Het object van bescherming
Programma Ledenvergadering Vereniging voor Auteursrecht , 11 mei 2007.
- Wetenschappelijk gedeelte: Het object van bescherming (voorzitter: Prof. mr. A.A. Quaedvlieg).
Professor Jaap Spoor signaleerde in 1990 een gestage groei van het intellectuele eigendomsrecht. Terwijl bepaalde zaken principieel buiten het domein van het auteursrecht worden gehouden (vertolkingen en sportprestaties), dijt het werkbegrip op andere fronten steeds verder uit. De enige eis die lijkt te worden gesteld is de oorspronkelijkheideis, in de rechtspraak hier en daar gereduceerd tot de eis dat er gebruik moet zijn gemaakt van een keuze (J.H. Spoor, De gestage groei van merk, werk en uitvinding, Rede VU 1990).
Nu, zeventien jaar later, kunnen we vaststellen dat de grenzen van het auteursrecht nog steeds niet zijn bereikt. Het werkbegrip blijkt nog steeds onderdak te kunnen bieden aan nieuwe, soms triviale en soms wonderlijke, objecten van bescherming. Valt er een lijn in deze ontwikkeling te ontdekken? Is er een grens?
Naast het auteursrecht, kennen we sinds de jaren negentig ook naburige rechten op uitvoeringen, fonogrammen, omroepprogramma’s en eerste vastleggingen van films. De eerste twee naburige rechten zijn succesvol gebleken, de laatste twee leiden een slapend bestaan. De laatste spruit in de aan het auteursrecht verwante rechten, het sui generis databankenrecht, dreigt na een onstuimig begin ook in de marge te verdwijnen. Hebben we hier een grens bereikt? Of biedt het auteursrecht wellicht reeds voldoende bescherming?
Tijd om de balans op te maken.
14.00 - 14.30 Antoon Quaedvlieg (RU Nijmegen)
Subjectieve werken van kunst, keuze en creatie: een verkenning van het ongrijpbare werkbegrip anno 2007
14.30 - 15.00 Jacqueline Seignette (Vogel en Ruitenberg advocaten)
Het object van het naburig recht en het sui generis databankenrecht
15.00 - 15.30 Discussie o.l.v. Antoon Quaedvlieg
15.30 - 16.00 Theepauze
16.00 - 16.30 Annemarie Beunen (Universiteit Leiden)
Auteursrecht op databanken: marginaal of niet?
16.30 - 17.00 Discussie o.l.v. Antoon Quaedvlieg
17.00 - 18.00 Borrel
Nomineren
"I am writing to invite you to nominate someone who you believe should be considered for induction into the IP Hall of Fame.
The IP Hall of Fame was established by Intellectual Asset Management (IAM) magazine in 2006 and exists to honour those individuals who have made an outstanding contribution to the creation of today's global intellectual property system, which is a crucial engine for economic growth and prosperity, as well as something which helps to improve lives across the world."
"To view current inductees into the IP Hall of Fame, please visit this site.
Inductees for 2007 will be selected by the IP Hall of Fame Academy from the nominations it receives from the global IP community. The IP Hall of Fame Academy is a group of 38 recognised IP thought leaders from across the world. All nominations must be submitted by 15th June 2007. The names of inductees will be made public in September 2007. A gala dinner honouring the new IP Hall of Fame inductees is to be hosted by Ocean Tomo in Chicago on 24th October 2007.
In order to make a nomination, please fill in the online form and supply a paragraph of between 50 and 100 words to support your nomination. Please note that no nomination will be accepted without this supporting paragraph. All nominations will be treated as strictly confidential and your name, job title or place of work will not be attached to any nomination seen by the IP Hall of Fame Academy members.
To make your nomination, complete the online form here.
At a time when in many parts of the world the IP system is under attack as it has never been before, the IP Hall of Fame is a not-for-profit initiative designed to highlight the importance of IP rights to today's global economy. I very much hope that you can help support the IP Hall of Fame by submitting a nomination.
Kind regards, IAM Magazine"
Met ABS (HB)
Gerechtshof Amsterdam, 19 april 2007. B.V. International Business Seminars tegen de Universiteit van Amsterdam (met dank aan Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan).
Beschikking in hoger beroep op artikel 6 Hnw-verzoek. Geen handelsnaam nu de UvA de Amsterdam Business School als dienst aanbiedt. Richtlijnconforme proceskostenveroordeling van het Hof Amsterdam in een verzoekschriftprocedure.
De UvA handhaaft in hoger beroep haar verweer dat zij de woorden Amsterdam Business School niet gebruikt als handelsnaam, maar gebruikt ter onderscheiding van bepaalde onderwijsdiensten. Het Hof volgt het oordeel van de kantonrechter dat Amsterdam Business School als dienst wordt aangeboden door de UvA. Nu IBS een verzoek heeft ingesteld tot wijziging van een handelsnaam en er van de zijde van UvA dus geen sprake is van een handelsnaam, is het verzoek volgens het Hof gedoemd te stranden.
Interessant is de tweede grief die de UvA heeft gericht tegen de door de kantonrechter uitgesproken proceskostenveroordeling. Het gerechtshof verklaart artikel 14 van de handhavingsrichtlijn onder andere van toepassing op procedures krachtens artikel 5 van de Handelsnaamwet. Het is bovendien van oordeel dat een richtlijn conforme interpretatie met zich meebrengt dat in de onderhavige zaak IBS in beginsel in de volledige proceskosten van UvA dient te worden veroordeeld. Een dergelijke interpretatie is niet contra legem. Het Hof verklaart dat artikel 14 Handhavingsrichtlijn geen onderscheid maakt tussen een verliezende of een winnende eiser, evenmin tussen een dagvaardings- of een verzoekschriftprocedure.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter met uitzondering van de gedeeltelijke afwijzing terzake van proceskosten, welke gedeeltelijke afwijzing wordt vernietigd. Het Hof veroordeelt IBS in de resterende kosten van de procedure in eerste aanleg en de volledige kosten van de procedure in hoger beroep.
Lees de beschikking van het hof hier. Eerder bericht + beschikking kantonrechter: IEF 2993 (1 december 2006).
Voor iedereen
Het boek “Portretrecht voor iedereen” van Gerard Schuijt en Dirk Visser gaat zijn titel waarmaken. Met dank aan de auteurs ligt voor iedere borrelaar op de IEForum.nl Wereld IE Dag een gratis exemplaar van deze handige portretrechtpocket klaar (zolang de voorraad strekt etc.). Auteur Dirk Visser zal aanwezig zijn en uw exemplaar desgevraagd signeren en voorzien van een persoonlijk stempel.
Wel graag even aanmelden voor de borrel, voor wie dat nog niet heeft gedaan.
Por que los donuts tienen un agujero en el centro?
GvEA,18 april 2007, gevoegde zaken T-333/04 en T-334/04. House of Donuts International tegen OHIM / Panrico SA.
Net als het Duitse woord "Matratzen" zegt ook het Engelse woord "donut" de gemiddelde Spaanse consument vrij weinig. In Spanje is "donut" dan ook niet beschrijvend voor donuts.
Panrico SA (“Panrico”) heeft op basis van haar oudere Spaanse woord- en beeldmerkregistraties DONUT en DONUTS (voor klasse 30, 32 en 42) oppositie ingesteld tegen de aanvraag van House of Donuts International (“House of Donuts”) voor twee Gemeenschapswoord/beeldmerken HOUSE OF DONUTS voor dezelfde klassen.
In oktober 2001 werd deze oppositie door het OHIM gehonoreerd op grond van artikel 8 lid 1 sub b GMVo (verwarringsgevaar). Deze beslissing wordt bekrachtigd door de Vierde Kamer van Beroep. House of Donuts gaat vervolgens in beroep bij het Gerecht van eerste aanleg, waarbij zij klaagt dat de Kamer van Beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat er sprake is van gevaar voor verwarring bij het relevante (lees: Spaanse) publiek met betrekking tot de herkomst van de waren en diensten afkomstig van enerzijds Panrico en anderzijds House of Donuts.
Het Gerecht stelt allereerst vast dat de betrokken waren identiek zijn, en dat het relevante publiek in deze zaak bestaat uit de gemiddelde Spaanse consument. Vervolgens buigt het Gerecht zich over de stelling van House of Donuts dat de oudere merken van Panrico onderscheidend vermogen missen omdat de woorden ‘donut’ en ‘donuts’ beschrijvend zijn. Het daartoe door House of Donuts aangedragen bewijs wordt door het Gerecht afgedaan als niet-ontvankelijk dan wel niet relevant of overtuigend.
Allereerst de kopieën uit woordenboeken Spaans-Duits en Spaans-Engels (met een vermelding van het woord ‘donut’), deze zijn volgens het Gerecht niet-ontvankelijk omdat ze pas in de onderhavige instantie waren overgelegd. Bovendien zou daaruit niet kunnen worden afgeleid dat de gemiddelde Spaanse consument bekend zou zijn met dat van oorsprong buitenlandse woord.
Ook het feit dat het zoekwoord ‘donuts’ in combinatie met het zoekwoord ‘Spanje’ vele treffers oplevert op het internet betekent volgens het Gerecht nog niet dat ‘donuts’ beschrijvend is, omdat deze treffers zowel beschrijvende als niet-beschrijvende aanduidingen kunnen betreffen. Ten slotte verwerpt het Gerecht een Spaans handelsnaam- registratiecertificaat waarop de betreffende producten als ‘donuts’ worden omschreven, omdat op ditzelfde certificaat tegelijkertijd de betekenis van dit woord in het Spaans uiteen wordt gezet. Volgens het Gerecht is dan ook in eerdere instanties terecht geoordeeld dat het element ‘Donuts’ in de oudere merken van Panrico niet als beschrijvend is aan te merken. Het Gerecht merkt in dit kader - onder verwijzing naar het Fifties-arrest uit 2002 (T104/01) – nog op dat het Spaanse publiek slechts in beperkte mate bekend is met de Engelse taal.
Nadat het Gerecht vervolgens vaststelt dat het element ‘Donuts’ het dominante element is in de merken van beide partijen bekrachtigt het Gerecht het oordeel van de Kamer van Beroep dat – gelet op de overeenstemming tussen merken en tekens – er sprake is van gevaar voor verwarring onder het Spaanse publiek.
Lees het arrest hier.
Meest Recente Publicaties IViR
CLIP (a group of scholars in the fields of intellectual property and private international law) Comments on the European Commission's Proposal for a Regulation on the Law Applicable to Contractual Obligations ("Rome I") and the Legal Affairs' Draft Report. The Group recommends the following approach:
1- The European legislator should not introduce a rule on the law applicable to contracts relating to intellectual property rights in Art. 4 of the future Rome I-Regulation.
2- Should the European legislator prefer to insert such a rule in Art. 4, this rule should be drafted as a presumption and not as a fixed rule. Therefore, the future Art. 4 (1) (f) should rather be based on the European Parliament’s Rome I-Draft Report and not on the Commission’s Rome I-Proposal. The presumption should be refined in this case. Art. 4 (1) (f) should be drafted as follows:
“(f) a contract having as its main object the transfer or license of an intellectual or industrial property right shall be presumed to be most closely connected with the law of the country in which the person who transfers or licenses the rights has his habitual residence, unless the transferee or licensee has accepted a duty to exploit the rights.”
Lees hier meer.
CLIP Suggestions for amendment of the Brussels I regulation with respect to Exclusive jurisdiction and cross border intellectual property (patent) infringement.
“In consequence of ECJ judgments C-4/03 – GAT v. LuK and C-539/03 – Roche Nederland v. Primus, handed down on 13 July 2005, it appears no longer feasible for a national court to allow for consolidation of claims against a person infringing parallel intellectual property rights registered in different Member States, and/or to accept a joinder of claims against multiple defendants engaged in concerted actions. It is feared that this will entail considerable impediments for an efficient enforcement of intellectual property rights, in particular of patents.”
Lees hier meer.
S.J. van Gompel: Audiovisual Archives and the Inability to Clear Rights in Orphan Works, l, IRIS plus (Supplement to IRIS - Legal Observations of the European Audiovisual Observatory), 2007-4.
"Irrespective of whether a solution would be sought at the European or national level, it would in any event be desirable that a uniform approach be taken in the different European countries. If a solution were introduced at the national level, states would at least need to agree to mutually recognise the permitted use of orphan works under any legal mechanism established in another state. Such an agreement would attend to the licensing difficulties that may occur in case of a cross-border exploitation of orphan works. Hence, if the orphan works problem were to be dealt with at national level, this would require additional measures, or at least a coordinated approach, at European level. The orphan works issue can only be effectively addressed, if thisprecondition is fulfilled."
Lees hier meer.
Lees alle IViR publicaties hier.
Nieuwe bezem
Kamerstukken. Minister Plasterk, OCW, brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal met betrekking tot de wetgeving publieke en commerciële omroep.
“In het regeerakkoord is aangekondigd dat het kabinet spoedig voorstellen zal indienen over de publieke omroep en om alcoholreclame bij de commerciële omroep te beperken. Ik heb besloten de benodigde wijzigingen van de Mediawet in twee fases te realiseren. In deze kabinetsperiode zal Nederland bovendien de herziene Europese Televisierichtlijn implementeren. In deze brief informeer ik u over de planning van wetgeving voor de publieke en commerciële omroep.
Nog dit jaar zal ik een wetsvoorstel indienen dat de multimediale taak van de publieke omroep beter regelt en de reclameregels voor commerciële omroep versoepelt. Deze wijziging van de Mediawet geef ik als roepnaam de ‘Multimedia- en reclamewet’. (…) Verder benut ik het wetsvoorstel om de reclame- en sponsorregels voor commerciële omroep te verlichten. Daar tegenover staat wel een verbod op het uitzenden van alcoholreclame voor 21.00 uur.
Volgend jaar zal ik een tweede wetsvoorstel indienen voor wijziging van de Mediawet. Dit gaat over de organisatie van de publieke omroep, en heeft de roepnaam ‘Organisatiewet’. (…) Implementatie Europese Televisierichtlijn. Waarschijnlijk wordt de behandeling van de richtlijn door de Raad (van de Ministers van de EUlidstaten) en het Europees Parlement nog dit jaar afgerond. Ik zal vervolgens een wetsvoorstel maken voor implementatie van de nieuwe richtlijn in de Nederlandse Mediawet.”
Lees de volledige brief hier.
26 januari jl.
Leo Kooy, Vriesendorp & Gaade, bericht dat het Ministerie van Economische Zaken naar aanleiding van verschillende vragen o.a. heeft gemeld:
"Bij Rijkswet van 17 november 2005 is onder andere uitvoering gegeven aan de bekrachtiging van het EOV voor de Nederlandse Antillen. De onderdelen die hierop betrekking hebben zijn bij besluit van 26 januari jl. inwerking getreden, te weten op 1 april jl.
• Dit betekent dat alle Europese octrooien met bescherming in het Koninkrijk die op of na 1 april 2007 zijn verleend direct en onverkort gelden voor de Nederlandse Antillen.
• Met betrekking tot de reeds verleende en op 1april 2007 geldende Europese octrooien met bescherming in het Koninkrijk geldt ook dat zij vanaf die datum ook gelding hebben op de Nederlandse Antillen."
Het succes van merkenbureaus (Nyenrode-spam)
“Geachte heer/mevrouw,
Het aantal merkregistraties in Europa neemt de laatste jaren toe. Klanten gebruiken hierbij echter steeds vaker het internet als middel voor registratie en informatie. Om succesvol te zijn moeten merkenbureaus anticiperen op deze veranderende klantvraag, de toegenomen concurrentie en de invloed van het internet op hun dienstverleningsproces. In dit onderzoek zullen zowel klanten als merkenbureaus in de Benelux ondervraagd worden.
De vragenlijst bevat 18 vragen en het invullen van deze vragenlijst kost ongeveer vijftien minuten van uw tijd. Deelnemers aan het onderzoek worden uitgenodigd voor een kosteloos seminar in het najaar van 2007 waarin de belangrijkste onderzoeksbevindingen worden gepresenteerd. Het seminar zal u ook workshops bieden waarin handreikingen worden gedaan voor de aanscherping van uw strategie en marketingactiviteiten. In elk geval krijgt u per email een samenvatting van de resultaten toegestuurd. Uit die bevindingen kunt u aflezen hoe klanten tegen uw dienstverlening aankijken en welke keuzes zij de komende drie jaar denken te gaan maken.
De enquête kan worden gestart door de onderstaande link aan te klikken. Wij garanderen dat uw antwoorden anoniem zullen blijven en gaan uiteraard vertrouwelijk om met uw respons. De resultaten zullen dan ook niet te herleiden zijn tot op het niveau van een individueel merkenbureau:
Bij voorbaat hartelijk dank voor uw deelname.
Met vriendelijke groet,
Prof. dr. Frank Kwakman
Hoogleraar Management van Professionele Dienstverlening Nyenrode Business Universiteit
P.S. De mogelijkheid bestaat dat deze vragenlijst naar meer collega’s van u is verzonden. Eén ingevulde vragenlijst volstaat voor dit onderzoek. Overlegt u dan ook intern wie van u de vragenlijst het beste kan invullen.
Please note: If you do not wish to receive further emails from us, please click the link below, and you will be automatically removed from our mailing list."
Met krullen bewerkte diabolo
Rechtbank Arnhem, 19 april 2007, rolnr. KG ZA 07-128, Accessa B.V. tegen Fuwang Imports c.s.
Auteursrecht op sieraden. Geen slaafse nabootsing vanwege negatieve reflexwerking Auteurswet. Gestelde reputatieschade vormt geen bijkomende omstandigheid. Afbeeldingen in vonnis.
Accessa ontwerpt en produceert sieraden en verkoopt deze onder onder meer onder de sinds 1984 in Nederland geïntroduceerde merknaam BULATTI. In de Bulatti-collectie bevinden zich onder meer een colliers en een armband. Gedaagde, Fuwang, is een groothandel en im- en exporteert non-food consumentengoederen, waaronder sieraden, riemen, tassen en sjaals. Volgens Accessa maakt Fuwang maakt door het aanbieden van nabootsingen van, in het bijzonder, twee colliers en een armband inbreuk op haar auteursrechten. Ook zou Fuwang onrechtmatig handelen door het aanbieden van slaafse nabootsingen van deze sieraden. Fuwang’s belangrijkste verweer is dat de sieraden niet auteursrechtelijk beschermd zijn, maar dat er sprake is van de toepassing van bekende stijl- en mode-elementen, een trend.
Auteursrechtelijk beschermde werken
Bij de beoordeling of er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, is van belang dat de maker van het werk bij de vormgeving van het werk keuzes heeft gemaakt die subjectief zijn bepaald. Fuwang betwist dit en stelt dat er een trend is.
De voorzieningenrechter deelt dit standpunt van Fuwang niet. “Auteursrechtelijke bescherming voor een stijl is volgens vaste rechtspraak niet mogelijk. Binnen die trend geven de specifieke selectie van kralen of stenen, de volgorde en samenstelling daarvan, de kleurstelling en de proportionalisering daarvan bij het in het geding zijnde Bulatti-collier voorshands geoordeeld voldoende blijk van een persoonlijke, subjectieve keuze van de maker en is er sprake van een creatie met een eigen uitstraling, die het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het is niet goed denkbaar dat een andere ontwerper onafhankelijk van Accessa bij het maken van een dergelijk werk tot precies hetzelfde resultaat zou komen.”
Inbreuk
Bulatti collier nummer 10293: “Bij vergelijking van collier F1 met het Bulatti collier 10293, is er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een sterk overeenstemmende totaalindruk. Er is sprake van vanaf de sluiting van het collier in beide richtingen steeds groter wordende parels, die worden afgewisseld met eerst drie kleine slanke diabolo’s naast elkaar en dan weer een grotere, met ‘krullen’ bewerkte diabolo, terwijl op het zwaarste punt van het collier sprake is van de volgende afwisseling: parel, kleine diabolo, grote bewerkte diabolo, kleine diabolo, parel. De beide colliers zijn nagenoeg identiek, zij het dat de sluitingen van de colliers anders zijn, het Bulatti collier iets meer blinkt en het ‘oud zilver’ bij de F1 iets donkerder is. Het F1 collier kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet als nieuw zelfstandig werk worden aangeduid maar moet worden aangemerkt als een verveelvoudiging van de Bulatti 10293, hetgeen een inbreuk oplevert op het auteursrecht van Accessa.”
Bulatti collier en armband 10289: “Bij vergelijking van de ketting en armband type F2 met het Bulatti collier 10289, is er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende sprake van een overeenstemmende totaalindruk. Zoals hierboven reeds overwogen wordt de reikwijdte van de auteursrechtelijk bescherming van dit collier en deze armband geringer geacht binnen de door Fuwang aannemelijk gemaakte trend waarin de afwisseling van een parel met drie gelijkvormige diabolo’s op zichzelf niet auteursrechtelijk beschermd is en strekt deze zich slechts uit tot identieke of nagenoeg identieke werken. Daarvan is hier onvoldoende sprake.”
Slaafse nabootsing
Dit beroep stuit af op de negatieve reflexwerking van de Auteurswet. Er is reeds geoordeeld dat er geen sprake is van een ongeoorloofde nabootsing in de zin van de Auteurswet. Voor de aanvullende bescherming van artikel 6:162 BW is slechts ruimte als er sprake is van bijkomende omstandigheden. Accessa heeft geen bijkomende omstandigheden gesteld. De gestelde reputatieschade kan niet als een dergelijke bijkomende omstandigheid worden aangemerkt.
Het een en ander leidt tot de conclusie dat de vordering alleen met betrekking tot het Bulatti collier met artikelnummer 10293 zal worden toegewezen op grond van het auteursrecht daarop van Accessa.
Lees het vonnis hier.