Handelsnaamrecht  

IEF 1122

Zekere mate van fantasie

Rechtbank ’s-Gravenhage, 26 oktober 2005, Rolnr. 04/1436. Photo Station S.A. tegen Khodayar Tehrani.

Photo Station is een 20 jaar geleden opgerichte Franse onderneming in fotoartikelen en –diensten, die haar logo als Gemeenschapsmerk heeft geregistreerd. Gedaagde Tehrani drijft sinds 1 juli 2000 een eenmansfotozaak te Amsterdam onder de naam Photo Station. Hiertoe heeft hij een nagenoeg identiek beeldmerk geregistreerd in de Benelux. Niet verbazend is dan ook dat de rechtbank alle vorderingen van Photo Station toewijst; er is sprake van een verwarringwekkende handelsnaam, merkinbreuk en auteursrechtinbreuk.

Enigszins opmerkelijk is de opvatting van de rechtbank over het onderscheidend vermogen van de naam PHOTO STATION: “Het zal na kennisneming van de aanduiding PHOTO STATION voor een klant toch niet aanstonds duidelijk zijn welke waren en diensten zullen worden aangeboden. De aanduiding PHOTO STATION is derhalve niet van huis uit louter beschrijvend. Hierbij is vooral van belang dat niet onderbouwd is gesteld dat het woord “station” destijds reeds beschrijvend zou zijn voor een speciaalzaak respectievelijk vakhandel, en zeker niet in verband met fotospeciaalzaken/-vakhandels. Aan het bedenken van die aanduiding is derhalve een zekere mate van fantasie te pas gekomen. De hier vermelde gemiddelde consument zal aldus de aanduiding PHOTO STATION sec (dus zonder logo) als voldoende onderscheidend ervaren.” Lees hier het vonnis.

IEF 1119

Toch een monopolie verkrijgen

Vers op rechtspraak.nl: Voorzieningenrechter Rechtbank Haarlem, 27 oktober 2005, KG ZA 05-512. De Woonoutlet Alkmaar tegen M. Zanders Beheer. 

“Zanders maakt, door op haar website www.kamersuite.nl het teken outlet te gebruiken, geen inbreuk op de merk- en handelsnaamrechten van De WoonOutlet c.s. De combinatie 'woonoutlet' lijkt letterlijk en begripsmatig genomen niets anders te betekenen dan een winkel waar (af fabriek) restpartijen bestaande uit woonartikelen worden verkocht. Bovendien zou eiser sub 2, door zich op grond van zijn gecombineerde woord-/beeldmerk met succes te kunnen verweren tegen het gebruik door Zanders van het woord woonoutlet uit dat merk, zich in feite beroepen op merkbescherming van niet als merk te deponeren woorden en aldus toch een monopolie verkrijgen ten aanzien van dat 'woord-onderdeel' van haar merk.” Lees vonnis hier.

IEF 1030

Een nul erbij

eBase meldt dat het Rotterdamse communicatiebureau in1 zijn naam heeft gewijzigd en vanaf vandaag verder gaat onder de naam IN10 Communicatie. Reden hiervoor is een handelsnaamconflict met een ander (niet genoemd) Rotterdams bedrijf. Managing Director Xander Zuidgeest van IN10 Communicatie lijkt het erg te vinden: "We voerden de naam in1 pas sinds januari 2004 en hebben daarom gekozen voor een pragmatische aanpak. Een nul erbij en een krachtige aanvulling op onze huisstijl".

IEF 835

Door het oog van de naald

Rechtbank Arnhem, 23 juni 2005, LJN: AU1580, 127481
Microtek stelt dat Beldico niet gesteriliseerde hechtnaalden aan Nederlandse ziekenhuizen heeft verkocht en geleverd. De verpakkingen van deze hechtnaalden waren ten onrechte en zonder toestemming van Microtek voorzien van labels waarop de CE-markering van Microtek en de naam van Microtek als producent stonden vermeld. Beldico heeft aldus onrechtmatig jegens Microtek gehandeld en bovendien inbreuk gemaakt op de handelsnaamrechten van Microtek, aldus Microtek. Nu de hechtnaalden geleverd zijn ter uitvoering van orders van Beldico, zonder dat ze waren gesteriliseerd, vreest Microtek aansprakelijkheidclaims en schade als gevolg van het gebruik van de niet-gesteriliseerde hechtnaalden.

De voorzieningenrechter overweegt dat sprake is van misleidende mededelingen in de zin van art. 6:194 sub f en i BW. Daarbij is niet van belang of Beldico opdracht heeft gegeven aan een derde om de labels van Microtek op de verpakkingen aan te brengen of dat haar op dat punt een verwijt kan worden gemaakt. Voldoende is dat de verpakkingen ten onrechte van labels met de CE-markering en de naam van Microtek  waren voorzien. Voorts is aannemelijk dat de levering schade kan toebrengen aan de reputatie van Microtek, nog daargelaten dat het haar mogelijk blootstelt aan aansprakelijkheidsclaims. De vordering tot rectificatie is in beginsel toewijsbaar, zeker nu vaststaat dat in de recallbrief die Beldico heeft gestuurd naar de betrokken ziekenhuizen, geen melding is gemaakt dat de naam van Microtek ten onrechte als producent op de verpakking stond vermeld. 

De gevorderde staking van inbreuk op de handelsnaamrechten van Microtek wijst de rechtbank af: "Ingevolge artikel 1 van de Handelsnaamwet (Hnw) wordt onder een handelsnaam verstaan de naam waaronder een onderneming wordt gedreven. In het onderhavige geval kan het vermelden van de naam van Microtek op de labels van door Beldico B.V. verkochte hechtnaalden niet worden beschouwd als het drijven van de handelsnaam van Microtek door Beldico B.V., zodat geen sprake is van een geval als bedoeld in artikel 5 Hnw."
Lees hier het vonnis.

IEF 830

Modellenrecht

Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 16 juni 2005 LJN, AU1535, 126253. Elite model management tegen gedaagde h.o.d.n. Visagieschool Elite. Merkenrecht / handelsnaamrecht.

Vooropgesteld wordt dat het woord Elite het meest kenmerkende bestanddeel is zowel in de woord-/beeldmerken van eiseres sub 2 als in de door gedaagde gebruikte namen. Weliswaar stelt gedaagde dat hij zijn modellenbureau niet drijft onder de naam Elite, maar nu dat bureau op hetzelfde adres is gehuisvest als zijn bedrijf Visagieschool Elite, hetzelfde telefoonnummer heeft en de telefoon ook altijd wordt opgenomen met daarbij de vermelding Elite, wordt voorshands geoordeeld dat ten aanzien van het modellenbureau van gedaagde in ieder geval de schijn wordt gewekt dat de naam van dit bureau het bestanddeel Elite in zich draagt.

Mede omdat het merk (en de handelsnaam) van eiser landelijke bekendheid geniet en een sterk onderscheidend vermogen heeft is verwarringsgevaar gegeven. Lees vonnis.

IEF 629

onvoldoende feiten

Gerechtshof Amsterdam, 7 juli 2005. Smiers tegen Endemol. Smiers beschuldigde Endemol van inbreuk op zijn auteursrecht, handelsnaamrecht, merkrecht en 'éénlijnsprestatie-recht' in de vorm van het programma Starmaker. Het hof wijst het hoger beroep af en bevestigt het afwijzende vonnis van de rechtbank:

"Met de rechtbank is het hof van oordeel dat in dit geding onvoldoende feiten zijn gebleken die de slotsom wettigen dat het idee dat Smiers omschrijft als "Het maken en volgen van een amateur van begin tot ster" (...) - daargelaten of dit een origineel idee is en of het Smiers is die dit idee heeft bedacht - op zodanige wijze tot een concept dan wel format of televisieprogramma is uitgewerkt dat het voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt".

Lees vonnis. Als advocaat voor Endemol traden op Adonna Alkema en Dirk Visser van KMVS (voor wie net zo vaak genoemd wilt worden als Klos, Morel, Vos & Schaap: mail uitspraken en berichten, dan gaat het verder vanzelf).

IEF 193

Verklaring van de commissie

Betreffende artikel 2 van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (2005/295/EG).

De Commissie is van oordeel dat ten minste de volgende intellectuele-eigendomsrechten onder het toepassingsgebied
van de richtlijn vallen:

— auteursrechten,
— naburige rechten van het auteursrecht,
— het recht sui generis van de maker van een databank,
— de rechten van de maker van topografieën van halfgeleiderproducten,
— merkenrechten,
— rechten op tekeningen of modellen,
— octrooirechten, met inbegrip van de rechten afgeleid van aanvullende beschermingscertificaten,
— geografische aanduidingen,
— rechten op gebruiksmodellen,
— kwekersrechten,
— handelsnamen, voorzover deze in het betrokken nationale recht als uitsluitende eigendomsrechten
worden beschermd.

NL 13.4.2005 Publicatieblad van de Europese Unie L 94/37

IEF 167

Zwakke wind

Rechtbank Almelo, 31 maart 2005, LJN: AT3158, 69888 / KG ZA 05-80., kort geding Oostenwind tegen Nieuwe Wind. Handelsnaamrecht.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is in de handelsnamen Oostenwind en Nieuwe Wind het kenmerkende bestanddeel ”wind”. De voorzieningenrechter acht dit bestanddeel voorshands zwak onderscheidend, nu blijkens het door gedaagden overgelegde overzicht uit de telefoongids “wind” een gebruikelijk begrip in de communicatie – en grafisch ontwerpsector is. Zo vermeldt de telefoongids onder meer Westenwind Ontwerp, Noordenwind Grafisch Ontwerpbureau en Frissewind Visuele Communicatie.

Aangezien het bestanddeel “wind” naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zwak onderscheidend vermogen heeft, dienen de handelsnamen voor het overige een nogal grote gelijkenis te vertonen, wil er verwarringsgevaar te duchten zijn.

De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat dit niet het geval is. De handelsnamen Oostenwind en Nieuwe Wind verschillen zowel visueel, auditief en begripsmatig van elkaar. Het bestanddeel Oosten is een geografische aanduiding, terwijl met Nieuwe volgens gedaagden wordt benadrukt dat er sprake is van vernieuwing.

Daarbij komt dat zowel Oostenwind als Nieuwe Wind uitsluitend zaken doen met bedrijven uit het midden- en klein bedrijf en lokale overheden, zijnde professionele klanten, en dat zij in verschillende plaatsen zijn gevestigd. Gelet hierop acht de voorzieningrechter, ondanks het feit dat partijen (deels) in dezelfde sector werkzaam zijn en zij op slechts tien kilometer van elkaar gevestigd zijn, niet aannemelijk geworden dat direct of indirect verwarringsgevaar tussen de ondernemingen is te duchten.

Nu niet aannemelijk is geworden dat op grond van op elkaar gelijkende handelsnamen verwarringsgevaar tussen beide ondernemingen valt te duchten is tevens geen sprake van een merkdepot te kwader trouw. Lees vonnis.

IEF 73

Nieuwe wetbundels voor Rechtbank Zwolle?

In een vonnis inzake een inbreuk op een handelsnaam en merkrecht van de onderneming Protect Eye door een oud-werknemer doet Rechtbank Zwolle een opmerkelijke uitspraak. 

In rechtsoverweging 3.6.3 overweegt de rechtbank “dat gedaagde heeft betwist dat hij inbreuk maakt op een merkrecht van Protect Eye. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij zijn naam niet gebruikt in het economisch verkeer.”. Volgens de rechtbank treft dit verweer doel, aangezien “voor een succesvol beroep op artikel 13A lid 1 aanhef en onder d BMW dient vast te staan dat er sprake is van gebruik in het economisch verkeer. Volgens vaste rechtspraak is daarvan sprake wanneer het gebruik van merk of teken plaatsvindt, anders dan met een uitsluitend wetenschappelijk doel in het kader van een bedrijf, van een beroep of enige andere niet in de particuliere sfeer verrichte activiteit, waarmee economisch voordeel wordt beoogd. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is commercieel gebruik van de site of gebruik waarbij enig economisch voordeel wordt beoogd niet aannemelijk geworden. Het beroep van Protect Eye op artikel 13A lid 1 aanhef en onder d BMW gaat derhalve alleen om deze reden al niet op.”

Deze uitspraak van 22 september 2004 is op zijn minst opmerkelijk te noemen, aangezien het begrip “in het economisch” verkeer reeds sinds 1 januari 2004 niet meer terug te vinden is in artikel 13A lid 1 sub d BMW. Zo zie je maar, nooit bezuinigen op wetteksten. (voor de volledige uitspraak zie: LJN: AS5108, Rb. Zwolle, 100304 / KG ZA 04-358)

IEF 72

Handelsnaamrecht

Interessante uitspraak over 'licentie' van een handelsnaam. Een Amerikaanse onderneming geeft via haar Nederlandse dochter een bepaalde glaspolijsttechniek in licentie aan twee Nederlandse bedrijven, waarbij de één de techniek exclusief mag gebruiken in Noord-Nederland en de ander het exclusieve recht verkrijgt voor Zuid-Nederland (of dit mededingingsrechtelijk in de haak is wordt in het vonnis niet besproken).

De Noord-Nederlandse licentienemer gebruikt de handelsnaam 'Glasrenovatie Nederland' en 'licentieert' deze naam aan de Zuid-Nederlandse licentienemer. Na een paar jaar wordt de licentieovereenkomst tussen de Amerikaan en de beide Nederlandse bedrijven zo gewijzigd, dat beide niet-exclusieve licentienemers voor heel Nederland worden.

Probleem is uiteraard  dat beide ondernemingen nog steeds dezelfde naam hanteren, maar intussen concurrenten van elkaar geworden zijn...

De Noord-Nederlander ontbindt daarop de handelsnaamlicentie-overeenkomst en sommeert de Zuid-Nederlander het gebruik van de handelsnaam te staken.

De Voorzieningenrechter in Arnhem meent echter dat de licentieovereenkomst (die overigens geen opzegtermijn bevatte) niet zonder meer opgezegd kan worden, aangezien de Zuid-Nederlander inmiddels gedurende de licentie de nodige bekendheid en reputatie bij haar klanten en relaties heeft opgebouwd onder de naam Glasrenovatie Nederland; onmiddellijke wijziging van de handelsnaam zou de Zuid-Nederlander veel schade berokkenen.

De Voorzieningenrechter wijst de vordering van de Noord-Nederlander daarom af, en geeft hem mee dat hij alleen tegen financiele vergoeding de Zuid-Nederlander kan dwingen het handelsnaamgebruik te staken.

Lees hier het gehele vonnis.