Auteursrecht  

IEF 8049

De kleine waarheid

Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 juli 2009, HA ZA 06-711, De Acteur tegen Bridge Rights B.V.

Acteursrecht. Billijke vergoeding auteursrecht en naburige rechten.  Eiser, de begin dit jaar overleden acteur Wil van Selst, heeft een rol gehad (als Jan Griffioen) in de televisieserie De Kleine Waarheid, uitgezonden vanaf december 1970 en in 2005 op DVD uitgebracht door gedaagde Bridge. Inzet van deze procedure is de hoogte van een door Bridge aan de Acteur  te betalen billijke vergoeding. De gevorderde vergoeding wordt gematigd tot het bedrag dat oorspronkelijk door gedaagde aan eiser was geboden.

“Aan de grondslag van de betalingsverplichting hebben partijen weinig woorden gewijd. (…) Voorshands gaat de rechtbank ervan uit dat partijen het oog hebben op de Wet op de naburige rechten (Wnr) en gelet op de daarin onder artikel 4 opgenomen verwijzing naar het filmrechtregime van de Auteurswet (Aw), de artikelen 45a tot en met 45g Aw, met name de onder 45d Aw bedoelde billijke vergoeding.”

4.7. De Acteur wil zich vergelijken met een acteur met een hoofdrol. Naar oordeel van de rechtbank is dat niet juist. Een acteur die in niet meer dan 2 van 26 afleveringen optreedt kan in de serie als geheel niet als een hoofdrolspeler worden aangemerkt. Wellicht was de bijdrage van de Acteur in de bedoelde twee afleveringen aanzienlijk, hij stelt 50 minuten aan het woord te zijn geweest, maar dat maakt hem in de serie niet tot hoofdrolspeler, zelfs niet tot de speler van een middenrol op welke positie de Acteur zich ter comparitie terugtrok. Nu de acteur overigens niet heeft gesteld waarom zijn rol in De Kleine Waarheid als een hoofdrol of middenrol moet worden aangemerkt en daarnaast weinig heeft gesteld omtrent de omvang van zijn rol in Hamelen, bieden de door de Acteur voor Hamelen ontvangen betalingen onvoldoende aanwijzing voor de “marktwaarde” van de Acteur.

4.8. Ter onderbouwing van haar uitgangspunt sub f heeft Bridge een overzicht van door Bridge betaalde vergoedingen voor het uitbrengen op DVD van de series Q&Q, Stille Kracht, Willem van Oranje en Van Oude Mensen overgelegd. De rechtbank ontleent aan dit document dat Bridge onderscheid maakt tussen bijrol, grote rol en hoofdrol, daarnaast onderscheidt Bridge de positie van de auteur/regisseur/uitvoerende producent en de positie van omroep/producent.

(…)

4.10. Naar oordeel van de rechtbank is het passend voor de bepaling van de redelijke vergoeding de markt in aanmerking te nemen. (…) De Acteur heeft niet toegelicht welk gewicht zijn rol in Hamelen was, hij heeft geen informatie verschaft omtrent de omvang van de cast en de bijdrage van medeacteurs en de door hen ontvangen vergoedingen. Voor de rechtbank blijft over als kenbron van de markt het door Bridge gegeven overzicht.

4.11. Door de Acteur is dit overzicht bestreden omdat het afkomstig is van slechts één speler op de markt. De rechtbank zal zich niettemin richten naar dit overzicht. Het stond De Acteur vrij meer of andere markt gegevens over te leggen, dat heeft hij evenwel nagelaten. Onbestreden is ook dat in de relevante periode Bridge de belangrijkste aanbieder was van televisieseries op dvd.

4.12. Hierboven is al overwogen dat de rol van de Acteur in de gehele serie De Kleine Waarheid moet worden gekwalificeerd als een bijrol. De verstrekte gegevens leren dat de vergoeding voor een bijrol bestaat uit een lumpsum en niet een royalty gerelateerd aan de omvang van de verkoop. De lumpsum voor een bijrol varieert van € 150 tot € 500, waarbij een lager bedrag wordt betaald naarmate het aantal medewerkers groter is. Het aantal medewerkers van de serie De Kleine Waarheid is groot. Naar oordeel van de rechtbank is dan ook een vergoeding van € 250 – zoals door Bridge aangeboden – voor medewerking in een bijrol, als marktconform en bij afwezigheid van andere aanknopingspunten ook als redelijk aan te merken. De rechtbank weegt mee dat hetzelfde bedrag is aangeboden als redelijke vergoeding aan andere acteurs die hebben meegewerkt aan twee, drie of vier afleveringen van de televisieserie De Kleine Waarheid en dat deze andere acteurs dat bedrag hebben geaccepteerd.

4.14. Bij deze stand van zaken kan de Acteur nauwelijks als de in het gelijk gestelde partij worden aangemerkt. De rechtbank acht het passend de kosten van de procedure te compenseren des dat partijen de eigen kosten dragen.

De rechtbank veroordeelt Bridge tot betaling aan de Acteur van € 250, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf 6 juli 2005 tot de dag van algehele voldoening.

Lees het vonnis hier.

IEF 8048

De constatering is juist, maar de conclusie niet

 

IM HoningpotjeGerechtshof ’s-Hertogenbosch, 7 juli 2009, zaaknr. HD 103.003.078, Famille Michaud Apiculteurs S.A. tegen Graham Packaging Company B.V. (met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

Auteursrecht. Eindarrest in de Franse honingpotjeszaak. Hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. Internationaal modeldepot Michaud (afbeelding) nietig voor de Benelux, maar wel inbreuk op het auteursrecht van Michaud.

In het tussenarrest (Hof DB, 14 oktober 2008, IEF 7179, AMI-noot Mireille van Eechoud (IViR) hier) heeft het hof de stelling van Michaud dat Barrault als ontwerper van het honingpotje heeft te gelden voorshands bewezen geacht behoudens tegenbewijs van de kant van Owens en Owens overeenkomstig haar bewijsaanbod tot dit tegenbewijs toegelaten:

10.7 Volgens Owens blijkt uit dit arrest [Cour de appel de Rion – IEF] dat er in Frankrijk geen auteursrecht op het honingpotje was en is, zodat Barrault ook geen auteursrecht kon overdragen en Michaud geen auteursrecht overgedragen kan krijgen, Naar het oordeel van het hof is de constatering van Owens dat dit arrest inhoudt dat er in Frankrijk geen auteursrecht op het honingpotje rust juist, maar is de conclusie die zij daaraan verbindt niet juist.

10.8 Onderscheiden dienen te worden het bestaan van het auteursrecht en de overdracht ervan. Zoals in het tussenarrest van 14 oktober 2008 overwogen dient de vraag of in Nederland voor het honingpotje een beroep kan worden gedaan op de door de Auteurswet toegekende bescherming, naar Nederlands recht beantwoord te worden (r.o. 7.8) . Beoordeeld naar Nederlands recht komt het honingpotje in beginsel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking (r.o. 7.21). Hieraan doet het arrest van het Cour d'appel de Riom niet af, omdat daarin de vraag naar Frans recht wordt beantwoord. De vraag of het auteursrecht van Barrault is overgegaan naar Michaud dient naar Frans recht beoordeeld te worden; deze vraag is in het tussenarrest van 1 4 oktober 2008 bevestigend beantwoord (r.o. 7.22). Gesteld noch gebleken is dat de door het hof aangenomen overdracht beperkt was tot rechten in Frankrijk en niet mede rechten elders, met name in Nederland, omvatte . Ook hieraan doet het arrest van het Cour d'appel de Riom niet af, omdat daaromtrent in dat arrest niets is bepaald. Aan dat arrest kunnen derhalve niet de consequenties worden verbonden die Owens eraan verbonden wil zien. Kort gezegd: voor Frankrijk viel er (kennelijk) niets over te dragen, voor Nederland wel.

10.11 Het vorenstaande betekent dat Michaud zich tegenover Owens kan beroepen op het auteursrecht op het honingpotje. Wat de beoordeling van het oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van h e t honingpotje van Michaud betreft heeft het hof in het tussenarrest van 14 oktober 2008 verwezen naar het rapport van prof. Jacobs. (r.o. 7.20) . Hierin is de karakteristieke vorm, bezien van onder naar boven, als volgt omschreven: (…).” Naar het oordeel van het hof is hiermee een adequate omschrijving gegeven van de auteursrechtelijk beschermde trekken van het honingpotje, welke omschrijving aansluit bij de overige door Michaud overgelegde producties met betrekking tot de vormgeving van het honingpotje. Hetgeen van de kant van Owens hierover naar voren is gebracht doet hier niet aan af. Voor het hof vormt deze omschrijving het uitgangspunt bij de beantwoording van de vraag of Owens met de door haar op de markt gebrachte houders inbreuk maakt op het auteursrecht van Michaud.

10.12 Hiervan uitgaande wordt deze vraag bevestigend beantwoord, Zowel de doorzichtige houders als de gele PET-fles van Owens, afgebeeld in het  vonnis waarvan beroep onder 3.3.g en h, bieden een totaalindruk die geheel overeenstemt met die van het honingpotje van Michaud (zonder de Eaton-dop die buiten het auteursrecht van Michaud valt ) . Dat ligt ook voor de hand aangezien de uitvoering ven de houders die Owens produceert voortvloeit uit het honingpotje van Michaud. Die totaalindruk is niet afhankelijk van het formaat of de inhoud van de houder/het honingpotje. Zoals het hof bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft kunnen vaststellen geldt in alle gevallen dat de totaalindrukken overeenstemmen, waarbij de verschillen die het gevolg zijn van het verschil in formaat van ondergeschikte betekenis zijn en in ieder geval niet afdoen aan de overeenstemmende totaalindruk. Hetzelfde geldt voor de overige door Owens aangevoerde detailverschillen.

10.13 De slotsom is dat Owens met haar houders inbreuk maakt op het aan Michaud toekomende auteursrecht op het honingpotje.

Lees het arrest hier

IEF 8045

A Digital Europe

Speech Viviane Reding EU Commissioner for Telecoms and Media Digital Europe – Europe's Fast Track to Economic Recovery The Ludwig Erhard Lecture 2009 Lisbon Council, Brussels, 9 July 2009

"If we do not, very quickly, make it easier and more consumer-friendly to access digital content, we could lose a whole generation as supporters of artistic creation and legal use of digital services. Economically, socially, and culturally, this would be a tragedy. It will therefore be my key priority to work, in cooperation with other Commissioners, on a simple, consumer-friendly legal framework for accessing digital content in Europe's single market, while ensuring at the same time fair remuneration of creators. Digital Europe can only be built with content creators on board; and with the generation of digital natives as interested users and innovative consumers. I will give you two examples of what Europe could do concretely for this:

− First of all, we could facilitate the licensing of intellectual property rights for online services covering the territory of all 27 EU Member States (...) - Second example: We should create a modern set of European rules that encourage the digitisation of books (...) if we do not reform our European copyright rules on orphan works and libraries swiftly, digitisation and the development of attractive content offers will not take place in Europe, but on the other side of the Atlantic."

Lees de hele speech hier.

IEF 8031

De voorwaarden vormen een ‘andersluidend beding’

Rechtbank Arnhem, 25 juni 2009, KG ZA 09-348, Van der Leest, hodn. Art-i-shock, tegen D.P. Factory B.V.

Auteursrecht. In opdracht / onder leiding en toezicht. Voorwaarden zijn doorslaggevend. Ontwerpster van serie knuffelbeestjes, Bosom Friends beroept zich succesvol op het aan haar toekomende auteursrecht, na bij de Kruidvat en Wibra (andere, nieuwe) Bosom Friends producten te hebben aangetroffen, afkomstig  van haar opdrachtgever. Opdrachtgever D.P. Factory betwist het makerschap en beroept zich o.a. op art. 3.29 jo. 3.8 BVIE, de Electrolux/Voortman constructie. De vorderingen van eiser worden grotendeels toegewezen.  Afbeeldingen in het vonnis. Een samenvatting in citaten:

Auteursrechthebbende: 4.4. Uit de door partijen overgelegde producties en het ter zitting verhandelde is gebleken dat zowel Van der Leest als Kroesbergen [D.P. Factory – IEF] creatieve personen zijn, beiden vol met ideeën op het gebied van, onder meer, hobby-, knutsel- en ‘fun’ producten voor kinderen. Vooral uit de overgelegde mailcorrespondentie blijkt dat ze een tijd intensief hebben samengewerkt en elkaar inspireerden.

4.5. In de stellingen van Van der Leest ligt ook besloten dat zij zich erop beroept dat zij met D.P. Factory is overééngekomen dat het auteursrecht van de drie gehaakte beestjes bij haar ligt. Voor de beantwoording van de vraag wie in het onderhavige geval als maker van de genoemde werken moet worden beschouwd, zijn in dit geval de door Van der Leest gehanteerde voorwaarden [uit een voorbeeld licentieovereenkomst van de BNO - IEF] in de opdrachtbevestiging zoals hierboven onder 2.7 geciteerd van doorslaggevend belang (hierna: de voorwaarden):

De ontwerper, Brenda van der Leest, verleent hierbij toestemming aan de opdrachtgever tot gebruik van deze ontwerpen voor 14 producten, te noemen (…) 3 gehaakte beestjes (…).

De opdrachtgever zal, zonder toestemming van de ontwerper, geen wijzigingen in het ontwerp aanbrengen. De ontwerper kan deze toestemming niet onthouden indien dit in strijd met de redelijkheid zou zijn. De opdrachtgever dient bij een door hem gewenste wijziging de ontwerper als eerste in de gelegenheid te stellen deze uit te voeren. Hiervoor dient een vergoeding te worden betaald, op basis van de gebruikelijk door de ontwerper gehanteerde honorariumtarieven. De eerste zin laat geen andere uitleg toe dan dat Van der Leest als ontwerper en dus als auteursrechthebbende heeft te gelden en dat zij aan D.P. Factory een licentie verstrekt tot het gebruik van haar ontwerpen voor de drie gehaakte beestjes.

4.6. D.P. Factory heeft aangevoerd dat zij niet veel aandacht besteedde aan de voorwaarden. Aangenomen moet echter worden dat D.P. Factory door aanvaarding van de door Van der Leest beschreven ‘opdracht 2’ stilzwijgend akkoord is gegaan met de door Van der Leest opgestelde voorwaarden en dat D.P. Factory dus gebonden is aan die voorwaarden. De voorwaarden vormen een ‘andersluidend beding’ zoals bedoeld in artikel 3.8 lid 2 BVIE. In dat artikel is bepaald dat de opdrachtgever, behoudens andersluidend beding, wordt beschouwd als de ‘ontwerper’ in de zin van het modellenrecht. Er is in dit geval dus geen sprake van ‘opdrachtgeversauteursrecht’, dat krachtens het Electrolux- arrest van het Benelux Gerechtshof (BenGH 22 juni 2007, NJ 2007, 500; Electrolux/SOFAM) en het Hof Amsterdam, 3 februari 2009, LJN BH2939 (Voortman/HS Design) ook van toepassing is op niet-gedeponeerde tekeningen en modellen. De conclusie is dat Van der Leest auteursrechthebbende is op de ontwerpen van drie gehaakte beestjes en de bijbehorende verpakkingen.

Inbreuk: 4.8. Partijen inspireerden elkaar over en weer bij hun gezamenlijke creatieve arbeid. Die wederzijdse inspiratie heeft gevolgen voor de reikwijdte van het auteursrecht dat Van der Leest inroept. D.P. Factory heeft een groot aantal ontwerpen van Kroesbergen overgelegd, waarop figuren te zien zijn met vrolijke gezichten, scheve monden en dicht bij elkaar staande ogen. Deze trekken zijn overgenomen in de drie gehaakte beestjes. Zij vormen in de rechtsverhouding tussen Van der Leest en D.P. Factory niet een element dat meeweegt voor de vraag of D.P. Factory het auteursrecht van Van der Leest heeft geschonden.

4.9. Dat is anders voor de strak gestileerde vorm van de knuffels met een zeer lang en smal lijf, dat aan de onderzijde in een vloeiende lijn doorloopt in voetjes of - naar verhouding – zeer korte poten. Deze vorm is niet terug te vinden in de vele ontwerpen van vóór juni 2006 die door D.P. Factory zijn overgelegd. Dat Kroesbergen haar onder 4.2 getoonde schetstekeningen, gedateerd 17 mei 2006, aan Van der Leest zou hebben getoond vóórdat deze haar ontwerp vervaardigde, is tegenover de uitdrukkelijke betwisting daarvan door Van der Leest onvoldoende aannemelijk geworden. Er bestaan twijfels over de geloofwaardigheid van deze tekeningen als bewijsmateriaal. Zij zijn als producties op voorhand toegestuurd. Zij waren voorzien van de naam “Corien Kroesbergen” en de datum “17 mei 2006”. Ter zitting werden de originelen getoond. Toen bleek dat naam en datum op aparte papiertjes waren geschreven, die op de schetstekeningen waren geplakt. Deze strak gestileerde vorm is dus wel een auteursrechtelijk relevante trek in de rechtsverhouding tussen Van der Leest en D.P. Factory.

4.10. Voor de beantwoording van de vraag of D.P. Factory door de via Kruidvat op de markt gebracht producten in de serie Bosom Friends al dan niet inbreuk maakt in de zin van artikel 13 Aw op het auteursrecht van Van der Leest op de werken zoals getoond onder 2.4 en 2.8 , moet voor elk van deze producten afzonderlijk worden nagegaan of er, met inachtneming van de hiervoor omschreven karakteristieke elementen van de werken, binnen de grenzen van de kinderlijke trend of stijl - die als zodanig niet te beschermen is – sprake is van een overeenstemmende totaalindruk.

(…) 4.13. In elk van de knuffeldieren van D.P. Factory, zoals hierboven nogmaals duidelijk afgebeeld, komt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dezelfde bijzondere, karakteristieke vorm terug die de beesten op de door Van der Leest overgelegde ontwerptekeningen hebben, zoals is omschreven onder 4.1. Dat er korte armpjes zijn toegevoegd en dat de kopjes iets afwijken in die zin dat daar nu ook een hondje, poesje en een beertje bijzitten, maakt dit niet anders. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er bij elk van de knuffeldieren sprake is van een met de ontwerptekeningen van Van der Leest overeenstemmende totaalindruk, omdat de auteursrechtelijke beschermde trekken van de ontwerptekeningen van Van der Leest zijn overgenomen. Elk van de knuffeldieren maakt inbreuk op het auteursrecht van Van der Leest.

4.14. Voor deze producten geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter hetzelfde als voor de knuffels. Alle op deze producten weergegeven beesten hebben – ondanks de ook aanwezige verschillen – dezelfde karakteristieke vorm als is terug te zien in de ontwerptekeningen van Van der Leest. Daardoor is ook hier sprake is van een overeenstemmende totaalindruk. De verschillen, te weten dat de beestjes in dit geval zijn voorzien van een muts of pet en van enkele attributen, maken niet dat de totaalindruk zodanig afwijkt dat er geen sprake meer is van auteursrechtinbreuk.

4.15. Ten aanzien van de vingerpopjes slaagt het verweer van D.P. Factory wel. Het meest karakteristieke element van het ontwerp van Van der Leest, te weten het langgerekte lijf, in een vloeiende lijn uitlopende in de pootjes / voetjes, is in de vingerpopjes niet aanwezig. Daarmee vertonen de vingerpopjes, naast de wel overeenstemmende gezichtjes, zoveel afwijkingen ten opzichte van de ontwerpen van Van der Leest, dat er niet meer kan worden gesproken van een overeenstemmende totaalindruk.

Persoonlijkheidsrechten: 4.16. Van der Leest heeft gesteld dat er sprake is van schending van haar persoonlijkheidsrechten (art. 25 lid 1 Aw). Het beroep op het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking (art. 25 lid 1 sub a en b Aw) faalt, omdat Van der Leest aan D.P. Factory een licentie heeft verleend die aan deze de bevoegdheid geeft de drie gehaakte beestjes openbaar te maken en te verveelvoudigen. Het beroep op het recht zich te verzetten tegen wijziging of verminking van het ontwerp (art. 25 lid 1 sub c en d Aw), gaat ook niet op. De gehaakte beestjes zijn niet door Van der Leest op de markt gebracht. Zij is daarom niet bekend als de ontwerpster van de beestjes. De thans door D.P. Factory op de markt gebrachte knuffels zullen daarom niet worden geassocieerd met Van der Leest. Van nadeel voor de eer en goede naam van Van der Leest zal daarom geen sprake zijn. Het beroep op art. 25 Aw gaat daarom niet op.

4.17. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat D.P. Factory, door zonder toestemming van Van der Leest een aantal nieuwe en enigszins gewijzigde Bosom Friends producten op de markt te brengen, inbreuk maakt op auteursrechten van Van der Leest op de ontwerpen van de 3 gehaakte Bosom Friends en de bijbehorende verpakkingen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8029

De anatomie van de mens (het kind)

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 30 juni 2009, HA ZA 04-3563, Stokke AS c.s. tegen Fikszo B.V. c.s. (met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek).

Auteursrecht. Tripp Trapp-zaak. Boeiend tussenarrest waarin Het Hof Den Haag het eerdere vonnis van de rechtbank vernietigt, het fameuze en veelvuldig becommentarieerde L-vorm & Scandinavische stijl vonnis (Rb ’s-Gravenhage 7 februari 2007, IEF 3423) Kort, in citaten, waarbij overweging 16 bijzondere aandacht verdient:

"16. Het door de Hoge Raad aanvaarde 'totaalindrukken'-criterium geldt, naar wordt aangenomen, alleen voor voorwerpen van toegepaste kunst. Bij werken van literatuur en (zuivere) kunst levert overname van één auteursrechtelijk beschermd element reeds inbreuk op, ook als de totaalindrukken geheel verschillend zijn. Het 'totaalindrukken'-criterium dient om vast te stellen in hoeverre de auteursrechtelijk beschermde trekken van het werk van toegepaste kunst in het beweerdelijk inbreukmakende voorwerp zijn overgenomen en tevens of sprake is van ontlening. Bedacht moet daarbij worden dat de overeenkomst van totaalindrukken iets anders is dan verwarringsgevaar; bij auteursrechtinbreuk is verwarringsgevaar immers geen vereiste.

Verder geldt ook bij toegepaste kunst dat de beantwoording van de vraag of sprake is van auteursrechtinbreuk in hoge mate afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard van het werk. Het gaat in dit geval om een ontwerp dat bekroond is met verschillende prijzen en is opgenomen in de collectie van het Vitra Design Museum. Naar het oordeel van het hof, en anders dan de rechtbank, is dan ook sprake van revolutionair ontwerp met een hoge mate van oorspronkelijkheid en een nieuwe visie op het tot dan toe bestaande concept van een kinderstoel. Daarbij past een ruime beschermingsomvang. In een geval als het onderhavige, waarin in een werk twee auteursrechtelijk beschermde trekken kunnen worden onderscheiden, terwijl voorts moeten worden uitgegaan van een ruime beschermingsomvang, kan niet worden aanvaard dat het overnemen van slechts één van die trekken zou meebrengen dat van auteursrechtinbreuk geen sprake kan zijn."

Lees het arrest hier.

IEF 8028

In een enkel geval zijn 90 seconden wellicht te kort

Kamerstuk 31876, nr. 26, 2e Kamer.Flitsenregeling. (Gepubliceerd na de stemming: amendement aangenomen).

Wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten, 2009-06-29. Amendement Tweede Kamerlid, Martijn van Dam (PvdA) ter vervanging van nr. 21 over het bij uitzondering uitzenden van 180 seconden van wedstrijdbepalende sportelementen

“Aan artikel I, onderdeel DD, artikel 5.4, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Als de wedstrijdbepalende sportmomenten van het evenement samen langer duren dan 90 seconden en de weergave zich beperkt tot die sportmomenten, mogen korte fragmenten bij uitzondering maximaal 180 seconden duren. 

Toelichting: In een enkel geval zijn 90 seconden wellicht te kort om alle wedstrijdbepalende momenten uit een sportevenement weer te geven. Dit amendement maakt het mogelijk dat een algemeen nieuwsprogramma in staat is alle wedstrijdbepalende sportmomenten in beeld te brengen. Men mag in bedoelde bijzondere gevallen de 90 seconden overschrijden met 90 seconden, waardoor een maximum van 180 seconden uitzendtijd ontstaat.
  
De uitzondering op de 90 seconden-regel kan alleen gebruikt worden voor dergelijke wedstrijdbepalende sportmomenten, dus niet om een verkorte samenvatting te geven van een evenement. Vandaar dat de bewijslast voor de noodzaak tot overschrijding van de 90 seconden-regel bij de verzoekende aanbieder ligt. Bovendien geeft de zinsnede 'bij uitzondering' aan dat overschrijding van de 90 seconden slechts kan plaatsvinden in enkele gevallen en dus niet met vaste regelmaat zoals dagelijks of wekelijks. Met dit amendement wordt de vrije nieuwsgaring gewaarborgd, zonder afbreuk te doen aan de bijzondere waarde van eigenaren of exploitanten van uitzendrechten.”

Lees het amendement hier. Eerder bericht hier: IEF 8014.

IEF 8018

Niemand kan immers tot het onmogelijke worden veroordeeld

Gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, 26 mei 2009, LJN: BI6899, Enja Records Matthias Winckelmann GmbH tegen Geïntimeerde.

Afrekening uitgeverijovereenkomst. Voor de liefhebber. Geïntimeerde heeft tot begin 2005 een muziekuitgeverij gedreven onder de naam Bato. Op 7 januari 1995 is tussen partijen een overeenkomst gesloten, waarbij het aan geïntimeerde is toegestaan om artiesten van Enja in Nederland uit te geven. De betreffende overeenkomst is inmiddels beeïndigd. Enja stelt i.c. dat geïntimeerde niet volledig aan haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan en vordert afgifte van Buma/Stemra-afrekeningen en betaling niet-afgedragen vergoedingen.

9.2  (…) Nu aldus vaststaat dat geïntimeerde in de onmogelijkheid verkeert de afrekeningen waarvan afgifte wordt gevorderd daadwerkelijk af te geven, dient deze vordering reeds daarom te worden afgewezen. Niemand kan immers tot het onmogelijke worden veroordeeld, laat staan op straffe van verbeurte van een dwangsom. Het hof laat dan nog daar de beantwoording van de vraag of Enja de onderhavige vordering - in het licht van de betwisting daarvan door geïntimeerde - voldoende heeft onderbouwd.

(…) 16.  Geïntimeerde heeft in de memorie van antwoord erkend dat zij, zoals Enja stelt, over de jaren 2001 en 2002 bedragen van € 6.196,- en € 10.778,85 niet aan Enja heeft afgedragen (memorie van antwoord onder 22). In haar antwoordakte van 21 oktober 2008 stelt geïntimeerde dat het gaat om bedragen van € 7.129,67 en € 8.400,88. Nu echter geïntimeerde onvoldoende onderbouwt waarom zij op haar eerdere gerechtelijke erkentenis kan terugkomen, zal het hof - mede gelet op de stand van de procedure waarin geïntimeerde weer met andere cijfers komt - blijven uitgaan van eerst genoemde bedragen van € 6.196,- en € 10.778,85.

24.  Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 16.974,85.

Lees het vonnis hier.

IEF 8014

Seconden

Kamerstukken. Brief minister OCW (Plasterk), 29 juni 2009, m.b.t. reactie op ingediende amendementen Wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten

“Op dinsdag 23 juni jl. is de stemming over het voorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten uitgesteld. Bij die gelegenheid verzocht het lid Van Dam om een brief met mijn opvattingen over de amendementen die zijn ingediend na het debat dat op 3 juni jl. heeft plaatsgevonden en de consequenties van die amendementen. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.

Amendement nr. 21 van het lid Van Dam regelt dat als de wedstrijdbepalende sportmomenten van een evenement samen langer duren dan 90 seconden en de weergave zich beperkt tot die sportmomenten, korte fragmenten van dat evenement in dagelijks geprogrammeerde algemene nieuwsprogramma’s bij uitzondering maximaal 180 seconden mogen duren.

Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer, op voorwaarde dat het amendement gelezen kan worden zoals hierna uiteengezet. Evenals in het wetsvoorstel het geval is, wordt in het amendement volgens de toelichting daarop met het recht om korte fragmenten (flitsen) te gebruiken in algemene nieuwsprogramma’s, gestreefd naar het waarborgen van de vrije nieuwsgaring zonder afbreuk te doen aan het belang van de exclusieve rechtenhouders. Dit betekent onder meer dat voorkomen moet worden dat dit recht verwordt tot het geven van een verkorte samenvatting.”

Lees de brief hier. Stemmingsuitslagen (gistermiddag) hier.

IEF 8012

Over een vergoeding voor openbaarmaking van programma’s

Kamerstuk 31700 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009,Nr. 202 Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Den Haag, 19 juni 2009.

Hierbij wil ik u informeren over de voortgang ten aanzien van de uitvoering van motie 29800 VIII, nr. 239 van 30 juni 2005 van het voormalig lid Örgü en het lid Van Dam over een vergoeding voor openbaarmaking van programma’s van de publieke omroep via de kabel.
De motie heeft als strekking dat de publieke omroep uit publieke middelen de vergoeding voor openbaarmaking van haar programma’s betaalt en de consument hierdoor niet via de kabeltarieven met extra kosten voor doorgifte en auteursrechten wordt geconfronteerd. In de motie verzoeken de leden de regering om in besprekingen met de Europese Commissie over de rijksomroepbijdrage aan de publieke omroep (de zogenoemde bestaande staatssteunzaak), het standpunt in te nemen dat de “nuloptie” niet kan worden beschouwd als concurrentievervalsing.

Als reactie op deze motie heeft mijn voortgangster, mevrouw van der Laan, de Kamer destijds een brief gezonden. In deze brief van 17 augustus 2005 (kamerstuk 29800 VIII, nr. 255) is het voorlopig standpunt van DG Competitie opgenomen, namelijk dat het niet vragen van een auteursrechtelijke vergoeding door de publieke omroep om twee redenen concurrentievervalsing is. Ten eerste brengt het de commerciële omroepen in een nadelige onderhandelingspositie bij de inning van auteursrechten bij kabelexploitanten. Ten tweede haalt de publieke omroep, door af te zien van een vergoeding voor auteursrechten, niet de maximale opbrengst uit de commerciële exploitatie van publieke programma’s waardoor de noodzaak van publieke financiering is toegenomen. Hierdoor wordt de concurrentie meer vervalst dan nodig is voor de verstrekking van de openbare dienst, aldus DG Mededinging. In de brief aan de Kamer is toegezegd dat de motie bij de onderhandelingen met DG COMP in de lopende bestaande steunzaak aan de orde zal worden gesteld.

Dit is gebeurd. In vervolg op een brief aan DG Mededinging (bijgevoegd) 1), waarin bovengenoemde brief aan de Kamer en de betreffende motie aan DG Mededinging is gezonden, is de inhoud van de motie in de besprekingen over de bestaande steunzaak aan de orde gesteld. De mening van de Kamer, dat van concurrentievervalsing geen sprake kan zijn omdat de publieke omroep verplicht op de kabel moet worden doorgegeven (de “must carry”) en de commerciële omroep op de kabel mag worden doorgegeven, is overgebracht aan DG Mededinging. De eerste mondelinge reactie van DG Mededinging was dat dit voor haar geen reden is om op dit onderdeel van haar voorlopig standpunt terug te komen. Nederland heeft verzocht om deze reactie, met overwegingen, ook op schrift te stellen zodat de Kamer hierover op adequate wijze kan worden geïnformeerd.

Echter de bestaande steunzaak, waarvan zoals aangegeven onderhavig onderwerp een onderdeel vormt, is nog niet afgerond. DG Mededinging heeft nog geen definitief oordeel gegeven. Onderwerp van discussie is nog de systematiek in de Mediawet 2008 ten aanzien van de toetsing door de minister van nieuwe mediadiensten van de publieke omroep. De markttoets maakt onderdeel uit van deze besprekingen. Dat deze zaak nog niet is afgerond heeft ook te maken met de zogenoemde  Omroepmededeling van de Europese Commissie. Deze Mededeling, die thans wordt herzien, vormt het kader van DG Mededinging ten aanzien van staatssteun aan publieke omroepen. Er is inmiddels een tweede concept van een herziene Mededeling gepubliceerd waarover een tweede consultatie heeft plaatsgevonden. Naar mijn informatie staat de definitieve conceptmededeling geagendeerd voor de vergadering van het College van Eurocommissarissen op 2 juli aanstaande.
 
Nederland heeft aan DG Mededinging gevraagd of het niet mogelijk is dat zij,  vooruitlopend op een definitief standpunt van de Europese Commissie in de bestaande steunzaak, een schriftelijke reactie op dit specifieke onderdeel geeft. DG Mededinging heeft hier tot nu toe geen gehoor aan gegeven. Ik zal DG Mededinging nogmaals vragen om een schriftelijke reactie op dit onderdeel, in aanmerking genomen de motie van de Kamer. Zodra ik deze reactie heb ontvangen zal ik uw Kamer daarover informeren, ik hoop komend najaar.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk


1) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

IEF 8006

Een illegale kopie van de filmtitel

Rechtbank Utrecht, 26 juni 2009, LJN: BJ0362, Stichting Indian Film And Music (SIFAM) tegen Surinam Broadcasting Station,

Auteursrecht. Gedaagde maakt inbreuk op het recht van eiseres door aanbieding van een illegale kopie van de Bollywoodfilm "Jai Veeru". 

4.4. Uit het proces-verbaal van constatering van 18 maart 2009 blijkt dat Radio SBS op 18 maart 2009 in het bezit was van een vijftal illegale dvd’s, waaronder de dvd met de filmtitel Jai Veeru. Uit de omstandigheid dat Radio SBS volgens de factuur van 6 mei 2009 naast illegale dvd’s ook legale dvd’s, zoals zij stelt, in haar bezit zou hebben, doet aan voorgaande constatering niet af. Het feit dat de gerechtsdeurwaarder kennelijk niet in het bezit is van een aankoopbon evenmin, temeer nu door Sifam ter zitting is toegelicht dat Radio SBS niet uit eigener beweging een aankoopbon verstrekte. Uitgangspunt is dat van de juistheid van constatering in het proces-verbaal dient te worden uitgegaan. (…)

4.5. Het is voorts onvoldoende aannemelijk dat, zoals Radio SBS stelt, de door de deurwaarder op 18 maart 2009 aangekochte dvd’s zijn betrokken bij een erkende distributeur van KMI, te weten Susha Trading. De factuur van 6 mei 2009, waarop Radio SBS ter onderbouwing hiervan beroept, biedt geen aanwijzing van de juistheid van deze stelling. Uit de factuur van 6 mei 2009 valt niet op te maken dat de levering van de daarop vermelde dvd’s voor of omstreeks 18 maart 2009 heeft plaatsgevonden en bovendien geldt dat alleen de dvd met de filmtitel Jai Veeru ook voorkomt bij de op 18 maart 2009 illegaal aangetroffen dvd’s. Het feit blijft dat er op 18 maart 2009 in ieder geval 5 dvd’s, waarvan 4 bollywoodfilms, zijn aangetroffen die niet afkomstig zijn van KMI of een erkende distributeur van KMI.

4.6. Al het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Radio SBS inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van KMI door een illegale kopie van de filmtitel Jai Veeru in haar winkel aan te bieden. Sifam heeft recht op een verbod. (…).

Lees het vonnis hier.