Appropriation art - mooie kunst, parodie of inbreuk
Bijdrage ingezonden door Quirijn Meijnen, LMO advocaten. Het oordeel van de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen [IE-Forum.be - IEFbe 1158] in de zaak Van Giel tegen Tuymans illustreert de moeilijke omgang van het auteursrecht met “appropriation art”. Hoogstwaarschijnlijk zou een Nederlandse rechter ook hebben geoordeeld dat Tuymans inbreuk maakt op de auteursrechten van Van Giel.
In de Belgische procedure beriep Tuymans zich erop dat het schilderij van Jean Marie Dedecker gezien zou moeten worden als een “parodie”. Sinds het recente Suske & Wiske (Deckmyn) arrest van het Hof van Justitie van 3 september 2014 is duidelijk dat het gebruik van andermans (auteursrechtelijk) beschermde werk voor een parodie ook gebruikt mag worden indien de parodie geen verband houdt met het geparodieerde werk. Ruim baan voor de parodie [IEF 14169]! Zou het schilderij van de Belgische politicus Jean Marie Dedecker, geschilderd door Tuymans, aangemerkt kunnen worden als een parodie dan betekent dat een “safe haven”, en is er in beginsel geen sprake van auteursrechtinbreuk. Het –enigszins gezochte argument- van Tuymans is tegen die achtergrond ook begrijpelijk.
Tuymans had natuurlijk toestemming kunnen vragen aan Van Giel om het werk van Van Giel te gebruiken. Indien deze toestemming zou zijn verleend, zou er geen probleem zijn geweest. Het probleem ontstaat indien geen toestemming wordt verleend door de auteursrechthebbende. De kunstenaar wordt dan beperkt in zijn keuze om met bestaand auteursrechtelijk beschermd werk kunst te maken. Dit nu het auteursrecht geen uitzondering biedt voor “appropriaton art”. Is dat erg? Het kan zijn dat de samenleving op die manier mooie, interessante, uitdagende kunst wordt onthouden. Het doel van een appropriation kunstenaar is veelal om middels gebruikmaking van andermans werk commentaar op dat werk of de samenleving waaruit dat werk voortkomt te leveren. Maar dit hoeft natuurlijk niet altijd, het kan ook gewoon om het willen maken van “mooie” kunst gaan.
Zou het auteursrecht een uitzondering willen maken voor (geslaagde) “appropriation art”, dan zal dat niet makkelijk zijn, daar het vrijwel ondoenlijk is om geslaagde appropriaton art – in tegenstelling tot hetgeen als een parodie kwalificeert - op voorhand te definiëren. Uiteraard staat het een rechter - naar Nederlands recht - vrij om in voorkomende gevallen “appropriation art” als een “nieuw oorspronkelijk werk” in de zin van art. 13 Auteurswet aan te merken, zodat van inbreuk geen sprake is.
Quirijn Meijnen
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Annelot Sitsen,
Een bijdrage ingezonden door Wouter Pors,
Uitspraak mede ingezonden door Bertil van Kaam en Nils Winthagen,
Uit het persbericht: Met zijn arresten in de zaken ACI Adam, Suske en Wiske en TU Darmstadt heeft het HvJ EU belangrijke nuances in het systeem van auteursrechtelijke beperkingen aangebracht. Aan de ene kant geldt nog steeds het uitgangspunt dat beperkingen in beginsel eng moeten worden uitgelegd. Aan de andere kant moet echter de nuttige werking van beperkingen worden verzekerd. In feite leidt dit tot een systeem waarin op verschillende manieren met beperkingen kan worden omgegaan: soms prevaleert de enge uitleg, soms de noodzaak om de nuttige werking van een beperking te waarborgen. Naast beperkingen met strikte voorwaarden bestaan dus ook beperkingen die veel ruimte bieden...
Uitspraak mede ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm,
Conclusie ingezonden door Otto Swens en Remco de Ranitz,