DOSSIERS
Alle dossiers

Strafrecht  

IEF 2325

Subsidiariteit en proportionaliteit (3)

Kamerstuk 30587 , nr. F , 1e Kamer. Subsidiariteitstoets op richtlijnvoorstel betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten.

“Aan de heer F. Frattini, Vice-voorzitter van de Europese Commissie en Commissaris voor Justitie, Vrijheid en Veiligheid,

Beide Kamers der Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden hebben - overeenkomstig de door hen vastgestelde procedures - het gewijzigde voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen (getoetst aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.

Beide Kamers komen op grond van de bij deze brief gevoegde overwegingen tot de conclusie dat genoemd voorstel niet voldoet aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. In het bijzonder zijn zij van oordeel dat onderhavig voorstel buiten de bevoegdheden van de Gemeenschap valt.

Lees de volledige brief + motivering hier.

IEF 2278

Echte merken zijn

Gerechtshof Leeuwarden, 30 juni 2006, LJN: AX9601 Strafzaak.

Strafzaak over merkgebruik. Valsheid in geschrift door op facturen en de vrachtnota's is achter ras 'Futura' of 'Felina' te vermelden , terwijl er (ongecertificeerd) zaaizaad van het ras USO 31 werd afgeleverd.

Het hof is omtrent het ten laste gelegde van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de in de tenlastelegging genoemde certificaten, betrekking hebbende op zaaizaad, echte merken zijn in de zin van artikel 219, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.

Voor de betekenis van het begrip 'merken' moet worden aangesloten bij artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht, waarin gesproken wordt van 'andere dan in de artikelen 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken, die krachtens wettelijk voorschrift op goederen of hun verpakking moeten of kunnen worden geplaatst'. Op grond van artikel 222bis van het Wetboek van Strafrecht is het bepaalde in artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht mede van toepassing, indien de daarin omschreven feiten worden gepleegd met betrekking tot merken van een buitenlandse mogendheid.

In de processen-verbaal die zich bij de processtukken bevinden is geen aandacht besteed aan de vraag of de in de tenlastelegging genoemde (Franse) certificaten, die oorspronkelijk aan zakken zaaizaad waren gehecht en die door verdachte later ook los aan boeren werden geleverd, krachtens enig wettelijk voorschrift op die zakken zaaizaad moesten of konden worden geplaatst en zo ja, op grond van welk(e) voorschrift(en) dit het geval was. Ook overigens blijkt zulks niet uit de processtukken en het ter terechtzitting verhandelde. Nu het antwoord op deze vraag niet als een feit van algemene bekendheid kan worden beschouwd, kan het hof bij gebreke van enig bewijsmiddel ter zake niet vaststellen dat de in de tenlastelegging genoemde certificaten merken als bedoeld in artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht zijn, en dient verdachte te worden vrijgesproken van hetgeen onder 2 is ten laste gelegd.

Het hof begrijpt de tenlastelegging aldus dat de verdachte wordt verweten dat hij niet alleen zaad van een ander ras, namelijk USO 31, heeft geleverd dan was vermeld op de bijbehorende factuur en vrachtnota, maar dat dit zaad bovendien ongecertificeerd was. Het ongecertificeerd zijn van het zaaizaad moet naar het oordeel van het hof als een essentieel onderdeel van de tenlastelegging worden beschouwd, dat daar niet uit kan worden losgemaakt zonder haar betekenis wezenlijk te veranderen.

Op grond van de zich in het dossier bevindende informatie en het ter terechtzitting verhandelde kan van een groot aantal telers niet worden vastgesteld dat zij ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 hebben ontvangen in plaats van zaaizaad van het ras Futura of Felina, zoals op de facturen en de vrachtnota's vermeld. Het hof merkt in dat verband op dat er bij een groot aantal telers geen bedrijfsonderzoek heeft plaatsgevonden, zodat niet vaststaat welk ras is geteeld.

Op grond van de voor het bewijs gebruikte verklaringen van onder meer de medeverdachten staat in de vier voornoemde gevallen vast, dat de vrachtnota's en facturen in het bedrijf van verdachte werden vervalst door daarop welbewust zaaizaad te vermelden van een ander ras dan het ongecertificeerde zaad van het ras USO 31 dat in werkelijkheid werd geleverd.

Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Dergelijk handelen is onaanvaardbaar, nu men er in het economische verkeer vanuit moet kunnen gaan dat gegevens vermeld op facturen en vrachtnota's juist zijn. De telers die in vertrouwen op de juistheid van de gegevens subsidie hebben aangevraagd zijn door de vermelding van onjuiste gegevens in hun (financiële) belangen geschaad, omdat hen in verband hiermee subsidie is geweigerd.

Lees het arrest hier.

IEF 2267

Haar bevoegdheden te buiten gaat

- Handelingen nr. 31, pag. 1423-1423, 1e Kamer. Behandeling van de brief van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets  ter zake van COM (2006) 168, gewijzigd voorstel voor een EG-richtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten).
 
- Kamerstuk  30587, nr. C. 1e Kamer. Brief over de vraag of voorstel Europese Commissie voor een richtlijn handhaving intellectuele eigendomsrechten voldoet aan subsidiariteitsbeginsel
 
-Handelingen nr. 91, pag. 5537-5540. 2e Kamer. Behandeling van de Subsidiariteitstoets op richtlijnvoorstel betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten.

Uit 30587, nr. C:  "De gezamenlijke vergadering van de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties en de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad concludeert in meerderheid dat de Europese Commissie met onderhavige ontwerprichtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen haar bevoegdheden te buiten gaat. De commissies verzoeken daarom de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets bovengenoemde bezwaren over te brengen aan de Europese instellingen en de Nederlandse regering."

 

“De Commissie stelt niet, dat piraten dan wel namakers bij een groot verschil in strafmaat vanuit het land met de laagste maximumstraffen zouden kunnen opereren en dit effectieve bescherming van intellectuele eigendom ernstig belemmert. Zij stelt het niet en dus ontbreekt ook iedere feitelijke onderbouwing.

Aldus wordt evenmin duidelijk waarom een enkele verplichting tot strafbaarstelling niet zou volstaan. In dat geval zouden de lidstaten zelf de verantwoordelijkheid dragen om te zorgen voor adequate strafbaarstelling in hun nationale wetgeving. Deze redenering wordt ook in het TRIPS Verdrag gebruikt, waarnaar de Europese Commissie in overweging (3) van de ontwerprichtlijn verwijst.

Het leggen van de verantwoordelijkheid tot strafbaarstelling bij de lidstaten, zonder specifieke eisen hieraan te stellen, heeft bovendien als voordeel dat de structuur van de nationale strafrechtsystemen niet wordt doorbroken.

Voor de volledigheid wordt hier nog opgemerkt, dat handelen in een lidstaat met «lage» straffen al snel bevoegdheid tot strafrechtelijke vervolging in andere lidstaten schept, te weten wanneer nagemaakte goederen in het normale handelsverkeer in die andere lidstaat terechtkomen. De dader in de lidstaat met lage straffen zal spoedig in een lidstaat met hogere straffen vervolgbaar zijn als uitlokker, medeplichtige of medepleger. 

(…) De gezamenlijke vergadering van de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties en de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad concludeert in meerderheid dat de Europese Commissie met onderhavige ontwerprichtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen haar bevoegdheden te buiten gaat. De commissies verzoeken daarom de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets bovengenoemde bezwaren over te brengen aan de Europese instellingen en de Nederlandse regering. 

Eerdere berichten hier.

IEF 2264

Subsidiariteit en proportionaliteit (2)

Kamerstuk 30587, nr. BH/2H, 1e/2e Kamer. Subsidiariteitstoets op richtlijnvoorstel betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (COM (2006) 168 fin.); Brief over het laten uitvoeren van de subsidiariteitstoets.

Stuk dateert van voor dit kamerstuk, maar is later gepubliceerd.

"Nadere besluitvorming op initiatief van de commissie heeft ertoe geleid dat het advies wijziging behoeft. Ik verzoek u de motivering te vervangen door de achter deze brief gevoegde motivering en deze ter instemming voor te leggen aan uw Kamer."

BRIEF VAN DE TIJDELIJKE COMMISSIE SUBSIDIARITEITSTOETS

Aan:
De voorzitter van de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken

Den Haag, 16 mei 2006

Geachte collega’s,

Zoals u bekend is onlangs de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets ingesteld. Deze commissie zal, samen met de betrokken vakcommissies, elf al vastgestelde (nog in te dienen) voorstellen van de Europese Commissie toetsen aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Centraal daarbij staan de vragen of het betreffende voorstel op Europees niveau mag worden genomen en als dat het geval is, of het voorstel dan ook niet verder gaat dan nodig is.

Onlangs heeft de Europese Commissie een richtlijnvoorstel ingediend inzake strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Het voorstel introduceert het opnemen van een strafbepaling in een richtlijn. Dit heeft als consequentie dat de besluitvorming hierover wordt overgeheveld van de derde pijler naar de eerste pijler van het EU-verdrag en daarmee wordt onderworpen aan meerderheidsbesluitvorming in de Raad. Hoewel Nederland in de Raad nog altijd tegen het voorstel zou kunnen stemmen, is het haar vetorecht kwijt. Het wordt dus moeilijker voor afzonderlijke lidstaten om een dergelijke strafbepaling tegen te houden. De invloed van de EU op het strafrecht wordt daardoor dan ook groter. 

Vanwege de mogelijke gevolgen van het richtlijnvoorstel heeft de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets besloten dat het aan de subsidiariteitstoets onderworpen zou moeten worden, hoewel het voorstel niet in de lijst van elf aan de toets te onderwerpen voorstellen voorkomt. De te volgen procedure is weergegeven in kamerstuk 30 389, nr. 1 (p. 7–9). Ik hoop dat uw commissie daaraan medewerking zal verlenen.

In lijn met  deze procedure is een preadvies van de staf van de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets bijgesloten. Ook het betreffende richtlijnvoorstel is bijgevoegd (een Nederlandse versie is helaas nog niet beschikbaar). Ik verzoek uw commissie uiterlijk 1 juni a.s. gemotiveerd advies uit te brengen aan de tijdelijke commissie over de vraag of het voorstel al dan niet voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel.

De voorzitter van de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets,

J. J. van Dijk

IEF 2260

Zoals gebruikelijk

Kamervragen met antwoord, nr. 1674, 2e Kamer. Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Europese Zaken) over de Europese verplichting om strafrechtelijke sancties te harmoniseren om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden. (Ingezonden 1 mei 2006); Antwoord

“Wat is uw reactie op het voorstel van de Europese Commissie om van lidstaten te eisen dat zij hun strafrechtelijke sancties harmoniseren c.q. verhogen om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden?

Het kabinet zal zijn visie op dit voorstel, zoals gebruikelijk, in een BNC-fiche neerleggen. Belangrijke vragen daarbij zijn of het nodig is om naast richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten en naast de privaatrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving van deze rechten op nationaal niveau te komen tot een verplichting van de Gemeenschapswetgever tot strafbaarstelling van inbreuken op deze rechten, welke de reikwijdte van een eventuele richtlijn zou moeten zijn, hoe de inbreuken die voor onderlinge aanpassing in aanmerking zouden komen, zouden moeten worden omschreven, en of het mogelijk en ook nodig is in een eventuele richtlijn specifieke bepalingen inzake aard en hoogte van strafsancties op te nemen.

In overeenstemming met de eerder genoemde notitie met betrekking tot de gevolgen van de Hofuitspraak milieustrafrecht zal in dit fiche specifieke aandacht worden besteed aan de consequenties van het voorstel voor het Nederlands strafrecht. In dit fiche zullen wij uiteraard ook onze appreciatie geven van de vraag hoe dit voorstel zich verhoudt tot de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit. Voornoemde laat echter onverlet dat Nederland de noodzaak van een effectieve bestrijding van namaak en piraterij en van Europese samenwerking daarbij onderkent.”

IEF 2253

Beroepsmatige auteursrechtinbreuk (2)

O.a het NRC bericht dat de rechtbank van Rotterdam vrijdag niet is toegekomen aan de behandeling van de strafzaak tegen de mensen achter Releases4u.com en Shareconnector.com (eerder bericht hier).

De rechtbank besloot de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden. “Op verzoek van de verdachten moeten onder meer rechercheurs en onderzoekers van de stichting Brein worden gehoord (…) Advocaat Maanicus die de drie beheerders van Releases4u.com bijstaat zegt dat justitie zich voor het karretje heeft laten spannen van de stichting. Officier van justitie A. Drogt zegt dat geen sprake is van samenwerking en dat het onderzoek van Brein als aangifte moet worden gezien.

De advocaten van de verdachten stelden dat justitie niet ontvankelijk is, omdat het aanbieden van links niet strafbaar is. De rechtbank wilde zich daar voor de behandeling echter niet over uitlaten.

Lees hier meer.

IEF 2222

Subsidiariteit en proportionaliteit

Kamerstuk 30587, nr, 1e/2e Kamer. Subsidiariteitstoets op richtlijnvoorstel betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (COM (2006) 168 fin.); Brief van de Tijdelijke commissie subsidiariteitstoets inzake gewijzigd advies 

“Beide Kamers der Staten-Generaal concluderen dat voor de na te streven doelstelling van het voorgenomen optreden geen bevoegdheid aan de Gemeenschap is toegekend. Niettemin hebben beide Kamers onderhavig voorstel - ten overvloede – onderworpen aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit en geconcludeerd dat het voorstel daaraan niet voldoet.”

Lees hier meer.

IEF 2190

Niet als een zo’n ernstige aantasting

Kamerstukken 30587, nr. 1 t/m 4 + C, 1e/2e Kamer. Subsidiariteitstoets op richtlijnvoorstel COM(2006) 168 fin. betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten.

Richtlijnvoorstel, brief van de Tijdelijke commissie subsidiariteitstoets, brief van de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer, brief van de Tijdelijke commissie subsidiariteitstoets, brief van de commissie Europese Samenwerkingsorganisaties van de Eerste Kamer.

“De vaste commissie voor Justitie komt tot het oordeel dat de subsidiariteitstoets bij de beantwoording van de twee voorvragen strandt. Zij kan niet zonder meer onderstrepen dat er voor de na te streven doelstelling van het voorgenomen optreden een bevoegdheidstoekenning in het EG-Verdrag bestaat. Integendeel. Zij neigt er naar de schendingen van IE-recht niet als een zo’n ernstige aantasting van het te beschermen beleidsterrein te zien dat een geharmoniseerde strafrechtelijke inzet onontbeerlijk  is in de strijd tegen die schendingen.

Evenmin behoort het voorgenomen optreden tot de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap.”

IEF 2171

Nadere afstemming noodzakelijk

Kamervragen met antwoord, nr. 1569, 2e Kamer. Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Europese Zaken) over de Europese verplichting om strafrechtelijke sancties te harmoniseren om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden. (Ingezonden 1 mei 2006); Mededeling

“ Mededeling van staatssecretaris Nicolaï (Buitenlandse Zaken), mede namens de minister van Justitie en de staatssecretaris van Economische Zaken. (Ontvangen 31 mei 2006). Naar aanleiding van de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel, wil ik u meedelen, mede namens de minister van Justitie en de staatssecretaris van Economische Zaken, dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De reden hiervoor is dat nadere interdepartementale afstemming noodzakelijk is.”

IEF 2080

Verhoging

Persbericht Stichting Brein: "De boetes die de Nederlandse strafrechter kan opleggen zijn onlangs verhoogd. Dat geldt dus ook voor de boetes die bij strafrechtelijke vervolging van piraterij kunnen worden opgelegd. De wet biedt zowel strafrechtelijke autoriteiten als civiele partijen zoals BREIN tal van middelen om piraterij aan te pakken.

Zo bevatten zowel de Auteurswet 1912 als de Wet op de Naburige Rechten straf- en civielrechtelijke sancties. De maximumstraf is 4 jaar gevangenis en de maximumboete is verhoogd van € 45.000,- naar € 67.000,-. Voor rechtspersonen kan zelfs een boete van € 670.000,- (voorheen €450.000,-) gelden. Inbreukmakende goederen en productie- of distributiemiddelen mogen in beslag genomen worden. Ook door civiele partijen kunnen inbreukmakende goederen en productiemiddelen worden opgeëist. Daarnaast kan BREIN naast een verbod onder andere winstafdracht en schadevergoeding vorderen.

Ook het Wetboek van Strafrecht biedt middelen ter vervolging van piraterij. Sinds 1993 kent het strafrecht uitgebreide ontnemingmogelijkheden. Zowel de strafrechtelijke autoriteiten als BREIN hebben de mogelijkheid om opbrengsten die piraten uit hun illegale praktijken hebben verkregen, te ontnemen cq te vorderen. Tot slot heeft ook de douane de mogelijkheid de doorvoer van inbreukmakende goederen aan te pakken. De maximum straf die daarbij geldt is 1 jaar gevangenis en een boete van € 67.000,-- "

Lees hier meer.