizen hier (afbeeldingen na openen op normale grote instellen in browserscherm).

IEF 1746

uitgepootte aardappelknollen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 maart 2006, KG ZA 06-158. Saatzucht Firlbeck GmbH & Co tegen Stet Holland. Kwekersrecht, licenties, Duits recht.

Firlbeck is houdster van het communautaire kwekersrecht dat is verleend voor het door haar ontwikkelde aardappelras Exquisa. Stet drijft een onderneming die zich o.a. bezig houdt met de vermeerdering van pootaardappelen en de handel in poot- en consumptieaardappelen, waaronder (poot)aardappelen van het ras Exquisa. (Exquisa vertoont de bijzonderheid dat één knol circa 20 nieuwe knollen van doorgaans klein formaat (kriel) zal opleveren).

Firlbeck en Stet hebben in 1998 een Vertrag für Kartoffelsorte Exquisa gesloten. Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst als gevolge van de daarin opgenomen rechtskeuze wordt beheerst door Duits recht.

De vorderingen van Firlbeck berusten alle op de vooronderstelling dat Stet inbreuk maakt op het kwekersrecht van Firlbeck omdat zij na de opzegging van de overeenkomst geen licentie meer heeft en haar ook uit hoofde van de uitloopregeling geen gebruiksrecht meer toekomt.  In correspondentie en ook in verband met dit kort geding hebben partijen hoofdzakelijk gediscussieerd vanuit de optiek van het kwekersrecht.

Beide partijen beroepen zich ieder voor zich op de door hen overgelegde opinie van een Duitse autoriteit op het gebied van kwekersrecht dan wel Patentrecht of IE recht in het algemeen. Uit de overgelegde opinies kan de voorzieningenrechter evenwel geen andere conclusie trekken dan dat een Duitse rechter zich nog niet eerder heeft gebogen over de vraag van uitleg van een uitloopbepaling van de overeenkomst.

Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat de overeenkomst qua uitvoering en uitleg met name beoordeeld moet worden aan de hand van de regels die in Duitsland gelden in het algemene contractenrecht en in het bijzonder het recht betreffende duurovereenkomsten zoals distributieovereenkomsten. De overeenkomst in dit geding heeft immers voor alles de kenmerken van een exclusieve distributie overeenkomst, vergelijk artikel 1 betreffende het doel van de overeenkomst. Opmerkelijk is ook dat de bepaling omtrent de duur van de overeenkomst de Vertretung betreft, niet de duur van de licentie. 

Ter zitting is besproken dat niet aannemelijk is dat het Duitse recht betreffende de uitleg van overeenkomsten wezenlijk afwijkt van het Nederlandse recht. Met betrekking tot de wijze waarop distributie overeenkomsten worden uitgevoerd en met name onder welke voorwaarden zij kunnen worden beëindigd lijkt dit evenwel anders te zijn.

Kort gezegd heeft naar Duits recht de distributeur, zonodig tegen andersluidende afspraken in de overeenkomst in, recht op vergoeding van zijn investeringen. De Duitse rechtspraak zoekt hier wegen analoog aan de regelgeving voor de agent. In de Duitse rechtspraak wordt het recht van de distributeur gerealiseerd ofwel door een langere beëindigingtermijn dan overeengekomen ofwel door betaling van een passende vergoeding, dan wel mengvormen hiervan.

Naar de kern genomen stelt Stet dat de overeenkomst, met name de uitloopregeling opgenomen in de overeenkomst, moet worden uitgelegd op een wijze waardoor zij de kans krijgt haar investeringen terug te verdienen.  Volgens Stet brengt de uitloopregeling met zich mee dat zij gerechtigd is ook na 31 december 2005 vermeerderingshandelingen te blijven verrichten, met de oogst die ten tijde van de opzegging te velde stond. De uitloopregeling komt dan ten einde op het moment dat dit pootgoed, dat zij in het laatste contractsjaar heeft geproduceerd, alle gebruikelijke vermeerderingsstadia heeft doorlopen en als gecertificeerd Z materiaal op de markt kan worden gebracht.   

Volgens Firlbeck biedt de uitloopregeling Stet de mogelijkheid na de beeindiging van de overeenkomst om vermeerderingshandelingen die ten tijde van de beëindiging reeds waren aangevangen, af te maken en de oogst daarvan te verkopen. Zij biedt daarom aan van Stet het beschikbare pootgoed over te nemen. Dit met de bedoeling deze hoeveelheid door te leveren aan de licentienemer die Stet zal opvolgen. 

Alles te zamen genomen is naar voorlopig oordeel de kans dat de overeenkomst moet worden afgewikkeld en beëindigd op de door Firlbeck voorgestelde wijze niet zeer groot te achten. De voorzieningenrechter weegt mee hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot de geldigheid van de opzegging voor de groep landen waartoe Frankrijk behoort. Er lijkt dan ook een gerede kans te zijn dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de licentie van Stet niet is vervallen of dat deze voortduurt in de beperkte vorm van een uitloopregeling. Onder die omstandigheden dienen de vorderingen van Firlbeck alle te worden afgewezen.  

Lees het vonnis hier.

IEF 1745

Allerhande

Fok.nl bericht dat ‘op de site van de PvdA  afgelopen week een verkiezingsfilmpje verscheen waarin Wouter Bos als koene held in Super Mario-tenue allerhande problemen aanpakt. (…) Nintendo laat in een reactie weten dat hun juridische afdeling momenteel onderzoekt welke stappen er genomen kunnen worden. Zij willen op geen enkele manier met politiek geassocieerd worden en zitten dus niet bepaald te wachten op dit filmpje. Het filmpje is dan ook op de site van de PvdA verschenen zonder dat Nintendo van tevoren is ingelicht.’

De PvdA stelt zich van geen kwaad te zijn geweest. De muziek is inmiddels uit het filmpje verwijderd maar verder is het filmpje ‘bedoeld als een leuke parodie in de verkiezingsstrijd. Voor het Mario-thema is gekozen omdat dit vooral jongeren aanspreekt, waardoor ook deze doelgroep bereikt wordt.’

Volgens het stuk zou de PvdA zich naast de parodie-exceptie ook kunnen beroepen op de ‘welbekende wet voor de vrijheid van meningsuiting. Volgens hun advocaat worden politieke uitingen hierdoor goed beschermd, omdat politiek debat een vorm is van maatschappelijk debat. De bescherming door de vrijheid van meningsuiting is juist bij een maatschappelijk debat groot. Omdat de strijd van de gemeenteraadsverkiezingen een maatschappelijk debat bij uitstek is zou het filmpje dus legitiem zijn.’ Lees het artikel hier. Filmpje hier.

IEF 1744

Gemengde gevoelens

Kamerstuk 30403, nr. A. 1e Kamer. BVIE. Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) ; verslag van de vaste commissie voor economische zaken.

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de leden van de vaste commissie voor Economische Zaken aanleiding gegeven tot het maken van de navolgende opmerkingen en het stellen van de navolgende vragen:
 
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Enerzijds zien zij voordelen in het voorstel voor wat betreft de grotere overzichtelijkheid van de Benelux-wetgeving, de mogelijke verlaging van uitvoeringskosten en de grotere slagvaardigheid van de uitvoeringsorganisaties. Anderzijds zijn er bij de leden van de commissie bedenkingen gerezen tegen het vervallen van de goedkeuring door de Staten-Generaal bij de omzetting van internationale verdragen ( naast EU-regelgeving) in het Benelux-recht. Zij stelden daartoe de volgende vragen:

De leden van de commissie wensen er op te wijzen, dat de voorgestelde vereenvoudigde omzettingsprocedure vergelijkbaar is met hetgeen aan de orde is in het thans bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Postwet en de Telecommunicatiewet ( 2003/04, 29 474). Over de aldaar aan de orde zijnde materie zal een plenair debat plaatsvinden in de Eerste Kamer op 14 maart aanstaande. Is de minister c.q. de staatssecretaris bereid het thans aan de orde zijnde voorstel tot verdragswijziging tevens in het bedoelde debat te betrekken?
 
Is de regering van mening, dat bij de voorgestelde verdragswijziging geen sprake is van toepasselijkheid van een van de uitzonderingen op parlementaire goedkeuring van verdragen, zoals deze zijn geformuleerd in artikel 7 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (Wet van 7 juli 1994, Stb.94, 542)?
 
Is de minister c.q. de staatssecretaris – ervan uitgaande dat de parlementaire goedkeuring van het onderhavige voorstel toch zal worden verleend - bereid de toezegging om tijdig informatie aan de Staten-Generaal te verstrekken per “gedetailleerde brief” over de inhoud van in onderhandeling zijnde regelgeving, die tot verdragswijziging zal leiden, te formaliseren, zodat er momenten in de onderhandelingen worden vastgelegd, waarop deze informatieverstrekking plaatsvindt?

Vertrouwend dat de regering tijdig voor de openbare behandeling op bovenstaande opmerkingen en vragen zal hebben geantwoord, acht de commissie deze hiermee voldoende voorbereid.
 
Vastgesteld: 7 maart 2006.  De voorzitter van de commissie, Luijten.  De griffier van de commissie, Nieuwenhuizen