GenAI-output als illegale inhoud? De implicaties van Gema v. OpenAI voor de toepassing van de DSA
Artikel door Kees Bulder (BumaStemra)
Sinds de opkomst van generatieve artificiële intelligentie (vanaf hier: genAI), is er in toenemende mate aandacht voor de positie van makers die hun bestaanszekerheid onder druk zien staan. In de schaduw van de fundamentele vraag of de genAI-modellen van AI-ontwikkelaars auteursrechtinbreuk maken, tekent zich ook een nieuwe vraag af: bestaat er in dit debat een juridische verantwoordelijkheid voor online platforms die overspoeld worden met genAI-output? Deze vraag blijkt bijzonder actueel, mede gelet op de recente uitspraak in de rechtszaak tussen Gema en OpenAI in Duitsland.[1] In essentie concludeerde de Duitse rechter dat OpenA inbreuk heeft gemaakt op Gema’s auteursrechten door zonder haar toestemming het welbekende genAI-model ChatGPT te trainen op auteursrechtelijk beschermde teksten van haar leden, onder meer gelet op de verveelvoudigingen die binnen dit genAI-model plaatsvinden en buiten de reikwijdte vallen van de auteursrechtbeperking op tekst- en datamining. Niet alleen heeft deze uitspraak mogelijk vergaande implicaties voor andere genAI-ontwikkelaars met een vergelijkbare genAI-architectuur, maar mogelijk ook voor aanbieders van online platforms waar miljoenen gebruikers genAI-output delen en verspreiden.