DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 14779

Geen uitzendverbod na confrontatie bij verlaten kantoorpand

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 3 maart 2015, IEF 14779 (F&S tegen AvroTros)
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam, Van Kaam. Mediarecht. Tros Opgelicht is voornemens een uitzending te wijden aan F Bedrijfsadviseurs en Fiscalisten. Telefonisch en per e-mail is contact opgenomen en verzocht om een interview op camera. Er vond een confrontatie met een cameraploeg plaats op het moment dat F zijn kantoorpand verliet en weg wilde rijden met de auto. Er is een klacht bij de RvdJ ingediend. Niet of onvoldoende onderbouwd heeft F. betwist wat door AvroTros naar voren is gebracht en gedane uitingen vinden in het beschikbare feitenmateriaal steun. Afwijzing van de gevorderde uitzendverboden en onherkenbaarmaking.

4.5. Bij de onder 4.2. genoemde belangenafweging is van belang of de in de voorgenomen uitzending gedane uitingen voldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Indien dit het geval is, wint het belang van Tros Opgelicht om F. en het herkenbaar in beeld te brengen het van de inbreuk die met de uitzending en de mede daarin te vertonen opnamens (...) wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de aantasting van de eer en goede naam van F. c.s.. (...).
Gelet op het vorengaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat in het onderhavige geval op dit moment onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van zodanige lichtvaardige verdachtmakingen aan de zijde van F. c.s. dat dit in het licht van voornoemde belangenafgeweging onrechtmatig is jegens F. c.s.. Daarmee weegt het belang van Tros Opgelicht om F. c.s. herkenbaar in beeld te brengen zwaarder dan de inbreuk die daarmee op de persoonlijke levenssfeer van F. c.s. wordt gemaakt.
IEF 14758

Rectificatie voor onjuist bericht over wapenvondst

Hof 's-Hertogenbosch 10 maart 2015, IEF 14758; ECLI:NL:GHSHE:2015:854 (appellant tegen Omroep Brabant)
Uitspraak mede ingezonden door Otto Volgenant, Boekx. Mediarecht. Nadat bleek dat in de woning van [appellante] geen wapens waren aangetroffen heeft BN De Stem schriftelijk aan [appellante] excuses aangeboden en in de krant een rectificatieartikel geplaatst met als kop:” Onjuist bericht over vondst wapens [woonplaats]” en met als inhoud dat de krant ten onrechte heeft gemeld dat er wapens in een woonhuis aan [straatnaam] zijn gevonden. De RvdJ heeft geconcludeerd dat verslaggeefster en Omroep Brabant journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld. De voorzieningenrechter heeft de gevorderde rectificatie afgewezen vanwege belang bij rectificatie, ruim twee maanden na de herziening van het bericht. Het hof wijst rectificatie in een radio-uitzending af, wel dient een expliciete rectificatie op de website plaats te vinden: de voorgestelde tekst wordt aangepast.

3.5.2. Uit de diverse berichtgevingen van Omroep Brabant valt op de maken dat het om de vondst van een groot wapenarsenaal gaat, dat mogelijk gevaarlijk is in een woonwijk. Omroep Brabant heeft erkend dat er enkele dagen lang op de website van Omroep Brabant heeft gestaan dat deze wapenvondst was gedaan in een huis aan het [straatnaam 1] te [woonplaats]. De onrechtmatigheid (het handelen in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid) is naar het oordeel van het hof gelegen in het samenstel van de diverse berichtgevingen van Omroep Brabant omtrent de wapenvondst in [woonplaats], zoals hierboven in 3.1 sub e, f en g is weergegeven. Uit deze berichtgeving – met name de berichtgeving op de website – valt voor buurtbewoners van [appellante] en bij overige inwoners van [woonplaats] op te maken dat deze – grote en mogelijk gevaarlijke - wapenvondst is gedaan in de woning van [appellante]. Hieraan doet niet af dat in geen van deze publicaties of in de radio-uitzending het exacte adres (het huisnummer) van [appellante] of haar naam wordt genoemd. Door het samenstel van deze berichtgevingen heeft Omroep Brabant de eer en goede naam van [appellante] aangetast.

Het hof voelt zich in dit oordeel gesterkt door de conclusie van de Raad voor de Journalistiek, dat [verslaggeefster] en Omroep Brabant journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld. De omstandigheid, dat Omroep Brabant en [verslaggeefster] ervoor gekozen hebben om zich niet te verweren bij de behandeling van de zaak voor de Raad voor de Journalistiek doet hier niet aan af. Dit geldt temeer nu Omroep Brabant desgevraagd op het pleidooi heeft geantwoord dat zij geen gebruik zal maken van de mogelijkheid om de conclusie van de Raad te laten herzien. Het hof merkt daarbij op dat volgens de brief van de Raad voor de Journalistiek een dergelijke herziening slechts mogelijk is indien degene die herziening verzoekt aannemelijk maakt dat de conclusie van de Raad berust op ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geachte feiten.

3.5.3. Het hof acht deze onrechtmatige daad tevens toe te rekenen aan Omroep Brabant. Niet valt in te zien waarom Omroep Brabant de door haar genoemde feiten niet behoorlijk had kunnen checken, bijvoorbeeld door navraag te doen bij de politie, alvorens het bericht over de wapenvondst met de hiervoor genoemde inhoud op diverse wijze te publiceren. Omroep Brabant heeft in dit kader slechts aangevoerd dat [verslaggeefster] in een telefoongesprek een opmerking van de politie “heeft geïnterpreteerd als een bevestiging dat ze goed zat”.

(...)
Rectificatie van onjuist bericht:
Op 13 augustus 2014 hebben wij in onze radio-uitzending, op onze website en via de nieuwsapp het bericht verspreid dat de politie op 12 augustus 2014 verboden wapens zou hebben aangetroffen in een woning in [woonplaats]. Op de website stond gedurende enige dagen het bericht dat de wapens zijn aangetroffen in een woning aan het [straatnaam 1] te [woonplaats]. Dit is onjuist. Er zijn toen absoluut geen wapens aangetroffen in enig huis aan het [straatnaam 1] te [woonplaats].”
IEF 14754

Auteur roman terecht veroordeeld voor smaad tegen schoonfamilie

EHRM 12 maart 2015, IEF 14754, verzoek 25790/11 (Le Palais des mouches)
Mediarecht. Vrijheid van meningsuiting. Privéleven. De zaak betrof de strafrechtelijke veroordeling van mevrouw Fernandes wegens smaad tegen verschillende schoonfamilieleden, na de publicatie van een roman getiteld "Le Palace des mouches" (=het vliegenpaleis) over familiedrama's in het kader van de Portugese diaspora in de Verenigde Staten en de koloniale oorlog. Het Hof acht dat het Portugese gerecht met mevrouw Fernandes had de grenzen van zijn vrijheid van artistieke creatie overschreden door het negeren van het recht van de familieleden van zijn vrouw, namelijk het respect voor het privéleven, door bepaalde feiten te vertellen en waardeoordelen te geven. In het bijzonder heeft het geoordeeld dat de beoordelingsvrijheid de autoriteiten om de "noodzaak" van de sanctie te beoordelen tegen Ms. Fernandes groot was, omdat betrokken personen geen publieke figuren zijn.

52.  La Cour observe que l’œuvre litigieuse raconte l’histoire d’une famille, avec ses drames et ses conflits dans le contexte de la diaspora portugaise aux États-Unis et de la guerre coloniale. Elle note ensuite que les personnes visées sont connues dans leur milieu, notamment dans la ville de Torre de Moncorvo, mais ne sont pas de notoriété publique. La marge d’appréciation dont disposaient les autorités pour juger de la « nécessité » de la sanction prononcée contre les requérants était en conséquence large (voir, a contrario Lindon, Otchakovsky-Laurens et July c. France, précité, § 48 ; Mamère c. France, no 12697/03, § 20, CEDH 2006‑XIII ; Steel et Morris c. Royaume-Uni, no 68416/01, §§ 88-89, CEDH 2005‑II).

55. Mettant en balance les intérêts divergents en jeu, le tribunal a conclu que la requérante avait dépassé les limites de sa liberté de création artistique en méconnaissant le droit des plaignants au respect de leur vie privée, étant donné certains des faits racontés et des jugements de valeur formulés au sujet de ces derniers et de deux membres défunts de leur famille (voir ci-dessus paragraphe 24).
56. La cour d’appel de Porto a intégralement confirmé ces considérations dans son arrêt du 27 octobre 2010 (voir ci-dessus paragraphe 27), réitérant l’orientation prise dans celui qu’elle avait rendu le 11 mars 2009 (voir ci-dessus paragraphe 20).
57. La Cour observe que les juridictions internes ont toujours cherché à mettre en balance, d’une part, le droit de la requérante à la liberté d’expression et, d’autre part, le droit des plaignants au respect de leur vie privée. Elle estime que la condamnation prononcée en l’espèce est fondée sur des motifs pertinents et suffisants, et ne voit aucune raison de s’écarter de l’analyse à laquelle ont procédé les juridictions internes, ou de considérer que celles-ci ont entendu trop restrictivement le principe de la liberté d’expression ou de façon trop extensive l’objectif de protection de la réputation et des droits d’autrui. En outre, les motifs énoncés par les tribunaux nationaux à l’appui de leurs conclusions respectent les critères suivis par la Cour dans ce type d’affaires (voir, notamment, Lindon, Otchakovsky-Laurens et July c. France, précité, §§ 48-60 ; Chauvy et autres c. France, précité, § 77).

IEF 14753

Ter zitting erkend dat gestelde onrechtmatige uitlatingen niet gedaan zijn

Vrz. Rechtbank Midden-Nederland 11 maart 2015, IEF 14753; ECLI:NL:RBMNE:2015:1926 (Eisers tegen Avrotros)
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam, Van Kaam advocaten. Mediarecht. Na IEF 14593. Eiseres bemiddelen in de huursector. AvroTros Radar heeft aandacht besteed aan huurbemiddelaars die voor zowel verhuurder als aspirant-huurder bemiddelingswerkzaamheden verricht. Avrotros c.s. heeft een transcriptie van beide uitzendingen overgelegd. Duidelijk en bij herhaling is de programma's aangegeven dat het uitsluitend gaat om bemiddelaars die dubbele courtage vragen aan zowel de huurder als de verhuurder. Eisers hebben ter zitting erkend dat gestelde onrechtmatige uitlatingen niet zijn gedaan. De vorderingen worden afgewezen.

4.8. Avrotros c.s. heeft een transcriptie van beide uitzendingen overgelegd. De juistheid van deze transcriptie is door eisers bevestigd. Het door eisers gestelde, dat Avrotros c.s. in haar uitzending heeft meegedeeld dat huurmakelaars/bemiddelaars altijd voor twee heren optreden en er altijd sprake is van niet redelijk voordeel als bedoeld in artikel 7:264 lid 2 BW, vindt geen enkele steun in de door Avrotros c.s. overlegde transcripties van de uitzendingen. Duidelijk en bij herhaling is in beide programma's aangegeven dat het uitsluitend gaat om (on-line) bemiddelaars die courtage vragen aan zowel de huurder als de verhuurder (dubbele courtage). Desgevraagd hebben eisers ter zitting ook erkend dat de door haar bij dagvaarding en in de pleitnotitie gestelde onrechtmatige uitlatingen van de Avrotros c.s. niet gedaan zijn. Reeds om deze reden is de vordering dan ook niet toewijsbaar.

4.9. De door eisers gestelde werkelijk reden van het entameren van deze procedure, namelijk dat zij na elke uitzending feitelijk geconfronteerd werden met huurders die ook aan hen betaalde courtage terugvragen, maakt dit, zonder omstandigheden die niet zijn gesteld, niet anders. Uit de op de website van radar.tv geplaatste voorbeeldbrief voor het terugvragen van bemiddelingskosten blijkt ook onmiskenbaar dat deze brief bedoeld is voor onterecht betaalde bemiddelingskosten in geval van 'dubbele courtage'.

4.10 De omstandigheid dat Avrotros c.s. onweersproken heeft gesteld dat een aantal eisers inmiddels civielrechtelijk is veroordeeld tot terugbetaling van (een deel van) de courtage kan verder onbesproken blijven.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14747

Privacy van stalker in programma Gestalkt voldoende gewaarborgd

Vzr. Rechtbank Amsterdam 6 maart 2015, IEF 14747 (P. tegen SBS Broadcasting)
Uitspraak ingezonden door Jacqueline Schaap, Visser Schaap & Kreijger. Mediarecht. P & D zijn uiteen gegaan, daarna heeft P aan D regelmatig kwetsende en/of seksueel getinte e-mails gestuurd met foto's en gaan veelal over geld, bezig en de nieuwe vriendin van P. D heeft verschillende keren aangifte gedaan van bedreiging, stalking en het doen van bestellingen op haar naam. SBS heeft voor het programma "Gestalkt" aandacht besteed aan de situatie. P. vordert dat zijn gestalte, al dan niet geblurred, uit de opnames worden verwijderd en niet uit te zenden. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorziening.

4.8 Wat ook zij van de vraag op P. de familie S. heeft gebeld en bestellingen op naam van D. heeft gedaan, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat SBS Broadcasting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van stalking door P..

4.9. Voorts acht de voorzieningenrechter van belang dat de betreffende opnames van P. niet zijn gemaakt met een verborgen camera, zoals P. in zijn dagvaarding nog stelt. Er is volgens SBS met open vizier gefilmd. Voor zover heimelijk opnames zijn gemaakt (zie onder 2.10) geldt dat P. daarop niet zichtbaar is.
4.10. De voorzieningenrechter acht het voorts relevant dat SBS Broadcasting heeft toegezegd dat de privacy van P. in de uitzending zo veel mogelijk zal worden beschermd en dat hij niet herkenbaar in beeld zal worden gebracht. Hetzelfde geldt voor zijn vriendin. Voor zover zij, althans haar foto, al in beeld komt zal ook zij niet herkenbaar in beeld worden gebracht en zal haar stem worden verovrmd. Voorts zal haar naam niet genoemd worden en zal van P. alleen zijn voornaam worden genoemd. Er zal in de uitzending geen adres of woonplaats van P. worden genoemd en er zullen geen nummerborden van auto's of huisnummers in beeld worden gebracht. P. zal in de uitzending voor het algemene publiek dan ook niet herkenbaar zijn.

4.11. De voorzieningenrechter constateert verder dat P door SBS Broadcasting meerdere keren in de gelegenheid is gesteld om zijn kant van het verhaal te vertellen. SBS Broadcasting heeft dit aanbod ter zitting nog eens herhaald. P. heeft dit echter geweigerd. Dat er geen sprake is geweest van wederhoor, zoals P ter zitting heeft gesteld, kan P. dan ook niet aan SBS Broadcastng tegenwerpen.
IEF 14746

Schadevaststelling Malafide hondenhandelaren

Hof Amsterdam 21 oktober 2014, IEF 14746; ECLI:NL:GHAMS:2014:4329 (TROS tegen Lako Kennels)
Mediarecht. Zie eerder ECLI:NL:GHAMS:2013:2860; IEF 10102 en IEF 2088. Schadevaststelling na in eerdere procedure vastgestelde onrechtmatige uitzending van Radar over (volgens Tros) malafide hondenhandelaren. Behandeling van grieven tegen schadevaststelling door rechtbank op basis van deskundigenrapport. Hof corrigeert de schadevaststelling in die zin dat geoordeeld wordt dat sprake is van schade (in de vorm van winstderving) over een kortere periode dan de rechtbank oordeelde alsmede dat de schade over de laatste jaren van die periode aanmerkelijk lagere bedragen betreft dan door de rechtbank (aan de hand van het deskundigenrapport) was bepaald. Tros wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding (in hoofdsom) van € 328.109,- (in eerste aanleg was dat € 505.579,-).
Lees verder

IEF 14743

Vrije nieuwsgaring is niet ongeclausuleerde toegang tot PI

Vzr. Rechtbank Den Haag 29 januari 2015, IEF 14743; ECLI:NL:RBDHA:2015:1404 (Journalist tegen Staat der Nederlanden)
Eiser is een journalist. Hij vordert medewerking van de Staat aan door hem te maken opnames in detentiecentra voor vreemdelingenbewaring. Volgens eiser beperken de voorwaarden die de Staat aan de medewerking stelt het recht op vrije nieuwsgaring op ontoelaatbare wijze. Geoordeeld wordt dat de vrijheid van nieuwsgaring niet meebrengt dat eenieder een ongeclausuleerd recht heeft op toegang tot penitentiaire inrichtingen. De Staat is onder redelijke voorwaarden bereid eiser de toegang te verlenen tot de detentiecentra.

4.1. (...) Het geschil dat partijen thans nog verdeeld houdt, spitst zich toe op de vraag of de voorwaarden geoorloofd zijn die de Staat aan die toegang verbindt.

4.2. De voorzieningenrechter is met de Staat van oordeel dat de vrijheid van nieuwsgaring niet meebrengt dat eenieder een ongeclausuleerd recht heeft op toegang tot penitentiaire inrichtingen. De Staat is op grond van de Penitentiaire beginselenwet bevoegd de toegang tot penitentiaire inrichtingen aan regels te verbinden, zodat onder meer de rust en de veiligheid binnen de inrichtingen, alsmede de privacy van bewoners en medewerkers kunnen worden gewaarborgd.

4.3. [eiser] stelt dat de bepaling in de concept-overeenkomst dat het door hem te vervaardigen beeldmateriaal slechts eenmalig ten behoeve van een fotoreportage in Vrij Nederland mag worden gebruikt, een schending betekent van het recht op vrije nieuwsgaring. Die stelling wordt niet gevolgd. Uit het oogpunt van de ratio van artikel 10 EVRM dient immers voor een succesvol beroep op het recht van vrije nieuwsgaring sprake te zijn van een publiek of maatschappelijk belang dat wordt gediend met de publicatie van de beelden. De Staat heeft niet betwist dat een dergelijk belang bestaat met betrekking tot de gewenste reportage in Vrij Nederland. Of dat ook zo is bij mogelijke toekomstige publicaties zal per geval moeten worden beoordeeld. Dat de Staat daarom niet bereid is [eiser] op voorhand elke verdere verspreiding van beeldmateriaal toe te staan, levert dan ook geen schending op van artikel 10 EVRM en soortgelijke bepalingen die het recht op vrije nieuwsgaring waarborgen.

4.4. [eiser] stelt zich voorts op het standpunt dat de toestemming voor het gebruik van de beelden ten onrechte wordt beperkt tot publicatie in Vrij Nederland, nu ook andere media en NGO’s de beelden wensen te publiceren. Uit de ter onderbouwing van dat standpunt overgelegde stukken volgt echter slechts dat derden hun interesse bij (de raadsman van) [eiser] kenbaar hebben gemaakt. Niet blijkt van een concreet, aan de Staat gericht, verzoek om tot publicatie over te mogen gaan. In deze procedure kan niet op een (mogelijk) dergelijk verzoek worden vooruitgelopen.
IEF 14742

EHRM oordeelt voor het eerst over gebruik verborgen camera

EHRM 24 februari 2015, IEF 14742; verzoek 21830/09 (Haldimann e.a. tegen Zwitserland)
Een bijdrage van Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan. Mediarecht. Ulrich Haldimann en drie andere Zwitserse journalisten hebben voor het consumentenprogramma ‘Kassensturz’ een item gemaakt over verzekeringsagenten. Om het wangedrag van verzekeringsadviseurs aan de kaak te stellen is met een verborgen camera een gesprek opgenomen tussen een redacteur die zich voordeed als klant, en een verzekeringsagent. Aan het einde van de opname volgde een confrontatie met een andere redacteur die vanuit een aangrenzende kamer had meegeluisterd. De beelden werden vervolgens uitgezonden. Gezicht en stem van de agent werden in de uitzending vervormd.
Lees verder

IEF 14727

EHRM: Juiste belangenafweging bij satirische sigarettenreclame

EHRM 19 februari 2015, IEF 14727; verzoek 53495/09 en 53649/09 (Bohlen en Ernst August von Hannover tegen Duitsland)
Uitspraak ingezonden door Otto Volgenant, Boekx. Mediarecht. Geen schadevergoeding 'notional licence fee'. De zaak betreft het zonder toestemming gebruiken van de voornamen van klagers (twee publieke personen in Duitsland) in een humoristische sigarettenreclame en een nieuwsitem. De advertenties waar het om gaat, gaan over, respectievelijk, een boek gepubliceerd door de musicus Dieter Bohlen en de woordenwisseling waarbij Ernst August von Hannover betrokken was.

Het Hof constateert dat het Duitse Federale Hof van Justitie een billijke afweging heeft gemaakt tussen de vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op privacy anderzijds, door rekening te houden met het commerciële en humoristische karakter van de advertenties, de context waarin deze zijn gepubliceerd, het ontbreken van een vernederende of negatieve inhoud in relatie tot klagers, en het voorafgaande publieke gedrag van klagers. Derhalve is er naar het oordeel van het Hof een grondige afweging geweest tussen de op het spel staande belangen. [Zie ook: NRE]

However, the Federal Court of Justice, to which the company British American Tobacco appealed on points of law, quashed the Court of Appeal judgments on 5 June 2008. It held, in particular, that despite their commercial nature the advertisements in question were apt to help shape public opinion. Furthermore, they had not exploited the applicants’ good name or contained anything that was degrading to them. The applicants’ claims seeking a notional licence fee were therefore dismissed.

IEF 14704

Verwijdering schotelantenne, streaming alternatieven en esthetische architectuur

Hof Amsterdam 17 februari 2015, IEF 14704; ECLI:NL:GHAMS:2014:5417 (Stichting Ymere tegen Portugese huurder)
Informatievrijheid. Architectuur. Esthetisch belang. Huurder plaatst schotelantenne op het gehuurde, terwijl dit niet is toegestaan volgens de huurovereenkomst. Afweging in het licht van art. 6 EVRM ter zake van het belang op vrije nieuwsgaring – in casu het belang van huurder bij het kunnen volgen van bepaalde Portugeestalige televisieprogramma’s –, tegenover het esthetische belang van de woningbouwvereniging om geen schotelantennes te hebben op het onder architectuur gebouwde pand, op een beeldbepalende locatie aan het IJ. De belangenafweging valt uit in het voordeel van de woningbouwvereniging, onder meer omdat er gelijkwaardige alternatieven beschikbaar zijn voor huurder door het bekijken van televisieprogramma’s door middel van streaming via internet.

2.3. Het hof overweegt het volgende.
Uit de door Ymere gegeven presentatie bij de gerechtelijke plaatsopneming is gebleken dat er verschillende mogelijkheden zijn om Portugeestalige programma's te bekijken via internet. De RTP-zenders zijn real time te bekijken.
Daarnaast zijn er nog verschillende Portugeestalige zenders waarop achteraf programma's te bekijken zijn, zoals portocanal.sapo, tvbrasil en livesoccertv. Zaaptv en Netflix laat het hof buiten beschouwing, nu niet is komen vast te staan dat deze thans Portugeestalige programma's ter beschikking stellen. Ook Panda-tv laat het hof buiten beschouwing, nu niet is komen vast te staan dat deze zender in Nederland op legale wijze te bekijken is.
Ook wanneer laatstgenoemde zenders buiten beschouwing worden gelaten, zijn er naar 's hofs oordeel met de genoemde mogelijkheden voldoende alternatieven beschikbaar voor [geïntimeerde] om Portugeestalige programma's te bekijken en aldus voeling te houden met de Portugese taal en cultuur. Het moge zou zijn dat de via internet gestreamde programma's soms van mindere kwaliteit zijn, maar dit kwaliteitsgebrek is niet zodanig ernstig dat feitelijk de programma's niet bekeken zouden kunnen worden.
Het hof onderkent dat [geïntimeerde] hiermee niet precies de programma's kan zien die hij wil. Gelet op het brede scala van mogelijkheden is echter onvoldoende onderbouwd en toegelicht dat de programma's die wel bekeken kunnen worden, [geïntimeerde] geen voldoende gelijkwaardig alternatief bieden. Daarmee is onvoldoende komen vast te staan dat de beschikbare alternatieven wezenlijk afbreuk doen aan het recht van [geïntimeerde] op vrije nieuwsgaring.

2.5. Bij de te maken belangenafweging neemt het hof voorts in aanmerking dat de geplaatste schotelantenne duidelijk zichtbaar is op de gevel van het gebouw van [geïntimeerde], ook al is de schotel niet wit. Dat gebouw is, zoals Ymere terecht heeft aangevoerd, gelegen op een beeldbepalende locatie aan het IJ en heeft, als oud havenpakhuis, een strakke architectuur. Deze strakke architectuur wordt doorbroken door de aanwezigheid van de schotelantennen, die daardoor als ontsierend kan worden ervaren. Ymere heeft derhalve een redelijk belang om zich op esthetische gronden te verzetten tegen de aanwezigheid van de schotelantenne.
Dit bezwaar komt extra gewicht toe, nu gebleken is dat na de plaatsing van de schotelantenne door [geïntimeerde] meerdere bewoners van het complex een schotelantenne hebben geplaatst; ten tijde van de gerechtelijke plaatsopneming bevonden zich in ieder geval vier schotelantennes op de gevel van het gebouw. De door Ymere geuite vrees voor precedentwerking is derhalve reëel gebleken.

Op andere blogs:
SOLV
Ius Mentis