DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 10633

Chemische, biologische, radiologische en nucleaire explosieven

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 5 december 2011, KG ZA 11-1292 (SMi Group Ltd tegen IB Consultancy en X)

Auteursrecht. Vertrouwelijke informatie (voormalig werknemer). Databankenrecht. Handelsnaamrecht op congres in Azië.

SMi is actief als organisator van congressen op diverse gebieden, waaronder defensie en veiligheid. De heer en mevrouw X waren de enige in Singapore gestationeerde werknemers van SMi die zich bezighielden met de organisatie van het congres. IBC, een in Nederland gevestigde onderneming die zich bezighoudt met advisering en het houden van presentaties en workshops op het gebied van defensie en veiligheid, heeft een workshop verzorgd bij een congres over chemische, biologische, radiologische en nucleaire explosieven (CBRN-E Asia).

De heer X dient zijn ontslag in en blijkt vervolgens werkzaam te zijn bij IBC. Op de IBC website staat aangekondigd dat er een congres wordt georganiseerd. Vermoeden bestaat dat X hier al maanden mee bezig is. Dit wordt bevestigd door regelmatig contact, uit telefoongegevens en vanwege de geopende digitale bestanden op X's computer.

Auteursrecht De rate cards en het congresprogramma, dat woordelijk is overgenomen, komt auteursrechtelijk bescherming toe. Dat de teksten gebruikelijk zouden zijn, of op zichzelf ontleend aan het werk van een ander is niet aannemelijk. Verbod wordt toegewezen. Omdat gebruik is gemaakt van vertrouwelijke informatie, mag het congres dat gepland stond van 23 tot 27 april 2012 in Bangkok, Thailand, niet vóór 23 augustus 2012 plaatsvinden.

Databank SMi stelt dat inbreuk is gemaakt op het databankenrecht betreffende congreslocatie met kostenplaatjes, persoonlijke gegevens en contactgegevens deelnemers, sponsoren, kosten, tarieven, etc. Aangezien niet inzichtelijk is welke omvang de databank heeft, moet er in dit kort geding uit worden gegaan van overname van hoogstens niet-substantiële delen, geen herhaald en systematisch opvragen of hergebruiken.

Proceskosten in conventie: 15% heeft IE-component (€2.250), in totaal €3.833,97.

De reconventionele vordering is gebaseerd op handelsnaamrecht. Het is niet aannemelijk dat de aanduiding "CBRNe Asia" en "CBRNe Asia 2012" als handelsnamen zijn gebruikt. Bewijs is niet overlegd, dus vordering strandt. IBC wordt veroordeeld in deze proceskosten ex 1019h Rv ad €3.000.

Auteursrecht
4.3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een voortbrengsel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt als het een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het een persoonlijk stempel van de maker draagt.1 De eis dat een voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter moet bezitten houdt in dat de vorm ervan niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk. De eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker moet dragen, betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest.2 Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen.3

Vertrouwelijke gegevens
4.14. De voorzieningenrechter acht gelet op het voorgaande aannemelijk dat er door de [X’s] de nodige vertrouwelijke informatie is aangewend ten behoeve van IBC, hetgeen onrechtmatig is jegens SMi4. Voor die fout is IBC als werkgever evenzeer aansprakelijk. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord welke consequentie daaraan zou moeten worden verbonden. Op zichzelf lijkt een oplossing in de vorm van schadevergoeding in de rede te liggen. In de rechtspraak is echter ook wel aangenomen dat een voorziening kan worden opgelegd waarbij de voorspong die een concurrent zich onrechtmatig heeft toegeëigend teniet wordt gedaan. Dit is ook wat SMi wil. In dat licht is echter een probleem dat het niet eenvoudig is in te schatten hoe groot die onterechte voorsprong is. SMi stelt op basis van haar ervaring dat het 18 maanden zou hebben moeten duren om een congres van deze omvang op te zetten, hetgeen IBC betwist. Aan SMi kan worden toegegeven dat niet valt te ontkennen dat het aantreden van de [X’s] bij IBC een en ander in een stroomversnelling lijkt te hebben gebracht. IBC stelt hiertegenover dat zij al sinds februari 2010 met de planning bezig was en zich sedertdien, ook al voordat de [X’s] in dienst kwamen, aanzienlijke inspanningen heeft getroost en bovendien reeds de nodige ervaring op dit gebied bezat, vooral in de vorm van het houden van workshops. Hierbij komt dat de [X’s] ontegenzeggelijk pertinente ervaring hadden vanwege de organisatie bij SMi van het vergelijkbare congres in april 2011. Nu SMi geen beroep doet op het nonconcurrentiebeding (artikel 6.2 van de arbeidsovereenkomst, zie r.o. 2.3), moet er in dit kort geding vanuit worden gegaan dat de [X’s] gerechtigd waren die ervaring (maar niet de vertrouwelijke kennis) opgedaan bij SMi in te zetten bij IBC.

4.15. Al deze omstandigheden overziende acht de voorzieningenrechter het voorshands aannemelijk dat IBC zich een onterechte voorsprong van minstens 4 maanden heeft verschaft. Nu hun congres gepland stond van 23-27 april 2012 zal gedaagden worden verboden hun CBRN-E Asia 2012 te houden vóór 23-27 augustus 2012. Deze termijnstelling heeft het bijkomende effect dat beide congressen ongeveer een half jaar uit elkaar zullen liggen (aangenomen dat gedaagden zodra dat kan hun congres zullen beleggen en gelet op de jaarlijkse herhaling) en zo IBC SMi zo min mogelijk (naar voorshands is geoordeeld: onterechte) concurrentie aandoet. Ter voorkoming van executiegeschillen zal aan het verbod de voorwaarde worden verbonden dat dit vonnis uiterlijk 2 januari 2012 zal zijn betekend. Voorts zal met dwangsom versterkt worden toegewezen dat gedaagden van SMi afkomstige en vertrouwelijke elektronische of papieren informatie dienen te vernietigen. Gelet op het verweer van gedaagden dienaangaand en ter voorkoming van executiegeschillen zal worden bepaald dat het hierbij gaat om informatie waarop staat dat deze van SMi is dan wel dit gezien de omstandigheden buiten redelijke twijfel is.

Databank
4.17. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat sprake is van een databank, is uit hetgeen hiervoor is overwogen duidelijk dat slechts delen van die databank van SMi zijn opgevraagd en hergebruikt. Nu tegenover de betwisting door gedaagden niet inzichtelijk is gemaakt welke omvang de databank van SMi precies heeft (bijvoorbeeld zullen daartoe ook de betreffende gegevens van de andere door SMi georganiseerde congressen behoren), moet er in dit kort geding van uit worden gegaan dat de eventuele overname hoogstens nietsubstantiële
delen betrof. In dit licht is door SMi niet duidelijk gemaakt dat er sprake is van een “herhaald en systematisch” opvragen of hergebruiken, zoals artikel 2 lid 1 onder b van de Databankenwet vereist. Reeds op die grond strandt het beroep van SMi op haar databankrechten.

Handelsnaam (reconventie)
4.22. Naar voorlopig oordeel is niet aannemelijk geworden dat IBC de aanduidingen “CBRNe Asia” en “CBRNe Asia 2012” als handelsnaam heeft gebruikt en dat het publiek dat zo ook zal hebben opgevat. Bewijs van de inschrijving van die handelsnamen in het handelsregister is niet overgelegd, daargelaten de vraag of die enkele, zeer recente inschrijving voldoende zou zijn om van geldige opgebouwde handelsnaamrechten te kunnen
spreken. Reeds op deze grond dienen de vorderingen van IBC te stranden.

Dictum
5.1. verbiedt elk van de gedaagden om het CBRN-E Asia 2012 congres dat aanvankelijk gepland stond van 23 tot 27 april 2012 in Bangkok, Thailand, vóór 23 augustus 2012 te laten plaatsvinden,

5.3. beveelt gedaagden om binnen vijf werkdagen na de betekening van dit vonnis alle vertrouwelijke elektronische of papieren informatie, waarop staat dat deze van SMi is dan wel dit gezien de omstandigheden buiten redelijke twijfel is, te vernietigen onder toezicht van een deurwaarder, waarbij de deurwaarder een rapport zal opstellen van de vernietiging van de informatie en dit rapport zal toezenden aan de advocaat van SMi,

IEF 10579

Meer zijn dan een bijproduct van haar hoofdactiviteit

Hof van Beroep Gent 14 november 2011, Rolnr. 2011-RK-0043, Justel N-20111114-1 (Select Human Resources N.V. tegen G.P. en Talentus N.V.)

België. Databankenrecht. Substantiële investering. Prima facie beoordeling bij een beschijvend beslag inzake namaak. De Voorzitter moet een werkelijke beoordeling doorvoeren en de belangen van alle betrokkenen in acht nemen. Voorwaarden waaraan een gegevensbestand moet voldoen om de bescherming sui generis van de Databankenwet te kunnen genieten is in casu prima facie niet vervuld. 

Uitzendbureaus voeren drie databanken: 1) rapportageschema's (omzet en kosten verzoekster), 2) lijsten openstaande vacatures en 3) effectievenlijsten (hoeveel uitzendkrachten effectief waren tewerkgesteld bij cliënten). Het Hof van beroep geeft een uitgebreide uitleg aan het begrip substantiële investering in relatie tot controle en presentatie. Het is evident dat het opnemen van gegevens over eigen bedrijfsactiviteit of kostenstructuur niet leidt tot een databank. De "lijsten openstaande vacatures" zijn niets anders dan een (zeer rudimentair) adressenboek van cliënten. De investering, te onderscheiden van de bedrijfsactiviteit, blijkt evenmin in verbinding te staan met de effectievenlijsten. Het "louter onderbrengen in een excel-bestand" is een eenvoudig middel om overzicht te houden, geen databank investering.

Het Hof is van oordeel dat Select niet aantoont dat de bestanden die zij als databank omschrijft, meer zijn dan een bijproduct van haar hoofdactiviteit. Een substantiële investering in kwalitatief of kwantitatief opzicht ter verkrijging, controle of de presentatie van de inhoud van de bestanden is niet bewezen. Er wordt niet voldaan aan de eisen van databankenrecht sui generis.

Onder 9. Artikel 1369bis/1, § 3, eerste lid Ger. Wb. bepaalt dat de voorzitter die uitspraak doet over een verzoek tot verkrijging van maatregelen tot beschrijving onderzoekt 1) of het intellectueel eigendomsrecht waarvan de bescherming wordt ingeroepen, ogenschijnlijk geldig is en 2) of er aanwijzingen zijn dat inbreuk zou zijn gemaakt op het intellectueel eigendomsrecht of dat een inbreuk dreigt.

Het doel van de procedure van een beschrijvend beslag inzake namaak (waarbij het gerechtelijk wetboek de omzetting is van (artikel 7 van) de Europese Handhavingsrichtlijn) is de intellectuele rechtenhouder een doeltreffende manier te verschaffen om bewijzen van een eventuele inbreuk op zijn intellectueel recht te verzamelen. Het is precies daarom dat de rechter zich kan beperken tot het vaststellen van een ogenschijnlijke geldigheid. De bewijslast van de verzoeker is verminderd, nu de procedure precies dient om de eventuele inbreuk te bewijzen. De geldigheid van het ingeroepen intellectueel recht moet prima facie onderzocht worden, nu bewijsmateriaal verzameld wordt.

Geen inbreuk op het databankenrecht sui generis
10. De Voorzitter toetste de documenten terecht af aan de voorwaarden van het databankenrecht (wet van 31 augustus 1998 houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken). Terecht oordeelde de Voorzitter prima facie als volgt (Beschikking, p. 17-18, nr. 20):

 "Voor zover de voorgelegde excel-bestanden doen blijken van een verzameling van gegevens, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk (zie art. 2, 1°, Databankenwet), maakt de verweerster in geen enkel opzicht enigszins waarschijnlijk dat de "verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering".

Het opnemen van gegevens in een eenvoudig excel-bestand getuigt in elk geval niet van een substantiële investering op het vlak van de presentatie van de inhoud.

Het blijkt evenmin dat de gegevens in de excel-bestanden het voorwerp uitmaken van een controle achteraf. Alle gegevens in de excel-bestanden zijn de weergave van de bedrijfsactiviteit zoals die in het verleden heeft plaatsgevonden (hetzij op het vlak van kosten en omzet, hetzij op het vlak van tewerkstelling van uitzendkrachten bij de diverse cliënten) of zoals die zich ontwikkelt (lijst van vacatures). De bestanden hebben klaarblijkelijk geen ander doel dan het vastleggen van deze gegevens. Eenmaal vastgelegd is een verdere "controle" van de inhoud van deze bestanden niet aannemelijk.

Ten slotte maakt de verweerster evenmin enige substantiële investering, in kwalitatief of kwantitatief opzicht, voor de verkrijging van de inhoud enigszins waarschijnlijk.

[lijsten openstaande vacatures, red] De "lijsten openstaande vacatures" zijn niets anders dan een (zeer rudimentair) adressenboek van cliënten met vermelding of de cliënten vacatures hebben (en, in voorkomend geval, welke initiatief het uitzendbureau genomen heeft om de cliënt eraan te herinneren dat het uitzendbureau te zijnen dienste staat). Deze gegevens zijn zowel het voorwerp als het resultaat van de uitoefening van de bedrijfsactiviteit. Het gaat over eigen gegevens, namelijk gegevens met betrekking tot de eigen bedrijfsactiviteit, al verwijzen die gegevens uiteraard wel naar derden (de cliënten van het uitzendbureau). Het bijeenbrengen van deze (overigens niet omvangrijke noch erg talrijke) gegevens in een eenvoudig bestand met slechts enkele kolommen, is een eenvoudig middel om de bedrijfsactiviteit op te volgen. Het blijkt geenszins dat voor de samenstelling of het functioneren van deze "databank" enige investering, nog minder een substantiële investering noodzakelijk was.

[effectievenlijsten, red] Enige (substantiële) investering, te onderscheiden van de bedrijfsactiviteit, blijkt evenmin in verband met de gegevens over tewerkstelling van uitzendkrachten ("effectievenlijsten"), zowel wat betreft het aantal tewerkgestelde uitzendkrachten als wat betreft de gepresteerde uren en de daaruit voortvloeiende omzet. Het louter onderbrengen van deze gegevens in een excel-bestand is niets meer dan een eenvoudig middel om de ontwikkeling van de bedrijfsactiviteit vast te leggen en overzichtelijk te maken.

[rapportageschema, red] Het bijhouden van de verschillende kosten van het bedrijf in eenvoudig samen te stellen bestanden is, in dezelfde zin, niets meer dan een eenvoudig en noodzakelijk hulpmiddel binnen het bedrijf om de kosten van de bedrijfsactiviteit te bewaken en beheersbaar te maken. Enige substantiële investering, te onderscheiden van de bedrijfsactiviteit, blijkt evenmin.
 Het is evident dat het opnemen van gegevens over de eigen bedrijfsactiviteit of de eigen kostenstructuur in een eenvoudig elektronisch bestand, niet leidt tot een databank waarvoor de maker van het bestand zich op een sui generis databankrecht kan beroepen.

  Ongetwijfeld bevatten de bestanden die de verweerster voorlegde, belangrijk commerciële en financiële informatie die de verweerster voor haar concurrenten wil afschermen. De bestanden waarin deze informatie werd opgenomen, voldoen echter manifest niet aan de voorwaarden waaraan een databank moet voldoen om door het databankrecht sui generis te worden beschermd.". 

17. (...) Wil het sui generis recht toepassing kunnen vinden, dan zal de substantiële investering aangetoond dienen te worden op het niveau van het controleren of het presenteren van de inhoud van de databank. Het volstaat dus niet dat er inspanningen zijn gedaan om gegevens te creëren, die daarna worden samengevoegd.

18. Het Hof is van oordeel dat Select niet aantoont dat de bestanden die zij als databank omschrijft meer zijn dan een bijproduct van haar hoofdactiviteit. Een substantiële investering in kwalitatief of kwantitatief opzicht ter verkrijging, controle of de presentatie van de inhoud van de bestanden is niet bewezen.
Dit geldt zowel voor de rapportageschema's, als voor de lijst van openstaande vacatures en de effectievenlijsten. De gedane investeringen zijn gebeurd voor de verschillende elementen van de gegevensbestanden, die het Select mogelijk moeten maken doeltreffend te werken. De bestanden als zodanig vormen evenwel geen databank in de zin van de Databankenwet.

19 (...) Prima facie is niet aangetoond dat de verkrijging, de controle en / of de presentatie van de gegevens in kwantitatief of in kwalitatief opzicht een substantiële investering heeft gevergd of vergt, los van de middelen die voor het creëren van de elementen zijn aangewend.

Gegevensbestanden met betrekking tot vacatures en kandidaten actualiseren is geen controle van de juistheid, maar een voortdurende opbouw en vernieuwing van de gegevensbestanden. Het is prima facie niet aangetoond dat de verkrijging van deze informatie, die verwerkt wordt in een gegevensbestand een substantiële investering heeft gevergd. Het lijkt er veeleer op dat de gegevens verzamelen met betrekking tot vacatures en kandidaten om een vorm van makelaarschap in arbeidsplaatsen te kunnen uitoefenen de hoofdactiviteit is en dat de verkrijging, de controle en de presentatie van de gegevens niet op zichzelf een substantiële investering vergt.

Lees het arrest hier (pdf / Justel)

IEF 10134

Stichting Boek9 vs. DeLex

Vrz. Rechtbank Amsterdam 1 september 2011, LJN BR6490 (Delex B.V. tegen PdW en Stichting boek9 tegen Delex B.V.)

Met dank aan Christiaan Alberdingk Thijm en Douwe Linders, SOLV Advocaten.

In navolging van eerder persbericht IEF 9622. Auteursrecht op website en berichten. Werkgeversauteursrecht. Databankenrecht. Misleiding. Procesrecht ontvankelijkheid Stichting Boek9, figuur van de informele vereniging.

Er is geen sprake van een informele vereniging ex 2:26 BW. Van werkgeversauteursrecht artikel 7 Auteurswet is geen sprake. Databankenrecht komt toe aan DeLex, omdat zij als enige het risico droeg van de voor de databank te maken investeringen, welke substantieel waren. Vordering misleiding afgewezen. Auteursrecht op citaten en selecties van rechtsoverwegingen uit rechtspraak (art. 11 Aw) is voor eenieder vrij, geen nieuwsexceptie (art. 15 Aw). Verboden worden over en weer uitgesproken. Proceskosten worden gecompenseerd.

Het auteursrecht op de berichten
6.5. Behalve de vraag wie als rechthebbende op de website is te beschouwen, zijn partijen verdeeld over de vraag wie het auteursrecht heeft op de berichten die tijdens de samenwerking op de website zijn geplaatst. Verder is in geschil of DeLex op grond van de Databankenwet rechten heeft op het archief van Boek9.nl, zoals dat tijdens de samenwerking is opgebouwd. Tot slot zijn partijen het er niet over eens wie als rechthebbende op de sponsorgelden is te beschouwen en of er over en weer onrechtmatig is gehandeld bij en na de beëindiging van de samenwerking.

6.6. Voorhands is de voorzieningenrechter van oordeel dat het auteursrecht op (elk van) de berichten, voor zover het om auteursrechtelijk beschermde werken of geschriften gaat (zie hierna onder 6.13 ), berust bij de individuele maker daarvan. Gelet op de omstandigheid dat DeLex het auteursrecht van De Weerd betwist, maar niet dat van Maas, Rijsijk en Roerdink, wordt hierna alleen ingegaan op het auteursrecht van De Weerd, niet op grond van artikel 7 Aw als maker van de berichten is te beschouwen. Vanwege de bijzondere aard van de samenwerking, waarbij De Weerd als het ware door KMVS werd uitgeleend aan DeLex voor zijn hoofdredactionele werkzaamheden ten behoeve van Boek9.nl, moet het ervoor worden gehouden dat De Weerd deze werkzaamheden niet als ondergeschikte van KMVS verrichtte, zodat een gezagsverhouding tussen KMVS en De Weerd ontbrak. Ook artikel 8 Aw acht de voorzieningenrechter niet van toepassing. Volgens DeLex komt het auteursrecht op de berichten openbaar heeft gemaakt als van haar afkomstig, zonder dat de naam van De Weerd werd vermeld. Dit betoog faalt omdat de berichten niet openbaar zijn gemaakt als afkomstig van DeLex, maar als afkomstig van Boek9.nl. Voor zover Stichting Boek9 en De Weerd zich op het standpunt stellen dat de informele vereniging Boek9 op grond artikel 8 Aw als de maker van de door De Weerd gemaakte en geplaatste berichten moet worden beschouwd, wordt dit verworpen omdat het bestaan van deze vereniging niet aannemelijk is geworden (zie hiervoor onder 6.2.). Voor De Weerd, Maas, Rijsdijk en Roerdink geldt dat zij hun vorderingen uit hoofde van hun auteursrecht hebben overgedragen aan Stichting Boek 9.

De concrete geschilpunten
6.7. Alvorens de overigens rechten van partijen te bespreken wordt geconstateerd dat partijen sinds het einde van de samenwerking thans ieder hun eigen website in de lucht houden. Zij zijn hiertoe gerechtigd: DeLex mocht haar website onder een andere naam voortzetten en De Weerd mocht onder de naam Boek9.nl een nieuwe website landeren. Zij zijn elkaars concurrenten geworden, hetgeen geen probleem is, mits de concurrentie op eerlijke (niet onrechtmatige wijze) plaatsvindt. Het uiteengaan van partijen heeft desalniettemin geleid tot een aantal geschillen. Zij hebben gepoofd (ook met een mediator) om tot een oplossing te komen. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid. De juridische implicaties hiervan zullen aan de hand van een viertal onderwerpen, zoals door partijen in dit kort geding naar voren gebracht, worden besproken, te weten (1) het archief van Boek9, (2) de sponsorgelden, (3) onrechtmatig handelen (misleiding/verwarring) ten tijde van het uiteengaan van partijen en (4) het overnemen van berichten van elkaars website.

(1) Het archief
6.8. Het archief van Boek9 bestaat uit een verzameling van berichten die (ooit) zijn gepubliceerd op de website van Boek9.nl. Die verzameling kan als een databank in de zin van artikel 1 van de Databankenwet worden gekwalificeerd. Het betreft immers een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch zijn geordend (eerst met een B9-nummer, thans met een IEF-nummer) en die met elektronische middelen toegankelijk zijn. De berichten kunnen worden gezocht aan de hand van verschillende criteria (nummer, titel, trefwoord, datum etc.). DeLex kan als producent van de databank worden aangemerkt omdat De Weerd en KMVS dat in de brief van 14 september 2009 (zie 2.9) hebben erkend, maar ook omdat DeLex het risico droeg van de voor de databank te maken investeringen (zie hiervoor onder 6.4). Eveneens kan er voorhands vanuit worden gegaan dat die investering substantieel was, als bedoeld in de Databankenwet. In dit verband kunnen overigens niet alle investeringen die DeLex aannemelijk heeft gemaakt, worden meegerekend. Het begrip investeringen die DeLex aannemelijk heeft gemaakt, worden meegerekend. Het begrip investering in de zin van de Databankenwet moet aldus worden opgevat dat het ziet op de middelen die worden aangewend om bestaande elementen te verkrijgen en in de databank te verzamelen. Het omvat niet de middelen die worden aangewend voor het creëren van de elementen die de inhoud van de databank vormen. Het totaal aan investeringen bedroeg volgens de raadsman van DeLex (zie punt 54 van zijn pleitnota) € 327.635,-. Ook indien die investeringen die zien op het (enkel) schrijven van de dagelijkse berichten niet worden meegerekend, zal voorhands nog steeds sprake zijn van een 'substantiële investering' voor het verzamelen en categoriseren van de berichten in de databank en voor de controle en presentatie van die berichten. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat de wezenlijke functie van Boek9.nl niet alleen bestond uit het verzorgen van de dagelijkse berichtgeving over het intellectuele eigendomsrecht, maar ook uit de databank die zij aan haar bezoekers ter beschikking stelde. De databank is derhalve meer dan een spinn off van de dagelijkse berichtgeving die geen databankinvesteringen vergde.

6.9. De Weerd heeft erkend dat hij kort voor zijn vertrek bij KMVS een kopie heeft gemaakt van de databank van DeLex. Hij heeft deze kopie op de website Boek9.nl geplaatst zoals hij, althans Stichting Boek9, die thans exploiteert. Alle berichten uit de databank worden op deze wijze aan het publiek ter beschikking gesteld. Hierdoor is sprake van "opvragen" en "hergebruiken" als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub c en d van de Databankenwet. Uit artikel 2 van de Databankenwet volgt derhalve dat De Weerd en Stichting Boek9 inbreuk maken op de databankrechten van DeLex.

6.10. Complicatie in dit geval is dat De Weerd het auteursrecht had op de door hem gemaakte en geplaatste berichten die zich in de databank van DeLex bevinden en dit auteursrecht aan Stichting Boek9 heeft overgedragen. In de brief van 14 september 2009 (zie onder 2.9) heeft De Weerd echter erkend dat DeLex databankrechthebbende was ten aanzien van het archief van Boek9.nl en aan DeLex een exclusieve licentie ten aanzien daarvan verleend. Dit betekend dat DeLex de berichten, ten tijde van de samenwerking door De Weerd zijn geplaatst, rechtmatig heeft verzameld en dat zij deze in haar databank mag gebruiken. Zij maakt dus geen inbreuk op het auteursrecht. Stichting Boek9 heeft in dit verband dan ook geen vorderingsrechten jegens DeLex. Voor de overgedragen auteursrechten van Maas, Rijsdijk en Roerdink geldt dat DeLex deze hoe dan ook niet heeft geschonden omdat zij de berichten van hen sinds april 2011 niet meer openbaar maakt via de databank van IE-forum.nl (zie 2.12). De conclusie is dat DeLex eigenaar is van de databank en dat De Weerd, althans Stichting Boek9, de databank van DeLex voor zover zij die hebben gekopieerd moeten vernietigen. De berichten waarop Stichting Boek9 het auteursrecht heeft, mogen wel door haar worden gebruikt op de nieuwe website van Boek9.nl. daarmee kan een eigen archief met eigen zoekfunctie op de website Boek9.nl worden opgebouwd. Overigens heeft DeLex ter zitting verklaard dat het De Weerd en Stichting Boek9 vrijstaat op hun websites te linken naar de databank van IE-forum.nl. Bezoekers van Boek9.nl mogen en kunnen de databank van IE-forum.nl, zolang De Weerd en Stichting Boek9 maar niet de gehele databank van DeLex kopiëren en exploiteren.

(2) Sponsorgelden
6.11 Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voorhands voort dat ook de sponsorgelden aan DeLex – rechthebbende op de website en als ondernemer die het risico droeg – toekomen. Een aanwijzing wordt tevens gevormd door het feit dat DeLex die sponsorgelden (kennelijk) onder zich heeft en beschikt over de bijbehorende administratie. De vorderingen van Stichting Boek9 die zien op afdracht van de sponsorgelden (althans een voorschot hierop van € 30.000,-) en op inzage in de sponsorovereenkomsten (vorderingen D en E) zullen dan ook worden afgewezen. Uit het oordeel dat de sponsoren bij DeLex horen en dat de sponsorgelden haar toekomen volgt dat de vordering van DeLex om Stichting Boek9 te verbieden de vermeldingen van de sponsoren te verwijderen voor die sponsoren geen overeenkomst hebben met Stichting Boek9 (vorderingen III in reconventie in zaak 2) zal worden toegewezen.

(3) Misleiding/verwarring bij het uiteengaan van partijen
6.12 Vooropgesteld wordt dat het inherent is aan het feit dat partijen niet tot afspraken konden komen over de gevolgen van de beëindiging van hun samenwerking, dat er een periode van verwarring is geweest. Zowel DeLex als de Weerd/Stichting Boek9 mochten een website gaan exploiteren zoals DeLex en De Weerd dat daarvoor in samenwerking hadden gedaan. Partijen betichten elkaar ervan dat zij de bezoekers van het internet op onrechtmatige wijze hebben geïnformeerd over de situatie ten tijde van het uiteengaan van partijen. Met name betichten beide partijen elkaar ervan ten onrechte te hebben gesuggereerd dat zij de “voortzetting’ zijn van Boek9.nl. Ten bewijze hiervan zijn tal van producties in het geding gebracht. Dat DeLex deze suggesties heeft gewekt is – gezien hetgeen hiervoor overwogen – niet ten onrechte. Dat Stichting Boek9 deze suggestie heeft gewekt is voorhands evenmin ten onrechte. Zij beschikt immers over de oude domeinnaam die zij kon blijven gebruiken en in die zin kan ook zij als ‘voortzetting’ van het oude Boek9.nl worden aangemerkt. De berichten die beide partijen in het geding hebben gebracht kunnen voorhands niet als onrechtmatige concurrentie worden aangemerkt. Logischerwijs proberen beide partijen zoveel mogelijk bezoekers naar hun website te leiden en zij hebben zich daarbij niet negatief of denigrerend over elkaar uitgelaten. Evenmin hebben zij uitlatingen gedaan die zij niet konden waarmaken. DeLex heeft in dit verband nog aangevoerd dat Stichting boe( thans vanwege de investeringen van DeLex op onrechtmatige wijze profiteert van de naamsbekendheid van boek9, maar dit is het onvermijdelijke gevolg van het feit dat DeLex heeft geïnvesteerd in een product, terwijl zij niet de rechthebbende was op de (merk- en domein)naam van dit product. De vorderingen van DeLex die zijn gebaseerd op onrechtmatig handelen zullen dan ook worden afgewezen. Hetzelfde lot treft de vorderingen A en B van Stichting Boek9 in zaak 2.

(4) Het overnemen van elkaars berichten
6.13. Partijen betichten elkaar er eveneens van dat zij na het uiteengaan elkaars berichten overnemen. Stichting Boek9 heeft in dit verband productie 32 in het geding gebracht, waarin 27 berichten zijn opgenomen die volgens Boek9 klakkeloos (met typ- en taalfouten) door DeLex zijn overgenomen. DeLex heeft productie 69 in het geding gebracht, een groot aantal berichten dat volgens DeLex klakkeloos door Stichting Boek9 is overgenomen. DeLex heeft bestreden dat op de berichten auteursrecht rust- mede met een beroep op artikelen 11 en 15 Aw – en alleen in voorwaardelijke reconventie een verbod gevorderd. De voorzieningenrechter is hierover het volgende van oordeel. Uitgangspunt is dat op rechtelijke uitspraken geen auteursrecht rust (artikel 11 Aw) Voorhands wordt aangenomen dat op citaten uit een rechtelijke uitspraak of op een selectie van rechtsoverwegingen evenmin auteursrecht rust. Het staat derhalve eenieder vrij dergelijk citaten of selecties over te nemen. Indien de uitspraak wordt samengevat en/of wordt toegelicht in een inleidend bericht kan worden aangenomen dat een dergelijk bericht wel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. In dit geding kan echter niet in alle gevallen worden vastgesteld wie dat bericht heeft gemaakt. De “met dank aan” vermelding kan immers ook betekenen dat de advocaat die uitspraak heeft toegezonden het bericht heeft gemaakt. Wat hiervan zij, de voorzieningenrechter acht het voorhands onrechtmatig om samenvattingen van en commentaar op uitspraken die de concurrent heeft gemaakt letterlijk over te nemen. Het beroep van DeLex op de nieuwsexceptie (artikel 15 Aw) leidt niet tot een ander oordeel, omdat voorhands wordt geoordeeld dat de berichten waar het hier om gaat, niet als nieuwsberichten zoals bedoeld in art 15 AW zijn te beschouwen. Er zullen dan ook over en weer verboden worden uitgesproken, met dien verstande dat het door DeLex gevorderde verbod alleen jegens Stichting Boek9 en niet jegens De Weerd zal worden uitgesproken. Dat ook jegens de Weerd een verbod zou moeten worden uitgesproken is door DeLex onvoldoende onderbouwd en toegelicht. Beide partijen kunnen geacht worden bij de uit te spreken verboden een spoedeisend belang te hebben. De verboden gelden niet voor “met dank aan” vermeldingen en “kenmerkende zinsneden” (bijvoorbeeld “eerst even voor jezelf lezen”), zoals Stichting Boek9 heeft gevorderd. Dergelijke zinsneden zijn voorshands niet te monopoliseren

Overige vorderingen
6.14. In zaak 1 heeft DeLex € 25.000,- schadevergoeding van De Weerd gevorderd. In zaak 2 heeft DeLex in reconventie € 25.000,- schadevergoeding van Stichting Boek9 gevorderd. Een geldvordering in kort geding kan slechts worden toegewezen, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Met name ten aanzien van de hoogte van de schade heeft DeLex te weinig heeft gesteld door geen enkele toelichting te geven op het gevorderde bedrag. Beoordeling van de vordering tot schadevergoeding dient dan ook aan de bodemrechter te worden overgelaten.

6.15. Ook de vordering van DeLex in zaak 1 tot betaling van € 3.750,- aan buitengerechtelijke incassokosten zal woren afgewezen. Weliswaar hebben partijen uitgebreid gepoofd om in onderling overleg tot een oplossing te komen, maar onvoldoende is gebruik van betrokkenheid van de raadslieden van DeLex hierbij die een vergoeding voor buitengerechtelijke werkzaamheden zou rechtvaardigen.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf / gezuiverde pdf)

IEF 9772

Iets te maken hebben met

Rechtbank ’s-Gravenhage 8 juni 2011, HA ZA 09-383 (Ad Hoc Data B.V. (AHD) tegen Kantoor voor Klantenservice B.V. en X)

Vergelijk: IEF 8585 en 5432. Databankrecht. Bodemprocedure in eerder ex parte verbod gebruik van databankgegevens voor acquisitiefrauduleuze "KvK-website" (IEF 8951). Databank van AHD wordt door KvK via internet beschikbaar gesteld. Domeinnaam is niet van gedaagden. Volledige of overheersende zeggenschap kan niet worden vastgesteld,

4.5. Dat is door AHD weliswaar deels onaannemelijk gemaakt door de onbestreden en onderbouwde stellingen omtrent de opdrachten c.a. rond de verzending/recall door Sandd in het kader van de acquisitiefraude, maar daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat X volledige of overheersende zeggenschap heeft over de Belgische vennootschap en al helemaal niet dat dat het geval zou zijn met betrekking tot de Engelse vennootschap. KvK cs heeft gelijk met haar verweer dat de betreffende stellingen van AHD neerkomen op speculatie. Het had bijvoorbeeld op de weg van AHD gelegen om middels handelsregisteruittreksels of andere documentatie dergelijke zeggenschap van X over deze vennootschappen aan te tonen, hetgeen zij heeft nagelaten. Alleen al daarom kan niet wor-den geoordeeld dat KvK cs onrechtmatig hebben gehandeld in vorenbedoelde zin (door misbruik te maken van identiteitsverschil van rechtspersonen) jegens AHD.

4.6. Daarmee faalt de grondslag voor de vorderingen. Zodoende kan immers niet worden vastgesteld of KvK cs misbruik maakt van identiteitsverschil van rechtspersonen en op grond daarvan aansprakelijk is te houden voor het publiceren van gegevens afkomstig uit databanken van AHD, hetgeen alsdan neer zou komen op schending van databankrecht door KvK cs.

Lees de uitspraak hier (pdf)

IEF 9641

Cour d'appel de Paris 3 mei 2011, 10/19845 (Syndicat National de l'Edition Phonographique (S.N.E.P.) tegen Google France/ INC)

Automatische suggestie zoekopdrachten

Auteursrecht. Muziek. Zoekmachine Google. Verzoek SNEP (op basis van Loi Hadopi: L336-2 du code de la propriété intellectuelle) om bij automatische suggestie in het kader van zoekopdrachten de woorden "torrent", "megaupload" en "rapidshare" te verwijderen. Aanvullen van een zoekopdracht geschiedt op basis van algoritme van zoekbegrippen in zoekopdrachten van andere gebruikers.

Dat filesharingsites het mogelijk maken bestanden met auteursrechtelijk beschermde muziek zonder toestemming uit te wisselen, maakt de sites op zichzelf nog niet illegaal. Het is het gebruik van de bestanden door de internetgebruikers dat onrechtmatig kan worden. Google kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud van illegale bestanden.

Het filteren en onderdrukken van de automatische aanvulsuggestie zal illegaal downloaden waarschijnlijk niet voorkomen, omdat downloaden het gevolg is van een vrijwillige handeling van de internetgebruiker. Ondanks onderdrukken van suggestie blijft de litigeuze inhoud toegankelijk. Verzoek tot filtering wordt afgewezen.

Considérant que la suggestion de ces sites ne constitue pas en elle-même une atteinte au droit d'auteur dès lors que d'une part les fichiers figurant sur ces sites ne sont pas tous nécessairement destinés à procéder à des téléchargements illégaux ;  qu'en effet, l'échange  de fichiers  contenant  des  oeuvres protégées notamment musicales sans autorisation ne rend pas ces sites en eux-mêmes illicites ; que c'est l'utilisation qui en est faite par ceux qui y déposent des fichiers et les  utilisent qui  peut  devenir illicite ;  que, d'autre part,  la suggestion automatique de ces sites ne peut générer une atteinte à un droit d'auteur ou à un droit voisin  que si  l'internaute  se rend sur le site suggéré et  télécharge un phonogramme protégé  et figurant en fichier  sur ces sites  ; que les  sociétés GOOGLE ne peuvent être tenues pour responsables du contenu éventuellement illicite des fichiers échangés figurant sur les sites incriminés ni des actes des internautes recourant au moteur de recherche ; que le téléchargement de tels fichiers suppose un acte volontaire de l'internaute dont les sociétés GOOGLE ne peuvent être déclarées responsables;

Considérant de plus que le fait que les sociétés GOOGLE aient procédé à une opération de filtrage des suggestions ne signifie pas qu'elles ont acquiescé à la demande et reconnu leur responsabilité ; que la suppression des termes « torrent », « rapidshare » et « mageupload » rend simplement moins facile la recherches de ces sites pour les internautes qui  ne les  connaîtraient pas  encore ; qu'elle  n'empêche pas  ceux qui les  connaissent de les  trouver en tapant directement leur nom sur le moteur de recherche ;qu'en tout état de cause, ce filtrage et cette suppression de la suggestion n'est pas de nature à empêcher le téléchargement illégal de phonogrammes ou d'oeuvres protégées par le SNEP dès  lors qu'un tel téléchargement résulte d'un acte volontaire et  réfléchi de l'internaute ; qu'en effet, le contenu litigieux reste accessible en dépit de la suppression de la suggestion ;

Considérant qu'en conséquence,  il n'y a pas lieu d'examiner la demande  de suppression ou d'interdiction sollicitée par le SNEP dès lors que l'atteinte à un droit d'auteur ou un droit voisin  occasionné par  le contenu  d'un service de communication au public en ligne n'est pas démontré. 

Lees de uitspraak hier (pdf).

Eerdere beslissing: Ordonnance  du 10 Septembre 2010 -Tribunal de Grande Instance de PARIS - RG n° 10/53985 [redactie ontvangt graag deze uitspraak]

IEF 9638

Vzr. Rechtbank Arnhem 13 april 2011, LJN BQ3855 (eisers tegen ECHOBOOMERS B.V.)

Gemeenschappelijk auteursrecht - beheer anders overeengekomen

Auteursrecht. Contractueel gemeenschappelijk auteursrecht. Software-ontwikkeling (PlanDrive) voor rijscholen.  Ontbinding van samenwerkingsovk en vordering broncode.

Gemeenschappelijk beheer, conform 3:170 lid 2 jo. 3:168 lid 1 BW, tenzij anders overeengekomen. Samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat het vrijstaat het product al niet niet zelfstandig te verveelvoudigen, aan te passen, uit te geven en exploiteren. Verplichting ter beschikking stellen van broncode. Broncode moet door ECHOBOOMERS worden afgegeven aan [eisers]. Samenhang vanDatabase behoeft niet te worden afgegeven: vordering onvoldoende geconcretiseerd. Portretrecht succesvol ingeroepen tegen gebruik van beeltenissen van eiser en familieleden.

4.8.  Derhalve volgt uit de artikelen 6 en 9 van de samenwerkingsovereenkomst, in onderling verband en samenhang gelezen, dat het in artikel 6 van de samenwerkings-overeenkomst geregelde zelfstandig recht van ieder der partijen om de generieke software PlanDrive te verveelvoudigen, aan te passen, uit te geven en te exploiteren, zich ook uitstrekt over de rechtsverhouding tussen partijen na de beëindiging van die samenwerkings¬overeenkomst. Aangenomen moet daarom worden dat beide partijen thans ieder zelfstandig gebruik maken van de in artikel 6 van de samenwerkings¬overeenkomst aan hen toegekende rechten. Het verweer van Echoboomers dat Rijschool [eiser sub 1] c.s. geen belang heeft bij de afgifte van de broncode van de generieke software PlanDrive, omdat voor iedere exploitatiehandeling Rijschool [eiser sub 1] c.s. toestemming nodig heeft van Echoboomers, die Echoboomers niet verleent, faalt dan ook.

4.19.  Echoboomers heeft toegezegd het promotiemateriaal van PlanDrive met de beeltenissen van [eiser sub 1] en zijn familieleden niet meer te gebruiken. Nu Echoboomers zich niet verzet tegen deze vordering, zal deze vordering voor de zekerheid op grond van het portretrecht van [eiser sub 1] en zijn familieleden worden toegewezen.

Lees de uitspraak hier (link en pdf)

Artikel 6 – Intellectueel eigendom
Alle rechten van Intellectueel en Industrieel eigendom die betrekking hebben op de producten (het product) berusten bij alle partijen van deze samenwerkingsovereenkomst. Deze rechten zijn niet-exclusief en overdraagbaar aan derden. Het staat zowel Youngdog BV als Rijschool [eiser sub 1] vrij de producten (het product) al dan niet zelfstandig te verveelvoudigen, aan te passen, uit te geven en te exploiteren. Hiermee vervalt het artikel “Intellectueel en industrieel eigendom” in de overeenkomst tussen Youngdog BV en Rijschool [eiser sub 1], d.d. 6 mei 2008, volledig.

Artikel 8 – Wijze besteding winst (inkomsten)
Een partij dient voor een exclusief (wereldwijde) exploitatierecht van een product (de producten) een afdracht doen plaatsvinden aan het samenwerkingsverband van 25% van de netto-inkomsten van de verkoop van een product (de producten); (…)

Artikel 9 – Looptijd van de overeenkomst en ontbinding
De overeenkomst is van kracht gedurende de looptijd van het project en wordt daarna stilzwijgend verlengd, totdat een van de partijen de overeenkomst beëindigt. Beëindiging kan tussentijds, met onmiddellijke ingang, zonder dat rechterlijke tussenkomst is vereist en zonder dat de ontbindende partij ter zake tot enige vorm van schadevergoeding aan de andere partijen gehouden is, geheel of gedeeltelijk ontbonden worden. Bij beëindiging van de overeenkomst zal Youngdog BV binnen 7 dagen de broncode van de meest recente versie van de producten (het product) aan de samenwerkingspartners leveren.

IEF 9595

Hof 's-Gravenhage 26 april 2011, zaaknr. 200.004.981.01 rolnr. KG ZA 07-1306 (M.J.F.L. van Daelen-Bazelmans h.o.d.n. IDMC tegen Bureau voor Free Publicity c.s.)

Titellijst komt geen auteursrecht toe

Met dank aan Kees Berendsen, CroonDavidovich Voor verzorging van publicaties niet-commerciële voorlichtingsartikelen van overheidsinstellingen in huis-aan-huiskranten met landelijke dekking. Inbreuk auteursrecht voor werkwijze voor het publiceren van z.g. artikelstoppers (red. ter opvulling van lege plekken in kranten). onrechtmatige handeling; oneerlijke concurrentie en/of slaafse nabootsing. Databankrecht. Ook een (doorgehaald) octrooiregistratie aangehaald, maar niet ingeroepen (werkwijze hier uitgelegd).

Titellijst komt geen auteursrecht toe; slechts één combinatie van titels mogelijk voor een landelijke dekking, geen creatieve/subjectieve keuzes (r.o. 8). Niet aannemelijk geworden dat er sprake is van gebruik.

7. Ook als Free Publicity titellijsten zou gebruiken die ((groten)deels) gelijk zouden zijn aan een door IDMC gepubliceerde titellijst, is voorhands niet aannemelijk geworden dat zij inbreukmakend gebruik van een titellijst van IDMC heeft gemaakt om de volgende redenen.

9. (...) niet aannemelijk geworden dat Free Publicity een titellijst heeft opgevraagd of hergebruikt dan wel sprake is van ontlening. Nu partijen dezelfde deinsten aanbieden, ligt voor de hand dat zij voor het plaatsen van artikelen/advertenties in ieder geval deels gebruikmaken van dezelfde huis-aan-huiskrranten en is die omstandigheid onvoldoende om aan te nemen dat Free Publicity lijsten van IDMC heeft ovegenomen. (...) Voor het overige worden in de notitie en de verklaring geen concrete voorbeelden gegeven waaruit zou zijn af te leiden dat een titellijst van IDMC is  overgenomen. Ook in de processtuken van IDMC worden geen concrete voorbeelden gegeven. IDMC spreekt over ongebruikelijke combinaties en wisselende verzameliingen van uitgaven, die niet aan de INP-norm voldoen, maar zijn opgenomen om slaafse nabootsing aan het licht te brengen, zonder deze te concretiseren. In eerste aanleg noemt zij negen " sluik- of schuiladressen" zonder dat duidelijk wordt wat zij daarmee bedoelt.

Lees de uitspraak hier (pdf - let op: 3,6 Mb)

IEF 9415

Voornemens vragen te stellen

Gerechtshof ’s-Gravenhage 15 februari 2011, LJN BP7083, HA ZA 08-300, Innoweb B.V. tegen Wegener ICT Media B.V. c.s.  (met dank aan Joris van Manen, Hoyng Monegier).

Databankenrecht. Hoger beroep gaspedaal.nl-zaak (zie: Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 februari 2009, IEF 7570), waarin de rechtbank oordeelde dat de dedicated meta search engine van Gaspedaal.nl inbreuk maakt op het databankrecht van AutoTrack.nl, een website met advertenties voor te koop aangeboden auto’s. Eerst even kort, met alleen de vragen van uitleg die het hof voornemens is te stellen aan Hof van Justitie EU:

1. Moet artikel 7 lid 1 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat sprake is van hergebruik (ter beschikking stelling) van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van een via een website aangeboden (on line) databank door een derde indien die derde aan het publiek de mogelijkheid biedt via een door hem aangeboden zoekmachine de volledige databank of een substantieel deel daarvan "realtime" te doorzoeken, door een zoekopdracht van een gebruiker "door te voeren" naar het zoekmechanisme van de website waarop de databank wordt aangeboden?

2. Zo nee, is dit anders indien die derde na terugontvangst van de resultaten van de zoekopdracht aan elke gebruiker een zeer klein deel van de inhoud van de databank zendt of toont op en in de opmaak van zijn eigen website?

3. Is het voor de beantwoording van vraag 2 van belang dat die derde deze handelingen voortdurend verricht en in totaal dagelijks honderden duizenden gegevens aan verschillende gebruikers ter beschikking stelt?

4. Moet artikel 7, lid 5 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat niet toegestaan is het herhaaldelijk en systematisch hergebruiken van niet-substantiële delen van de inhoud van de databank, in strijd met de normale exploitatie of waardoor ongerechtvaardigde schade wordt toegebracht aan de rechtmatige belangen van de fabrikant van de databank of is daarvoor voldoende dat sprake is van herhaaldelijk of systematisch hergebruiken?

5. Indien vereist is dat sprake is van herhaaldelijk en systematisch hergebruiken, wat is de betekenis van systematisch? Is daarvan sprake als het hergebruiken via een geautomatiseerd systeem gebeurt?

6. Moet artikel 7, lid 5 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat het daarin neergelegde verbod niet geldt indien door het cumulatief effect van het herhaald en systematisch hergebruiken van niet-substantiële delen een zeer grote hoeveelheid gegevens uit een door het recht sui generis beschermde databank aan het publiek ter beschikking wordt gesteld, maar niet vaststaat om welke gegevens het gaat en evenmin vaststaat dat het steeds om verschillende gegevens gaat?

7. Is bij de beantwoording van vraag 6 van belang dat niet km worden uitgesloten dat ten minste een substantieel deel ven de inhoud van de databank aan hat publiek ter beschikking wordt gesteld of dat dreigt te gebeuren?

8. Moet artikel 7, lid 5, van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat het daarin neergelegde verbod niet geldt indien herhaaldelijk aan afzonderlijke leden van het publiek slechts niet-substantiële delen van de inhoud van do databank ter beschikking worden gesteld?

9. Zo Ja, geldt dit ook als door het cumulatief effect van het herhaald hergebruiken van die niet-substantiële delen een zeer grote hoeveelheid gegevens uit een door het recht sui generis beschermde databank ter beschikking wordt gesteld van die afzonderlijke leden van het publiek tezamen?

10. Moet artlkel7, lid 5 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat, in geval sprake is van gedragingen waarvoor geen toestemming is gegeven en die ertoe strekken om door het cumulatief effect van het hergebruik, de gehele inhoud of een substantieel deel van de inhoud van een beschermde databank ter beschikking te stellen van liet publiek, voldaan is aan de vereisten van dit artikel of moet ook nog worden gesteld en bewezen dat deze handelingen in strijd zijn met de normale exploitatie van de databank of ongerechtvaardigde schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de producent van de databank?

11. Wordt verondersteld dat ernstige schade wordt toegebracht aan de investering van de samensteller van de databank indien sprake is van voormelde gedragingen?

12. Moet artikel 8 lid 2 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat daarmee hetzelfde is bedoeld als met artikel 7, lid 5 de richtlijn?

13. Zo neen, welke uitleg moet dan aan artikel 8, lid 2 van de richtlijn worden gegeven?

14. Moet richtlijn 2004/48/EGvan het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (Handhavingsrichtlijn), meer In het bijzonder artikel 14 daarvan, aldus worden uitgelegd dat zij ook van toepassing is bij een vordering op grond van artikel 8, lid 2 van de (databanken)richtlijn?

Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de voorgenomen vragen 1 tot en met 14 aan het Hof van Justitie EU.

Lees het arrest hier en opgeschoond: hier (link en pdf).

IEF 9046

Ten behoeve van kunstmatige inseminatie

Vzr. Rechtbank Groningen, 28 juni 2010, LJN: BN3900, De Stichting Donorkind (Amsterdam) tegen De Stichting Donorkind (Groningen) c.s.

Auteursrecht. Auteursrechtelijke aspecten van hetgeen een vrijwilliger in die hoedanigheid produceert. Databankrecht. Recht op (domein)naam. Donorkind Amsterdam, Donorkind Groningen en [A] richten zich alle op de behartiging van de belangen van mannen die hun sperma op enig moment ten behoeve van kunstmatige inseminatie hebben afgestaan en de belangen van de door middel van kunstmatige inseminatie verwekte personen. Voormalige vrijwilliger van Donorkind Amsterdam richt Donorkind Groningen op en neemt daartoe diverse zaken van Donorkind Amsterdam mee. Auteurs- en databankrecht komt toe aan Donorkind Amsterdam, veroordeling tot aanpassing van naam, statutaire naam, domeinnaam et cetera, overdracht volledige databank aan Donorkind Amsterdam.

Website: 5.7.  Echter, ingevolge artikel 8 Auteurswet wordt een stichting die een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker er van te vermelden, als de maker van dat werk wordt aangemerkt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de website van Donorkind Amsterdam vermeld is dat het auteursrecht van de inhoud van die website bij Donorkind Amsterdam berust.
Nu daarin verder geen natuurlijk persoon, bijvoorbeeld [A], is vermeld als maker, is Donorkind Amsterdam aan te merken als de maker van hetgeen op de website is vermeld, zodat de auteursrechtelijke bescherming ter zake toekomt aan Donorkind Amsterdam en niet aan [A].

Databestanden: 5.9.  (…) ook indien moet worden aangenomen dat [A] alle werkzaamheden ter zake heeft verricht en kosten daarvan heeft gedragen, neemt dat niet weg dat hij één en ander op dat moment heeft gedaan ten behoeve van Donorkind Amsterdam en dat hij op die grond geen rechten kan doen gelden op de aan Donorkind Amsterdam toebehorende databestanden.

(…) 5.11.  Voorshands is verder voldoende aannemelijk geworden dat de databestanden zijn verzameld onder verantwoordelijkheid van Donorkind Amsterdam en dat deze als rechtspersoon daarvan het investeringrisico en aansprakelijkheidsrisico draagt. Ook uit hoofde van het databankenrecht kan [A] dan ook geen rechten doen gelden op de ten behoeve van de Donorkind Amsterdam geproduceerde databestanden. (…)

(Domein)naam:  5.12.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in casu sprake van een zodanig geringe afwijking tussen de door de door Donorkind Amsterdam en Donorkind Groningen en [A] publiekelijk gebruikte namen, dat bij het relevante publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat beide stichtingen grotendeels dezelfde activiteiten verrichten en zich richten tot hetzelfde publiek.

5.13.  Bovendien is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat door het gebruik
van een vrijwel identieke naam door Donorkind Groningen en [A] niet denkbeeldig is dat de naam van Donorkind Amsterdam verwatert en haar aantrekkingskracht vermindert.

5.14.  In de gegeven omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat Donorkind Groningen en [A] door het gebruik van de naam “Donorkind Groningen” onrechtmatig jegens Donorkind Amsterdam handelt, waar vaststaat dat Donorkind Amsterdam haar naam eerder voerde dan Donorkind Groningen en [A].Dat de registratie bij de SIDN van de desbetreffende domeinnaam op naam van [A] heeft plaatsgevonden danwel dat [A] de kosten daarvan heeft gedragen, doet daaraan niet af. Nog daargelaten dat Donorkind Amsterdam heeft gesteld dat [A] deze kosten vergoed kreeg.

(…)

7.1.  veroordeelt Donorkind Groningen en [A] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis:
a. haar naam, statutaire naam, domeinnaam en iedere naam waarmee
Donorkind Groningen zich digitaal of anderszins naar buiten presenteert aan te passen
zodanig dat daarin de namen Donorkind en/of Donorkinderen en/of afgeleiden daarvan niet meer voorkomen;
b. over te dragen aan Donorkind Amsterdam de (fysieke) website met de daarbij behorende lay-out en alle onderliggende programmatuur, alsmede de domeinnamen www.donorkind.nl en/of www.donorkinderen.nl en/of afgeleiden daarvan met bevel om het gebruik van deze domeinnamen of afgeleiden daarvan en het gebruik van de Hyves-pagina met URL Donorkind.Hyves.nl of afgeleiden daarvan en/of het gebruik van e-mailadressen met deze namen en/of afgeleiden daarvan te staken en gestaakt te houden;
c. aan Donorkind Amsterdam over te dragen de volledige databank bevattende alle tot heden
bijgewerkte gegevens en actuele bestanden van KID-kinderen en KID-donoren en andere daarmee samenhangende bestanden met de uitdrukkelijke toezegging dat na deugdelijke overdracht van deze databank Donorkind Amsterdam zal beschikken over het enige en unieke exemplaar van deze databank en met bevel aan Donorkind Groningen en [A] om de gegevens uit deze databank niet meer te gebruiken;
d. aan Donorkind Amsterdam een lijst te verstrekken bevattende de volledige (digitale)
gegevens van alle derden die door Donorkind Groningen sedert haar oprichting zijn aangeschreven met bevel aan Donorkind Groningen en [A] om aan al deze derden digitaal danwel fysiek een brief te sturen, waarvan de tekst in onderling overleg zal moeten worden opgesteld en welke brief kort gezegd openheid van zaken zal moeten geven omtrent de situatie rond de beide stichtingen, de rechten op domeinnamen, statutaire en andere namen en bestanden;
e. aan Donorkind Amsterdam terug te geven het volledige e-mailbestand betreffende
correspondentie extern aan en van derden en intern aan en van bestuursleden
en medewerkers van Donorkind Amsterdam;

7.2.  verbiedt Donorkind Groningen en [A] om – anders dan ter voldoening aan het bepaalde in 7.1. onder d. – na betekening van dit kort geding vonnis:
a. op initiatief van Donorkind Groningen en/of [A] communicatie te hebben met personen die geregistreerd staan in de databank van Donorkind Amsterdam;
b. iedere vorm van communicatie te hebben met derden uit naam van Stichting Donorkind of een daarop gelijkende en bij het publiek verwarringwekkende naam en/of in de huisstijl en/of middels gebruikmaking van het logo van Donorkind Amsterdam.

Lees het vonnis hier.

IEF 9013

Vluchtgegevens

Rechtbank Utrecht, 28 juli 2010, LJN: BN2268, Ryanair Limited tegen PR Aviation B.V.

Auteursrecht. Databankenrecht. Samenloop databankenrecht en geschriftenbescherming. Wegelo exploiteert websites waarop consumenten vluchtgegevens kunnen zoeken en prijzen vergelijken kunnen van vluchten van zogenaamde ‘lage kosten luchtvaartmaatschappijen’, waaronder Ryanair. Het beroep van Ryanair op bescherming van haar vluchtgegevens als databank wordt afgewezen: Onduidelijk of is voldaan is aan het vereiste van een ‘substantiële investering.’ Wel inbreuk op de auteursrecht (geschriftenbescherming) van Ryanair met betrekking tot deze vluchtgegevens (een ‘eenvoudige herhaling’ van de gegevens is afdoende) . Ryanair maakt geen misbruik van haar machtspositie door een verbod op het gebruik van haar vluchtgegevens te eisen. Wegolo mag de vluchtgegevens wel blijven gebruiken voor haar prijsvergelijkingssysteem. 

Databankenrecht: 4.26.  De conclusie van het voorgaande is dat Ryanair haar stelling dat sprake is van een substantiële investering in de zin van de Databankenrichtlijn en de Databankenwet onvoldoende heeft onderbouwd. Van haar mocht - in het licht van de hiervoor genoemde arresten van het Hof van Justitie - worden verwacht dat zij bij het opvoeren en onderbouwen van de door haar verrichte investeringen onderscheid maakte:
-  tussen investeringen die betrekking hadden op het creëren van de gegevens (en de controle daarvan in de fase van het creëren) en investeringen die betrekking hebben op het verkrijgen en opnemen van deze gegevens in de databank en het toetsen van deze gegevens aan het bestaande vluchtsysteem;
-  tussen investeringen die zijn gedaan om de databank gegevens te kunnen laten verwerken en investeringen die betrekking hebben op de communicatie met het publiek en het boeken van vluchten;
-  tussen investeringen die betrekking hebben op haar gewone bedrijfsvoering en investeringen in haar gegevensverzameling.
De omschrijvingen van de door haar opgevoerde posten en de gegeven onderbouwing daarvan duiden, zoals hiervoor reeds is overwogen, op vermenging van deze te onderscheiden investeringen.
Dit betekent dat de rechtbank niet in staat is om te beoordelen of, na eliminatie van de kosten die niet onder het begrip ‘investering’ als hiervoor bedoeld vallen, een voldoende substantiële investering in het verkrijgen, controleren en presenteren van de gegevens in de databank resteert om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat voldaan is aan het vereiste van een ‘substantiële investering’ in de zin van de Databankenrichtlijn en de Databankenwet. Deze omstandigheid dient - nu de stelplicht op dit punt op Ryanair rust -voor rekening van Ryanair te komen. De vordering zal dan ook - voor zover deze op de primaire grondslag is gebaseerd - als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.

Auteursrecht: 4.32.  Uit de geciteerde overwegingen uit de wetsgeschiedenis blijkt ondubbelzinnig dat het de bedoeling van de wetgever was om voor gegevens(-verzamelingen) die niet onder de databank definitie vallen en databanken waarbij geen sprake was van substantiële investering, de geschriftenbescherming te handhaven.

4.43.  Door per zoekopdracht alle onder 4.39 bedoelde gegevens uit de gegevensverzameling te halen en aan de klant te presenteren is bij elke zoekopdracht sprake van een eenvoudige herhaling van de gegevensverzameling. De omstandigheid dat telkens alleen de gegevens van één vlucht van Ryanair worden opgevraagd, maakt dat niet anders. Zoals gezegd is overname van de volledige gegevensverzameling niet vereist voor het bestaan van een auteursrechtelijk verboden inbreuk daarop, maar alleen ‘eenvoudige herhaling’ van de gegevens. Bij gebreke van een voldoende onderbouwde stelling als bedoeld onder 4.42 dienen de door PR Aviation uit de gegevensverzameling per vlucht overgenomen gegevens aangemerkt te worden als een eenvoudige herhaling van die gegevens.

4.44.  Voor zover PR Aviation het standpunt inneemt dat door een andere rangschikking van de gegevens en toevoeging van een door haarzelf gehanteerde totaalprijs geen sprake meer is van een eenvoudige herhaling, volgt de rechtbank haar daarin niet. Die wijzigingen of toevoegingen dienen te gelden als ‘wijzigingen van minder ingrijpende aard’ in de zin van de jurisprudentie van de Hoge Raad.

4.45.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat PR Aviation met het overnemen van gegevens uit de gegevensverzameling van Ryanair in het kader van de uitvoering van een zoekopdracht voor haar klanten inbreuk maakt op de aan Ryanair toekomende geschriftenbescherming en daarmee op het aan haar toekomende auteursrecht ex artikel 10 lid 1 Auteurswet. Voor zover de vorderingen op deze grondslag zijn gebaseerd, zijn zij dan ook in beginsel toewijsbaar.

4.62.  Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen om zich te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van Ryanair toewijsbaar is, evenwel met dien verstande dat de veroordeling niet geldt - zoals volgt uit het in de loop van deze procedure ingenomen standpunt van Ryanair - voor het commerciële gebruik dat te maken heeft met het uitvoeren van prijsvergelijking.

Lees het vonnis hier, een commentaar hierop IEF 9024.