DOSSIERS
Alle dossiers

Strafrecht  

IEF 2035

Minimaal Maximum

Verwarring in de berichtgeving over het onlangs door de Commissie geammendeerde  Proposal for a directive to combat intellectual property offences (eerder bericht hier).

Persberichten melden met betrekking tot het voorstel: “Nu hanteren de 25 lidstaten van de EU nog verschillende strafmaten voor nagemaakte en illegale goederen. In de ontwerptekst stelt de Commissie voor om piraterij te bestraffen met tenminste vier jaar cel en een boete van 100.000 tot 300.000 euro.” (Recht.nl) , of  “Commissaris voor Justitie Franco Frattini stelde voor om in alle lidstaten van de Europese Unie het op grote schaal vervalsen van merkproducten te bestraffen met minimaal vier jaar cel. Daarmee zou de EU zich voor het eerst begeven op het terrein van het strafrecht, iets waar nu alleen lidstaten iets over te zeggen hebben.” (Trouw)

Trouw voegt daar aan toe: "Nederland kent bovendien geen minimumstraffen, omdat we willen dat rechters rekening kunnen houden met individuele omstandigheden van verdachten. De EU-strafmaat wordt dan een anomalie.Al met al een trits redenen om de bijzondere Europese strafmaten niet te willen.”

De verwarring over de minimum straf resulteert waarschijnlijk uit de formulering van artikel 5: “This article concerns the level of criminal penalties: offences must incur a maximum term of at least four years' imprisonment when they are committed under the aegis of a criminal organisation.”

Een maximum of at least, een minimale maximumstraf. Dus geen minimumstraf, maar een maximumstraf die per Lidstaat wel hoger mag zijn dan 4 jaar, maar niet lager. Het minimum staat dus vrij, maar het maximum is aan een ondergrens gebonden. (Met dank aan Klos Morel Vos & Schaap)

Lees het voorstel hier. Berichtgeving hier, hier en hier.

IEF 2027

Door de autoriteiten

Kamervragen, vraagnr. 2050612590, 2e Kamer. Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Europese Zaken) over de Europese verplichting om strafrechtelijke sancties te harmoniseren om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden. (Ingezonden 1 mei 2006)

1-  Wat is uw reactie op het voorstel van de Europese Commissie om van lidstaten te eisen dat zij hun strafrechtelijke sancties harmoniseren c.q. verhogen om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden?

2-  Deelt u de visie van de Europese Commissie dat misbruik van intellectueel eigendom in Nederland door de autoriteiten minder hard wordt bestreden dan andere vormen van illegale handel? Indien ja, welke stappen gaat u zetten om verbetering te brengen in deze situatie? Indien neen, wat is uw mening over het oordeel van de Europese Commissie?

3-  Deelt u de opvatting dat er geen enkele aanleiding is te komen tot een Europese verplichting tot het strenger aanpakken van misbruik van intellectueel eigendom aangezien nationale strafrechtstelsels voldoende ruimte bieden om dat te bewerkstelligen? Indien neen, hoe verhoudt zich dit tot het uitgangspunt van subsidiariteit?

4-  Acht u het in het algemeen wenselijk dat de Europese Commissie (bepaalde) strafrechtelijke sancties oplegt, waardoor sommige lidstaten mogelijk nieuwe strafrechtelijke regels opgedrongen kunnen krijgen of hun reeds geldende regels moeten aanscherpen? Kunt u uw antwoord toelichten?

5-  Deelt u de mening van de Oostenrijkse kanselier en EU-voorzitter Wolfgang Schüssel dat rechters van het Europees Hof van Justitie meer oog moeten hebben voor nationale gevoeligheden? Kunt u uw antwoord toelichten?

IEF 1993

Strijdgewoel

Brussels, 26 April 2006. Commission proposes criminal law provisions to combat intellectual property offences.  The Commission has today adopted a proposal for a directive to combat intellectual property offences that amends the proposal approved by it on 12 July 2005.

It is thus responding to the Court ruling of 13 September 2005 in Case C-176/03, according to which the criminal law provisions necessary for the effective implementation of Community law are a matter for Community law.

Accordingly, the proposal for a Council framework decision to strengthen the criminal law framework to combat intellectual property offences has been withdrawn and its provisions incorporated into the amended proposal for a directive.

Lees hier meer.

IEF 1968

Kunnen wij dat namaken?

De Telegraaf van 18 april bericht dat het  OM bij de rechtbank in Haarlem een half jaar voorwaardelijke gevangenisstraf, 240 uur werkstraf en 10.000en  euro’s  boete heeft geeïst voor de handel in nagemaakte Bob de Bouwer-poppen, Nijntjes en Winnie the Pooh-beren.

“In 2002 verkocht het bedrijf een partij van ruim 38.000 vervalste Bob de Bouwer-poppen aan het Kruidvat. De drogisterijketen ging ervan uit dat het om de originele poppen ging. (…) Volgens verkoopleider Van der S. handelde hij te goeder trouw: „In mijn beleving waren ze uitdrukkelijk in orde.” Ook zei hij dat hij een monster uit China en de originele poppen had laten zien bij het Kruidvat en dat men daar ook geen argwaan had gekregen.

De verdachte gaf wel toe dat hij e-mails aan de Stichting Namaakbestrijding had vervalst om de schade in de zaak van de Nijntjes te beperken. „Dat waren misstappen.” (…) Officier van justitie A. Drogt vond bewezen dat de verantwoordelijken bij de groothandel bewust inbreuk hebben gemaakt op het merkenrecht. „Hier is winst gemaakt over de rug van de rechthebbenden.” Volgens advocaat A. van Voorthuizen was er geen sprake van opzet.”

Lees hier meer.

IEF 1469

Richtlijn voor strafvordering IE-fraude

Nog een publicatie van het College van procureursgeneraal: Richtlijn voor strafvordering intellectuele-eigendomsfraude. Inclusief handige tabellen voor reizigers die enkele horloges. Beeld- of geluidsdragers of milliliters parfum voor eigen gebruik willen meenemen (niet meer dan drie en/of 250 ml).

Deze richtlijn bevat uitgangspunten voor het transactie- en requireerbeleid van het delict intellectuele-eigendomsfraude (IE-fraude).  Door de diversiteit in verschijningsvormen en de bijzondere omstandigheden van elk geval is het bij IE-fraude niet mogelijk om de eis van de officier van justitie ter zitting in deze richtlijn te regelen. In deze richtlijn wordt met name ingegaan op de strafrechtelijke aanpak en afhandeling bij het aantreffen van vermoedelijke inbreukmakende goederen.

3.1 IE-strafbepalingen. IE-strafbepalingen zijn terug te vinden in artikel 337 WvSr, artikel 31 t/m 35d Auteurswet 1912, artikel 21 t/m 31 Wet op de naburige rechten en artikel 79 Rijksoctrooiwet 1995. In geval van deelneming aan een criminele organisatie of een verboden rechtspersoon, kan ook vervolgd worden op basis van artikel 140 WvSr. Voorts kan een bonafide afnemer van inbreukmakende goederen aangifte doen van oplichting (artikel 326 WvSr) of desgewenst van kopersbedrog (artikel 329 WvSr) tegen een met name genoemde verdachte. Mocht het tot een strafzaak komen, dan kan de bonafide afnemer zich in het strafgeding voegen als benadeelde partij.

3.3 Opstarten van opsporingsonderzoeken en instellen van strafvervolging. Het opstarten van een opsporingsonderzoek, het vernietigen van de in beslaggenomen inbreukmakende goederen en het instellen van strafvordering (mede) op grond van inbreuken op de intellectuele eigendom is mogelijk zonder dat een slachtoffer een aangifte heeft gedaan.

4. Strafuitsluitingsgrond ‘in voorraad hebben’ voor ‘eigen gebruik.’ In artikel 337 lid 2 WvSr is voor het merken- en modellenrecht een nuancering aangebracht. In dit artikel staat dat voor ‘eigen gebruik’ in voorraad hebben van enkele inbreukmakende goederen als bedoeld in artikel 337 lid 1 WvSr is toegestaan. Het voor eigen gebruik in-, uit- of doorvoeren valt niet onder deze uitzondering en is derhalve verboden. ‘Eigen gebruik’ komt ook voor in de Auteurswet 1912 en de Wet op de naburige rechten, maar daar heeft het slechts een zeer beperkte betekenis. Niet strafbaar is het maken van enkele verveelvoudigingen zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dienend tot eigen oefening, studie of gebruik van degene die de kopieën zelf heeft gemaakt (art. 31 e.v. jo. art. 16b.1 en 16c.1 Auteurswet 1912; art. 21 e.v. jo. art. 10.e Wet op de naburige rechten).

De Rijksoctrooiwet 1995 kent de strafuitsluitingsgrond ‘eigen gebruik’ niet, maar stelt als voorwaarde dat de handelingen gepleegd moeten zijn ‘in of voor zijn bedrijf’, wil er sprake zijn van inbreuk. Hieronder valt ook de beroepsuitoefening. Deze voorwaarde komt bij de strafrechtelijke handhaving op hetzelfde neer als de genoemde strafuitsluitingsgrond in artikel 337 lid 2 WvSr. Voor de Rijksoctrooiwet geldt dus dat opzettelijke inbreuk op het octrooirecht, gepleegd in of voor het bedrijf van de inbreukmaker, strafbaar is. Let wel dat in de Rijksoctrooiwet enkel invoer strafbaar is gesteld. Uit- en doorvoer zijn niet strafbaar.

Eigen gebruik van inbreukmakende goederen is niet strafbaar als het enkele exemplaren betreft. In deze OM richtlijn wordt de term ‘enkele’ uitgewerkt in de tabel grenshoeveelheden. In deze tabel wordt aangegeven bij welke hoeveelheid sprake is van (slechts) enkele exemplaren. Voor meer uitleg over het begrip ‘eigen gebruik’ in het kader van deze materie, wordt verwezen naar de Aanwijzing intellectuele-eigendomsfraude.

5.1 Grenshoeveelhedentabel. geldend voor het vrije verkeer en reizigers In de tabel grenshoeveelheden wordt de grens aangegeven tussen toestaan, afstand doen, transactie en dagvaarden voor inbreuken op het intellectuele eigendom. De overzichten van de grenshoeveelhedentabel bevatten tevens de bijbehorende transactie- en boetebedragen. Indien de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik is overschreden, worden alle inbreukmakende goederen van de desbetreffende categorie in beslag genomen en afgehandeld. Daarom beginnen de aantallen in kolom 3 ‘Transactie door uitsluitend afstand doen’ bij één stuk.

Het is dus niet zo dat van de totale hoeveelheid inbreukmakende goederen die in beslag wordt genomen, de gestelde hoeveelheid voor eigen gebruik behouden mag worden.

5.2 Begripsbepaling ‘vrij verkeer.’ Hier wordt onder verstaan alle inbreukmakende goederen die worden aangetroffen binnen de landsgrenzen van Nederland, bijvoorbeeld tijdens (door)zoekingen en controles op markten, beurzen en braderieën en in winkels of bedrijven. De zaken worden afgedaan volgens de grenshoeveelhedentabel. Indien de zaken zelfstandig door de politie of andere opsporingsdiensten worden afgedaan, dient hiervan melding te worden gemaakt bij het meldpunt IE van de FIOD-ECD.

5.3 begripsbepaling ‘reizigers.’ Hiermee wordt bedoeld alle reizigers vanuit landen buiten de Europese Unie (EU) die via lucht- en zeehavens Nederland binnenkomen.

5.4 Goederen uit meerdere categorieën. Indien meerdere categorieën inbreukmakende goederen tegelijk worden aangetroffen en de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik van één of meer van de categorieën wordt overschreden, kunnen de inbreukmakende goederen van de categorieën waarvan de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik niet is overschreden, behouden worden. Uitsluitend de inbreukmakende goederen in de overschreden categorie worden conform de tabel afgedaan. Indien er aanwijzingen bestaan dat de inbreukmakende goederen zijn bestemd voor de ‘handel’ in plaats van voor ‘eigen gebruik’, dienen alle inbreukmakende goederen inbeslaggenomen te worden.

6. Grenshoeveelhedentabel geldend voor post/pakketpost/koeriers/cargo. Deze tabel ziet toe op de strafrechtelijke afhandeling van inbreukmakende goederen die door de douane worden aangetroffen bij de controle van goederen die onder douanetoezicht staan (goederen afkomstig van buiten de EU). Indien uit douaneonderzoek blijkt dat in de post/pakketpost/koeriers/cargo inbreukmakende goederen worden aangetroffen, wordt gehandeld conform de tabel 2.

Hierbij geldt het volgende:
a. Er geldt een ‘nul’ tolerantie.
b. Indien verschillende pakketjes naar hetzelfde adres worden gestuurd, worden de hoeveelheden van de afzonderlijke pakketjes opgeteld en wordt het totaal als één hoeveelheid gezien.
c. Bij het aantreffen van inbreukmakende goederen die de aantallen van de grenshoeveelhedentabel 2 kolom 1 niet te boven gaan, wordt EG-verordening 1383/20032 niet toegepast. Deze zaken van geringe importantie worden derhalve niet voor onderzoek aangemeld bij de FIOD-ECD. De zaken worden afgedaan overeenkomstig het geldende Voorschrift Douanetaak Inbreuk op intellectueleeigendomsrechten, door middel van een verkort proces-verbaal van inbeslagneming en een KVI (kennisgeving van inbeslagneming). Deze verkorte processen-verbaal worden verzameld op een verzamellijst. De verzamellijst en de KVI’s worden aan het OM gezonden ter afdoening van het beslag.
d. Indien de hoeveelheden inbreukmakende goederen de grenshoeveelhedentabel 2 kolom 1 te boven gaan, wordt toepassing gegeven aan de verordening 1383/2003. Dit betekent dat de douane de zaak voor onderzoek aanmeldt bij de FIOD-ECD.

7. Beroep of bedrijf. Degene die van het plegen van de misdrijven en overtredingen inzake intellectueel eigendom zijn beroep maakt of dit als bedrijf uitoefent, dient in principe te worden vervolgd op grond van artikel 337 lid 3 WvSr, artikel 31b Aw of artikel 23 Wnr.

8. Inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Gelet op de artikelen 58 en 67 WvSv is inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis mogelijk op grond van overtreding van artikel 337 lid 3 en 4, artikel 31b Aw en artikel 23 Wnr. Hieruit vloeit voort dat o.a. strafvorderlijke vrijheidsbenemende dwangmiddelen kunnen worden toegepast.

9. Plaats delict bij internet IE-fraude. Omdat het internet een grensoverschrijdend karakter heeft, kan het vaststellen van de plaats van delict soms voor problemen zorgen. De plaats van delict is belangrijk voor de toepasselijkheid van het Nederlandse strafrecht. In principe geldt als plaats delict de plaats waar de dader handelt of, zoals de Hoge Raad het formuleert, op de plaats van de lichamelijke gedraging. In afwijking van deze regel geldt bij constatering van overtredingen van de Auteurswet 1912 dat de vervolging wordt aangevangen ‘daar waar de verdachte woont of daar waar de verdachte onderneming is gevestigd’. Door het verhandelen van illegale bestanden of het aanbieden van inbreukmakende goederen op het internet is de werkelijke lichamelijke aanwezigheid van een persoon of onderneming niet altijd duidelijk. De door de Hoge Raad erkende ubiquiteitsleer biedt uitkomst.

Deze verruiming van de leer van de lichamelijke gedraging geeft als plaats delict naast de plek waar de handeling plaatsvond, de plek waar de handeling zijn uitwerking had. Voor de Hoge Raad zijn beide plaatsen gelijkwaardig en gelijkelijk aannemelijk. Uit deze twee plaatsen kan een keuze worden gemaakt.

10. Eis ter zitting. Omdat de soort en de hoeveelheid inbreukmakende goederen per geval zeer uiteenlopen, is het niet mogelijk om een universele eis ter zitting op te nemen in deze richtlijn. Bij het vaststellen van de hoogte van de eis kan aansluiting worden gezocht bij de omvang van de commerciële schaal van de opzettelijk gepleegde inbreuk, of de feiten zijn gepleegd binnen een criminele organisatie, bij het nadeel dat de rechthebbende is berokkend, dan wel of er sprake is geweest van een risico voor de gezondheid of de veiligheid van personen.

De eis ter terechtzitting in geval van een rauwelijks dagvaarding bestaat in het geval de verdachte een natuurlijk persoon betreft niet uit een ‘kale’ geldboete. Het eisen van een geldboete dient slechts plaats te vinden in combinatie met een bijkomende straf – of maatregel.

– Gevangenisstraf. In beginsel dient op zitting een (voor-)waardelijke gevangenisstraf te worden gevorderd.
– Taakstraf. Voor wat betreft het kader waarbinnen een taakstraf opgelegd kan worden, wordt verwezen naar de Aanwijzing Taakstraffen (reg. Nr. 2001A003).
– Geldboete. Voorzover er tijdens het opsporingsonderzoek geldboetebeslag is gelegd ex artikel 94a lid 1 WvSv, dient er tevens op zitting een geldboete te worden geëist.
– Onttrekking aan het verkeer. Voorzover de verdachte geen schriftelijke afstand heeft gedaan, moet voorts een vordering onttrekking aan het verkeer te worden ingesteld (artikel 36b WvSr).
– Vordering ontneming. Indien er tijdens het opsporingsonderzoek ontnemingsbeslag is gelegd ex artikel 94a lid 2 WvSv, dient er op de strafzitting ook altijd een vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel te worden aangekondigd. Indien tijdens het opsporingsonderzoek is gebleken dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten als bedoeld in artikel 36e WvSr, dan dient dit wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van een aparte vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel, weer aan de verdachte ontnomen te worden.

Indien tijdens het opsporingsonderzoek een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek (SFO) is geopend, dan dient ten laatste op de strafzitting het bestaan van het (geheime) SFO aan de verdachte en diens raadsman kenbaar gemaakt te worden. Kortheidshalve wordt voor verdere informatie terzake verwezen naar de Aanwijzing Ontneming (reg.nr. 2005A002).

11. Geneesmiddelen. Bij IE-fraude t.a.v. geneesmiddelen bestaat de mogelijkheid dat er sprake is van samenloop met de Wet op de geneesmiddelenvoorziening/Geneesmiddelenwet. Geneesmiddelen vallen niet onder de reikwijdte van deze richtlijn en zijn verder uitgewerkt in de in voorbereiding zijnde aanwijzing en richtlijn geneesmiddelenwet.

12. Accijnsgoederen. Uit onderzoek is gebleken dat een proportioneel gedeelte van de aangetroffen gesmokkelde accijnsgoederen (o.a. sigaretten) tevens een inbreuk vormt op het intellectuele-eigendomsrecht. De accijnsgoederen worden afgehandeld conform de vastgestelde Aanmelding- , Transactie- en Vervolgingsrichtlijn (ATV) van het Openbaar Ministerie.

College van procureursgeneraal: Richtlijn i.d.z.v. artikel 130, lid 4, Wet RO (nieuw). Datum vaststelling : 12-12-2005 Datum inwerkingtreding: 01-02-2006 Geldigheidsduur: 31-01-2010 Publicatie in Stcrt.: 09-01-2006, nr. 6. Lees de richtlijn hier.

IEF 1188

Sarcastische titel

Persbericht Vrijschrift: "De Europese Commissie wil dat schenders van auteursrecht,  merkenrecht, octrooirecht en om het even welk ander 'intellectueel  eigendomsrecht' (IE) tot gevangenisstraffen veroordeeld worden, dat hun  bedrijfsmiddelen geconfisqueerd worden en dat zij een beroepsverbod krijgen.  Dit blijkt uit een voorstel voor een richtlijn met bijbehorend kaderbesluit  dat de Commissie naar het Europees Parlement gestuurd heeft. Het voorstel heeft tot commotie onder softwareontwikkelaars geleid. Het is zo goed als onmogelijk software te schrijven zonder octrooien te schenden. 

Stichting Vrijschrift schrijft in een brief aan de commissie Economische Zaken van de Tweede Kamer dat het voorstel onnodig, verstorend en extreem is.  Regelrechte piraterij is al in Europese landen verboden. (…) Professor Bernt Hugenholtz hield ten tijde van een eerdere versie van de  richtlijn een voordracht onder de sarcastische titel: “The EU Enforcement  Directive: Why Not the Death Penalty??”  Vrijschrift roept nationale en Europarlementariërs op bij eerste gelegenheid  korte metten te maken met kaderbesluit en richtlijn." Lees het hele persbericht hier. Brief Vrijschrift hier. Voorstel Commissie hier.

IEF 314

Water & Brood

Redelijk zeldzaam, een IE-strafrechtzaak:

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 9 december 2002, in elk geval in of omstreeks de maand december 2002 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk

a. waren die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, of
b. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst of
c. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden,

te weten zevenduizend, in elk geval een aantal dozen, gevuld met tassen, in welke tassen zich fotocamera's bevonden en welke dozen, tassen en fotocamera's waren voorzien van het merk Canokimatic, heeft ingevoerd, of afgeleverd of in voorraad heeft gehad.

Het hof begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat niet kan worden bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een merk waarop een ander recht had, aangezien het recht op het door Canon Kabishiki Kisha op 18 november 1994 in de zin van de Eenvormige Beneluxwet op de Merken (voortaan: BMW) geregistreerde merk, door het niet-gebruik daarvan is vervallen. De raadsman verwijst ter adstructie naar het bepaalde in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a (oud) BMW.

Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.

Met de raadsman stelt het hof vast dat op 18 augustus 1994 door Canon Kabishiki Kisha (Canon inc.) de merknaam "Canomatic" is geregistreerd in de zin van de BMW onder nummer 563359.

Ingevolge het bepaalde in artikel 10 (oud) BMW heeft de inschrijving van een Benelux-depot een geldigheidsduur van 10 jaren, te rekenen van de datum van het depot. De inschrijving was ten tijde van het bewezenverklaarde, op 9 december 2002, dan wel in of omstreeks de maand december 2002, aldus in beginsel geldig.

Op grond van het bepaalde in artikel 5, eerste lid (oud) BMW vervalt het recht op een merk van rechtswege onder de aldaar genoemde gevallen, te weten - zakelijk weergegeven - de doorhaling van of het verstrijken van de geldigheidsduur van een inschrijving in het Beneluxdepot dan wel van de internationale inschrijving of door afstand van de bescherming in het Beneluxgebied, of overeenkomstig het in artikel 6 van de Overeenkomst van Madrid bepaalde, door het feit dat het merk geen wettelijke bescherming meer geniet in het land van oorsprong.
Zijdens de verdediging is niet gesteld en ook anderszins is niet gebleken, dat een omstandigheid als hiervoor zich heeft voorgedaan, zodat het recht op het merk "Canomatic" niet van rechtswege is vervallen.

Voorts kan iedere belanghebbende op grond van artikel 14, sub c (oud) BMW het verval van het merkrecht inroepen in de gevallen vermeld in artikel 5, tweede lid (oud) BMW, bijvoorbeeld in het door de raadsman bedoelde geval dat gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaren, zonder geldige reden, geen normaal gebruik van het merk is gemaakt binnen het Beneluxgebied voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel niet gebleken - noch is dit zijdens de verdediging gesteld - dat het recht op het merk "Canomatic" op vordering van een belanghebbende door een bevoegde rechter vervallen is verklaard.

Het hof verwerpt derhalve het verweer en bevestigt het beroepen vonnis.

Gerechtshof 's-Hertogensbosch, 18 januari 2005, publ. 4 mei 2005, LJN: AT5048, 20.000622.04. Hoger Beroep.